Regeling verhandeling teeltmateriaal

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 januari 2006, nr. TRCJZ/2006/98, houdende regels met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal (Regeling verhandeling teeltmateriaal)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de Europese richtlijnen met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal van verschillende soorten gewassen, de artikelen 21, vierde lid, 39, zevende lid, en 44 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, alsmede gelet op de artikelen 3, 4, 5 en 6 van het Besluit verhandeling teeltmateriaal;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit: Besluit verhandeling teeltmateriaal;

b. beschikking (EG) 2004/266: beschikking nr. 2004/266/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 17 maart 2004 houdende machtiging om de voorgeschreven gegevens onuitwisbaar aan te brengen op de verpakkingen van zaaizaad van voedergewassen (PbEG L 83);

c. beschikking (EG) 2004/371: beschikking nr. 2004/371/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 april 2004 betreffende voorwaarden voor het in de handel brengen van zaadmengsels bestemd voor gebruik als voedergewas (PbEG L 116);

d. beschikking (EG) 2004/842: beschikking nr. 2004/842/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd (PbEG L 362);

e. richtlijn (EEG) 74/268: richtlijn nr. 74/268/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 mei 1974 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden met betrekking tot de aanwezigheid van Avena fatua in zaaizaad van groenvoedergewassen en in zaaigranen (PbEG L 141);

f. richtlijn (EEG) 66/401: richtlijn nr. 66/401/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (PbEG L 125);

g. richtlijn (EEG) 66/402: richtlijn nr. 66/402/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (PbEG L 125);

h. richtlijn (EEG) 92/33: richtlijn nr. 92/33/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PbEG L 157);

i. richtlijn (EEG) 92/34: richtlijn nr. 92/34/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PbEG L 157);

j. richtlijn (EEG) 93/17: richtlijn nr. 93/17/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 maart 1993 tot vaststelling van communautaire klassen voor basispootgoed van aardappelen en van de daarvoor geldende eisen en aanduidingen (PbEG L 106);

k. richtlijn (EEG) 93/48: richtlijn nr. 93/48/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juni 1993 tot vaststelling van het schema met de voorwaarden waaraan fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt en teeltmateriaal daarvan overeenkomstig richtlijn (EEG) 92/34 moeten voldoen (PbEG L 250);

l. richtlijn (EEG) 93/61: richtlijn nr. 93/61/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 tot vaststelling van de schema's met de eisen waaraan teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, overeenkomstig artikel 4 van richtlijn (EEG) 92/33 moeten voldoen (PbEG L 250);

m. richtlijn (EEG) 93/62: richtlijn nr. 93/62/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig Richtlijn 92/33/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PbEG L 250);

n. richtlijn (EEG) 93/64: richtlijn nr. 93/64/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 juli 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het toezicht op en de controle van leveranciers en bedrijven overeenkomstig Richtlijn 92/34/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PbEG L 250);

o. richtlijn (EEG) 93/79: richtlijn nr. 93/79/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 september 1993 tot vaststelling van aanvullende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de door leveranciers op grond van richtlijn (EEG) 92/34 bij te houden lijsten van fruitgewassen en teeltmateriaal daarvan (PbEG L 256);

p. richtlijn (EG) 98/56: richtlijn nr. 98/56/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (PbEG L 226);

q. richtlijn (EG) 99/66: richtlijn nr. 1999/66/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1999 houdende voorschriften voor het overeenkomstig richtlijn (EG) 98/56 door de leverancier op te maken etiket of ander document (PbEG L 164);

r. richtlijn (EG) 99/68: richtlijn nr. 1999/68/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1999 tot vaststelling van aanvullende bepalingen met betrekking tot de op grond van richtlijn (EG) 98/56 door de leveranciers bij te houden rassenlijsten van siergewassen (PbEG L 172);

s. richtlijn (EG) 99/105: richtlijn nr. 1999/105/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (PbEG 2000 L 11);

t. richtlijn (EG) 2000/29: richtlijn nr. 2000/29/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG L 169);

u. richtlijn (EG) 2001/18: richtlijn nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PbEG L 106);

v. richtlijn (EG) 2002/53: richtlijn nr. 2002/53/EG van de Raad van de Europese Unie 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (PbEG L 193);

w. richtlijn (EG) 2002/54: richtlijn nr. 2002/54/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (PbEG L 193);

x. richtlijn (EG) 2002/55: richtlijn nr. 2002/55/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (PbEG L 193);

y. richtlijn (EG) 2002/56: richtlijn (EG) 2002/56 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (PbEG L 193);

z. richtlijn (EG) 2002/57: richtlijn nr. 2002/57/EG van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (PbEG L 193);

aa. verordening (EG) 1829/2003: Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEG L 268);

bb. derde landen: landen buiten de Europese Unie;

cc. hybride: product van een bewuste, voor elke zaadproductie herhaalde kruising tussen twee of meer ouderlijnen die hiertoe afzonderlijk in stand gehouden worden.

Hoofdstuk 2

Registratie en erkenning van leveranciers

§ 1

Registratie van leveranciers van teeltmateriaal van landbouwgewassen, tuinbouwgewassen en bosbouwgewassen

Artikel 2

Als gewassen, bedoeld in artikel 42 van de wet, worden aangewezen:

a. landbouwgewassen;

b. tuinbouwgewassen;

c. bosbouwgewassen.

Artikel 3

Voor leveranciers van groenteplanten en leveranciers van teeltmateriaal van fruitgewassen, siergewassen en bosbouwgewassen zijn de eisen inzake registratie, bedoeld in artikel 43 van de wet, vastgelegd in respectievelijk de artikelen 81, 85, 92 en 97.

Artikel 4

De aanvraag tot een registratie vindt plaats door inzending van een volledig ingevuld, door de keuringsinstelling te verstrekken aanvraagformulier dat vergezeld gaat van de volgende bescheiden:

a. een kopie van een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager;

b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, dat door de bevoegde instantie niet langer dan twee maanden vóór de datum van aanvraag tot registratie is afgegeven.

Artikel 5

1. Een registratie is geldig voor de duur van één jaar.

2. Behoudens artikel 45 van de wet, wordt een registratie stilzwijgend verlengd.

Artikel 6

Een registratie kan op verzoek van de leverancier beëindigd worden. Het verzoek tot beëindiging van de registratie wordt schriftelijk bij de keuringsinstelling ingediend, onder vermelding van de datum en de reden van de beëindiging van de registratie.

Artikel 7

1. De keuringsinstelling beheert een register waarin de leverancier wordt ingeschreven.

2. Op aanvraag en tegen betaling van een door de keuringsinstelling op grond van artikel 21 van de wet te bepalen vergoeding kunnen gegevens uit het register worden verstrekt.

Artikel 8

1. Het register bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. naam en bedrijfsnaam van de leverancier;

b. adres en woonplaats of plaats van vestiging van de leverancier;

c. het nummer waaronder de leverancier bij de keuringsinstelling is ingeschreven;

d. de handelingen waarvoor de leverancier erkend of geregistreerd is.

2. De leverancier stelt de keuringsinstelling onverwijld in kennis van wijzigingen van de in het eerste lid genoemde gegevens.

§ 2

Erkenning van leveranciers van teeltmateriaal van groenvoedergewassen, zaaigranen, bieten, oliehoudende planten en vezelgewassen en leveranciers van groentezaden

Artikel 9

1. NAK kan leveranciers van teeltmateriaal van groenvoedergewassen erkennen voor het verrichten van keuringen onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel A, van richtlijn (EEG) 66/401.

2. NAK kan leveranciers van teeltmateriaal van groenvoedergewassen erkennen voor het nemen van monsters onder de voorwaarden, genoemd in artikel 7, eerste lid, bis, van richtlijn (EEG) 66/401.

3. NAK kan een laboratorium erkennen voor het verrichten van analyse van teeltmateriaal van groenvoedergewassen onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel B, van richtlijn (EEG) 66/401.

Artikel 10

1. NAK kan leveranciers van teeltmateriaal van zaaigranen erkennen voor het verrichten van keuringen onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel A, van richtlijn (EEG) 66/402.

2. NAK kan leveranciers van teeltmateriaal van zaaigranen erkennen voor het nemen van monsters onder de voorwaarden, genoemd in artikel 7, eerste lid, bis, van richtlijn (EEG) 66/402.

3. NAK kan een laboratorium erkennen voor het verrichten van analyse van teeltmateriaal van zaaigranen onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel B, van richtlijn (EEG) 66/402.

Artikel 11

1. NAK kan leveranciers van teeltmateriaal van bieten erkennen voor het verrichten van keuringen onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel A, van richtlijn (EG) 2002/54.

2. NAK kan leveranciers van teeltmateriaal van bieten erkennen voor het nemen van monsters onder de voorwaarden, genoemd in artikel 9, eerste lid, bis, van richtlijn (EG) 2002/54.

3. NAK kan een laboratorium erkennen voor het verrichten van analyse van teeltmateriaal van bieten onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel B, van richtlijn (EG) 2002/54.

Artikel 12

1. NAK kan leveranciers van teeltmateriaal van oliehoudende planten en vezelgewassen erkennen voor het verrichten van keuringen onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, vijfde lid, onderdeel A, van richtlijn (EG) 2002/57.

2. NAK kan leveranciers van teeltmateriaal van oliehoudende planten en vezelgewassen erkennen voor het nemen van monsters onder de voorwaarden, genoemd in artikel 9, eerste lid, bis, van richtlijn (EG) 2002/57.

3. NAK kan een laboratorium erkennen voor het verrichten van analyse van teeltmateriaal van oliehoudende planten en vezelgewassen onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, vijfde lid, onderdeel B, van richtlijn (EG) 2002/57.

Artikel 13

1. Naktuinbouw kan leveranciers van groentezaden erkennen voor het verrichten van keuringen onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, vierde lid, onderdeel A, van richtlijn (EG) 2002/55.

2. Naktuinbouw kan leveranciers van groentezaden erkennen voor het nemen van monsters onder de voorwaarden, genoemd in artikel 25, eerste lid, bis, van richtlijn (EG) 2002/55.

3. Naktuinbouw kan een laboratorium erkennen voor het verrichten van analyse van groentezaden onder de voorwaarden, genoemd in artikel 2, vierde lid, onderdeel B, van richtlijn (EG) 2002/55.

Artikel 14

1. De erkenning kan op verzoek van de leverancier beëindigd worden. Het verzoek tot beëindiging van de erkenning wordt schriftelijk bij de keuringsinstelling ingediend, onder vermelding van de datum en de reden van de beëindiging van de erkenning.

2. Met uitzondering van leveranciers van groentezaden, wordt het in het eerste lid bedoelde verzoek voor 1 april voorafgaand aan het kalenderjaar dat de leverancier de erkenning wenst te beëindigen bij NAK ingediend.

Artikel 15

De artikelen 4, 5, 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3

Onderzoek, keuring en controle

§ 1

Landbouwgewassen

Artikel 16

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van teeltmateriaal van groenvoedergewassen neemt NAK de artikelen 3, vierde lid, 7, 10 quater, 14, eerste lid, 15 en 19, eerste lid, van richtlijn (EEG) 66/401 en artikel 4 van beschikking (EG) 2004/371 in acht.

Artikel 17

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van teeltmateriaal van zaaigranen neemt NAK de artikelen 3, derde lid, 7, 14, eerste lid, 15 en 19, eerste lid, van richtlijn (EEG) 66/402 in acht.

Artikel 18

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van teeltmateriaal van bieten neemt NAK de artikelen 3, tweede lid, 9, 15, 20, 22 en 25, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/54 in acht.

Artikel 19

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van pootaardappelen neemt NAK de artikelen 7, 17 en 23 van richtlijn (EG) 2002/56 in acht.

Artikel 20

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van teeltmateriaal van oliehoudende planten en vezelgewassen neemt NAK de artikelen 3, vierde lid, 9, 17, 19 en 22, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/57 in acht.

§ 2

Tuinbouwgewassen en bosbouwgewassen

Artikel 21

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van groenteplanten neemt Naktuinbouw de artikelen 5, 6, 10, derde lid, 17, 19 en 20, eerste lid van richtlijn (EEG) 92/33 en de artikelen 2, 3, 4 en 5 van richtlijn (EEG) 93/62 in acht.

Artikel 22

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van teeltmateriaal van fruitgewassen neemt Naktuinbouw de artikelen 5, 6, 10, derde lid, 17, 19 en 20, eerste lid, van richtlijn (EEG) 92/34 en de artikelen 2, 3, 4 en 5 van richtlijn (EEG) 93/64 in acht.

Artikel 23

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van teeltmateriaal van siergewassen neemt Naktuinbouw de artikelen 12, 13 en 14 van richtlijn (EG) 98/56 in acht.

Artikel 24

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van teeltmateriaal van bosbouwgewassen neemt Naktuinbouw de artikelen 16, eerste en vijfde lid, van richtlijn (EG) 99/105 in acht.

Artikel 25

Bij het onderzoek, de keuring en de controle van groentezaden neemt Naktuinbouw de artikelen 20, vierde lid, 25, 34, 35, 36, 39, eerste lid, 40 en 41 van richtlijn (EG) 2002/55 in acht.

Hoofdstuk 4

het in de handel brengen van teeltmateriaal van Landbouwgewassen

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 26

1. Teeltmateriaal van een landbouwgewas wordt slechts in de handel gebracht indien het afkomstig is van een ras dat is toegelaten en is ingeschreven in het rassenregister, dan wel is opgenomen op een vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde gemeenschappelijke lijst van rassen, of is toegelaten in een van de andere lidstaten van de Europese Unie overeenkomstig richtlijn (EG) 2002/53.

2. Teeltmateriaal van een ras van een landbouwgewas dat van een vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde gemeenschappelijke lijst van rassen wordt geschrapt, mag uiterlijk tot en met 30 juni van het derde jaar na het einde van de toelating in de handel worden gebracht.

3. Voor een ras dat uitsluitend dient voor gebruik als kruisingspartner, zijn het eerste en tweede lid alleen van toepassing voor zover het teeltmateriaal onder de naam van het desbetreffende ras in de handel worden gebracht.

Artikel 27

1. Teeltmateriaal wordt slechts in de handel gebracht in voldoende homogene partijen en in verpakkingen die voldoen aan de voorwaarden, genoemd in de artikelen 38, 44, 49, 55 en 68.

2. Verpakkingen van teeltmateriaal worden gesloten door NAK of door de leverancier onder toezicht van NAK.

Artikel 28

1. Verpakkingen van teeltmateriaal worden zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

2. Het etiket is in het sluitingssysteem verwerkt of er is op de sluiting een officieel zegel aangebracht.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op een verpakking met een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt.

4. Indien een verpakking van teeltmateriaal opnieuw gesloten wordt, wordt hiervan op het etiket de datum van de hernieuwde sluiting vermeld, alsmede de naam van degene die de verpakking heeft gesloten.

Artikel 29

In geval van teeltmateriaal van een ras dat genetisch is gemodificeerd, wordt op elk etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze regeling op de partij teeltmateriaal is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Artikel 30

In geval van een chemische behandeling van het teeltmateriaal, wordt hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding gemaakt.

Artikel 31

1. Het verzoek tot het in de handel brengen van teeltmateriaal van landbouwgewassen voor beproevingsdoeleinden, als bedoeld in artikel 39, zesde lid, van de wet, wordt ingediend bij NAK door de leverancier die de aanvraag tot inschrijving in het rassenregister heeft ingediend bij de Raad.

2. Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, overlegt de leverancier de volgende gegevens aan NAK:

a. informatie over de voorgenomen praktijkproeven;

b. de namen van de lidstaten waarin deze proeven worden uitgevoerd;

c. een voorlopige rasbeschrijving;

d. informatie over de instandhouding van het ras.

3. Bij de beoordeling van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, neemt NAK de artikelen 6, 16 en 17 van beschikking (EG) 2004/842 in acht.

4. NAK geeft uitsluitend toestemming voor proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen.

5. De toestemming voor het in de handel brengen van teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden wordt verleend voor een periode van een jaar en vervolgens stilzwijgend verlengd.

6. De toestemming voor het in de handel brengen van teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden vervalt bij intrekking van het verzoek tot opname in het rassenregister, afwijzing van het verzoek tot opname in het rassenregister, of opname van het ras in het rassenregister.

7. NAK kan de toestemming voor het in de handel brengen van teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden intrekken onder de voorwaarden, genoemd in artikel 14 van beschikking (EG) 2004/842.

8. Teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden voldoet bij de keuring en het monsteronderzoek tenminste aan de normen voor de laagste generatie of klasse van de betreffende soort.

9. De maximale hoeveelheden teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden zijn voor voedererwten, tarwe, gerst, haver en veldboon 0,3 procent en voor andere landbouwgewassen 0,1 procent van de hoeveelheid teeltmateriaal die jaarlijks van de desbetreffende soort wordt gebruikt in de lidstaat waarvoor het beproevingsmateriaal is bestemd. In het geval dat de hoeveelheid teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden niet voldoende is om 10 hectare in te zaaien in de lidstaat waarvoor het teeltmateriaal bestemd is, kan de voor 10 hectare benodigde hoeveelheid worden toegestaan.

10. De verpakking van teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 8 van beschikking (EG) 2004/842.

11. Het etiket van de verpakking van teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden voldoet aan de vereisten, genoemd in de artikelen 9 en 10 van beschikking (EG) 2004/842.

Artikel 32

1. In het geval dat meer dan 2 kilogram teeltmateriaal vanuit een derde land in de handel wordt gebracht, wordt NAK door de leverancier van de volgende gegevens in kennis gesteld:

a. soort;

b. ras;

c. categorie;

d. producerend land en keuringsinstelling;

e. land van verzending;

f. importeur;

g. hoeveelheid teeltmateriaal.

2. Zaaigranen die uit andere lidstaten of derde landen zijn ingevoerd worden uitsluitend in de handel gebracht indien uit een door een keuringsinstelling opgemaakt document blijkt dat de zaaigranen geen wilde haver bevatten.

3. Het in het tweede lid bedoelde document voldoet aan de vereisten, genoemd in de artikelen 1 en 2 van richtlijn (EEG) 74/268.

Artikel 33

Zaaizaden zijn nagenoeg ziektevrij en vrij van schadelijke insecten.

§ 2

Groenvoedergewassen

Artikel 34

1. Prebasiszaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 14 bis, onderdelen b en c, van richtlijn (EEG) 66/401, en is nagenoeg vrij van rasonzuiverheden.

2. Basiszaad van gekweekte rassen voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel B, onder 1, van richtlijn (EEG) 66/401.

3. Basiszaad van landrassen voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel B, onder 2, van richtlijn (EEG) 66/401.

4. Gecertificeerd zaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel C, van richtlijn (EEG) 66/401.

5. Gecertificeerd zaad van de eerste generatie voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel C bis, van richtlijn (EEG) 66/401.

6. Gecertificeerd zaad van de tweede generatie voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel C ter, van richtlijn (EEG) 66/401.

7. Handelszaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel D, van richtlijn (EEG) 66/401.

Artikel 35

1. Teeltmateriaal van groenvoedergewassen wordt slechts in de handel gebracht indien het door NAK is goedgekeurd als prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad.

2. In afwijking van het eerste lid, mag teeltmateriaal van de volgende groenvoedergewassen tevens in de handel worden gebracht indien het is goedgekeurd als handelszaad:

– Bermudagras;

– Bokshoorn;

– Esparcette;

– Knolrietgras;

– Pannonische Wikke;

– Tuintjesgras;

– Steenklaver.

3. In afwijking van het eerste lid mag niet-bewerkt teeltmateriaal met het oog op bewerking in de handel worden gebracht, voor zover de identiteit van dit teeltmateriaal wordt gewaarborgd.

Artikel 36

Teeltmateriaal van groenvoedergewassen mag als mengsel van verschillende soorten in de handel worden gebracht onder de voorwaarden, genoemd in artikel 13 van richtlijn (EEG) 66/401 en de artikelen 2, 3 en 5 van beschikking (EG) 2004/371.

Artikel 37

1. Het maximumvochtgehalte van teeltmateriaal van peulvruchten is vanaf de oogst tot 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar 19 procent.

2. Het maximumvochtgehalte van teeltmateriaal van peulvruchten is na 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar 20 procent.

Artikel 38

1. Verpakkingen van teeltmateriaal van groenvoedergewassen, met uitzondering van kleine verpakkingen van gecertificeerd zaad en handelszaad, voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 10 van richtlijn (EEG) 66/401.

2. Kleine verpakkingen van teeltmateriaal van groenvoedergewassen voldoen aan de vereisten, genoemd in de artikelen 2, eerste lid, onderdeel G, en 10 bis, eerste lid, van richtlijn (EEG) 66/401.

3. Kleine verpakkingen worden voorzien van een gometiket dat voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 10 bis, tweede lid, van richtlijn (EEG) 66/401.

4. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 1, tweede lid, van beschikking (EG) 2004/266, de in de artikelen 10 en 10 bis van richtlijn (EEG) 66/401 bedoelde gegevens onuitwisbaar op de verpakking drukken of stempelen.

5. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 10 quinquies van richtlijn (EEG) 66/401 de voorschriften inzake het sluitingssysteem en de etikettering van de verpakking vereenvoudigen voor de verkoop van gecertificeerd zaad in bulk aan de eindverbruiker.

6. Artikel 27, tweede lid, is niet van toepassing op verpakkingen van mengsels van teeltmateriaal van groenvoedergewassen die niet zijn bestemd voor voederdoeleinden, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel F, van richtlijn (EEG) 66/401. De verpakkingen worden gesloten met een etiket van de leverancier.

Artikel 39

1. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 4, onderdeel a, van richtlijn (EEG) 66/401 basiszaad, dat niet voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage II van richtlijn (EEG) 66/401 ten aanzien van de kiemkracht, goedkeuren.

2. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van richtlijn (EEG) 66/401, in het belang van een snelle voorziening van het zaad, zaad als basiszaad of gecertificeerd zaad goedkeuren.

§ 3

Zaaigranen

Artikel 40

1. Prebasiszaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 14 bis, onderdelen b en c, van richtlijn (EEG) 66/402, en is nagenoeg vrij van rasonzuiverheden.

2. Basiszaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel C, van richtlijn (EEG) 66/402.

3. Basiszaad van hybriden voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel C bis, van richtlijn (EEG) 66/402.

4. Basiszaad van vrij bestoven rassen maïs voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel D, onder 1, van richtlijn (EEG) 66/402.

5. Basiszaad van maïs van ingeteelde stammen voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel D, onder 2, van richtlijn (EEG) 66/402.

6. Basiszaad van maïs van enkele hybriden voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel D, onder 3, van richtlijn (EEG) 66/402.

Artikel 41

1. Gecertificeerd zaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel E, van richtlijn (EEG) 66/402.

2. Gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel F, van richtlijn (EEG) 66/402.

3. Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel G, van richtlijn (EEG) 66/402.

Artikel 42

1. Teeltmateriaal van zaaigranen wordt slechts in de handel gebracht indien het door NAK is goedgekeurd als prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad, gecertificeerd zaad van de eerste generatie of gecertificeerd zaad van de tweede generatie.

2. In afwijking van het eerste lid mag niet-bewerkt teeltmateriaal met het oog op bewerking in de handel worden gebracht, voor zover de identiteit van dit teeltmateriaal wordt gewaarborgd.

Artikel 43

Teeltmateriaal van zaaigranen mag als mengsel van verschillende soorten in de handel worden gebracht onder de voorwaarden, genoemd in artikel 13 van richtlijn (EEG) 66/402.

Artikel 44

1. Verpakkingen van zaaigranen voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 10 van richtlijn (EEG) 66/402.

2. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 10 bis van richtlijn (EEG) 66/402 de voorschriften inzake het sluitingssysteem en de etikettering van de verpakking vereenvoudigen voor de verkoop van gecertificeerd zaad in bulk aan de eindverbruiker.

Artikel 45

1. Het maximumvochtgehalte van teeltmateriaal van wintergranen is 17,5 procent.

2. Het maximumvochtgehalte van teeltmateriaal van zomergranen is vanaf de oogst tot 15 november van het desbetreffende kalenderjaar 16,5 procent.

3. Het maximumvochtgehalte van teeltmateriaal van zomergranen is na 15 november van het desbetreffende kalenderjaar 17,5 procent.

4. Het maximumvochtgehalte van teeltmateriaal van maïs is van 1 juni tot 1 april van het desbetreffende kalenderjaar 15 procent.

5. Het maximumvochtgehalte van teeltmateriaal van maïs is van 1 april tot 1 juni van het desbetreffende kalenderjaar 16 procent.

Artikel 46

1. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 4, onderdeel a, van richtlijn (EEG) 66/401 basiszaad, dat niet voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage II van richtlijn (EEG) 66/401 ten aanzien van de kiemkracht, goedkeuren.

2. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van richtlijn (EEG) 66/402, in het belang van een snelle voorziening van het zaad, zaad als basiszaad of gecertificeerd zaad goedkeuren.

§ 4

Bieten

Artikel 47

1. Prebasiszaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 21, onderdelen b en c, van richtlijn (EG) 2002/54, en is nagenoeg vrij van rasonzuiverheden.

2. Basiszaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn (EG) 2002/54.

3. Gecertificeerd zaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van richtlijn (EG) 2002/54.

Artikel 48

1. Teeltmateriaal van bieten wordt slechts in de handel gebracht indien het door NAK is goedgekeurd als prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad.

2. In afwijking van het eerste lid mag niet-bewerkt teeltmateriaal met het oog op bewerking in de handel worden gebracht, voor zover de identiteit van dit teeltmateriaal wordt gewaarborgd.

Artikel 49

1. Verpakkingen van teeltmateriaal van bieten, met uitzondering van kleine verpakkingen van gecertificeerd zaad, voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 12 van richtlijn (EG) 2002/54.

2. Kleine verpakkingen van gecertificeerd zaad van bieten voldoen aan de vereisten, genoemd in de artikelen 2, eerste lid, onderdeel h, en 13 van richtlijn (EG) 2002/54.

Artikel 50

1. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 5, onderdeel a, van richtlijn (EG) 2002/54 basiszaad, dat niet voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage I van richtlijn (EG) 2002/54 ten aanzien van de kiemkracht, goedkeuren.

2. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 5, onderdeel b, van richtlijn (EG) 2002/54, in het belang van een snelle voorziening van het zaad, zaad als basiszaad of gecertificeerd zaad goedkeuren.

§ 5

Oliehoudende planten en vezelgewassen

Artikel 51

1. Prebasiszaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 18, onderdelen b en c, van richtlijn (EG) 2002/57, en is nagenoeg vrij van rasonzuiverheden.

2. Basiszaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn (EG) 2002/57.

3. Basiszaad van vlas is onderverdeeld in de volgende generaties:

a. ‘elite’;

b. ‘super-elite’.

Artikel 52

1. Gecertificeerd zaad van raapzaad, sareptamosterd, koolzaad, bruine mosterd, tweehuizige hennep, saffloer, karwij, zonnebloem, blauwmaanzaad en gele mosterd voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn (EG) 2002/57.

2. Gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering van eenhuizige hennep en vlas voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van richtlijn (EG) 2002/57.

3. Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering van vlas voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van richtlijn (EG) 2002/57.

4. Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering van eenhuizige hennep voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van richtlijn (EG) 2002/57.

5. Gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering van vlas voldoet aan de vereisten van artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van richtlijn (EG) 2002/57.

Artikel 53

1. Teeltmateriaal van oliehoudende planten en vezelgewassen wordt slechts in de handel gebracht indien het door NAK is goedgekeurd als prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad.

2. In afwijking van het eerste lid mag teeltmateriaal van bruine mosterd tevens in de handel worden gebracht indien het is goedgekeurd als handelszaad.

3. In afwijking van het eerste lid mag niet-bewerkt teeltmateriaal met het oog op bewerking in de handel worden gebracht, voor zover de identiteit van dit teeltmateriaal wordt gewaarborgd.

Artikel 54

De goedkeuring van teeltmateriaal van vlas en de indeling van vlas in generaties is afhankelijk van de door NAK tijdens het onderzoek, de keuring of controle aangetroffen hoeveelheid planten waarvan de kroonbladeren afwijken, zoals vastgelegd in het keuringsreglement, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de wet.

Artikel 55

Verpakkingen van teeltmateriaal van oliehoudende planten en vezelgewassen voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 12 van richtlijn (EG) 2002/57.

Artikel 56

1. Het maximumvochtgehalte van lijnzaad is vanaf de oogst tot 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar 12 procent.

2. Het maximumvochtgehalte van lijnzaad is na 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar 13,5 procent.

3. Het maximumvochtgehalte van winterkoolzaad is 11 procent.

4. Het maximumvochtgehalte van blauwmaanzaad is 11 procent.

5. Het maximumvochtgehalte van karwijzaad is 13 procent.

6. Het maximumvochtgehalte van kanariezaad is 15 procent.

Artikel 57

1. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 5, onderdeel a, van richtlijn (EG) 2002/57 basiszaad, dat niet voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage II van richtlijn (EG) 2002/57 ten aanzien van de kiemkracht, goedkeuren.

2. NAK kan onder de voorwaarden, genoemd in artikel 5, onderdeel b, van richtlijn (EG) 2002/57, in het belang van een snelle voorziening van het zaad, zaad als basiszaad of gecertificeerd zaad goedkeuren.

§ 6

Pootaardappelen

Artikel 58

1. Prebasispootgoed voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 18, onderdelen a, b, e en f, van richtlijn (EG) 2002/56.

2. Basispootgoed voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn (EG) 2002/56.

3. Gecertificeerd pootgoed voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, onderdeel c, van richtlijn (EG) 2002/56.

Artikel 59

1. Prebasispootgoed wordt in de handel gebracht als de klasse S en is onderverdeeld in de volgende stammen:

a. uitgangsstammen;

b. éénjarige stammen;

c. tweejarige stammen;

d. driejarige stammen;

e. vierjarige stammen.

2. Uitgangsstammen worden genomen uit éénjarige, tweejarige of driejarige stammen, of zijn gegroeid uit geselecteerde knollen, genomen uit de opbrengst van goedgekeurde éénjarige stammen.

Artikel 60

1. Basispootgoed is onderverdeeld in de klassen SE of E.

2. Basispootgoed kan tevens worden gecertificeerd als communautaire klasse. Hiervoor gelden in aanvulling op het eerste lid de minimumvereisten van richtlijn (EG) 93/17.

Artikel 61

Gecertificeerd pootgoed is onderverdeeld in de klassen A of C.

Artikel 62

De indeling in klassen is afhankelijk van het gebruikte uitgangsmateriaal en de door NAK tijdens het onderzoek, de keuring of controle aangetroffen ziekten, afwijkingen, gebreken, beschadigingen, verontreinigingen, mate van raszuiverheid en opslag, zoals vastgelegd in het keuringsreglement, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de wet.

Artikel 63

1. Pootaardappelen worden slechts in de handel gebracht, indien zij door NAK zijn goedgekeurd als prebasispootgoed, basispootgoed of gecertificeerd pootgoed.

2. Pootaardappelen die niet voldoen aan de vereisten van deze regeling, worden ten hoogste twee keer gesorteerd. De niet-verwijderde pootaardappelen worden vervolgens opnieuw door NAK onderzocht.

Artikel 64

Pootaardappelen worden niet in de handel gebracht indien zij zijn behandeld met of zijn aangetast door kiemremmende middelen.

Artikel 65

1. Pootaardappelen worden slechts in de handel gebracht indien de afmeting voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 10, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/56.

2. Een partij pootaardappelen bevat niet meer dan 3 procent aan knollen met een kleinere doorsnee dan de minimumdoorsnee, genoemd in artikel 10, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/56, en niet meer dan 2 procent aan knollen met een grotere doorsnee dan de maximumdoorsnee, genoemd in artikel 10, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/56.

3. Ten hoogste de helft van het percentage knollen met een kleinere doorsnee of grotere doorsnee, bedoeld in het tweede lid, wijkt maximaal 1 millimeter af van de afmeting, genoemd in artikel 10, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/56. Het overige deel van het percentage knollen met een kleinere doorsnee of grotere doorsnee, bedoeld in het tweede lid, wijkt maximaal 3 millimeter af van de afmeting, genoemd in artikel 10, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/56.

Artikel 66

1. Pootaardappelen die met microvermeerdering worden vermeerderd zijn ziektevrij.

2. In geval van microvermeerdering, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruik gemaakt van naar het oordeel van NAK voor microvermeerdering geschikte procedures en faciliteiten.

3. Artikel 65 is niet van toepassing op pootaardappelen die met microvermeerdering zijn vermeerderd.

Artikel 67

1. Pootaardappelen en andere aardappelen worden in alle productiestadia gescheiden gehouden van andere aardappelen.

2. Het samenvoegen van de stammen, genoemd in artikel 59, is toegestaan onder de voorwaarde dat de bij elkaar gevoegde stammen van hetzelfde uitgangsjaar zijn. Bij éénjarige stammen bedraagt het aantal samen te voegen stammen niet meer dan 20.

3. Het samenvoegen van partijen pootgoed is toegestaan, onder de voorwaarden dat de partijen van dezelfde leverancier afkomstig zijn en dat de partij een uniform uiterlijk heeft.

Artikel 68

1. Verpakkingen van basispootgoed en gecertificeerd pootgoed voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 13, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/56.

2. NAK kan op grond van artikel 13, tweede lid, van richtlijn (EG) 2002/56 voor verpakkingen van kleine hoeveelheden pootaardappelen ten behoeve van de laatste gebruiker, het gebruik toestaan van andere aanduidingen dan de aanduidingen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn (EG) 2002/56.

Artikel 69

1. NAK kan jaarlijks data vaststellen waarop het loof van de aardappel door de leverancier vernietigd wordt.

2. De data kunnen verschillen naar gelang het gebied, het ras, de klasse of het gebruik.

Hoofdstuk 5

Het in de handel brengen van teeltmateriaal van tuinbouwgewassen

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 70

Het bewijsstuk of kenteken, bedoeld in artikel 6 van het besluit, wordt aangebracht door Naktuinbouw of de leverancier onder toezicht van Naktuinbouw en met inachtneming van de voorwaarden van deze regeling.

Artikel 71

Teeltmateriaal van groentegewassen wordt uitsluitend in de handel gebracht indien het afkomstig is van een ras dat is toegelaten en is ingeschreven in het rassenregister, dan wel is opgenomen op een vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde gemeenschappelijke lijst van rassen, of is toegelaten in een van de andere lidstaten van de Europese Unie overeenkomstig richtlijn (EG) 2002/55.

§ 2

Groentezaden

Artikel 72

1. Basiszaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn (EG) 2002/55.

2. Gecertificeerd zaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van richtlijn (EG) 2002/55.

3. Standaardzaad voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn (EG) 2002/55.

Artikel 73

1. Zaad van cichorei voor de industrie (Cichorium intybus L. (partim)) wordt slechts in de handel gebracht indien het door Naktuinbouw is goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad.

2. Zaad van andere groentegewassen wordt slechts in de handel gebracht indien het door Naktuinbouw is goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad, dan wel standaardzaad is.

Artikel 74

1. Zaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan mag in de handel worden gebracht onder de voorwaarden, genoemd in artikel 35 van richtlijn (EG) 2002/55.

2. Niet-bewerkt zaad mag in de handel worden gebracht met het oog op bewerking, voor zover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd.

Artikel 75

1. Basiszaad, gecertificeerd zaad en standaardzaad worden slechts in de handel gebracht in voldoende homogene partijen en in verpakkingen die voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, of 28 van richtlijn (EG) 2002/55. De verpakking wordt voorzien van een etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV, deel A, van richtlijn (EG) 2002/55.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op kleine verpakkingen van gecertificeerd zaad en op kleine verpakkingen van verschillende rassen van hetzelfde gewas.

3. Behoudens het eerste lid, worden verpakkingen van kleine hoeveelheden teeltmateriaal ten behoeve van de laatste gebruiker voorzien van een aanduiding van de gebruiksperiode.

Artikel 76

1. Verpakkingen worden door de leverancier onder toezicht van Naktuinbouw gesloten.

2. Verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad, met uitzondering van kleine verpakkingen van gecertificeerd zaad, worden zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

3. Het officiële etiket is in het sluitingssysteem verwerkt of er is op de sluiting een officieel zegel aangebracht.

4. Het derde lid is niet van toepassing op een verpakking met een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt.

5. Indien een verpakking van teeltmateriaal opnieuw gesloten wordt, wordt op het etiket de datum van de hernieuwde sluiting vermeld, alsmede de naam van degene die de verpakking heeft gesloten.

6. Met uitzondering van kleine verpakkingen, worden verpakkingen door de voor het aanbrengen van de etiketten verantwoordelijke persoon van een loodje of een gelijkwaardige sluiting voorzien.

Artikel 77

In geval van groentezaden van een ras dat genetisch is gemodificeerd, wordt op elk officieel dan wel ander etiket of document dat op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Artikel 78

In geval van een chemische behandeling van basiszaad, gecertificeerd zaad of standaardzaad, wordt hiervan op het officiële etiket dan wel op het etiket van de leverancier, alsmede op of in de verpakking melding gemaakt. Bij kleine verpakkingen kan deze vermelding rechtstreeks op of aan de binnenkant van de verpakking worden aangebracht.

Artikel 79

In het geval dat meer dan 2 kilogram groentezaden vanuit een derde land in de handel wordt gebracht, wordt Naktuinbouw door de leverancier van de volgende gegevens in kennis gesteld

a. soort;

b. ras;

c. categorie;

d. producerend land en keuringsinstelling;

e. land van verzending;

f. importeur;

g. hoeveelheid teeltmateriaal.

Artikel 80

1. Het verzoek tot het in de handel brengen van groentezaden voor beproevingsdoeleinden als bedoeld in artikel 39, zesde lid, van de wet, wordt ingediend bij Naktuinbouw door de leverancier die de aanvraag tot inschrijving in het rassenregister heeft ingediend bij de Raad.

2. Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, overlegt de leverancier de volgende gegevens aan Naktuinbouw:

a. een beschrijving van het ras;

b. informatie over de instandhouding van het ras.

3. Naktuinbouw geeft uitsluitend toestemming voor proeven om via de teelt praktische kennis te verzamelen.

4. Bij de beoordeling van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, neemt Naktuinbouw de artikelen 35 en 36 van beschikking (EG) 2004/842 in acht.

5. Voor groentezaden voor beproevingsdoeleinden gelden de voorwaarden, genoemd in bijlage II van richtlijn (EG) 2002/55.

6. Het door Naktuinbouw uitgevoerde onderzoek van groentezaden voor beproevingsdoeleinden voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 24 van beschikking (EG) 2004/842.

7. De leverancier van groentezaden voor beproevingsdoeleinden:

a. stelt Naktuinbouw in kennis van de begindatum en einddatum van zijn werkzaamheden;

b. bewaart de gegevens over elke partij zaad en houdt deze ten minste drie jaar ter beschikking van Naktuinbouw;

c. neemt monsters van elke voor de handel bestemde partij en houdt deze ten minste twee jaar ter beschikking Naktuinbouw.

8. De toestemming voor het in de handel brengen van teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden wordt verleend voor een periode van een jaar en kan vervolgens ten hoogste twee keer voor de perioden van een jaar worden verlengd.

9. De toestemming voor het in de handel brengen van groentezaden voor beproevingsdoeleinden vervalt bij intrekking van het verzoek tot opname in het rassenregister, afwijzing van het verzoek tot opname in het rassenregister, of opname van het ras in het rassenregister.

10. Naktuinbouw kan de toestemming voor het in de handel brengen van teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden intrekken onder de voorwaarden, genoemd in artikel 33 van beschikking (EG) 2004/842.

11. De verpakking van groentezaden voor beproevingsdoeleinden voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 27 van beschikking (EG) 2004/842.

12. Het etiket of de op de verpakking gestempelde of gedrukte tekst voldoet aan de vereisten, genoemd in de artikelen 28 en 29 van beschikking (EG) 2004/842. Het etiket is oranje.

13. In het geval van genetisch gemodificeerd materiaal wordt alleen toestemming voor het in de handel brengen van teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden verleend indien het teeltmateriaal is toegelaten overeenkomstig richtlijn (EG) 2001/18 of verordening (EG) 1829/2003.

§ 3

Groenteplanten

Artikel 81

De leverancier van groenteplanten voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 5 van richtlijn (EEG) 92/33 en de artikelen 3, 4 en 5 van richtlijn (EEG) 93/62.

Artikel 82

Groenteplanten voldoen aan de vereisten, genoemd in de artikelen 2, 3, 4 en 5 van richtlijn (EEG) 93/61.

Artikel 83

1. Tijdens de groei, tijdens het rooien of tijdens het wegnemen van enten bij het uitgangsmateriaal wordt het teeltmateriaal in afzonderlijke partijen gehouden.

2. Indien teeltmateriaal van verschillende oorsprong bij verpakking, opslag, vervoer of levering wordt samengevoegd of gemengd, houdt de leverancier een register bij met de samenstelling van de partij en de oorsprong van de samenstellende delen.

Artikel 84

1. Onverminderd artikel 83, tweede lid, worden groenteplanten slechts in voldoende homogene partijen in de handel gebracht nadat is vastgesteld dat zij voldoen aan de bepalingen van deze regeling en indien zij vergezeld gaan van een document dat door de leverancier is opgemaakt. Indien op dit document een officiële verklaring voorkomt, wordt deze duidelijk gescheiden van de rest van de inhoud van het document.

2. Het in het eerste lid bedoelde document voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 6 van richtlijn (EEG) 93/61.

§ 4

Fruitgewassen

Artikel 85

De leverancier van teeltmateriaal van fruitgewassen voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 5 van richtlijn (EEG) 92/34 en de artikelen 3, 4 en 5 van richtlijn (EEG) 93/64.

Artikel 86

1. CAC-materiaal van fruitgewassen voldoet aan de vereisten, genoemd in de artikelen 3, 4, en 5 van richtlijn (EEG) 93/48.

2. Het CAC-materiaal wordt vergezeld door een document dat door de leverancier is opgemaakt overeenkomstig de vereisten, genoemd in artikel 8 van richtlijn (EEG) 93/48. Indien op het document een officiële verklaring voorkomt, is deze duidelijk gescheiden van de rest van de inhoud van het document.

Artikel 87

1. Teeltmateriaal van fruitgewassen voldoet aan de vereisten, genoemd in de artikelen 2, 6 en 7 van richtlijn (EEG) 93/48.

2. Teeltmateriaal van fruitgewassen kan door Naktuinbouw worden gecertificeerd als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal overeenkomstig de voorwaarden, genoemd in de artikelen 6 en 7 van richtlijn (EEG) 93/48.

Artikel 88

1. Teeltmateriaal van fruitgewassen wordt in de handel gebracht onder vermelding van het ras waartoe het behoort. Indien bij onderstammen het materiaal niet tot een ras behoort, wordt er verwezen naar de betrokken soort of naar de betrokken interspecifieke hybride.

2. Het in het eerste lid bedoelde ras voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 9, tweede lid, van richtlijn (EEG) 92/34.

3. Het teeltmateriaal voldoet aan de relevante plantenziektekundige voorschriften, genoemd in richtlijn (EG) 2000/29.

4. In de door de leverancier op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel ii, van richtlijn (EEG) 92/34, bij te houden lijsten worden de gegevens, genoemd in artikel 2 van richtlijn (EEG) 93/79 vermeld.

Artikel 89

Tijdens de groei, het rooien of het wegnemen van enten bij het uitgangsmateriaal wordt het teeltmateriaal in afzonderlijke partijen gehouden.

Artikel 90

1. Indien teeltmateriaal van verschillende oorsprong bij verpakking, opslag, vervoer of levering wordt samengevoegd of gemengd, houdt de leverancier een register bij met de samenstelling van de partij en de oorsprong van de samenstellende delen.

2. Onverminderd het eerste lid, wordt teeltmateriaal slechts in voldoende homogene partijen in de handel gebracht.

Artikel 91

De etiketten en documenten van teeltmateriaal van fruitgewassen voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 8 van richtlijn (EEG) 93/48.

§ 5

Siergewassen

Artikel 92

De leverancier van teeltmateriaal van siergewassen voldoet aan de vereisten, genoemd in de artikelen 7 en 8 van richtlijn (EG) 98/56.

Artikel 93

1. Teeltmateriaal van siergewassen dat in de handel wordt gebracht voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 5 van richtlijn (EG) 98/56.

2. Het teeltmateriaal voldoet aan de relevante plantenziektekundige voorschriften, genoemd in richtlijn (EG) 2000/29.

3. Teeltmateriaal dat op basis van zichtbare tekenen of symptomen niet nagenoeg vrij is van schadelijke organismen, wordt op adequate wijze behandeld of, indien nodig, verwijderd.

Artikel 94

1. Teeltmateriaal van siergewassen wordt in de handel gebracht vergezeld van een document of etiket dat door de leverancier is opgemaakt.

2. Het etiket of document, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2 van richtlijn (EG) 99/66.

Artikel 95

1. Teeltmateriaal wordt in partijen in de handel gebracht. Teeltmateriaal van verschillende partijen kan in een zending in de handel worden gebracht, mits de leverancier registers bijhoudt van de samenstelling en oorsprong van de verschillende partijen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht voor personen die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie of verkoop van siergewassen of teeltmateriaal.

Artikel 96

1. Teeltmateriaal kan alleen met een verwijzing naar het ras in de handel worden gebracht, indien het desbetreffende ras voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 9 van richtlijn (EG) 98/56.

2. In de lijst, bedoeld in artikel 9, eerste lid, derde streep, van richtlijn (EG) 98/56 worden de gegevens, genoemd in artikel 2 van richtlijn (EG) 99/68 vermeld.

Hoofdstuk 6

Het in de handel brengen van teeltmateriaal van bosbouwgewassen

Artikel 97

De leverancier van bosbouwgewassen voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 16, derde lid, van richtlijn (EG) 99/105.

Artikel 98

Teeltmateriaal wordt uitsluitend in de handel gebracht indien het afkomstig is van een ras dat of een opstand die is toegelaten en is ingeschreven in het rassenregister, dan wel is opgenomen op een vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde gemeenschappelijke lijst van rassen of opstanden.

Artikel 99

1. Teeltmateriaal van de soorten, genoemd in bijlage I van richtlijn (EG) 99/105, wordt niet in de handel gebracht tenzij het:

a. tot de categorie ‘van bekende origine’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage II van richtlijn (EG) 99/105;

b. tot de categorie ‘geselecteerd’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage III van richtlijn 1999/105/EG;

c. tot de categorie ‘gekeurd’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage IV van richtlijn (EG) 99/105;

d. tot de categorie ‘getest’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage V van richtlijn (EG) 99/105.

2. Teeltmateriaal van de bijlage I van richtlijn (EG) 99/105 genoemde kunstmatige hybriden wordt niet in de handel gebracht tenzij het:

a. tot de categorie ‘geselecteerd’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage III van richtlijn (EG) 99/105;

b. tot de categorie ‘gekeurd’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage IV van richtlijn (EG) 99/105;

c. tot de categorie ‘getest’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage V van richtlijn (EG) 99/105.

3. Teeltmateriaal van de soorten en kunstmatige hybriden die vegetatief worden vermeerderd, genoemd in bijlage I van richtlijn (EG) 99/105, wordt niet in de handel gebracht tenzij het:

a. tot de categorie ‘geselecteerd’ behoort, voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage III van richtlijn (EG) 99/105 en massaal uit zaad is geteeld;

b. tot de categorie ‘gekeurd’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage IV van richtlijn (EG) 99/105;

c. tot de categorie ‘getest’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage V van richtlijn (EG) 99/105.

4. Teeltmateriaal van de soorten en kunstmatige hybriden dat geheel of gedeeltelijk uit genetisch gemodificeerde organismen bestaat, genoemd in bijlage I van richtlijn (EG) 99/105, wordt slechts in de handel gebracht als het tot de categorie ‘getest’ behoort en voldoet aan de vereisten, genoemd in bijlage V van richtlijn (EG) 99/105.

Artikel 100

Teeltmateriaal verkregen uit de diverse typen uitgangsmateriaal, wordt in de categorieën, genoemd in bijlage VI van richtlijn (EG) 99/105, in de handel gebracht.

Artikel 101

Bosbouwkundig teeltmateriaal van de soorten en kunstmatige hybriden, genoemd in bijlage I van richtlijn (EG) 99/105, wordt niet in de handel gebracht tenzij het aan de relevante vereisten, genoemd in bijlage VII van richtlijn (EG) 99/105, voldoet.

Artikel 102

1. Teeltmateriaal van bosbouwgewassen wordt slechts in de handel gebracht in partijen die voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 13 van richtlijn (EG) 99/105 en die vergezeld gaan van een etiket of een ander document van de leverancier.

2. Het in het eerste lid bedoelde etiket of document voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 14, eerste lid, van richtlijn (EG) 99/105.

3. In het geval van zaden van bosbouwgewassen voldoet het etiket of document, bedoeld in het eerste lid, aan de vereisten, genoemd in artikel 14, eerste en tweede lid, van richtlijn (EG) 99/105.

4. In het geval van Populus spp. worden plantdelen slechts in de handel gebracht indien op het etiket of in het document van de leverancier het EG-classificatienummer, genoemd in bijlage VII, deel C, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn (EG) 99/105 wordt vermeld.

5. Indien voor enige categorie bosbouwkundig teeltmateriaal een gekleurd etiket of document wordt gebruikt, is de kleur:

a. Bij teeltmateriaal ‘van bekende origine’ geel;

b. Bij ‘geselecteerd’ teeltmateriaal groen;

c. Bij ‘gekeurd’ teeltmateriaal roze;

d. Bij ‘getest’ teeltmateriaal blauw.

6. In het geval van bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van uitgangsmateriaal dat uit genetisch gemodificeerde organismen bestaat, wordt dit op alle officiële en andere etiketten en documenten voor de partij duidelijk vermeld.

Artikel 103

Zaadeenheden worden uitsluitend in gesloten verpakkingen in de handel gebracht. Het sluitingsmechanisme wordt bij het openen van de verpakking onbruikbaar.

Artikel 104

Bosbouwkundig teeltmateriaal voldoet aan de fytosanitaire voorwaarden, genoemd in richtlijn (EG) 2000/29.

Artikel 105

1. Naktuinbouw geeft na de oogst voor van toegelaten uitgangsmateriaal afgeleid teeltmateriaal een basiscertificaat af dat de specifieke registervermelding en de relevante gegevens, genoemd in bijlage VIII van richtlijn (EG) 99/105, bevat.

2. In geval van verdere vegetatieve vermeerdering overeenkomstig artikel 13, tweede lid van richtlijn (EG) 99/105 wordt een nieuw basiscertificaat afgegeven.

3. In geval van menging van teeltmateriaal blijven de registervermeldingen van de componenten van het mengsel identificeerbaar. Voor het mengsel wordt een nieuw basiscertificaat of een ander document ter identificatie van het mengsel afgegeven.

Artikel 106

De leverancier die zaadeenheden die niet voor bosbouwdoeleinden bestemd zijn in de handel brengt, maakt hiervan melding aan Naktuinbouw.

Hoofdstuk 7

Tarieven

§ 1

Oplegging en inning

Artikel 107

1. De verplichting tot betaling van een geldsom wordt in een factuur vastgesteld.

2. De factuur vermeldt in ieder geval:

a. de te betalen geldsom;

b. de door de keuringsinstelling te verrichten of verrichte handelingen, als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet;

c. de termijn waarbinnen de betaling moet plaatsvinden.

Artikel 108

De kosten van betaling komen ten laste van de leverancier.

Artikel 109

1. Betaling ter voldoening van een bepaalde geldschuld strekt in de eerste plaats tot mindering van de kosten, vervolgens tot mindering van de verschenen rente en ten slotte tot mindering van de hoofdsom en de lopende rente.

2. Indien een leverancier verschillende geldschulden heeft bij de keuringsinstelling, kan de leverancier bij de betaling de geldschuld aanwijzen waaraan de betaling moet worden toegekend.

Artikel 110

1. De keuringsinstelling kan de leverancier uitstel van betaling verlenen.

2. Gedurende het uitstel kan de keuringsinstelling niet aanmanen of invorderen.

3. De beschikking tot uitstel van betaling vermeldt de termijn waarvoor het uitstel geldt.

4. De keuringsinstelling kan aan de beschikking tot uitstel van betaling voorschriften verbinden.

Artikel 111

De keuringsinstelling kan de beschikking tot uitstel van betaling intrekken of wijzigen

a. indien de voorschriften niet worden nageleefd;

b. indien de leverancier onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid, of

c. voor zover veranderde omstandigheden zich verzetten tegen voortduring van het uitstel.

Artikel 112

De leverancier is in verzuim indien hij niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald.

Artikel 113

1. De keuringsinstelling maant de leverancier die in verzuim is schriftelijk aan tot betaling binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is toegezonden.

2. De aanmaning vermeldt dat bij niet tijdige betaling deze kan worden afgedwongen door op kosten van de leverancier uit te voeren invorderingsmaatregelen.

Artikel 114

1. De keuringsinstelling kan voor de aanmaning een vergoeding in rekening brengen. De vergoeding bedraagt € 6 indien de schuld minder dan € 454 bedraagt en € 14 indien de schuld € 454 of meer bedraagt.

2. De aanmaning vermeldt de vergoeding die in rekening wordt gebracht.

Artikel 115

1. Het dwangbevel, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, van de wet vermeldt in ieder geval:

a. aan het hoofd het woord ‘dwangbevel’;

b. het bedrag van de invorderbare hoofdsom;

c. de beschikking of het wettelijk voorschrift waaruit de geldschuld voortvloeit;

d. de kosten van het dwangbevel, en

e. dat het op kosten van de leverancier ten uitvoer kan worden gelegd.

2. Het dwangbevel vermeldt, indien van toepassing:

a. het bedrag van de aanmaningsvergoeding, en

b. de ingangsdatum van de wettelijke rente.

§ 2

Aanpassing tarieven

Artikel 116

De tarieven kunnen periodiek worden aangepast aan de ontwikkelingen van de lonen en prijzen.

Hoofdstuk 8

Overige bepalingen

Artikel 117

De bepalingen van deze regeling zijn niet van toepassing op teeltmateriaal waarbij door de leverancier aan de desbetreffende keuringsinstelling is aangetoond dat het teeltmateriaal is bestemd voor de uitvoer naar derde landen.

Artikel 118

Een wijziging van de richtlijnen, genoemd in artikel 1, gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 119

1. Leveranciers die op grond van het Aansluitingsbesluit N.A.K. zijn aangesloten bij NAK, worden ingeschreven in het register bedoeld in artikel 7. Leveranciers die naar het oordeel van NAK tevens voldoen aan de vereisten, genoemd in de artikelen 9 tot en met 12 inzake erkenning, zijn met de ingang van het tijdstip waarop deze regeling in werking treedt, ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 7.

2. Leveranciers die op grond van het Aansluitingsbesluit Naktuinbouw zijn aangesloten bij Naktuinbouw en die naar het oordeel van Naktuinbouw voldoen aan de vereisten, genoemd in de artikelen 2 en 3, zijn met de ingang van het tijdstip waarop deze regeling in werking treedt, ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 7. Leveranciers die naar het oordeel van Naktuinbouw tevens voldoen aan de vereisten, genoemd in artikel 13 inzake erkenning, zijn met de ingang van het tijdstip waarop deze regeling in werking treedt, ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 7.

Artikel 120

De volgende regelingen worden ingetrokken:

a. Regeling van de Minister van Landbouw en Visserij van 18 mei 1967, houdende vrijstelling van het Aansluitingsbesluit N.A.K;

b. Regeling van de Minister van Landbouw en Visserij van 10 december 1971 ter uitvoering van artikel 93 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet;

c. Regeling van de Minister van Landbouw en Visserij van 2 maart 1984 ter uitvoering van artikel 83 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet;

d. Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 september 2005, nr. TRCJZ/2005/2470, houdende de vaststelling van modelcertificaten van de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen;

e. Regeling toezicht keuringsinstellingen Zaaizaad- en Plantgoedwet;

f. Regeling toelating groenterassen 1973;

g. Regeling verkeer niet ingeschreven rassen 1991;

h. Regeling verkeer rassen met communautair kwekersrecht.

Artikel 121

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verhandeling teeltmateriaal.

Artikel 122

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het besluit in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Algemeen

De Zaaizaad- en plantgoedwet 20051 (hierna: wet) biedt een modern wettelijk kader voor de toelating van rassen, het verlenen van kwekersrecht en het in de handel brengen van teeltmateriaal. Ter uitvoering van voorschriften in de wet zijn twee algemene maatregelen van bestuur opgesteld. Voorschriften met betrekking tot de toelating van plantenrassen en de verlening van het kwekersrecht zijn nader uitgewerkt in het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen.2 Voorschriften ten aanzien van de verhandeling van teeltmateriaal zijn nader uitgewerkt in het Besluit verhandeling teeltmateriaal3 (hierna: besluit). De besluiten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen en de onderhavige Regeling verhandeling teeltmateriaal (hierna: regeling). Hiermee levert de modernisering van de regelgeving op het terrein van het zaaizaad en plantgoed een aanzienlijke bijdrage aan het streven van het kabinet om de lasten en de regeldruk te beperken.4 De ‘oude’ zaaizaad- en plantgoedregelgeving omvat een wet, 16 besluiten en 15 ministeriële regelingen. Het ‘nieuwe’ stelsel van regelgeving ten aanzien van het zaaizaad en plantgoed, zal na inwerkingtreding in beginsel bestaan uit een wet, twee algemene maatregelen van bestuur en twee ministeriële regelingen.

In deze regeling wordt nadere invulling gegeven aan de artikelen 21, vierde lid, 39, zevende lid en 44 van de wet en de artikelen 4, 5 en 6 van het besluit. De regeling is sterk geënt op de Europese richtlijnen ten aanzien van de verhandeling van teeltmateriaal. In de bijlage bij deze regeling is in dit verband een gedetailleerde transponeringstabel opgenomen. De voorwaarden uit voornoemde richtlijnen zijn regelmatig aan wijziging onderhevig. Derhalve is er voor gekozen, waar mogelijk, te werken met dynamische verwijzingen.

De opbouw van de regeling is als volgt:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen;

Hoofdstuk 2. Registratie en erkenning;

Hoofdstuk 3. Onderzoek, keuring en controle;

Hoofdstuk 4. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van landbouwgewassen;

Hoofdstuk 5. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van tuinbouwgewassen;

Hoofdstuk 6. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van bosbouwgewassen;

Hoofdstuk 7. Tarieven;

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen.

De hoofdstukken 4 en 5 zijn onderverdeeld in gewasspecifieke paragrafen. De bepalingen die zijn opgenomen in een gewasspecifieke paragraaf, zijn alleen van toepassing op teeltmateriaal van de gewassen, genoemd in de desbetreffende paragraaf.

Hoofdstukken 1 en 2. Begripsbepalingen, registratie en erkenning

In hoofdstuk 1 worden de in de regeling gebruikte begrippen gedefinieerd. De gewassen waarop deze regeling betrekking heeft zijn reeds gedefinieerd in artikel 1 van het besluit.

Hoofdstuk 2 heeft betrekking op registratie en erkenning van leveranciers.

Leveranciers van landbouwgewassen, tuinbouwgewassen en bosbouwgewassen worden bij de desbetreffende keuringsinstelling geregistreerd. Op grond van artikel 2 van het besluit, is de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (hierna: NAK) belast met de registratie en erkenning van leveranciers van landbouwgewassen en is de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (hierna: Naktuinbouw) belast met de registratie en erkenning van leveranciers van tuinbouwgewassen en bosbouwgewassen.

De aanvraag tot een registratie of erkenning vindt plaats door inzending van een volledig ingevuld formulier. Dit formulier wordt door de keuringsinstellingen vastgesteld en verstrekt. Hierbij dient de leverancier een bewijs van inschrijving in het handelsregister mee te sturen, alsmede een kopie van een geldig legitimatiebewijs. In geval van vennootschappen, wordt een kopie van een geldig legitimatiebewijs van de vennoten meegestuurd.

Bij leveranciers van groenteplanten, teeltmateriaal van fruitgewassen, siergewassen en bosbouwgewassen is de registratie verbonden aan voorwaarden en is de registratie een vereiste voor de verhandeling. Dit vloeit voort uit respectievelijk richtlijn (EEG) 92/33, richtlijn (EEG) 92/34, richtlijn (EG) 98/56 en richtlijn (EG) 1999/105. De voorwaarden waar leveranciers van groenteplanten, teeltmateriaal van fruitgewassen, siergewassen en bosbouwgewassen aan moeten voldoen zijn neergelegd in de artikelen 81, 85, 92 en 97. Deze voorwaarden hebben met name betrekking op de technische inrichting en administratie van het bedrijf van de leverancier, de productie van het teeltmateriaal en de documentatie ten aanzien van de bedrijfsvoering.

De erkenning van leveranciers van groenvoedergewassen, zaaigranen, bietenzaad, groentezaad, oliehoudende planten en vezelgewassen vloeit eveneens voort uit Europese regelgeving. Op grond van de richtlijnen (EEG) 66/401, (EEG) 66/402, (EG) 2002/54, (EG) 2002/55 en (EG) 2002/57 kan een keuringsinstelling een leverancier erkennen voor het verrichten van bepaalde keuringsactiviteiten. Deze activiteiten bestaan uit het verrichten van een keuring, het nemen van monsters en het verrichten van analyse van het teeltmateriaal in een laboratorium. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in de artikelen 9 tot en met 13.

De keuringsinstellingen beheren ieder afzonderlijk een register waarin geregistreerde en erkende leveranciers worden ingeschreven. Het register bevat in ieder geval de in artikel 8 genoemde gegevens.

Hoofdstuk 3. Onderzoek, keuring en controle

Hoofdstuk 3 dient ter uitvoering van artikel 40, tweede lid, onderdeel d, van de wet en artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van het besluit. In dit hoofdstuk zijn de kaders opgenomen waar de keuringsinstellingen NAK en Naktuinbouw zich ten aanzien van het onderzoek, de keuring en de controle aan moeten houden. Deze kaders vloeien rechtstreeks voort uit de diverse Europese richtlijnen inzake de verhandeling van teeltmateriaal en zij hebben onder meer betrekking op de methode die voor het onderzoek gebruikt wordt, het nemen van monsters van teeltmateriaal en hoe vaak het onderzoek, de keuring of controle plaatsvindt.

NAK en Naktuinbouw hebben sinds de oprichting van de voorganger van de NAK in 1932, specifieke deskundigheid verworven ten aanzien van de keuring van teeltmateriaal. Zij toetsen het teeltmateriaal aan de gedetailleerde en technische eisen waaraan teeltmateriaal moet voldoen. Hiertoe voeren zij een veelheid aan activiteiten uit, waaronder het verrichten van veldkeuringen en bedrijfscontroles en het nemen van monsters.

Op grond van artikel 2 van het besluit is NAK belast met de keuring van landbouwgewassen en Naktuinbouw met de keuring van tuinbouwgewassen en bosbouwgewassen. De wijze van uitvoering van de keuring wordt op grond van artikel 20, tweede lid, van de wet geregeld in de keuringsreglementen van de keuringsinstellingen. Deze reglementen behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

Hoofdstuk 4. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van landbouwgewassen

Hoofdstuk 4 heeft betrekking op het in de handel brengen van teeltmateriaal van landbouwgewassen in Nederland, ongeacht de herkomst van het teeltmateriaal. Paragraaf 1 heeft betrekking op het teeltmateriaal van alle landbouwgewassen. In de paragrafen 2 tot en met 6 worden per gewasgroep voorwaarden gesteld. Deze regels berusten rechtstreeks op de Europese richtlijnen ten aanzien van de verhandeling van teeltmateriaal van landbouwgewassen.

Paragraaf 1

In artikel 26 is de voorwaarde opgenomen dat uitsluitend teeltmateriaal van een ras dat is toegelaten en is ingeschreven in het rassenregister, dan wel is opgenomen op een vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde gemeenschappelijke lijst van rassen, of teeltmateriaal dat in een andere lidstaat van de Europese Unie is toegelaten overeenkomstig richtlijn (EG) 2002/53 in de handel wordt gebracht. Regels over de toelating van rassen en de inschrijving in het rassenregister zijn gesteld in het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen.

De artikelen 27 tot en met 30 hebben betrekking op de sluiting van de verpakking en het etiket. De materiële eisen ten aanzien van de verpakking en de etiketten zijn gesteld in de gewasspecifieke paragrafen.

In artikel 31 wordt uitvoering gegeven aan artikel 39, zevende lid, van de wet. De voorwaarden ten aanzien van het in de handel brengen van teeltmateriaal van landbouwgewassen voor beproevingsdoeleinden zijn gesteld in beschikking (EG) 2004/842. Deze zogenoemde ‘beproevingszaadregeling’ was ten aanzien van landbouwgewassen voorheen geïmplementeerd in het keuringsreglement van NAK.

Paragrafen 2 tot en met 6

Ten aanzien van de gewasspecifieke paragrafen van hoofdstuk vier is de opbouw waar mogelijk gelijk. Het betreft hier de volgende gewassen: groenvoedergewassen, zaaigranen, bieten, oliehoudende planten, vezelgewassen en pootaardappelen. In deze paragrafen worden achtereenvolgend de volgende onderwerpen behandeld.

In de gewasspecifieke paragrafen worden voorwaarden gesteld aan de verschillende categorieën van teeltmateriaal. Het stellen van deze voorwaarden dient ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, onderdelen a en b, van het besluit. De voorwaarden die aan de verschillende categorieën gesteld worden, zijn op Europees niveau vastgelegd. Voor de desbetreffende categorie wordt aangegeven onder welke voorwaarden verhandeling is toegestaan. Dit komt voor de verschillende gewassen tot uitdrukking in de artikelen 34, 35, 40 tot en met 42, 51 tot en met 53, en 58 tot en met 63.

Daarnaast worden, ter uitvoering van artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van het besluit in alle gewasspecifieke paragrafen materiële eisen gesteld aan de verpakkingen van het teeltmateriaal. Deze eisen volgen uit de diverse richtlijnen met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal.

Hoofdstuk 5. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van tuinbouwgewassen

Hoofdstuk 5 heeft betrekking op het in de handel brengen van teeltmateriaal van tuinbouwgewassen in Nederland, ongeacht de herkomst van het teeltmateriaal. Paragraaf 1 bevat algemene bepalingen. De paragrafen 2 tot en met 5 hebben betrekking op de verschillende gewassen. De voorwaarden die aan het teeltmateriaal van tuinbouwgewassen gesteld worden, vloeien voort uit de Europese richtlijnen ten aanzien van de verhandeling van teeltmateriaal.

Paragraaf 1

In artikel 70 is het vereiste opgenomen dat het bewijsstuk of kenteken wordt aangebracht door Naktuinbouw of door de leverancier onder toezicht van Naktuinbouw.

Artikel 71 schrijft voor dat uitsluitend teeltmateriaal van een ras dat is toegelaten en is ingeschreven in het rassenregister, dan wel is opgenomen op een vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde gemeenschappelijke lijst van rassen, of is toegelaten in een andere lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig richtlijn (EG) 2002/55, in de handel wordt gebracht. Regels over de toelating van rassen en de inschrijving in het rassenregister zijn gesteld in het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen.

De overige voorwaarden verschillen per gewas en zijn daarom in meerdere paragrafen uitgewerkt.

Paragrafen 2 tot en met 5

In de paragraaf over groentezaden worden in artikel 72 verschillende categorieën groentezaden onderscheiden. De artikelen 73 tot en met 75 geven aan onder welke voorwaarden de desbetreffende categorie verhandeld mag worden.

De artikelen 76 tot en met 78 stellen materiële eisen aan de etikettering, de verpakking en de sluiting hiervan.

Artikel 79 geeft aan welke informatie de leverancier aan Naktuinbouw verstrekt bij het in de handel brengen van teeltmateriaal afkomstig uit een andere lidstaat of een derde land.

In artikel 80 wordt uitvoering gegeven aan artikel 39, zevende lid, van de wet. De voorwaarden ten aanzien van het in de handel brengen van teeltmateriaal van landbouwgewassen voor beproevingsdoeleinden zijn gesteld in beschikking (EG) 2004/842. Deze zogenoemde ‘beproevingszaadregeling’ was voorheen, ten aanzien van groentezaden, geïmplementeerd in het keuringsreglement van Naktuinbouw.

De paragraaf over groenteplanten schrijft in artikel 81 voor aan welke voorwaarden leveranciers van groenteplanten moeten voldoen. Richtlijn (EEG) 92/33 over het in de handel brengen van groenteplanten, bepaalt dat het in de handel brengen van groenteplanten slechts is toegestaan aan de geregistreerde leverancier. Hierbij dient de leverancier zich te houden aan diverse bepalingen van richtlijn (EEG) 92/33 en van richtlijn (EEG) 93/62 over leveranciers van groenteplanten.

Artikel 82 schrijft voor dat groenteplanten voldoen aan de artikelen 2 tot en met 5 van richtlijn (EEG) 93/61.

De paragrafen over fruitgewassen en siergewassen zijn ten aanzien van opbouw en systematiek grotendeels gelijk.

In de artikelen 85 en 92 worden materiële eisen gesteld aan leveranciers van teeltmateriaal van respectievelijk fruitgewassen en siergewassen. Deze vereisten zijn expliciet genoemd in richtlijn (EEG) 93/64 ten aanzien van fruitgewassen en richtlijn (EG) 98/56 ten aanzien van siergewassen. Vervolgens worden in de artikelen 86 tot en met 88 en 93 voorwaarden gesteld aan het teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht. De artikelen 90 en 95 schrijven voor dat als het teeltmateriaal wordt samengevoegd of gemengd, de leverancier een register bijhoudt met de samenstelling van de partij. In beide paragrafen is aangegeven aan welke vereisten de etiketten en documenten van het teeltmateriaal voldoen (artikelen 91 en 94).

Hoofdstuk 6. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van bosbouwgewassen

Hoofdstuk 6 betreft de verhandeling van teeltmateriaal van bosbouwgewassen. Dit hoofdstuk zoekt aansluiting bij richtlijn (EG) 99/105 over het in de handel brengen van bosbouwkundig materiaal.

Leveranciers van teeltmateriaal van bosbouwgewassen voldoen aan artikel 16, derde lid, van voornoemde richtlijn. Het teeltmateriaal mag uitsluitend door een geregistreerde leverancier in de handel worden gebracht en het teeltmateriaal dient het afkomstig te zijn van een ras dat of een opstand die is ingeschreven in het rassenregister, of dient te zijn opgenomen op een vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde gemeenschappelijke lijst. De voorwaarden voor toelating en inschrijving in het rassenregister zijn gesteld in het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen.

Artikel 99 geeft aan welke categorieën teeltmateriaal verhandeld mogen worden en welke voorwaarden aan de desbetreffende categorie verbonden zijn.

In artikel 102 worden eisen gesteld ten aanzien van het etiket of document dat bij de partij teeltmateriaal zit.

Hoofdstuk 7. Tarieven

Op grond van artikel 21, vierde lid, van de wet zijn in hoofdstuk zeven regels gesteld over de wijze van oplegging en inning van de tarieven alsmede over de mogelijkheid tot het periodiek aanpassen van de tarieven aan de ontwikkelingen van de lonen en prijzen. Deze regels sluiten grotendeels aan bij titel 4.4 over bestuursrechtelijke geldschulden van het wetsvoorstel voor de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht. 5

Hoofdstukken 8. Overige bepalingen

Artikel 119 geeft aan dat deze regeling niet van toepassing is op teeltmateriaal dat bestemd is voor de uitvoer naar derde landen. De leverancier dient dit aan de desbetreffende keuringsinstelling aan te tonen. Dit artikel vloeit rechtstreeks uit de Europese richtlijnen ten aanzien van de verhandeling van teeltmateriaal en strekt tot uitvoering van artikel 39, tweede lid, onderdeel b, van de wet en artikel 4, eerste lid, onderdeel h, van het besluit.

Op grond van artikel 121, hoeven leveranciers die op grond van het Aansluitingsbesluit NAK zijn aangesloten bij een keuringsinstelling zich niet opnieuw te laten registreren. Leveranciers die naar het oordeel van NAK daarnaast voldoen aan de vereisten ten aanzien van de erkenning, worden eveneens ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 7.

Leveranciers die op grond van het Aansluitingsbesluit Naktuinbouw zijn aangesloten bij Naktuinbouw en die tevens voldoen aan de vereisten, genoemd in de artikelen 2, 3 en 13, worden door Naktuinbouw ingeschreven in het register, bedoel in artikel 7.

Administratieve lasten

In vergelijking met de ‘oude’ Zaaizaad- en Plantgoedwet en de daarop berustende regelgeving ten aanzien van de verhandeling van teeltmateriaal, zijn de administratieve lasten die uit de nieuwe wet, het besluit en deze regeling voortvloeien nagenoeg gelijk gebleven. Reden hiervoor is gelegen in het feit dat de materiële eisen ongewijzigd zijn gebleven, omdat deze in de diverse Europese richtlijnen over de verhandeling van teeltmateriaal dwingend zijn voorgeschreven.

Eventuele ruimte voor het terugdringen van de administratieve lasten is gelegen in de uitvoering. De uitvoering is grotendeels in handen van de keuringsinstellingen NAK en Naktuinbouw. Het bedrijfsleven is vertegenwoordigd in de besturen van deze keuringsinstellingen. Dit biedt een zekere garantie voor een zo efficiënt mogelijke uitvoering van onderhavige regeling. Daarnaast zijn zowel de sector als het bedrijfsleven nauw betrokken geweest bij het opstellen van de onderhavige regeling.

De administratieve lasten die uit deze regeling voortvloeien zijn gekwantificeerd en worden per informatieverplichting weergegeven.

Registratie

De aanvraag tot een registratie vindt plaats door middel van een door de keuringsinstelling te verstrekken formulier. Daarnaast dient een bewijs van inschrijving in het handelsregister en een kopie van een geldig legitimatiebewijs te worden toegezonden (artikel 4). De aanvraag van het formulier kost naar schatting 3 minuten. De invulling van dit formulier en de toezending van de gevraagde bescheiden kost circa 6 minuten. Het kennisnemen van de registratie kost 3 minuten. Het uurtarief bedraagt € 30,60. Het kost een leverancier in totaal € 6,12 om zich te laten registreren.

Leveranciers die reeds zijn aangesloten bij de keuringsinstelling hoeven zich echter op grond van artikel 120 van de regeling niet opnieuw te laten registreren. Dit betekent dat alleen ‘nieuwe’ leveranciers zich moeten laten registreren bij de keuringsinstelling. Per jaar zijn er slechts enkelen (doorgaans minder dan 10) die zich laten registreren. Uit gegevens van NAK en Naktuinbouw blijkt, dat een leverancier gemiddeld 25 jaar geregistreerd zal zijn. Omdat de registratie stilzwijgend verlengd wordt door de keuringsinstelling, zijn de totale administratieve lasten zeer beperkt.

Opzegging van de registratie geschiedt schriftelijk, dat wil zeggen per post of digitaal. Dit kost 5 minuten bij een tarief van € 30,60. Een opzegging komt eveneens slechts enkele keren per jaar voor.

Het doorgeven van wijzigingen, bijvoorbeeld in het adres, is vormvrij en kost circa 3 minuten bij een tarief van € 30,60. De frequentie is moeilijk in te schatten, omdat deze afhankelijk is van de individuele situatie van de leverancier.

Ten opzichte van de oude situatie, waarbij leveranciers zich moesten aansluiten bij een keuringsinstelling, zijn de administratieve lasten gelijk gebleven.

Erkenning

De aanvraag tot een erkenning geschiedt door middel van inzending van het ingevulde, door de keuringsinstelling te verstrekken formulier (artikel 4). De invulling van dit formulier kost circa 9 minuten bij een tarief van € 61,20. Er zijn circa 100 leveranciers die onder de overgangsregeling van artikel 120 vallen. Het bovenstaande geldt dus alleen voor ‘nieuwe’ leveranciers. Dit zijn er enkelen per jaar (doorgaans minder dan 10). De erkenning wordt eenmaal aangevraagd en vervolgens stilzwijgend verlengd. Uit gegevens van NAK en Naktuinbouw blijkt dat een leverancier gemiddeld voor 10 jaar erkend wordt. Dit resulteert in een administratieve lastendruk van € 0,92 per jaar.

Op grond van de desbetreffende richtlijnen, moeten leveranciers die erkend willen worden voor het verrichten van keuringsactiviteiten en analyse en het nemen van monsters, aan de keuringsinstelling hun deskundigheid aantonen. Het aantonen van deze deskundigheid kost naar schatting 240 minuten bij een tarief van € 61,20. De gemiddelde duur van een erkenning is 10 jaar. Dit brengt de administratieve lastendruk voor een leverancier die erkend wil worden op € 24,48 per jaar.

Het kennisnemen van de erkenning kost circa 3 minuten bij een tarief van € 61, 20. De frequentie is één keer per 10 jaar. De administratieve lasten per jaar zijn € 0,31.

De schriftelijke beëindiging van de erkenning neemt circa 6 minuten in beslag. Het tarief bedraagt € 61,20.

Het doorgeven van wijzigingen, bijvoorbeeld in het adres, is vormvrij en kost circa 3 minuten bij een tarief van € 30,60. De frequentie is moeilijk in te schatten, omdat deze afhankelijk is van de individuele situatie van de leverancier.

De mogelijkheid tot het erkennen van leveranciers bestond reeds op grond van de ‘oude’ regelgeving op het terrein van het zaaizaad en plantgoed. De procedure is in de diverse Europese richtlijnen ten aanzien van de verhandeling van teeltmateriaal dwingendrechtelijk voorgeschreven.

De administratieve lasten zijn gelijk gebleven.

Beproevingszaadregeling

Op grond van de artikelen 31 en 80 is het mogelijk teeltmateriaal van landbouwgewassen en groentezaden voor beproevingsdoeleinden in de handel te brengen. Hiertoe dient een verzoek bij de keuringsinstelling te worden ingediend. Bij dit verzoek dienen de bescheiden, genoemd in artikel 31, tweede lid, en artikel 80, tweede lid, te worden overgelegd. De procedure wordt voorgeschreven door beschikking (EG) 2004/842. Het verkrijgen van toestemming voor het in de handel brengen van teeltmateriaal voor beproevingsdoeleinden kost circa 120 minuten. Uitgaande van een uurtarief van € 30,60 en een frequentie van één keer per jaar, bedraagt de administratieve lastendruk € 61,20.

Het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden teeltmateriaal

Op grond van de Europese richtlijnen ten aanzien van de verhandeling van teeltmateriaal van landbouwgewassen en groentezaden, dienen leveranciers de keuringsinstelling in kennis te stellen van de gegevens, genoemd in de artikelen 32 en 79 van de regeling. De wijze waarop dit plaatsvindt, staat vrij. Naar verwachting neemt deze melding 5 minuten in beslag. Bij een tarief van € 30,60 bedragen de administratieve lasten € 2,55.

Melding verhandeling van zaadeenheden die niet voor bosbouwdoeleinden bestemd zijn

Leveranciers die zaadeenheden in de handel willen brengen die niet voor bosbouwdoeleinden bestemd zijn, moeten dit op grond van artikel 106 van de regeling melden aan Naktuinbouw. Deze eis vloeit voort uit artikel 6, vijfde lid, onderdeel b, van richtlijn (EG) 99/105. De melding van de verhandeling is vormvrij en kost naar schatting 3 minuten bij een tarief van € 30,60. Een dergelijke melding vindt enkele keren per jaar plaats.

Kennisnemen van nieuwe regelgeving

Het kennisnemen van deze nieuw regeling kost circa 12 minuten bij een tarief van € 30,60. Dit geschiedt eenmalig; de administratieve lasten zijn € 6,12.

Wijzigingen van deze regeling zullen naar verwachting ten hoogste een keer per jaar voorkomen, mede vanwege het gebruik van dynamische verwijzingen. Het kennisnemen van deze wijziging kost 12 minuten bij een tarief van € 30,60. Dit resulteert in een lastendruk van € 6,12.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3

Bij leveranciers van groenteplanten, teeltmateriaal van fruitgewassen, siergewassen en bosbouwgewassen is registratie een voorwaarde voor de verhandeling van teeltmateriaal op grond van respectievelijk de richtlijnen (EEG) 92/33, (EEG) 92/34, (EG) 98/56 en (EG) 1999/105. Deze registratie is verbonden aan de voorwaarden, genoemd in de artikelen 82, 86, 93 en 98 van de regeling. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking de technische inrichting en administratie van het bedrijf van de leverancier, de productie van het teeltmateriaal en de documentatie ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Aan leveranciers van teeltmateriaal van landbouwgewassen en groentezaden worden de voornoemde voorwaarden niet gesteld. De registratie van deze leveranciers is slechts verbonden aan de voorwaarden genoemd in artikel 4. De registratie is echter wel noodzakelijk voor de door de keuringsinstellingen uit te voeren keuring.

Artikelen 26, 71 en 98

De verhandeling van teeltmateriaal van landbouwgewassen, groentegewassen en bosbouwgewassen is slechts toegestaan indien het teeltmateriaal afkomstig is van een ras dat of een opstand die is toegelaten en is ingeschreven in het rassenregister, dan wel is opgenomen op een vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde gemeenschappelijke lijst van rassen of opstanden. Teeltmateriaal van landbouwgewassen en groentegewassen mag daarnaast tevens in de handel worden gebracht indien het afkomstig is van een ras dat overeenkomstig respectievelijk richtlijn (EG) 2002/53 of richtlijn (EG) 2002/55 is toegelaten in een van de andere lidstaten van de Europese Unie.

De definities van landbouwgewassen, groentegewassen en bosbouwgewassen zijn opgenomen in respectievelijk de onderdelen p, m en n van artikel 1 van het besluit. De definities van deze gewassen zijn gelijk aan de definities opgenomen in de desbetreffende richtlijn. De artikelen 26, 71 en 98 zijn derhalve niet van toepassing op gewassen die niet in artikel 1 van het besluit zijn opgenomen.

Artikel 33

De voorwaarde dat zaaizaden nagenoeg ziektevrij zijn en vrij van schadelijke insecten vloeit voort uit de Europese richtlijnen ten aanzien van de verhandeling van landbouwzaaizaden. Het betreft hier een zogenaamd ‘doelvoorschrift’. Het is aan NAK om deze doelvoorschriften in de controlepraktijk nader in te vullen.

Artikelen 34, 40 en 51

Prebasiszaad moet nagenoeg vrij van rasonzuiverheden zijn. Het is aan NAK om een dergelijk ‘doelvoorschrift’ in de controlepraktijk nader in te vullen.

Artikelen 59 tot en met 61

Van oudsher worden aardappelen onderverdeeld in de klasse ‘super’, ‘super-elite’, ‘elite’, A, B of C. In de loop der tijd is de klasse ‘super’ afgekort tot S, de klasse ‘super-elite’ tot SE en ‘elite’ tot E. De klasse B is reeds ruime tijd geleden komen te vervallen. Vanuit historisch oogpunt en de grote bekendheid van deze klassen in de praktijk, is ervoor gekozen deze indeling te handhaven.

Artikel 66

Microvermeerdering is een techniek waarbij het mogelijk is om een pootaardappel sneller te vermeerderen. Deze vermeerdering vindt veelal plaats in een laboratorium.

Voor pootaardappelen die met microvermeerdering worden vermeerderd is een aantal doelvoorschriften opgenomen. Het is aan NAK om deze zogenoemde ‘doelvoorschriften’ in de controlepraktijk nader in te vullen.

Artikel 68

In het geval van pootaardappelen worden onder verpakkingen tevens bakken verstaan. De laatste gebruiker is een particulier.

Artikel 75

Op verpakkingen van kleine hoeveelheden groentezaden voor de laatste gebruiker, wordt naast de gegevens bedoeld in het eerste lid, de gebruiksperiode aangegeven. De laatste gebruiker is een particulier.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Bijlage bij de toelichting van de Regeling verhandeling teeltmateriaal:

Transponeringstabel

Richtlijn (EG) 2002/54

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

artikel 117

artikel 2, eerste lid, onderdeel a

artikel 1, onderdeel g, wet

artikel 2, eerste lid, onderdeel b

artikel 1, onderdeel j, besluit

artikel 2, eerste lid, onderdelen c en d

artikel 47

artikel 2, eerste lid, onderdelen e tot en met g

behoeft geen implementatie

artikel 2, eerste lid, onderdeel h

artikel 49, tweede lid

artikel 2, tweede lid

artikel 3 besluit

artikel 2, derde lid

artikel 11

artikel 2, vierde lid

behoeft geen implementatie

artikel 3, eerste lid

artikel 48, eerste lid

artikel 3, tweede lid

artikel 18

artikel 4

artikelen 47, eerste lid, en 48

artikel 5

artikel 50

artikel 6

artikel 39, vijfde en zesde lid, wet

artikel 7

artikelen 4 en 5 besluit

artikel 8

artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 9

artikel 18

artikel 10

artikel 27

artikel 11

artikel 28

artikel 12

artikel 49, eerste lid

artikel 13

artikel 49, tweede lid

artikel 14

artikel 27, tweede lid

artikel 15

artikel 18

artikel 16

artikel 5, eerste lid, onderdeel b, besluit

artikel 17

artikel 29

artikel 18

artikel 30

artikel 19

artikel 48 wet

artikel 20

artikel 18

artikel 21

artikelen 47, eerste lid, en 48, eerste lid

artikel 22

artikel 40 wet en artikel 3 besluit

artikel 23

behoeft geen implementatie

artikel 24

artikel 48 wet

artikel 25, eerste lid

artikel 89 wet

artikel 18

artikel 25, tweede lid

artikel 32

artikel 26

behoeft geen implementatie

artikel 27

behoeft geen implementatie

artikel 28

behoeft geen implementatie

artikel 29

behoeft geen implementatie

artikel 30, eerste lid, onderdeel b

artikel 39 en 85 wet,

artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen.

artikel 30, overige onderdelen

behoeft geen implementatie

artikel 31

behoeft geen implementatie

artikel 32

behoeft geen implementatie

artikel 33

behoeft geen implementatie

artikel 34

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EEG) 66/401

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

artikel 117

artikel 1 bis

artikel 1, onderdeel g, wet

artikel 2, eerste lid, onderdeel a

artikel 1, eerste lid, onderdeel e, besluit

artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met d

artikel 34

artikel 2, eerste lid, onderdeel e

behoeft geen implementatie

artikel 2, eerste lid, onderdelen f en g

artikel 38

artikel 2, eerste lid, bis

behoeft geen implementatie

artikel 2, eerste lid, ter

artikel 3 besluit

artikel 2, eerste lid, quater

behoeft geen implementatie

artikel 2, tweede lid

behoeft geen implementatie

artikel 2, derde lid

artikel 9

artikel 2, vierde lid

behoeft geen implementatie

artikel 3, eerste lid

artikel 34

artikel 3, eerste lid, bis

behoeft geen implementatie

artikel 3, tweede lid

artikel 35

artikel 3, derde lid

behoeft geen implementatie

artikel 3, vierde lid

artikel 16

artikel 3 bis

artikelen 34 en 35

artikel 4

artikel 39

artikel 4 bis

artikel 39, vijfde en zesde lid, wet

artikel 5

artikelen 4 en 5 besluit

artikel 5 bis

artikel 4, eerste lid, onderdeel a, besluit

artikel 6

artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7

artikel 16

artikel 8

artikel 27

artikel 9

artikel 28

artikel 10

artikel 38, eerste lid

artikel 10 bis

artikel 38, tweede lid

artikel 10 ter

artikel 27

artikel 10 quater

artikel 16

artikel 11

artikel 32, tweede lid

artikel 11 bis

artikel 30,

artikel 12

artikel 31

artikel 13

artikel 36

artikel 13 bis

artikel 48 wet

artikel 14

behoeft geen implementatie

artikel 14 bis

artikelen 34 en 35

artikel 15

artikelen 40 wet en 3 besluit

artikel 16

behoeft geen implementatie

artikel 17

artikel 48 wet

artikel 18

artikel 117

artikel 19, eerste lid

artikel 16

artikel 19, tweede lid

artikel 32

artikel 20

behoeft geen implementatie

artikel 21

behoeft geen implementatie

artikel 21 bis

behoeft geen implementatie

artikel 22

behoeft geen implementatie

artikel 22 bis

artikelen 39 en 85 wet

artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 23

behoeft geen implementatie

artikel 23 bis

behoeft geen implementatie

artikel 24

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EEG) 66/402

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 1, bis

artikel 1, onderdeel g, wet

artikel 2, eerste lid, onderdeel a

artikel 1, eerste lid, onderdeel f, besluit

artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met g

artikelen 40 en 41

artikel 2, eerste lid, onderdeel h

behoeft geen implementatie

artikel 2, eerste lid, bis

behoeft geen implementatie

artikel 2, eerste lid, ter

behoeft geen implementatie

artikel 1, eerste lid, quater

behoeft geen implementatie

artikel 2, eerste lid, sextus

behoeft geen implementatie

artikel 2, tweede lid

behoeft geen implementatie

artikel 2, derde lid

artikel 10

artikel 2, vierde lid

artikel 10

artikel 3, eerste lid

artikel 42

artikel 3, tweede lid

artikel 45

artikel 3, derde lid

artikel 17

artikel 3 bis

artikelen 40 en 42

artikel 4

artikel 46

artikel 4 bis

artikel 39, vijfde en zesde lid, wet

artikel 5

artikelen 4 en 5 besluit

artikel 5 bis

behoeft geen implementatie

artikel 6

artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7

artikel 17

artikel 8

artikel 27

artikel 9

artikel 28

artikel 10

artikel 44, eerste lid

artikel 10 bis

artikel 44, tweede lid

artikel 11

artikel 5, eerste lid, onderdeel b, besluit

artikel 11 bis

artikel 29

artikel 12

artikel 30

artikel 13

artikel 43

artikel 13 bis

artikel 48 wet

artikel 14

artikel 17

artikel 14 bis

artikelen 40 en 42, eerste lid

artikel 15

artikelen 4o wet en 3 besluit

artikel 16

behoeft geen implementatie

artikel 17

artikel 48 wet

artikel 18

artikel 117

artikel 19

artikel 32

artikel 20

behoeft geen implementatie

artikel 21

behoeft geen implementatie

artikel 21 bis

behoeft geen implementatie

artikel 21 ter

behoeft geen implementatie

artikel 22

behoeft geen implementatie

artikel 22 bis, eerste lid, onderdeel b

artikelen 39 en 85 wet

artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 22 bis, overige onderdelen

behoeft geen implementatie

artikel 23

behoeft geen implementatie

artikel 23 bis

behoeft geen implementatie

artikel 24

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EG) 2002/56

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

artikel 117

artikel 2, eerste lid, onderdeel a

artikel 1, onderdeel g, wet

artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met c

artikel 58

artikel 2, eerste lid, onderdeel d

behoeft geen implementatie

artikel 3, eerste lid

artikel 63

artikel 3, tweede en derde lid

artikelen 59 tot en met 61

artikel 3, vierde lid

artikel 66

artikel 4

artikel 59

artikel 5

artikelen 4 en 5 besluit

artikel 6

artikel 39, vijfde en zesde lid, wet

artikel 7

artikel 19

artikel 8

artikel 67, eerste lid

artikel 9

artikel 64

artikel 10

artikel 65

artikel 11

artikel 27

artikel 12

artikel 28

artikel 13

artikelen 68

artikel 14

artikel 5, eerste lid, onderdeel b

artikel 15

artikel 29

artikel 16

artikel 30

artikel 17, eerste lid

artikel 19

artikel 17, tweede lid

behoeft geen implementatie

artikel 18

artikel 58

artikel 19

artikel 48 wet

artikel 20

behoeft geen implementatie

artikel 21

behoeft geen implementatie

artikel 22

artikel 48 wet

artikel 23

artikel 17

artikel 24

behoeft geen implementatie

artikel 25

behoeft geen implementatie

artikel 26

behoeft geen implementatie

artikel 27, eerste lid, onderdeel b

artikelen 39 wet

artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 27, overige onderdelen

behoeft geen implementatie

artikel 28

behoeft geen implementatie

artikel 29

behoeft geen implementatie

artikel 30

behoeft geen implementatie

artikel 31

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EG) 2002/57

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

artikel 117

artikel 2, eerste lid, onderdeel a

artikel 1, onderdeel g, wet

artikel 2, eerste lid, onderdeel b

artikel 1, eerste lid, onderdeel l, besluit

artikel 2, eerste lid, onderdelen c tot en met j

artikelen 51 tot en met 53

artikel 2, eerste lid, onderdeel k

behoeft geen implementatie

artikel 2, tweede lid

behoeft geen implementatie

artikel 2, derde lid

behoeft geen implementatie

artikel 2, vierde lid

artikel 51, derde lid

artikel 2, vijfde lid

artikel 12

artikel 2, zesde lid

artikel 12

artikel 3

artikel 53

artikel 4

artikel 53

artikel 5

artikel 57

artikel 6

artikel 39, vijfde en zesde lid, wet

artikel 7

artikelen 4 en 5 besluit

artikel 8

artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 9

artikel 20

artikel 10

artikel 27

artikel 11

artikel 28

artikel 12

artikel 55

artikel 13

artikel 5, eerste lid, onderdeel b, besluit

artikel 14

artikel 29

artikel 15

artikel 30

artikel 16

artikel 48 wet

artikel 17

artikel 20

artikel 18

artikelen 51, eerste lid, en 53, eerste lid

artikel 19

artikel 20

artikel 20

behoeft geen implementatie

artikel 21

artikel 48 wet

artikel 22

artikel 20

artikel 23

behoeft geen implementatie

artikel 24

behoeft geen implementatie

artikel 25

behoeft geen implementatie

artikel 26

behoeft geen implementatie

artikel 27

artikelen 39 en 85 wet, artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 28

behoeft geen implementatie

artikel 29

behoeft geen implementatie

artikel 30

behoeft geen implementatie

artikel 31

behoeft geen implementatie

artikel 32

behoeft geen implementatie

artikel 33

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EG) 2002/53

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

behoeft geen implementatie

artikel 3, eerste lid

artikel 26 wet

artikel 3, tweede lid

artikel 26 wet

artikel 3, derde lid

behoeft geen implementatie

artikel 3, vierde lid

behoeft geen implementatie

artikel 3, vijfde lid

behoeft geen implementatie

artikel 4, eerste lid

artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, wet en artikel 9, eerste lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 4, tweede lid

artikel 35, eerste lid, onderdeel b wet en artikel 9, tweede lid Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 4, derde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet

artikel 4, vierde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 12, eerste lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 4, vijfde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 12, tweede lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 4, zesde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en artikel 85 en artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 5, eerste lid

artikel 35, tweede lid, wet

artikel 5, tweede lid

artikel 35, vierde lid, wet

artikel 5, derde lid

artikel 35, derde lid, wet

artikel 5, vierde lid

artikel 35, vijfde lid, wet

artikel 6

behoeft geen implementatie

artikel 7, eerste lid

artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, en zesde lid, wet en artikel 16, eerste lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7, tweede lid

artikel 35, eerste lid, onderdeel d, wet en artikel 17 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7, derde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet en 17 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7, vierde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen en artikel 12 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7, vijfde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen

artikel 8

artikel 84 wet en artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 9, eerste lid

artikel 26 wet

artikel 9, tweede lid

artikel 27 wet

artikel 9, derde lid

artikel 37, derde en vierde lid, wet

artikel 9, vierde lid

artikel 84 wet en artikel 13 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 9, vijfde lid

artikelen 26 en 35, vijfde lid wet

artikel 9, zesde lid

artikel 27, zesde lid, wet

artikel 10

artikel 84 wet, artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 11

artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet, artikel 9, eerste lid, onder b en tweede lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 7 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 12

artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 13

artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14, derde lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 14

artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14, derde lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 15, tweede lid

artikel 26, tweede lid

artikel 16, eerste lid

behoeft geen implementatie

artikel 16, tweede lid

artikelen 47 en 89 wet

artikel 17

behoeft geen implementatie

artikel 18

artikelen 47 en 89 wet

artikel 19

artikel 35 wet

artikel 20

artikelen 39 en 85 wet; artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 21

artikel 85 wet en artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 22

behoeft geen implementatie

artikel 23

behoeft geen implementatie

artikel 24

artikelen 35, eerste lid, en 39, eerste lid, wet

artikel 25

behoeft geen implementatie

artikel 26

behoeft geen implementatie

artikel 27

behoeft geen implementatie

artikel 28

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EG) 2002/55

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

artikel 117

artikel 2, eerste lid, onderdeel a

artikel 1, onderdeel g, wet

artikel 2, eerste lid, onderdeel b

artikel 1, onderdeel k, besluit

artikel 2, eerste lid, onderdelen c tot en met e

artikel 72

artikel 2, eerste lid, onderdeel f

behoeft geen implementatie

artikel 2, eerste lid, onderdeel g

artikel 75

artikel 2, tweede en derde lid

behoeft geen implementatie

artikel 3

artikel 26 wet

artikel 4

artikel 35, eerste lid, onderdeel a, wet en artikel 8, eerste lid, onder a, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 5, eerste lid

artikel 35, tweede lid, wet

artikel 5, tweede lid

artikel 35, vierde lid, wet

artikel 5, derde lid

artikel 35, derde lid, wet

artikel 6

behoeft geen implementatie

artikel 7, eerste lid

artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, en zesde lid, wet en artikel 8, eerste lid, onder a, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7, tweede lid

artikel 35, eerste lid, onderdeel d, wet, artikel 17 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 3 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7, derde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, artikel 17 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 10 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7, vierde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Besluit genetisch gemodificeerde organismen; Wet milieugevaarlijke stoffen, artikel 12 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 10 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 7, vijfde lid

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet; Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen

artikel 8

artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 9, eerste lid

artikel 26 wet

artikel 9, tweede lid

artikel 27 wet

artikel 9, derde lid

artikel 37, derde en vierde lid, wet

artikel 9, vierde lid

artikel 84 wet en artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 9, vijfde lid

artikelen 26 en 35, vijfde lid, wet

artikel 9, zesde lid

artikel 27, zesde lid, wet

artikel 10

artikel 84 wet, artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 11

artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet, artikel 8, eerste lid, onder b, en tweede lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 7 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 12

artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 8, eerste lid, onder b, en tweede lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 13

artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14, derde lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 14

artikel 35, eerste lid, onderdeel e, wet en artikel 14 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 15

behoeft geen implementatie

artikel 16, eerste lid

behoeft geen implementatie

artikel 16, tweede lid

artikelen 47 en 89 wet

artikel 17

behoeft geen implementatie

artikel 18

artikelen 47 en 89 wet

artikel 19

artikel 35 wet

artikel 20

artikel 73

artikel 20, vierde lid

artikel 25

artikel 21

artikel 74

artikel 22

behoeft geen implementatie

artikel 23

artikel 39, vijfde en zesde lid, wet

artikel 24

artikelen 4 en 5 besluit

artikel 25

artikel 25

artikel 26

artikel 75

artikel 27

artikel 76

artikel 28

artikel 75

artikel 29

artikel 76

artikel 30

artikel 5, eerste lid, onderdeel b, besluit

artikel 31

artikel 77

artikel 32

artikel 78

artikel 33

artikel 48 wet

artikel 34

artikel 25

artikel 35

artikel 25

artikel 36

artikel 25

artikel 37

behoeft geen implementatie

artikel 38

artikel 48 wet

artikel 39

artikel 25

artikel 40

artikel 25

artikel 41

artikel 25

artikel 42

artikelen 47 en 89 wet

artikel 43

behoeft geen implementatie

artikel 44, eerste lid

behoeft geen implementatie

artikel 44, tweede en derde lid

artikelen 39 en 85 wet

artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 45

behoeft geen implementatie

artikel 46

behoeft geen implementatie

artikel 47

artikelen 35, eerste lid, en 39, eerste lid, wet

artikel 48

artikelen 39 en 85 wet en artikel 11 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 49

artikel 48 wet

artikel 50

behoeft geen implementatie

artikel 51

behoeft geen implementatie

artikel 52

behoeft geen implementatie

artikel 53

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EEG) 92/33

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikel 117

artikel 3

artikel 1 wet

artikel 4

artikel 82

artikel 5

artikel 81

artikel 6

artikelen 3 en 82

artikel 7

behoeft geen implementatie

artikel 8

artikelen 3 en 82

artikel 9

artikel 84 wet, artikel 23 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 15, vierde lid, Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 10

artikel 83

artikel 11

artikel 84

artikel 12

artikel 42, vierde lid, wet

artikel 13

artikel 48 wet

artikel 14

behoeft geen implementatie

artikel 15

behoeft geen implementatie

artikel 16

behoeft geen implementatie

artikel 17

behoeft geen implementatie

artikel 18

behoeft geen implementatie

artikel 19

artikelen 47 en 86 wet

artikel 20

behoeft geen implementatie

artikel 21

behoeft geen implementatie

artikel 22

behoeft geen implementatie

artikel 23

behoeft geen implementatie

artikel 24

artikelen 47 en 89 wet

artikel 25

behoeft geen implementatie

artikel 26

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EEG) 93/61

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikel 82

artikel 3

artikel 82

artikel 4

artikel 82

artikel 5

artikel 82

artikel 6

artikel 84, tweede lid

artikel 7

behoeft geen implementatie

artikel 8

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EEG) 93/62

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikel 21

artikel 3

artikelen 21 en 81

artikel 4

artikelen 21 en 81

artikel 5

artikel 21 en 81

artikel 6

behoeft geen implementatie

artikel 7

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EEG) 92/34

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikel 117

artikel 3

artikel 1 wet

artikel 4

artikel 86

artikel 5

artikelen 3, 22 en 85

artikel 6

artikelen 3, 22 en 85

artikel 7

behoeft geen implementatie

artikel 8

artikel 42 wet,

artikelen 3 en 85

artikel 9

artikel 9 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 10

artikelen 22 en 89

artikel 11

artikel 86

artikel 12

artikel 42, vierde lid, wet

artikel 13

artikel 48 wet

artikel 14

behoeft geen implementatie

artikel 15

behoeft geen implementatie

artikel 16

behoeft geen implementatie

artikel 17

artikel 22

artikel 18

behoeft geen implementatie

artikel 19

artikel 22

artikel 20

artikel 22

artikel 21

behoeft geen implementatie

artikel 22

behoeft geen implementatie

artikel 23

behoeft geen implementatie

artikel 24

artikelen 47 en 89 wet

artikel 25

behoeft geen implementatie

artikel 26

behoeft geen implementatie

artikel 27

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EEG) 93/48

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikel 88

artikel 3

artikel 86

artikel 4

artikel 86

artikel 5

artikel 86

artikel 6

behoeft geen implementatie

artikel 7

behoeft geen implementatie

artikel 8

artikel 91

artikel 9

behoeft geen implementatie

artikel 10

behoeft geen implementatie

artikel 11

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EEG) 93/64

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikelen 22 en 85

artikel 3

artikelen 22 en 85

artikel 4

artikelen 22 en 85

artikel 5

artikelen 22 en 85

artikel 6

behoeft geen implementatie

artikel 7

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EEG) 93/79

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikel 88, vierde lid

artikel 3

behoeft geen implementatie

artikel 4

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EG) 98/56

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

artikel 117

artikel 2

artikel 1 wet

artikel 3

artikel 3, besluit

artikel 4

artikel 93, eerste lid

artikel 5

artikel 93, tweede lid

artikel 6

artikel 42 wet

artikel 7

artikel 92

artikel 8

artikelen 92 en 95

artikel 9

artikel 96

artikel 10

artikel 48 wet

artikel 11

behoeft geen implementatie

artikel 12

behoeft geen implementatie

artikel 13

artikelen 47 en 89 wet

artikel 14

behoeft geen implementatie

artikel 15

behoeft geen implementatie

artikel 16

behoeft geen implementatie

artikel 17

behoeft geen implementatie

artikel 18

behoeft geen implementatie

artikel 19

behoeft geen implementatie

artikel 20

behoeft geen implementatie

artikel 21

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EG) 99/66

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikel 94

artikel 3

behoeft geen implementatie

artikel 4

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EG) 93/49

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

behoeft geen implementatie

artikel 3

artikel 93

artikel 4

artikel 93

artikel 5

behoeft geen implementatie

artikel 6

behoeft geen implementatie

artikel 7

behoeft geen implementatie

artikel 8

behoeft geen implementatie

artikel 9

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn(EG) 99/68/EG

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikel 96

artikel 3

behoeft geen implementatie

artikel 4

behoeft geen implementatie

artikel 5

behoeft geen implementatie

artikel 6

behoeft geen implementatie

  

Richtlijn (EG) 1999/105

Regeling verhandeling teeltmateriaal, tenzij anders is aangegeven

artikel 1

behoeft geen implementatie

artikel 2

artikelen 1 en 35, eerste lid, wet en artikel 1, onderdeel n, besluit

artikel 3

behoeft geen implementatie

artikel 4

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdelen c en e, wet, artikel 10, eerste lid, Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen en artikel 5 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 5

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet, artikel 12 Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen, artikel 8 Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

artikel 6, eerste tot en met derde lid

artikel 99

artikel 6, vierde lid

artikel 42 wet en artikelen 3 en 97

artikel 6, vijfde en zesde lid

artikel 39, zesde en zevende lid, wet

artikel 6, zevende en achtste lid

behoeft geen implementatie

artikel 7

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e, wet;

artikelen 4 en 5

artikel 8

artikelen 35, eerste lid, aanhef e onderdeel e, wet

artikel 9

artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel e; artikel 36, vierde lid, wet

artikel 10, eerste lid

artikel 37, eerste lid, wet

artikel 10, tweede en derde lid

artikel 26 wet

artikel 11

behoeft geen implementatie

artikel 12

artikel 105

artikel 13

artikel 102

artikel 14

artikel 6 besluit

artikel102, tweede lid

artikel 15

artikel 103

artikel 16

artikel 24

artikel 17

behoeft geen implementatie

artikel 18

artikel 48 wet

artikel 19

behoeft geen implementatie

artikel 20

behoeft geen implementatie

artikel 21

artikel 48 wet

artikel 22

behoeft geen implementatie

artikel 23

behoeft geen implementatie

artikel 24

behoeft geen implementatie

artikel 25

behoeft geen implementatie

artikel 26

behoeft geen implementatie

artikel 27

behoeft geen implementatie

artikel 28

behoeft geen implementatie

artikel 29

behoeft geen implementatie

artikel 30

behoeft geen implementatie

‘Behoeft geen implementatie’: het betreft hier verplichtingen die verwijzen naar de desbetreffende richtlijn of het verdrag zelf, of die een opdracht bevatten die niet hoeft te worden verwerkt in de nationale wetgeving, dan wel bepalingen die een optie inhouden.

Naar boven