Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2006, 15 pagina 22 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2006, 15 pagina 22 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 januari 2006, nr. TRCJZ/2006/99, houdende regels met betrekking tot de werkzaamheden van de Raad voor plantenrassen (Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen)
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 6, tweede, derde en vierde lid, 49, zevende lid en 72 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en gelet op artikel 1, onderdeel e, 7, eerste en tweede lid, 8, 9, eerste en derde lid, 12, derde lid, 16, derde lid, 17, 19, tweede lid, 22, tweede lid, en 23 van het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen;
Besluit:
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. besluit: Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen;
b. richtlijn (EEG) 66/401: richtlijn nr. 66/401/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (PbEG L 125);
c. richtlijn (EEG) 66/402: richtlijn nr. 66/402/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (PbEG L 125);
d. richtlijn (EG) 2002/53: richtlijn nr. 2002/53/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (PbEG L 193);
e. richtlijn (EG) 2002/54: richtlijn nr. 2002/54/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (PbEG L 193);
f. richtlijn (EG) 2002/55: richtlijn 20002/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (PbEG L 193);
g. richtlijn (EG) 2002/56: richtlijn 2002/56/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (PbEG L 193);
h. richtlijn (EG) 2002/57: richtlijn nr. 2002/57/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (PbEG L 193);
i. richtlijn (EG) 2003/90: richtlijn nr. 2003/90/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad met betrekking tot de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouwgewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (PbEG L 254);
j. richtlijn (EG) 2003/91: richtlijn nr. 2003/91/EG van de Commissie van 6 oktober 2003, houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/55/EG van de Raad wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (PbEG L 254);
k. basiszaad: zaad als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn (EG) 2002/55, voor zover het groentegewassen betreft, zaad als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn (EG) 66/401 voor zover het groenvoedergewassen betreft, zaad als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen c, c bis, en d, van richtlijn (EG) 66/402 voor zover het zaaigranen betreft, zaad als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn (EG) 2002/54 voor zover het bieten betreft of zaad als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen c en d, van richtlijn (EG) 2002/57 voor zover het oliehoudende planten en vezelgewassen betreft;
l. basispootgoed: pootgoed als bedoeld in artikel 2, aanhef, onderdeel b, van richtlijn (EG) 2002/56;
m. standaardzaad: zaad als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn (EG) 2002/55;
n. identiteitsmonster: materiaal dat ten behoeve van het technisch onderzoek, bedoeld in artikel 35 van de wet, ter beschikking wordt gesteld aan de Raad of aan een instelling als bedoeld in artikel 16 van het besluit.
2. Een hybride ras als bedoeld in artikel 1, aanhef, onderdeel e, van het besluit is het product van een bewuste, voor elke zaadproductie herhaalde kruising tussen twee of meer ouderlijnen die hiertoe afzonderlijk in stand gehouden worden.
1. Bij inschrijving in het rassenregister kan aantekening worden gedaan van de cultuur- en gebruikswaarde-aspecten die gebleken zijn uit het onderzoek, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de wet voor:
a. rassen van landbouwgewassen als opgenomen in de richtlijnen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/53, of
b. rassen van groentegewassen als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het besluit.
2. Bij inschrijving in het rassenregister kan bij rassen van bosbouwgewassen, als opgenomen in bijlage I van richtlijn (EG) 1999/105, aantekening worden gedaan van cultuur- en gebruikswaarde-aspecten die gebleken zijn bij de inspectie, beoordeling of test, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit.
3. Voor zover rassen worden toegelaten overeenkomstig de artikelen 8 en 10 van het besluit wordt het technisch onderzoek tot vaststelling van de cultuur- en gebruikswaarde-aspecten uitgevoerd op verzoek en op kosten van de aanvrager tot toelating.
De toelating van rassen en opstanden
De groentegewassen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit, zijn de gewassen zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn (EG) 2002/55.
De landbouwgewassen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het besluit, zijn de gewassen als opgenomen in de richtlijnen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/53.
De bosbouwgewassen, bedoeld in artikel 10 van het besluit, zijn de gewassen als opgenomen in bijlage I van richtlijn (EG) 1999/105.
Artikel 8, derde lid, van het besluit is van toepassing op de toelating van rassen van cichorei voor de industrie.
1. Degene die in verband met de aanvraag tot toelating van een ras van een groentegewas, onderscheidenlijk een landbouwgewas, heeft verklaard het desbetreffende ras in stand te houden, houdt een administratie bij aan de hand waarvan de instandhouding op enig moment gecontroleerd kan worden.
2. In deze administratie zijn gegevens opgenomen die betrekking hebben op de productie van alle aan het basiszaad of basispootgoed voorafgaande generaties.
1. De toelating van een ras als bedoeld in richtlijn (EG) 2001/18 kan worden gewijzigd ingeval de voorwaarden verbonden aan de toestemming, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het besluit, om dat materiaal in de handel te brengen worden gewijzigd.
2. De toelating van een ras of een opstand wordt ingetrokken ingeval de toestemming om dat materiaal in de handel te brengen wordt ingetrokken.
Voor rassen van groentegewassen waarvan het zaad slechts als standaardzaad kan worden gecontroleerd, kunnen door de aanvrager uitgevoerd onderzoek en bij de teelt opgedane praktische ervaringen in aanmerking worden genomen in samenhang met de resultaten van een onderzoek door een door de Raad aangewezen instelling als bedoeld in artikel 16, derde lid, van het besluit.
1. Het onderzoek, bedoeld in artikel 16 van het besluit, wordt bij rassen van groentegewassen uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften, bedoeld in bijlage I of bijlage II van richtlijn (EG) 2003/91, voor wat betreft de vaststelling van de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van de in die bijlagen opgenomen gewassen waarbij:
– alle raskenmerken zoals opgenomen in de voorschriften, bedoeld in bijlage I, in aanmerking worden genomen, of
– de met een asterisk aangeduide raskenmerken zoals opgenomen in de voorschriften, bedoeld bijlage II, in aanmerking worden genomen.
2. Het technisch onderzoek, bedoeld in artikel 16 van het besluit, wordt bij rassen van groentegewassen die niet zijn opgenomen in de bijlagen, bedoeld in het eerste lid, voor wat betreft de vaststelling van de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit uitgevoerd overeenkomstig de voor de desbetreffende gewassen opgestelde protocollen, bedoeld in artikel 18 van het besluit.
1. Het technisch onderzoek, bedoeld in artikel 16 van het besluit, wordt bij rassen van landbouwgewassen uitgevoerd overeenkomstig:
a. de voorschriften, bedoeld in bijlage I of bijlage II van richtlijn (EG) 2003/90 voor wat betreft de vaststelling van de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van de in die bijlagen opgenomen gewassen, waarbij:
– alle in de voorschriften, bedoeld in bijlage I, opgenomen raskenmerken in aanmerking worden genomen, of
– de in de voorschriften, bedoeld in bijlage II, met een asterisk aangeduide raskenmerken in aanmerking worden genomen, en
b. de voorschriften opgenomen in bijlage III van richtlijn (EG) 2003/90 met betrekking tot de kenmerken aan de hand waarvan de cultuur- en gebruikswaarde wordt onderzocht.
2. Het technisch onderzoek, bedoeld in artikel 16 van het besluit, wordt bij rassen van landbouwgewassen die niet zijn opgenomen in de bijlagen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, voor wat betreft de vaststelling van de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit uitgevoerd overeenkomstig de voor de desbetreffende gewassen opgestelde protocollen, bedoeld in artikel 18 van het besluit.
De Raad kan de beoordeling van een aanvraag tot toelating van een ras of tot verlening van kwekersrecht baseren op een onderzoek als bedoeld in artikel 19 van het besluit indien:
a. het onderzoek waarop het over te nemen rapport is gebaseerd, zal worden uitgevoerd, wordt uitgevoerd of is uitgevoerd in opdracht van een andere met rassentoelating of kwekersrechtverlening belaste autoriteit van een Unie-staat;
b. de Raad de instelling, belast met het technisch onderzoek, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdelen a, b en c, heeft erkend als onderzoeksinstelling voor het desbetreffende gewas, en
c. de aanvrager aangeeft dat het identiteitsmonster dat zal worden onderzocht, wordt onderzocht of is onderzocht behoort bij de aanvraag in Nederland.
1. Het gebruik van geoogst materiaal, bedoeld in artikel 22 van het besluit, is toegestaan mits de teler aan de houder van het kwekersrecht vóór 15 mei van het kalenderjaar waarin de teelt waarbij gebruik gemaakt is van geoogst materiaal, wordt geoogst, ten minste gegevens verstrekt omtrent:
a. de naam- en adresgegevens van het bedrijf;
b. het ras waarvan de teler het geoogste materiaal heeft ingezaaid, onderscheidenlijk heeft gepoot,
c. het gewicht van het geoogste materiaal dat is ingezaaid of gepoot, en
d. de met het geoogste materiaal ingezaaide of gepote oppervlakte.
2. De teler is voor het gebruik van het geoogste materiaal de houder van het kwekersrecht een redelijke vergoeding verschuldigd.
3. De redelijke vergoeding, bedoeld in het tweede lid, bedraagt:
a. voor het gewas aardappel 60%, en
b. voor graangewassen ten minste 60%
van de vergoeding die in het handelsverkeer verschuldigd is voor het gebruik van een licentie voor het desbetreffende ras, tenzij de houder van het kwekersrecht en de teler anders overeenkomen.
Voor de rassen van het gewas aardappel, aardbei, acacia, appel, es, esdoorn, freesia, iep, kers, kornoelje, krent, lelie, lijsterbes, linde, magnolia, peer, populier, pruim, tulp en wilg bedraagt de duur van het kwekersrecht 30 jaar.
Aanvragen en verzoeken bij de Raad voor plantenrassen
1. Aanvragen als bedoeld in de artikelen 36, 55, eerste lid, en 85 van de wet worden ingediend met behulp van een door de Raad ter beschikking gesteld, volledig ingevuld en ondertekend formulier waarbij een of meer relevante beschrijvingsbladen worden gevoegd.
2. In de door de aanvrager verstrekte beschrijving van het ras wordt mede beschreven de wijze waarop het ras is gekweekt, dan wel is ontdekt en ontwikkeld.
3. Bij de aanvraag wordt in voorkomend geval op verzoek van de Raad een representatieve kleurenfoto verstrekt.
4. De door de aanvrager verstrekte beschrijving van de wijze waarop het ras is gekweekt dan wel is ontdekt en ontwikkeld, wordt beschouwd als informatie die vertrouwelijk aan de Raad wordt meegedeeld.
1. Een verzoek tot verlening van een licentie als bedoeld in artikel 62 van de wet is met redenen omkleed en bevat:
a. de voorwaarden waaronder de verzoeker de licentie wenst te verkrijgen,
b. indien mogelijk de voorwaarden waaronder de houder van het kwekersrecht de licentie bereid is te verlenen, en
c. de benaming van het ras en de naam van het gewas waartoe het ras behoort.
2. De Raad zendt een afschrift van het verzoek aan de houder van het kwekersrecht waarbij deze in de gelegenheid wordt gesteld te reageren binnen een door de Raad gestelde termijn.
3. De Raad kan de termijn, bedoeld in het tweede lid, verlengen en de verzoeker en de houder van het kwekersrecht in de gelegenheid stellen schriftelijk nadere toelichting te geven.
Tarieven voor werkzaamheden Raad voor plantenrassen
1. Voor de behandeling van een aanvraag
a. tot verlening van kwekersrecht als bedoeld in artikel 55 van de wet,
b. tot toelating van een ras als bedoeld in artikel 36 van de wet, of
c. tot zowel de verlening van kwekersrecht voor een ras als bedoeld onder a als de toelating van datzelfde ras als bedoeld onder b, mits de aanvragen gelijktijdig zijn ingediend
is de aanvrager aan de Raad een bedrag verschuldigd van € 255.
2. Indien de aanvraag tot kwekersrechtverlening en toelating van eenzelfde ras niet gelijktijdig zijn ingediend, is de aanvrager voor de laatst ingediende aanvraag aan de Raad een bedrag verschuldigd van € 50.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op een aanvraag die onmiddellijk volgt op en in de plaats komt van de eerste aanvraag voor het desbetreffende ras, indien deze laatste aanvraag voor het desbetreffende ras wegens gebreken bij de inzending van het identiteitsmonster geacht wordt te zijn ingetrokken of is afgewezen.
4. De bedragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden bij vooruitbetaling aan de Raad voldaan.
1. Een houder van een kwekersrecht en een in het rassenregister ingeschreven instandhouder van een ras is voor ieder jaar of gedeelte daarvan aan de Raad een bedrag verschuldigd van € 30.
2. De houder van een kwekersrecht die tevens als instandhouder is ingeschreven in het Rassenregister is voor ieder jaar of gedeelte daarvan aan de Raad een bedrag verschuldigd van € 30.
3. De vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn bij vooruitbetaling verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin het kwekersrecht of de instandhouding in het rassenregister is ingeschreven.
Artikel 18 is niet van toepassing op een instandhouder van een aardappelras die uitsluitend op basis van gegevens van de keuringsinstelling als zodanig is geregistreerd.
1. Indien binnen veertien dagen na de dag, bedoeld in artikel 18, derde lid, niet is betaald, wordt de betrokken instandhouder door de Raad bij aangetekende brief aan zijn betalingsverplichting herinnerd.
2. De inschrijving van een instandhouder in het rassenregister wordt van rechtswege doorgehaald, zodra zes maanden zijn verstreken sinds de vergoeding, bedoeld in artikel 18, eerste lid, verschuldigd is geworden zonder dat deze betaald is.
1. Indien het onderzoek, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de wet, door een Nederlandse onderzoeksinstelling zal worden uitgevoerd, is per teeltperiode een bedrag verschuldigd, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling voor de gewasgroep waartoe het desbetreffende ras behoort, vermeerderd met het van toepassing zijnde BTW- percentage ingeval de onderzoeksinstelling gehouden is dit te heffen.
2. Indien het onderzoek, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de wet, door een buitenlandse onderzoeksinstelling zal worden uitgevoerd, is per teeltperiode een bedrag verschuldigd dat gelijk is aan de vergoeding die de desbetreffende instelling voor dat onderzoek rekent.
3. De Raad publiceert periodiek de hoogte van de vergoedingen, bedoeld in het tweede lid.
4. De vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, verschuldigd voor de eerste teeltperiode, worden gelijktijdig met de vergoeding, bedoeld in artikel 17, voldaan. De vergoedingen verschuldigd voor tweede en volgende teeltperioden worden voldaan binnen een door de Raad gestelde termijn.
5. Het eerste lid is niet van toepassing ingeval de Raad heeft toegestaan dat het desbetreffende onderzoek in opdracht van de aanvrager wordt uitgevoerd bij een door de Raad aangewezen instelling.
1. In afwijking van artikel 21, eerste en tweede lid, is de aanvrager een bedrag van € 240 verschuldigd ingeval de Raad voornemens is uitvoering te geven aan artikel 19 van het besluit.
2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijktijdig voldaan met de vergoeding, bedoeld in artikel 17.
3. Ingeval het niet mogelijk is het voornemen, bedoeld in het eerste lid, te realiseren, is, onder verrekening van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, artikel 21 van toepassing met dien verstande dat het bedrag verschuldigd voor de eerste teeltperiode binnen een door de Raad gestelde termijn moet worden voldaan.
Ingeval de Raad op verzoek van de aanvrager en op grond van na de aanvang van het onderzoek, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de wet, van de aanvrager ontvangen gegevens tot een verdergaand onderzoek besluit, kunnen in afwijking van de bedragen, bedoeld in artikel 21 eerste en tweede lid, en artikel 22, eerste lid, de werkelijke kosten van dat onderzoek in rekening worden gebracht.
1. Ingeval een aanvraag wordt ingetrokken of afgewezen voordat het onderzoek bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de wet, in een teeltperiode is aangevangen, wordt het bedrag dat voor het onderzoek gedurende de nog aan te vangen teeltperiode is betaald ingevolge artikel 21, eerste of tweede lid, gerestitueerd.
2. Ingeval een aanvraag wordt ingetrokken of afgewezen voordat de Raad de resultaten van het in artikel 19 van het besluit bedoelde onderzoek heeft ontvangen, wordt het in artikel 22, eerste lid, bedoelde bedrag gerestitueerd.
1. Indien de Raad voor de beoordeling van een bezwaar tegen zijn beslissing een voortzetting van onderzoek, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de wet, nodig acht, is artikel 23 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat het bedrag verschuldigd voor de eerste teeltperiode binnen de door de Raad gestelde termijn moet worden voldaan.
2. De op grond van het eerste lid verrichte betaling wordt gerestitueerd, indien het bezwaar gegrond wordt verklaard.
1. Voor de behandeling van een verzoek om advies als bedoeld in artikel 58, vierde lid, van de wet, is een bedrag verschuldigd van € 65.
2. Onverminderd het eerste lid is degene op wiens verzoek het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven binnen een door de Raad gestelde termijn een bedrag verschuldigd dat overeenkomt met de kosten van het onderzoek dat ten behoeve van dat advies is uitgevoerd.
Voor de behandeling van een verzoek strekkende tot aanvulling van de beschrijving als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder a, van de wet is een bedrag verschuldigd van € 65.
Voor de inschrijving van een verzoek tot verlening van een licentie door de Raad als bedoeld in artikel 62 van de wet is een bedrag verschuldigd van € 65.
Voor de inschrijving van een akte van overdracht als bedoeld in artikel 65, vierde lid, van de wet alsmede van overgang van het recht door vererving is met betrekking tot een ras een bedrag verschuldigd van € 20.
Voor iedere inschrijving in het rassenregister van
a. een licentie,
b. het proces-verbaal van inbeslagneming van een kwekersrecht,
c. de titel waaruit de opheffing van het beslag blijkt,
d. de titel waaruit de toewijzing van de verkoop van een in beslag genomen kwekersrecht blijkt, of
e. andere stukken, waarvan de belanghebbende inschrijving heeft verzocht,
is per ras een bedrag verschuldigd van € 20.
Indien op verzoek van de aanvrager, de houder van het kwekersrecht, een instandhouder of hun rechtsopvolgers een wijziging, verbetering of aanvulling van de in het register ingeschreven gegevens noodzakelijk is, is, voor zover voor die wijziging, verbetering of aanvulling geen bijzonder tarief is gegeven, een bedrag van € 7 verschuldigd per ingeschreven ras.
1. Voor de verstrekking van en afschrift of uittreksel uit het register is per bladzijde een bedrag verschuldigd van € 3,50.
2. Voor bij abonnement verstrekte afschriften van beschrijvingen van alle rassen van één of meer gewassen is telkens een bedrag verschuldigd van € 2.
3. De Raad kan afschriften of uittreksels kosteloos verstrekken aan commissies of instellingen, die betrokken zijn bij de uitvoering van de wet, alsmede aan de met verlening van kwekersrecht of rassentoelating belaste autoriteiten in Unie-staten.
De in deze paragraaf opgenomen tarieven worden periodiek aangepast aan de ontwikkeling van de lonen en prijzen.
1. De verplichting tot betaling van een geldsom wordt in een factuur vastgesteld.
2. De factuur vermeldt in ieder geval:
a. de te betalen geldsom;
b. de door de Raad te verrichten of verrichte handelingen als bedoel in artikel 6, tweede lid, van wet;
c. de termijn waarbinnen de betaling moet plaatsvinden.
De kosten van betaling komen ten laste van de schuldenaar.
1. Betaling ter voldoening van een bepaalde geldschuld strekt in de eerste plaats tot mindering van de kosten, vervolgens tot mindering van de verschenen rente en ten slotte tot mindering van de hoofdsom en de lopende rente.
2. Indien een schuldenaar verschillende geldschulden heeft bij de Raad, kan de schuldenaar bij de betaling de geldschuld aanwijzen waaraan de betaling moet worden toegekend.
3. De schuldenaar is niet bevoegd tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn.
1. De Raad kan de schuldenaar uitstel van betaling verlenen.
2. Gedurende het uitstel kan de Raad niet aanmanen of invorderen.
3. De beschikking tot uitstel van betaling vermeldt de termijn waarvoor het uitstel geldt.
4. De Raad kan aan de beschikking tot uitstel van betaling voorschriften verbinden.
De Raad kan de beschikking tot uitstel van betaling intrekken of wijzigen
a. indien de voorschriften niet worden nageleefd;
b. indien de schuldenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid, of
c. voor zover veranderde omstandigheden zich verzetten tegen voortduring van het uitstel.
De schuldenaar is in verzuim indien hij niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald.
1. De Raad maant de schuldenaar die in verzuim is schriftelijk aan tot betaling binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is toegezonden.
2. De aanmaning vermeldt dat bij niet tijdige betaling deze kan worden afgedwongen door op kosten van de schuldenaar uit te voeren invorderingsmaatregelen.
1. De Raad kan voor de aanmaning een vergoeding in rekening brengen. De vergoeding bedraagt € 6 indien de schuld minder dan € 454 bedraagt en € 14 indien de schuld € 454 of meer bedraagt.
2. De aanmaning vermeldt de vergoeding die in rekening wordt gebracht.
1. Het dwangbevel, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de wet vermeldt in ieder geval:
a. aan het hoofd het woord ‘dwangbevel’;
b. het bedrag van de invorderbare hoofdsom;
c. de beschikking of het wettelijk voorschrift waaruit de geldschuld voortvloeit;
d. de kosten van het dwangbevel, en
e. dat het dwangbevel op kosten van de schuldenaar ten uitvoer kan worden gelegd.
2. Het dwangbevel vermeldt, indien van toepassing:
a. het bedrag van de aanmaningsvergoeding, en
b. de ingangsdatum van de wettelijke rente.
De volgende regelingen worden ingetrokken:
a. Inrichting rassenlijst voor landbouwgewassen;
b. Regeling instructie Raad voor het Kwekersrecht;
c. Regeling Tarieven Raad voor het Kwekersrecht;
d. Regeling toelating groenterassen 1973;
e. Vacatiegeld Raad voor het Kwekersrecht;
f. Vaststelling vergoedingen voor leden Raad voor het Kwekersrecht, en
g. Verlening kwekersrecht buiten Nederland gewonnen rassen.
Deze regeling treedt in werking op het bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip van inwerkingtreding van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen.
Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant geplaatst worden.
Nr. | Gewasgroep | Bedrag |
---|---|---|
Landbouwgewassen | ||
1 | Zaadgewassen | 1220 |
2 | Vegetatief vermeerderde gewassen | 1770 |
3 | Oliehoudende gewassen | 1270 |
4 | Grasgewassen | 2070 |
5 | Bieten | 1320 |
6 | Vezelgewassen | 1170 |
7 | Gewassen met bijzonder onderzoeksprogramma | 1370 |
8 | Andere landbouwgewassen | 1370 |
Siergewassen | ||
9 | Gewassen met levende referentiecollectie, onderzoek onder glas, lange teelt | 1770 |
9A | Gewassen met levende referentiecollectie, onderzoek onder glas, lange teelt, bijzondere fytosanitaire maatregelen | 2270 |
10 | Gewassen met levende referentiecollectie, onderzoek onder glas, korte teelt | 1670 |
11 | Gewassen met levende referentiecollectie, veldonderzoek, lange teelt | 1470 |
12 | Gewassen met levende referentiecollectie, veldonderzoek, korte teelt | 1320 |
13 | Gewassen zonder levende referentiecollectie, onderzoek onder glas, lange teelt | 1470 |
13A | Gewassen zonder levende referentiecollectie, onderzoek onder glas, lange teelt met verdere vermeerdering | 2270 |
14 | Gewassen zonder levende referentiecollectie, onderzoek onder glas, korte teelt | 1170 |
15 | Gewassen zonder levende referentiecollectie, veldonderzoek, lange teelt | 1270 |
16 | Gewassen zonder levende referentiecollectie, veldonderzoek, korte teelt | 1270 |
17 | Nieuwe gewassen, onderzoek onder glas | – |
18 | Nieuwe gewassen, veldonderzoek | – |
19 | Zaadgewassen, anders dan bedoeld onder 9 t/m 18 | 1870 |
Groentegewassen | ||
20 | Zaadgewassen, veldonderzoek | 1470 |
21 | Zaadgewassen, onderzoek onder glas | 1870 |
22 | Vegetatieve gewassen, veldonderzoek | 2070 |
23 | Vegetatieve gewassen, onderzoek onder glas | 1670 |
Fruitgewassen | ||
24 | Fruitgewassen | 1870 |
24A | Fruitgewassen met grote permanente referentiecollectie | 2670 |
25 | Struiken | 1270 |
De herziening van de in 1966 tot stand gekomen Zaaizaad- en Plantgoedwet (hierna: ZPW), heeft geleid tot de Zaaizaad- en plantgoedwet 20051 (hierna: ZPW 2005). Deze nieuwe wet biedt een modern wettelijk kader voor de procedures voor de toelating van plantenrassen en bosbouwopstanden, de verhandeling van het daarvan afkomstige teeltmateriaal en de verlening van kwekersrecht. Aanleiding van deze herziening was het rapport ‘Met recht gekweekt’2 dat tot stand is gekomen in het kader van het programma Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit. In samenhang met het Hoofdlijnenakkoord3 en het departementale Meerjarenprogramma Grote vereenvoudiging van Regelgeving4 heeft eerdergenoemd rapport bijgedragen aan de modernisering van het regelgevingcomplex van de Zaaizaad- en Plantgoedwet. In dat kader zijn de procedures voor de toelating van plantenrassen en opstanden, onderscheidenlijk rassen, van bosbouwgewassen en de verlening van kwekersrecht die voorheen werden behandeld bij vier verschillende instanties ondergebracht bij één instantie: de Raad voor plantenrassen. Onder de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 zijn twee besluiten gebracht één besluit met betrekking tot de verhandeling van teeltmateriaal, het Besluit verhandeling teeltmateriaal5 en één besluit met betrekking tot de toelating van rassen en opstanden en de verlening van kwekersrecht door de Raad voor plantenrassen, het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen6 . Het eerstgenoemde besluit wordt uitgewerkt in de Regeling verhandeling teeltmateriaal en het laatstgenoemde besluit wordt nader uitgewerkt in onderhavige regeling, de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen. In vergelijking met de ZPW zijn dit veertien besluiten en dertien ministeriële regelingen minder.
In deze regeling wordt nader invulling gegeven aan bepalingen uit de wet en uit het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen (hierna: besluit). In artikel 7 van het besluit wordt de mogelijkheid geboden om onder voorwaarden de resultaten van het onderzoek naar de cultuur- en gebruikswaarde van een ras dat in het kader van de toelating van een ras is uitgevoerd, in het rassenregister in te schrijven. In artikel 2 van deze regeling zijn de voorwaarden opgenomen voor de opname van deze resultaten in het rassenregister.
Duidelijkheidshalve zij het onderscheid benadrukt tussen het rassenregister en de nationale lijsten, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet die gepubliceerd worden in de Staatscourant. In het rassenregister worden alle toegelaten rassen en bosbouwopstanden en alle rassen waarvoor kwekersrecht is verleend, ingeschreven. In de nationale lijsten, die de Raad ingevolge communautaire regelgeving verplicht periodiek samenstelt, zijn de in Nederland toegelaten en in het rassenregister opgenomen rassen van de diverse gewassen, opgenomen. Op grond van artikel 7, tweede lid, van het besluit kunnen in samenhang met deze nationale lijsten de gegevens met betrekking tot de cultuur- en gebruikswaarde van een bepaald ras die in het rassenregister zijn opgenomen, worden vermeld. Op deze manier kunnen de cultuur- en gebruikswaarde-aspecten van verschillende rassen eenvoudig vergeleken worden door het bedrijfsleven. In de nationale lijsten wordt geen rangorde aangebracht tussen de diverse rassen in relatie tot de cultuur-en gebruikswaarde-aspecten. Het op die wijze opstellen van een zogenoemd ‘aanbevelend’ deel is, zoals ook aangegeven in de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de ZPW 20057 geen verantwoordelijkheid meer voor de overheid. Niettemin is de Raad bereid te dien aanzien te faciliteren zodat op initiatief en op kosten van het bedrijfsleven tot stand gekomen aanbevelende delen gekoppeld aan de nationale rassenlijsten uitgebracht kunnen blijven worden.
Toelating van rassen en opstanden
Omdat de vereisten voor de toelating van rassen en opstanden gedetailleerd zijn beschreven in de communautaire regelgeving en deze regelgeving regelmatig wordt aangepast, biedt het besluit de grondslag voor het stellen van nadere regels over de toelating van rassen en opstanden in een ministeriële regeling. Op grond van de artikelen 8, 9 en 10 van het besluit worden in de artikelen 3, 4 en 5 van deze regeling respectievelijk de groentegewassen, landbouwgewassen en bosbouwgewassen aangewezen waarvan rassen overeenkomstig de ZPW 2005 kunnen worden toegelaten. Bij de aanwijzing van de gewassen waarvan rassen en opstanden voor zover het bosbouwgewassen betreft, kunnen worden toegelaten, is aangesloten bij de gewassen waarvoor in de communautaire richtlijnen een toelatingsprocedure is opgesteld. Overigens is als bijlage bij deze toelichting een transponeringstabel opgenomen waaruit blijkt hoe de communautaire richtlijnen zijn geïmplementeerd.
Ook de nadere vereisten waaraan een toe te laten ras moet voldoen zijn op grond van het besluit geregeld in deze regeling. Een van de voorwaarden voor de toelating is dat het ras in stand wordt gehouden. Deze voorwaarde is in het besluit opgenomen en in artikel 7 van deze regeling is nader bepaald waaraan de instandhouding van een ras moet voldoen.
Voor de toelating van een ras dat een genetisch gemodificeerd organisme is, voorziet het besluit in een mogelijkheid om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over de wijziging of intrekking van een toelating van een dergelijk ras. Artikel 8 voorziet hierin.
De voorwaarden waaronder een ras of een opstand kan worden toegelaten zijn beschreven in de artikelen 8, 9 en 10 van het besluit. In de artikelen 8 en 9 van het besluit wordt bepaald dat de beslissing tot toelating gebaseerd wordt op resultaten van een technisch onderzoek als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a en voor zover het rassen van landbouwgewassen betreft ook op artikel 35, eerste lid onderdeel b, van de wet. Overigens is op grond van artikel 21 van het besluit het beschreven technisch onderzoek ook noodzakelijk om te beslissen of voor een ras kwekersrecht kan worden verleend. De wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd is op grond van artikel 17 van het besluit nader beschreven in de artikelen 10 en 11 van deze regeling. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande Europese regelgeving wordt in deze artikelen verwezen naar richtlijn 2003/91/EG en richtlijn 2003/90/EG. In deze richtlijnen wordt verwezen naar protocollen met betrekking tot de wijze waarop het technisch onderzoek voor de toelating van respectievelijk rassen van groentegewassen (artikel 10) en landbouwgewassen (artikel 11) wordt uitgevoerd. De bijlagen I bij deze richtlijnen verwijzen voor de in die bijlagen genoemde gewassen naar de door het Communautair Bureau voor Plantenrassen opgestelde onderzoeksprotocollen, te raadplegen op www.cpvo.eu.int. De in de bijlagen II bij de eerdergenoemde richtlijnen bedoelde voorschriften zijn de door de Unie tot bescherming van kweekproducten (hierna: UPOV) opgestelde protocollen. Deze zijn te raadplegen op www.upov.int. Voor zover voor bepaalde gewassen noch door het Communautair Bureau voor Plantenrassen, noch door de UPOV onderzoeksprotocollen zijn vastgesteld, worden rassen van deze gewassen onderzocht aan de hand van op grond van artikel 18 van het besluit door de Raad opgestelde protocollen (artikel 10, tweede lid en artikel 11, tweede lid).
In artikel 19 van het besluit en artikel 49, zevende lid, van de wet is bepaald dat de Raad onder voorwaarden bestaande resultaten van technisch onderzoek met betrekking tot het desbetreffende ras kan gebruiken bij de beoordeling of een ras kan worden toegelaten, of voor dat ras kwekersrecht kan worden verleend. In artikel 12 van deze regeling zijn de voorwaarden waaronder de Raad de reeds bestaande resultaten van een technisch onderzoek kan overnemen bij de beoordeling, opgenomen.
Het kwekersrecht zoals opgenomen in de ZPW 2005 is gebaseerd op het UPOV-verdrag8 en de wijziging daarvan in 19919 (hierna: UPOV-verdrag 1991). De vereisten waaraan een ras moet voldoen, zijn opgenomen in de wet en in het besluit in samenhang met de reeds hierboven beschreven artikelen 10 en 11 van deze regeling. In de laatstgenoemde artikelen is nader bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of een ras aan de vereisten voor de verlening van kwekersrecht voldoet.
De houder van een kwekersrecht voor een ras heeft het uitsluitend recht om teeltmateriaal van dat ras voort te brengen, verder te vermeerderen, ten behoeve van de vermeerdering te behandelen, in de handel te brengen, uit te voeren, in te voeren of in voorraad te hebben met het oog op één van de voorgaande handelingen. Anderen dan de houder van het kwekersrecht mogen deze handelingen niet verrichten tenzij zij daarvoor toestemming van de kwekersrechthouder hebben. Een uitzondering hierop wordt gevormd door artikel 59 van de wet in samenhang met artikel 22 van het besluit en artikel 13 van deze regeling. Hierin wordt het zogenaamde ‘farmers’ privilege’ vastgesteld. Het farmers’ privilege is de mogelijkheid dat telers van beschermde rassen een deel van de oogst die zij hebben verkregen door een beschermd ras binnen hun eigen bedrijf te planten, gebruiken als teeltmateriaal, dat wil zeggen voor vermeerderingsdoeleinden, op het eigen bedrijf. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat dit gebruik tot het eigen bedrijf beperkt blijft. Gebruik van de oogst van het ene bedrijf door bijvoorbeeld dochterondernemingen, ondernemingen binnen een coöperatief verband of andere bedrijfseenheden met een zelfstandige bedrijfsvoering wordt niet beschouwd als gebruik binnen het eigen bedrijf. In die gevallen kan geen gebruik worden gemaakt van het farmers’ privilege. Voor gebruikmaking van het farmers’ privilege is evenals voor het gebruik van een licentie voor een ras een vergoeding verschuldigd aan de houder van het kwekersrecht. Deze vergoeding is lager dan de vergoeding die in het handelsverkeer moet worden betaald voor het gebruik van een licentie voor het desbetreffende ras (artikel 13, derde lid). Om misbruik van het farmers’ privilege te voorkomen is in het eerste en tweede lid van artikel 13 een aantal voorwaarden opgenomen waaraan een teler moet voldoen bij gebruikmaking van het farmers’ privilege. In beginsel is het de taak van de houder van het kwekersrecht om toe te zien op de juiste naleving van de voorwaarden van het farmers’ privilege. Deze beschikt daartoe over de mogelijkheid om de in de artikelen 70 en 71 van de wet omschreven civiele vorderingen in te stellen.
Het kwekersrecht wordt verleend voor een bepaalde duur. Op grond van artikel 19 van het UPOV-verdrag is dit niet korter dan 20 jaar en voor bomen en wijnstokken niet korter dan 25 jaar. In artikel 72 van de wet is bepaald dat de duur van het kwekersrecht 25 jaar is, behalve voor rassen van bij ministeriële regeling aan te wijzen gewassen waarvoor de duur van het kwekersrecht 30 jaar bedraagt. De duur van het kwekersrecht hangt namelijk samen met de termijn waarbinnen gewassen tot volle wasdom komen en met de exploitatie van het kwekersrecht de investeringskosten kunnen worden terugverdiend. Omdat het veel tijd kost om enkele generaties te maken en te beoordelen, hetzij omdat het relatief lang duurt voordat een ras van een gewas is opgebouwd door de lage vermeerderingssnelheid, hetzij doordat het vanwege de teeltwijze van een gewas lang duurt voordat vaststaat of een ras commerciële waarde heeft in de verschillende teelten, is voor bepaalde gewassen met hoge ontwikkelingskosten een langere kwekersrechtduur nodig. De gewassen waarvoor het bovenstaande van toepassing is, zijn opgenomen in artikel 14 van deze regeling.
Aanvragen en verzoeken bij de Raad voor plantenrassen
Op grond van de artikelen 36, 55, eerste lid, en 85 van de wet wordt een aanvraag tot respectievelijk toelating, kwekersrechtverlening en toelating van bijzondere plantgroepen ingediend bij de Raad voor plantenrassen. In de wet is opgenomen welke gegevens de aanvraag in ieder geval moeten bevatten. Om de aanvraag zo eenvoudig mogelijk te maken stelt de Raad formulieren ter beschikking waarmee de aanvraag wordt ingediend (artikel 15). In overleg met de Raad is het eventueel mogelijk om de aanvraag en de bijbehorende bescheiden langs elektronische weg aan de Raad te doen toekomen.
Omdat de procedures tot verlening van kwekersrecht voor een ras en tot toelating van ras gestroomlijnd zijn, wordt ten opzichte van de ‘oude’ Zaaizaad- en plantgoedwet een lichte vermindering van administratieve lasten bewerkstelligd ingeval een aanvrager voor een ras zowel verzoekt om verlening van kwekersrecht als om toelating van een ras. Deze procedure kost een aanvrager 75 minuten wanneer de aanvraag betrekking heeft op een ras van een landbouwgewas en 85 minuten wanneer de aanvraag betrekking heeft op een ras van een groentegewas. Per saldo is dat per procedure twintig minuten minder dan de procedures onder de ‘oude’ ZPW in beslag namen. Uitgaande van een uurtarief van € 30,36 en een frequentie van ongeveer 700 keer per jaar dat een dergelijke situatie zich voordoet bedraagt de vermindering van de administratieve lasten ongeveer € 7100.
Voor zover de bescheiden langs elektronische weg aan de Raad worden aangeboden is nog een bescheiden extra vermindering te realiseren.
Wanneer uitsluitend een aanvraag voor hetzij verlening van kwekersrecht, hetzij voor de toelating wordt gedaan, is de vermindering van administratieve lasten verwaarloosbaar. De in het kader van een dergelijke aanvraag te verstrekken gegevens zijn onmisbaar voor een beoordeling van de aanvraag. De wijze van beoordelen is ten opzichte van de ‘oude’ ZPW materieel nauwelijks veranderd. Voor wat betreft de verlening van kwekersrecht is de beoordelingswijze namelijk grotendeels gebaseerd op het UPOV-verdrag en voor wat betreft de toelating van rassen en opstanden gebaseerd op communautaire regelgeving. Gelet hierop zijn de voor de beoordeling benodigde gegevens ook niet gewijzigd ten opzichte van de gegevens die verstrekt moesten worden bij een verzoek om verlening van kwekersrecht of aanvraag tot in het verkeer brengen van rassen onder de ‘oude’ ZPW.
Een kleine vermindering van administratieve lasten kan worden gerealiseerd ingeval de bescheiden langs elektronische weg aan de Raad worden aangeboden.
Uitgangspunt bij de inrichting van de financiële huishouding van de Raad voor plantenrassen is dat het systeem van kwekersrechtverlening en toelating van rassen en opstanden kostendekkend zijn. Deze kosten worden gedekt door het heffen van tarieven zoals opgenomen in Hoofdstuk 6, paragraaf 1, van deze regeling. De tarieven die zijn vastgesteld voor de diverse werkzaamheden houden rechtstreeks verband met de door de Raad in dat verband te maken kosten. Dit heeft tot gevolg dat de kosten voor het technisch onderzoek dat wordt uitgevoerd naar aanleiding van een aanvraag tot toelating van een ras of opstand of voor de verlening van kwekersrecht aanmerkelijk hoger zijn dan de kosten die de Raad voor het Kwekersrecht rekende voor de uitvoering van een technisch onderzoek. Dit verschil is gelegen in het feit dat onder de ‘oude’ ZPW de kosten voor het technisch onderzoek deels bekostigd werden uit de opbrengsten van de zogenoemde jaarcijns die jaarlijks werd betaald door kwekersrechthouders die in het rassenregister waren opgenomen. Als gevolg van het feit dat de jaarcijns niet meer dient voor de medefinanciering van de kosten voor het technisch onderzoek maar uitsluitend voor het onderhoud van het rassenregister, wordt deze aanmerkelijk verlaagd. In tegenstelling tot de jaarcijns die was gebaseerd op de ‘oude’ ZPW wordt deze jaarcijns betaald door alle in het rassenregister ingeschrevenen. Dit betreffen zowel de houders van een kwekersrecht als de instandhouders van een ras, aangezien onder de ZPW 2005 naar alle rassen waarvoor kwekersrecht is verleend, ook alle in Nederland toegelaten rassen in het rassenregister zijn opgenomen.
Voor de wijze van oplegging en inning van de tarieven is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het Wetsvoorstel Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht10 .
Cichorei voor de industrie is officieel een groentegewas. Omdat in de praktijk dit gewas altijd beschouwd is als een landbouwgewas, is bij de toelating van cichorei voor de industrie in artikel 4 van richtlijn 2002/55/EG een uitzondering opgenomen ten aanzien van het uit te voeren technisch onderzoek. Als gevolg van deze uitzondering zal naast het reguliere technisch onderzoek dat wordt uitgevoerd naar aanleiding van een aanvraag tot toelating van een groenteras óók een onderzoek moeten worden uitgevoerd om te onderzoeken of het ras voldoende cultuur- en gebruikswaarde heeft. Deze extra voorwaarde is in onderhavig artikel opgenomen.
In uitzonderlijke gevallen kan het wenselijk zijn dat de instandhouding van een ras wordt gecontroleerd. Ten behoeve van die controle is de instandhouder verplicht een administratie bij te houden. In beginsel wordt een dergelijke administratie reeds in het kader van de reguliere bedrijfsvoering van een instandhouder bijgehouden. Derhalve is ter voorkoming van onnodige administratieve lasten deze administratieverplichting vormvrij.
Onderhavig artikel strekt tot het vaststellen van de voorwaarden waaronder een teler gebruik kan maken van het farmers’ privilege. Een van de voorwaarden is dat de teler gebruikmaking van het farmers’ privilege meldt aan de houder van het kwekersrecht voor het desbetreffende ras. De wijze waarop deze melding plaatsvindt is in principe vormvrij en kan tussen de teler en de houder van het kwekersrecht overeen worden gekomen. Er wordt vanuit gegaan dat beide partijen kiezen voor de meest efficiënte wijze waarmee onnodige administratieve lasten voorkomen worden. In verband met de mogelijkheid voor de kwekersrechthouder om de melding van de teler te controleren, is bepaald dat de melding wordt gedaan vóór 15 mei van het kalenderjaar waarin de teelt waarbij gebruik is gemaakt van geoogst materiaal, wordt geoogst. In de periode tussen de melding en het moment van oogsten bestaat dan voor de houder van het kwekersrecht de mogelijkheid om de melding te verifiëren.
In voorkomend geval, in het bijzonder bij siergewassen, is het voor de behandeling van een aanvraag tot toelating of verlening van kwekersrecht noodzakelijk dat de Raad naast een beschrijving van het ras ook de beschikking heeft over een representatieve kleurenfoto. In het derde lid is daarom opgenomen dat indien de Raad dit aangeeft, bij de aanvraag een representatieve kleurenfoto moet worden verstrekt.
Bij de gegevens die een bedrijf verstrekt bij de aanvraag tot toelating van een ras of tot verlening van kwekersrecht wordt informatie verstrekt over de wijze waarop een ras is gekweekt, is ontdekt of ontwikkeld. In deze informatie worden bedrijfsprocessen en productieprocessen beschreven waarvan het niet wenselijk is dat andere partijen daar kennis van nemen, bijvoorbeeld om concurrentievervalsing te voorkomen. Derhalve wordt in het vierde lid van dit artikel bepaald dat de informatie die de aanvrager verstrekt over de bovengenoemde processen wordt beschouwd als vertrouwelijke informatie.
In de praktijk worden door de Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen jaarlijks van ieder aardappelras de zogenoemde stamselecteurs geregistreerd. De stamselecteurs van een aardappelras zijn de instandhouders van dat ras. Door de jaarlijkse lijst van stamselecteurs in het rassenregister in te schrijven beschikt de Raad over de actuele instandhouders. De kosten van de inschrijving van dergelijke lijsten zijn verwaarloosbaar, zodat een vergoeding van de aldus als instandhouders geregistreerden achterwege kan blijven. De vergoeding blijft verschuldigd indien een instandhouder zijn registratie als zodanig niet uitsluitend op de gegevens van de keuringsdienst wil baseren maar ook een afzonderlijke inschrijving als instandhouder van een aardappelras in het rassenregister wenst.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.P. Veerman
Richtlijn (EG) 2002/54 | Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | artikel 117 |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel b | artikel 1, onderdeel j, besluit |
artikel 2, eerste lid, onderdelen c en d | artikel 47 |
artikel 2, eerste lid, onderdelen e tot en met g | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdeel h | artikel 49, tweede lid |
artikel 2, tweede lid | artikel 3 besluit |
artikel 2, derde lid | artikel 11 |
artikel 2, vierde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3, eerste lid | artikel 48, eerste lid |
artikel 3, tweede lid | artikel 18 |
artikel 4 | artikelen 47, eerste lid, en 48 |
artikel 5 | artikel 50 |
artikel 6 | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 7 | artikelen 4 en 5 besluit |
artikel 8 | artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 9 | artikel 18 |
artikel 10 | artikel 27 |
artikel 11 | artikel 28 |
artikel 12 | artikel 49, eerste lid |
artikel 13 | artikel 49, tweede lid |
artikel 14 | artikel 27, tweede lid |
artikel 15 | artikel 18 |
artikel 16 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, besluit |
artikel 17 | artikel 29 |
artikel 18 | artikel 30 |
artikel 19 | artikel 48 wet |
artikel 20 | artikel 18 |
artikel 21 | artikelen 47, eerste lid, en 48, eerste lid |
artikel 22 | artikel 40 wet en artikel 3 besluit |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | artikel 48 wet |
artikel 25, eerste lid | artikel 89 wet artikel 18 |
artikel 25, tweede lid | artikel 32 |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27 | behoeft geen implementatie |
artikel 28 | behoeft geen implementatie |
artikel 29 | behoeft geen implementatie |
artikel 30, eerste lid, onderdeel b | artikel 39 en 85 wet, artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen. |
artikel 30, overige onderdelen | behoeft geen implementatie |
artikel 31 | behoeft geen implementatie |
artikel 32 | behoeft geen implementatie |
artikel 33 | behoeft geen implementatie |
artikel 34 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn (EEG) 66/401 | Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | artikel 117 |
artikel 1 bis | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, eerste lid, onderdeel e, besluit |
artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met d | artikel 34 |
artikel 2, eerste lid, onderdeel e | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdelen f en g | artikel 38 |
artikel 2, eerste lid, bis | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, ter | artikel 3 besluit |
artikel 2, eerste lid, quater | behoeft geen implementatie |
artikel 2, tweede lid | behoeft geen implementatie |
artikel 2, derde lid | artikel 9 |
artikel 2, vierde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3, eerste lid | artikel 34 |
artikel 3, eerste lid, bis | behoeft geen implementatie |
artikel 3, tweede lid | artikel 35 |
artikel 3, derde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3, vierde lid | artikel 16 |
artikel 3 bis | artikelen 34 en 35 |
artikel 4 | artikel 39 |
artikel 4 bis | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 5 | artikelen 4 en 5 besluit |
artikel 5 bis | artikel 4, eerste lid, onderdeel a, besluit |
artikel 6 | artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7 | artikel 16 |
artikel 8 | artikel 27 |
artikel 9 | artikel 28 |
artikel 10 | artikel 38, eerste lid |
artikel 10 bis | artikel 38, tweede lid |
artikel 10 ter | artikel 27 |
artikel 10 quater | artikel 16 |
artikel 11 | artikel 32, tweede lid |
artikel 11 bis | artikel 30, |
artikel 12 | artikel 31 |
artikel 13 | artikel 36 |
artikel 13 bis | artikel 48 wet |
artikel 14 | behoeft geen implementatie |
artikel 14 bis | artikelen 34 en 35 |
artikel 15 | artikelen 40 wet en 3 besluit |
artikel 16 | behoeft geen implementatie |
artikel 17 | artikel 48 wet |
artikel 18 | artikel 117 |
artikel 19, eerste lid | artikel 16 |
artikel 19, tweede lid | artikel 32 |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 bis | behoeft geen implementatie |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 22 bis | artikelen 39 en 85 wet artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 bis | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn (EEG) 66/402 | Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 1, bis | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, eerste lid, onderdeel f, besluit |
artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met g | artikelen 40 en 41 |
artikel 2, eerste lid, onderdeel h | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, bis | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, ter | behoeft geen implementatie |
artikel 1, eerste lid, quater | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, sextus | behoeft geen implementatie |
artikel 2, tweede lid | behoeft geen implementatie |
artikel 2, derde lid | artikel 10 |
artikel 2, vierde lid | artikel 10 |
artikel 3, eerste lid | artikel 42 |
artikel 3, tweede lid | artikel 45 |
artikel 3, derde lid | artikel 17 |
artikel 3 bis | artikelen 40 en 42 |
artikel 4 | artikel 46 |
artikel 4 bis | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 5 | artikelen 4 en 5 besluit |
artikel 5 bis | behoeft geen implementatie |
artikel 6 | artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7 | artikel 17 |
artikel 8 | artikel 27 |
artikel 9 | artikel 28 |
artikel 10 | artikel 44, eerste lid |
artikel 10 bis | artikel 44, tweede lid |
artikel 11 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, besluit |
artikel 11 bis | artikel 29 |
artikel 12 | artikel 30 |
artikel 13 | artikel 43 |
artikel 13 bis | artikel 48 wet |
artikel 14 | artikel 17 |
artikel 14 bis | artikelen 40 en 42, eerste lid |
artikel 15 | artikelen 4o wet en 3 besluit |
artikel 16 | behoeft geen implementatie |
artikel 17 | artikel 48 wet |
artikel 18 | artikel 117 |
artikel 19 | artikel 32 |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 bis | behoeft geen implementatie |
artikel 21 ter | behoeft geen implementatie |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 22 bis, eerste lid, onderdeel b | artikelen 39 en 85 wet artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 22 bis, overige onderdelen | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 bis | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn (EG) 2002/57 | Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | artikel 117 |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel b | artikel 1, eerste lid, onderdeel l, besluit |
artikel 2, eerste lid, onderdelen c tot en met j | artikelen 51 tot en met 53 |
artikel 2, eerste lid, onderdeel k | behoeft geen implementatie |
artikel 2, tweede lid | behoeft geen implementatie |
artikel 2, derde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 2, vierde lid | artikel 51, derde lid |
artikel 2, vijfde lid | artikel 12 |
artikel 2, zesde lid | artikel 12 |
artikel 3 | artikel 53 |
artikel 4 | artikel 53 |
artikel 5 | artikel 57 |
artikel 6 | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 7 | artikelen 4 en 5 besluit |
artikel 8 | artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 9 | artikel 20 |
artikel 10 | artikel 27 |
artikel 11 | artikel 28 |
artikel 12 | artikel 55 |
artikel 13 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, besluit |
artikel 14 | artikel 29 |
artikel 15 | artikel 30 |
artikel 16 | artikel 48 wet |
artikel 17 | artikel 20 |
artikel 18 | artikelen 51, eerste lid, en 53, eerste lid |
artikel 19 | artikel 20 |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | artikel 48 wet |
artikel 22 | artikel 20 |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | behoeft geen implementatie |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27 | artikelen 39 en 85 wet, artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 28 | behoeft geen implementatie |
artikel 29 | behoeft geen implementatie |
artikel 30 | behoeft geen implementatie |
artikel 31 | behoeft geen implementatie |
artikel 32 | behoeft geen implementatie |
artikel 33 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn (EG) 2002/53 | Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | behoeft geen implementatie |
artikel 3, eerste lid | artikel 26 wet |
artikel 3, tweede lid | artikel 26 wet |
artikel 3, derde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3, vierde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3, vijfde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 4, eerste lid | artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, wet en artikel 9, eerste lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 4, tweede lid | artikel 35, eerste lid, onderdeel b wet en artikel 9, tweede lid Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 4, derde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet |
artikel 4, vierde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 12, eerste lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 4, vijfde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 12, tweede lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 4, zesde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 85 en artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 5, eerste lid | artikel 35, tweede lid, wet |
artikel 5, tweede lid | artikel 35, vierde lid, wet |
artikel 5, derde lid | artikel 35, derde lid, wet |
artikel 5, vierde lid | artikel 35, vijfde lid, wet |
artikel 6 | behoeft geen implementatie |
artikel 7, eerste lid | artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, en zesde lid, wet en artikel 16, eerste lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7, tweede lid | artikel 35, eerste lid, onderdeel d, wet en artikel 17 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7, derde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en 17 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7, vierde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen en artikel 12 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7, vijfde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen |
artikel 8 | artikel 84 wet en artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 9, eerste lid | artikel 26 wet |
artikel 9, tweede lid | artikel 27 wet |
Artikel 9, derde lid | artikel 37, derde en vierde lid, wet |
Artikel 9, vierde lid | artikel 84 wet en artikel 13 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 9, vijfde lid | artikelen 26 en 35, vijfde lid wet |
artikel 9, zesde lid | artikel 27, zesde lid, wet |
artikel 10 | artikel 84 wet, artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 11 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet, artikel 9, eerste lid, onder b en tweede lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 7 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 12 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 13 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14, derde lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 14 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14, derde lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 15, tweede lid | artikel 26, tweede lid |
artikel 16, eerste lid | behoeft geen implementatie |
artikel 16, tweede lid | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 19 | artikel 35 wet |
artikel 20 | artikelen 39 en 85 wet; artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 21 | artikel 85 wet en artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | artikelen 35, eerste lid, en 39, eerste lid, wet |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27 | behoeft geen implementatie |
artikel 28 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn (EG) 2002/55 | Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | artikel 117 |
artikel 2, eerste lid, onderdeel a | artikel 1, onderdeel g, wet |
artikel 2, eerste lid, onderdeel b | artikel 1, onderdeel k, besluit |
artikel 2, eerste lid, onderdelen c tot en met e | artikel 72 |
artikel 2, eerste lid, onderdeel f | behoeft geen implementatie |
artikel 2, eerste lid, onderdeel g | artikel 75 |
artikel 2, tweede en derde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 3 | artikel 26 wet |
artikel 4 | artikel 35, eerste lid, onderdeel a, wet en artikel 8, eerste lid, onder a, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 5, eerste lid | artikel 35, tweede lid, wet |
artikel 5, tweede lid | artikel 35, vierde lid, wet |
artikel 5, derde lid | artikel 35, derde lid, wet |
artikel 6 | behoeft geen implementatie |
artikel 7, eerste lid | artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, en zesde lid, wet en artikel 8, eerste lid, onder a, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7, tweede lid | artikel 35, eerste lid, onderdeel d, wet, artikel 17 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 3 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7, derde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, artikel 17 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 10 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7, vierde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Besluit genetisch gemodificeerde organismen; Wet milieugevaarlijke stoffen, artikel 12 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 10 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 7, vijfde lid | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen |
artikel 8 | artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 9, eerste lid | artikel 26 wet |
artikel 9, tweede lid | artikel 27 wet |
artikel 9, derde lid | artikel 37, derde en vierde lid, wet |
artikel 9, vierde lid | artikel 84 wet en artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 9, vijfde lid | artikelen 26 en 35, vijfde lid, wet |
artikel 9, zesde lid | artikel 27, zesde lid, wet |
artikel 10 | artikel 84 wet, artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 11 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet, artikel 8, eerste lid, onder b, en tweede lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 7 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 12 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 8, eerste lid, onder b, en tweede lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 13 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14, derde lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 14 | artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 15 | behoeft geen implementatie |
artikel 16, eerste lid | behoeft geen implementatie |
artikel 16, tweede lid | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 19 | artikel 35 wet |
artikel 20 | artikel 73 |
artikel 20, vierde lid | artikel 25 |
artikel 21 | artikel 74 |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | artikel 39, vijfde en zesde lid, wet |
artikel 24 | artikelen 4 en 5 besluit |
artikel 25 | artikel 25 |
artikel 26 | artikel 75 |
artikel 27 | artikel 76 |
artikel 28 | artikel 75 |
artikel 29 | artikel 76 |
artikel 30 | artikel 5, eerste lid, onderdeel b, besluit |
artikel 31 | artikel 77 |
artikel 32 | artikel 78 |
artikel 33 | artikel 48 wet |
artikel 34 | artikel 25 |
artikel 35 | artikel 25 |
artikel 36 | artikel 25 |
artikel 37 | behoeft geen implementatie |
artikel 38 | artikel 48 wet |
artikel 39 | artikel 25 |
artikel 40 | artikel 25 |
artikel 41 | artikel 25 |
artikel 42 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 43 | behoeft geen implementatie |
artikel 44, eerste lid | behoeft geen implementatie |
artikel 44, tweede en derde lid | artikelen 39 en 85 wet artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 45 | behoeft geen implementatie |
artikel 46 | behoeft geen implementatie |
artikel 47 | artikelen 35, eerste lid, en 39, eerste lid, wet |
artikel 48 | artikelen 39 en 85 wet en artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 49 | artikel 48 wet |
artikel 50 | behoeft geen implementatie |
artikel 51 | behoeft geen implementatie |
artikel 52 | behoeft geen implementatie |
artikel 53 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn (EEG) 92/33 | Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikel 117 |
artikel 3 | artikel 1 wet |
artikel 4 | artikel 82 |
artikel 5 | artikel 81 |
artikel 6 | artikelen 3 en 82 |
artikel 7 | behoeft geen implementatie |
artikel 8 | artikelen 3 en 82 |
artikel 9 | artikel 84 wet, artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 10 | artikel 83 |
artikel 11 | artikel 84 |
artikel 12 | artikel 42, vierde lid, wet |
artikel 13 | artikel 48 wet |
artikel 14 | behoeft geen implementatie |
artikel 15 | behoeft geen implementatie |
artikel 16 | behoeft geen implementatie |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | behoeft geen implementatie |
artikel 19 | artikelen 47 en 86 wet |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | behoeft geen implementatie |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | artikelen 47 en 89 wet |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
Richtlijn (EG) 1999/105 | Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | behoeft geen implementatie |
artikel 2 | artikelen 1 en 35, eerste lid, wet en artikel 1, onderdeel n, besluit |
artikel 3 | behoeft geen implementatie |
artikel 4 | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdelen c en e, wet, artikel 10, eerste lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 5 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 5 | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet, artikel 12 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 8 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 6, eerste tot en met derde lid | artikel 99 |
artikel 6, vierde lid | artikel 42 wet en artikelen 3 en 97 |
artikel 6, vijfde en zesde lid | artikel 39, zesde en zevende lid, wet |
artikel 6, zevende en achtste lid | behoeft geen implementatie |
artikel 7 | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; artikelen 4 en 5 |
artikel 8 | artikelen 35, eerste lid, aanhef e onderdeel e, wet |
artikel 9 | artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e; artikel 36, vierde lid, wet |
artikel 10, eerste lid | artikel 37, eerste lid, wet |
artikel 10, tweede en derde lid | artikel 26 wet |
artikel 11 | behoeft geen implementatie |
artikel 12 | artikel 105 |
artikel 13 | artikel 102 |
artikel 14 | artikel 6 besluit artikel102, tweede lid |
artikel 15 | artikel 103 |
artikel 16 | artikel 24 |
artikel 17 | behoeft geen implementatie |
artikel 18 | artikel 48 wet |
artikel 19 | behoeft geen implementatie |
artikel 20 | behoeft geen implementatie |
artikel 21 | artikel 48 wet |
artikel 22 | behoeft geen implementatie |
artikel 23 | behoeft geen implementatie |
artikel 24 | behoeft geen implementatie |
artikel 25 | behoeft geen implementatie |
artikel 26 | behoeft geen implementatie |
artikel 27 | behoeft geen implementatie |
artikel 28 | behoeft geen implementatie |
artikel 29 | behoeft geen implementatie |
artikel 30 | behoeft geen implementatie |
UPOV-Verdrag 1991 | Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, tenzij anders is aangegeven |
artikel 1 | artikel 1 |
artikelen 2 tot en met 4 | behoeven geen implementatie |
artikel 5 | artikel 49, eerste lid |
artikel 6 | artikel 49, tweede en derde lid |
artikel 7 | artikel 49, vierde lid |
artikel 8 | artikel 49, vijfde lid, in samenhang met artikel 35, derde lid |
artikel 9 | artikel 49, zesde lid, in samenhang met artikel 35, vierde lid |
artikel 10 | behoeft geen implementatie |
artikel 11 | artikel 54 |
artikel 12 | artikelen 49, zevende lid, en 55 |
artikel 13 | artikel 71 |
artikel 14, eerste lid | artikel 57, eerste lid |
artikel 14, tweede lid | artikel 57, vierde lid |
artikel 14, derde lid | artikel 57, vijfde lid |
artikel 14, vierde lid | behoeft geen implementatie |
artikel 14, vijfde lid | artikel 58, eerste en tweede lid |
artikel 15, eerste lid | artikel 57, derde lid |
artikel 15, tweede lid | artikel 59, artikel 22 besluit en artikel 13 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen |
artikel 16 | artikel 60 |
artikel 17 | artikel 61 |
artikel 18 | behoeft geen implementatie |
artikel 19 | artikel 72 |
artikel 20, eerste lid, onderdeel a | artikel 25, derde en vierde lid |
artikel 20, eerste lid, onderdeel b | behoeft geen implementatie |
artikel 20, tweede lid | artikel 27 |
artikel 20, derde lid | artikel 29, eerste en vierde lid |
artikel 20, vierde lid | artikel 30 |
artikel 20, vijfde lid | artikel 27, vijfde lid |
artikel 20, zesde lid | artikel 29, vijfde lid |
artikel 20, zevende lid | artikel 46, eerste lid |
artikel 20, achtste lid | artikel 46, eerste lid |
artikel 21 | artikel 75, eerste lid |
artikel 22 | artikel 74 |
artikelen 23 tot en met 29 | behoeven geen implementatie |
artikel 30, eerste lid, onder i | artikel 70 |
artikel 30, eerste lid, onder ii | artikel 2 |
artikel 30, eerste lid, onder iii | artikelen 28, eerste lid, en 33; |
artikel 30, tweede lid | behoeft geen implementatie |
artikelen 31 tot en met 42 | behoeven geen implementatie |
‘Behoeft geen implementatie’: het betreft hier verplichtingen die verwijzen naar de desbetreffende richtlijn of het verdrag zelf, of die een opdracht bevatten die niet hoeft te worden verwerkt in de nationale wetgeving, dan wel bepalingen die een optie inhouden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-15-p22-SC73476.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.