Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2006/25)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 31 juli 2006, nr. 2006/25, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B6/2.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.1.1 De verblijfsvergunning voor studie aan hoger onderwijs

Artikel 3.41 Vb regelt dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw, onder een beperking verband houdend met het volgen van studie kan worden verleend aan de vreemdeling die voltijds hoger, voortgezet of beroepsonderwijs volgt aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen onderwijsinstelling. Artikel 3.18a VV wijst uitsluitend als voltijds hoger onderwijs de volgende onderwijsinstellingen aan:

a. Instellingen voor hoger onderwijs die de Gedragscode internationale student in het Nederlands Hoger Onderwijs hebben ondertekend en voorkomen in het openbare register van onderwijsinstellingen die de Gedragscode hebben ondertekend;

b. Instellingen die opleidingen verzorgen in het kader van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het ministerie van BuZa;

c. Instellingen die opleidingsactiviteiten verzorgen in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

Ad a.

Instellingen die de Gedragscode internationale student in het Nederlands Hoger Onderwijs hebben ondertekend staan vermeld in het openbare register dat wordt beheerd door de Informatie Beheer Groep. Indien een hoger onderwijsinstelling in dit openbare register voorkomt is toelating van een student aan de onderwijsinstelling toegestaan, indien ook aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk is voldaan.

Ad b.

Instellingen die een opleiding verzorgen in het kader van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het ministerie van BuZa staan vermeld in een door de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs beheerde lijst. Indien een onderwijsinstelling op deze lijst is geplaatst is toelating van een student aan de onderwijsinstelling toegestaan, indien ook aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk is voldaan.

Ad c.

Instellingen die opleidingsactiviteiten verzorgen in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid staan vermeld op een door het Ministerie van OCW beheerde lijst. Indien een hoger onderwijsinstelling in dit openbare register voorkomt, is toelating van een student aan de onderwijsinstelling toegestaan, indien ook aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk is voldaan.

Overgangsregeling

Instellingen die in 2001, 2002 of 2003 zijn aangewezen door de Minister van OCW en waarvan de opleidingen op grond van overgangsrecht van rechtswege geaccrediteerd zijn en die tot 1 mei 2006 in aanmerking kwamen voor toelating van buitenlandse studenten, dan wel een door de Minister van OCW aangewezen instelling die opleidingen heeft gestart in 2001, 2002 of 2003 die op grond van overgangsrecht van rechtswege geaccrediteerd is en die tot 1 mei 2006 in aanmerking kwam voor toelating van buitenlandse studenten, komen tot 1 mei 2007 in aanmerking voor toelating, mits aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk wordt voldaan.

Voor een studie/opleiding aan een instelling die niet valt onder artikel 3.18a VV maar op grond waarvan vóór 1 mei 2006 wel reeds een verblijfsvergunning is verleend, wordt verlenging van de geldigheidsduur niet geweigerd omdat de instelling niet voldoet aan 3.18a VV. Wel dient aan de overige in dit hoofdstuk genoemde voorwaarden te worden voldaan.

Artikel II

Deze regeling treedt inwerking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 mei 2006.

Den Haag, 31 juli 2006.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze:
de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting bij Wijziging 2006/25

Artikel 3.41 van het Vreemdelingenbesluit 2000 regelt dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met het volgen van studie kan worden verleend aan de vreemdeling die voltijds hoger, voortgezet of beroepsonderwijs volgt aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen onderwijsinstelling. Binnen dit kader wordt in artikel 3.18a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 de onderwijsinstellingen nader aangeduid. Als aan te wijzen onderwijsinstelling onder c wordt bedoeld de instelling die door de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap wordt gesubsidieerd om (onder meer) opleidingsactiviteiten te verzorgen in het kader van zijn verantwoordelijkheid voor het cultuurbeleid, zoals vastgelegd in artikel 2 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Het gaat daarbij om culturele instellingen die deelnemers in de gelegenheid stellen gedurende een bepaalde periode hun artistieke vaardigheden verder te verdiepen. Er is geen sprake van een opleiding in de traditionele zin des woords, omdat de rol van de instelling zich beperkt tot het ter beschikking stellen van werkruimte en werkmateriaal en het verzorgen van hoogwaardige professionele begeleiding. Voor toelating wordt scherp geselecteerd op basis van artistieke kwaliteiten. De instellingen richten zich daarbij op deelnemers uit binnen- en buitenland die reeds een reguliere opleiding in de desbetreffende kunstdiscipline achter de rug hebben, dan wel anderszins voldoende gekwalificeerd zijn.

Voorts wordt voor een bepaalde categorie instellingen een overgangsregeling getroffen. Deze categorie komt in aanmerking voor toelating van buitenlandse studenten tot Nederland tot 1 mei 2007. Het gaat hier om instellingen die in 2001, 2002 of 2003 aangewezen zijn door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en waarvan de opleidingen van rechtswege zijn geaccrediteerd en die tot 1 mei 2006 in aanmerking kwamen voor toelating van buitenlandse studenten. Voorts gaat het om aangewezen instellingen die in 2001, 2002 of 2003 nieuwe opleidingen heeft gestart die op grond van overgangsrecht van rechtswege geaccrediteerd zijn en die tot 1 mei 2006 in aanmerking kwamen voor toelating van buitenlandse studenten. Ingevolge artikel 5.2 van de ‘Gedragscode internationaal student in het Nederlands Hoger Onderwijs’ komen enkel voor ondertekening in aanmerking de instellingen waarvan de opleidingen voor 1 mei 2006 daadwerkelijk geaccrediteerd zijn dan wel instellingen die kwaliteitsoordelen kunnen overleggen. Gebleken is dat er instellingen zijn die niet tijdig, te weten voor 1 mei 2006, in staat zijn geweest om aan de gedragscode te voldoen omdat zij niet gevisiteerd zijn. Het gaat hier om instellingen die in 2001, 2002 of 2003 opleidingen zijn gestart die van rechtswege zijn geaccrediteerd. Op grond van artikel 18.29, tweede lid van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is aan de opleidingen die in deze jaren zijn gestart accreditatie verbonden tot en met 31 december van het kalenderjaar zes jaar na de start van de opleiding. Willen deze instellingen aan de gedragscode voldoen dan zullen zij hun opleidingen alsnog daadwerkelijk moeten laten accrediteren. Gelet op het vorenstaande is voor deze instellingen het probleem ontstaan dat zij voor het studiejaar 2006/2007 niet in aanmerking komen voor toelating van buitenlandse studenten. Gebleken is dat vanuit de overheid onvoldoende en niet tijdig duidelijk is gemaakt aan de betreffende instellingen dat de accreditatie van rechtswege onvoldoende is voor het ondertekenen van de gedragscode en dat zij tijdig visitatie in gang hadden moeten zetten. Hierdoor ontstaat een ongewenste situatie. Gelet op de proportionaliteit van de hieraan verbonden gevolgen, de mogelijkheid van toelating van buitenlandse studenten is per 1 mei 2006 komen te vervallen, maakt de overgangsregeling het mogelijk om tot 1 mei 2007 studenten toe te laten. De betreffende onderwijsinstellingen krijgen een jaar na de inwerkingtreding van de gedragscode de tijd om zich in voorkomende gevallen alsnog daadwerkelijk te laten accrediteren, de gedragscode te ondertekenen en zich te laten opnemen in het register van de IB-Groep.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens deze:

de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven