Wijziging Besluit algemene richtlijnen post

Wijziging van het Besluit algemene richtlijnen post in verband met de wijziging van de grenzen van het voorbehouden postvervoer

13 januari 2006

Nr. WJZ 5728960

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 5 van de Postwet;

Besluit:

Artikel I

Het Besluit algemene richtlijnen post wordt als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel 2.19, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit algemene richtlijnen post wordt ‘de partijenpost brieven tot en met 100 gram’ gewijzigd in: de partijenpost brieven tot en met 50 gram.

B

De bijlage bij het Besluit algemene richtlijnen post wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1.1, onderdeel b, wordt ‘brieven tot 100 gram’ vervangen door: brieven tot 50 gram.

2. In onderdeel 1.2, onderdeel b, wordt ‘brieven tot 100 gram’ vervangen door: brieven tot 50 gram.

3. In onderdeel 2.1 komt de definitie van Wj te luiden: Wj = omzetaandeel behorende bij dienst j (omzet dienst j in het jaar 2004, gedeeld door de totale omzet van het pakket in het jaar 2004).

4. In onderdeel 2.2 wordt de reeks ijkpunten ‘25, 35, 45, 55, 65, 75, 85 en 95 gram’ vervangen door: 25, 35 en 45 gram.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20101, ALP G/502, 2500 EC ’s⁠-⁠Gravenhage.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 januari 2006.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

I. Algemeen

1. De verlaging van de gewichtsgrens van het voorbehouden postvervoer

In onderdeel 2.19, onderdeel b van het Besluit algemene richtlijnen post (verder: Barp) is een omschrijving gegeven van een van de twee stromen brieven waarvan de overkomstduur aan een norm is gebonden, en waarvan de overkomstduur moet worden gemeten. Het gaat daarbij om partijenpost brieven.

Artikel 1 van Richtlijn nr. 2002/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 juni 2002 (PbEG L 176) tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de verdere openstelling van de postmarkt in de Gemeenschap voor mededinging (verder: richtlijn 2002/39/EG), wijzigt artikel 7 van Richtlijn nr. 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG L15) (verder: de Postrichtlijn) onder meer zodanig, dat het maximumgewicht van de brieven, waarvan het vervoer kan worden voorbehouden aan de uitvoerder van de universele dienst, met ingang van 1 januari 2006 wordt gesteld op 50 gram.

Deze verlaging van de gewichtsgrens is geïmplementeerd in de Wet van 8 september 2005 tot wijziging van de Postwet (wijziging van de grenzen van het voorbehouden postvervoer) (Stb. 469). Met ingang van 1 januari 2006 geldt deze lagere gewichtsgrens voor het Nederlandse postvervoer.

De overkomstduur van brieven wordt, zoals gezegd, ingevolge onderdeel 2.19 van het Barp gemeten over twee poststromen, die van losse brieven en van partijenpost.

Aan de houder van de concessie, TNT N.V., is behalve het aan hem voorbehouden gedeelte van het postvervoer, ook het postvervoer van andere brieven en postpakketten opgedragen. Ingevolge artikel 4 van het Postbesluit geldt die verplichting alleen voor brieven en pakketten die zijn gefrankeerd overeenkomstig het enkelstukstarief. Buiten het aan de concessiehouder voorbehouden gedeelte van het postvervoer is de concessiehouder derhalve niet verplicht om het vervoer van partijenpost tegen gereduceerd tarief aan te bieden. Dergelijk vervoer valt buiten de opdracht. Het is daarom niet mogelijk om op grond van de Postwet aan de concessiehouder ten aanzien van de overkomstduur van partijenpost die buiten het voorbehouden gedeelte vallen, normen voor de overkomstduur op te leggen.

In verband hiermee is de omvang van de partijenpost brieven in onderdeel 2.19, eerste lid, onderdeel b, met ingang van 1 januari 2006 aangepast aan de nieuwe gewichtsgrenzen van het voorbehouden gedeelte van het postvervoer.

In de bijlage bij het Barp staan nog enige verwijzingen naar de brieven die vallen binnen het voorbehouden gedeelte van het postvervoer. Deze zijn eveneens met ingang van 1 januari 2006 aangepast aan de nieuwe grens.

2. Wijziging in de formule

In de formule voor de gewogen tariefontwikkeling, die is opgenomen in onderdeel 2.2 van de bijlage bij het Barp, wordt onderdeel Wj gewijzigd. Deze wijziging is eveneens een gevolg van de wijziging van de grenzen van het voorbehouden gedeelte van het postvervoer. Het gaat om de omzetgegevens van een dienst binnen het mandje waarvoor de tariefbeheersing geldt. Bij de vorige verlaging van de grenzen van het voorbehouden gedeelte in 2000, tot brieven met een gewicht van 100 gram was al geruime tijd bekend dat deze verlaging zou worden doorgevoerd. Er bestond sindsdien een koppeling tussen de tariefmutaties van specifieke diensten ten opzichte van het basisjaar 1999 en de in dat jaar geldende omzetverhoudingen van alle diensten die tezamen een mandje vormen met een indexwaarde van 100 in 1999. Het omzetaandeel van brieven met een gewicht tot 50 gram werd toen echter niet in voldoende mate geregistreerd. Daarom is het nodig om met ingang van 1 januari 2006 uit te gaan van de omzetaandelen zoals die golden in 2004. Het basisjaar blijft 1999. De genoemde koppeling wordt hierdoor vervangen door een koppeling tussen de tariefmutaties ten opzichte van het basisjaar 1999 en het tijdvak 2004 voor de bepaling van de invloed in het mandje.

3. Advisering

De Onafhankelijke post en telecommunicatieautoriteit heeft in zijn adviezen van 26 juli 2005, kenmerk OPTA/EGM/2005/202171, en van 10 oktober 2005, kenmerk OPTA/IPB/2005/202677, geconstateerd dat de voorgesteld wijzigingen als gevolg van de wijziging van de grenzen van het voorbehouden postvervoer in lijn zijn met de door de postrichtlijn voorgeschreven verlaging van de gewichtsgrens, en dat de voorgestelde wijzigingen geen gevolgen hebben voor de uitvoerbaarheid of handhaafbaarheid van het Barp of consequenties voor het college in termen van personeel, organisatie of financiën. Het college acht de invloed van de hierboven, in onderdeel 2, toegelichte wijziging van de formule voor de gewogen tariefontwikkeling, op de uitkomsten van een beoordeling van mogelijke toekomstige tariefwijzigingen in 2006 en 2007 marginaal.

4. Administratieve lasten

Door de verlaging van de gewichtsgrens van de partijenpost brieven die onder de overkomstduurnormen vallen, behoeft de overkomstduur van partijen brieven met een gewicht tussen de 50 gram en 100 gram niet meer te worden gemeten. Dit levert bij de meting een kostenvermindering op. Aangezien er nog wel moet worden gerapporteerd over de overkomstduur van de partijenpost brieven met een gewicht tot 50 gram, nemen de lasten van deze rapportage slechts marginaal af.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Op de wijziging van artikel 2.19 is in het algemeen gedeelte ingegaan.

Onderdeel B, onderdelen 1 en 2

Deze onderdelen betreffen de eenvoudige wijzigingen van de omschrijving van de brieven die in de pakketten zijn opgenomen.

Onderdeel B, onderdeel 3

Dit onderdeel wijzigt het tijdvak voor de berekening van het omzetaandeel voor een dienst j. De omzetgegevens in het basisjaar voor de brievenpost met een gewicht tot 50 gram zijn niet alle in voldoende detail meer aanwezig. Zoals in onderdeel 2 van het algemene gedeelte van de toelichting is opgemerkt, zijn de omzetgegevens over 2004 wel beschikbaar en geschikt voor toepassing in de formule van onderdeel 2.2 van de bijlage bij het Barp.

Onderdeel B, onderdeel 4

Als de brieven met een gewicht van meer dan 50 gram niet meer onder het tariefbeheersingsysteem vallen, moet ook de reeks van voor de tariefmutaties representatieve ijkpunten worden aangepast.

Artikel II

Het is gewenst dat artikel I, onderdeel A en onderdeel B, onderdelen 1, 2 en 4 tegelijk met de wet van 8 september 2005, houdende wijziging van de Postwet (wijziging van de grenzen van het voorbehouden postvervoer) (Stb. 469), met ingang van 1 januari 2006 van kracht zijn.

Om redenen van boekhoudkundige en toezichthoudende aard is het daarnaast gewenst dat artikel I, onderdeel B, onderdeel 3 voor een heel kalenderjaar van toepassing is.

Ingevolge artikel 25, tweede lid, mag een besluit tot wijziging van het Besluit algemene richtlijnen post niet eerder worden vastgesteld dan twee maanden nadat het ter kennisneming aan beide Kamers der Staten-Generaal is toegezonden. Deze periode liep af op 1 januari 2006. Dit besluit is vervolgens vastgesteld en bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

In verband hiermee werkt het besluit terug tot en met 1 januari 2006.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven