Tijdelijke regeling inkomensgevolgen overgang IOAW naar Toeslagenwet

Tijdelijke regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 augustus 2006 nr. SV/WV/2006/66857, tot verstrekking van een financiële tegemoetkoming aan alleenstaande gedeeltelijk arbeidsongeschikten met een toeslag op grond van de Toeslagenwet (Tijdelijke regeling inkomensgevolgen overgang IOAW naar Toeslagenwet)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies en de artikelen 30, eerste lid, onderdeel i, en 77 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

b. gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering: uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of meer van deze wetten gezamenlijk, in verband met een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80%.

Artikel 2

Betaling van de tegemoetkoming

1. Het UWV betaalt in september 2006 een tegemoetkoming van € 1176 aan de persoon die op 1 september 2006:

a. 23 jaar of ouder is;

b. recht heeft op een toeslag op grond van artikel 2, derde lid, van de Toeslagenwet;

c. geen recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet; en

d. recht heeft op een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering.

2. Voor de toepassing van andere wetten dan de Kaderwet SZW-subsidies en de Toeslagenwet en de daarop berustende bepalingen, wordt een tegemoetkoming op grond van deze regeling aangemerkt als een toeslag op grond van de Toeslagenwet.

Artikel 3

Financiering

1. De op grond van artikel 2 te betalen tegemoetkomingen en de aan de uitvoering van deze regeling verbonden kosten worden ten laste van het Toeslagenfonds, bedoeld in artikel 31 van de Toeslagenwet, gebracht.

2. Het Rijk voorziet het Toeslagenfonds van de middelen tot dekking van de tegemoetkomingen en kosten, bedoeld in het eerste lid.

3. Hoofdstuk 5, afdeling 3, paragraaf 3, van de Regeling Wfsv is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling inkomensgevolgen overgang IOAW naar Toeslagenwet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 augustus 2005.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Deze regeling betreft een reparatiemaatregel van een niet beoogd effect van artikel 1.10 van de Wet Invoering en financiering Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Met dat artikel werd een vereenvoudiging ingevoerd voor personen die tot 29 december 2005 zowel een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) ontvingen, als een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Sinds 29 december 2005 ontvangen deze personen een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een hogere toeslag. Hierdoor kunnen zij doorgaans bij één loket terecht. De hogere toeslag vult aan tot het bruto sociaal minimum.

Bij alleenstaande gedeeltelijk arbeidsongeschikten leidt dit echter niet tot een inkomen op het netto sociaal minimum door verschillen in het bruto-nettotraject tussen de IOAW en de Toeslagenwet. Hierdoor zouden deze personen alsnog bijstand moeten aanvragen en dus gebruik moeten maken van een tweede loket. Bovendien zullen niet al deze personen in aanmerking komen voor bijstand aangezien hiervoor een vermogenstoets geldt.

Om dit niet beoogde effect te repareren bepaalt deze regeling dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een eenmalige bruto tegemoetkoming van € 1176 verstrekt aan alle alleenstaanden die op 1 september 2006 23 jaar of ouder zijn, die op dat moment recht hebben op een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering en een toeslag op grond van de Toeslagenwet en geen recht hebben op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. De tegemoetkoming bedraagt netto het maximale jaarlijkse nettoverschil tussen de uitkeringen die een alleenstaande gedeeltelijk arbeidsongeschikte als in deze regeling bedoeld zou hebben ontvangen als artikel 1.10 van de Wet Invoering en financiering Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet in werking zou zijn getreden en de uitkeringen die hij als gevolg van die inwerkingtreding ontvangt.

Deze regeling heeft het karakter van een reparatiemaatregel. Op deze korte termijn is alleen een eenmalige betaling aan degenen die voldoen aan de voorwaarden op een peildatum (1 september) uitvoerbaar. Vanwege praktische overwegingen wordt ook een groep gecompenseerd die geen negatief effect heeft ervaren als gevolg van de Wet Invoering en financiering Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (namelijk: alleenstaande gedeeltelijke arbeidsongeschikten met een inkomen beneden het sociaal minimum die voor 29 december 2005 geen uitkering op grond van de IOAW hadden).

De alleenstaande gedeeltelijk arbeidsongeschikten die sinds 1 januari 2006 een inkomen onder het netto sociaal minimum ontvangen, kunnen overigens – indien gewenst – in de tussentijd een beroep doen op de bijstand (hiervoor geldt wel een vermogenstoets). De eenmalige tegemoetkoming wordt dan uiteindelijk wel verrekend met de bijstandsuitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zal de betrokkenen erop wijzen dat zij de gemeente moeten inlichten over het ontvangen van de eenmalige tegemoetkoming als zij tevens een uitkering van de gemeente ontvangen.

De financiering van de tegemoetkoming gebeurt met overeenkomstige toepassing van de financieringsregels voor de toeslagen op grond van de Toeslagenwet (hoofdstuk 5, afdeling 3, paragraaf 3, van de Regeling Wfsv). Concreet houdt dit in dat de raming en de opgave van de uitgaven (met overeenkomstige toepassing van de bijlagen 2 en 4 bij de Regeling Wfsv), de afdracht, de afrekening en de vaststelling van de rijksbijdrage gelijktijdig en op dezelfde wijze plaatsvinden. Overigens met dien verstande dat de tegemoetkoming een eenmalige betaling betreft.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven