Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 juli 2006, nr. TRCJZ/2006/1978, houdende beleidsregels over de toepassing van het normenkader randvoorwaarden in het kader van de directe inkomenssteun aan landbouwers in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001;

Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt aangesloten bij de terminologie van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006.

Artikel 2

1. Indien in strijd wordt gehandeld met de verplichtingen, bedoeld in artikel 3 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, wordt de inkomenssteun, behoudens overmacht, gekort met een percentage dat afhankelijk is gesteld van het aantal geconstateerde overtredingen en het beleidsterrein waartoe de overtreden besluiten of normen behoren.

2. De beoordeling van een niet-naleving geschiedt op basis van vier criteria:

a. herhaling;

b. omvang;

c. ernst;

d. permanent karakter.

3. De randvoorwaarden per beleidsterrein zijn opgenomen in bijlage 1.

4. De in het eerste lid bedoelde percentages zijn opgenomen in de tabel van bijlage 2.

Artikel 3

De te onderscheiden beleidsterreinen van randvoorwaarden, bedoeld in artikel 2 zijn:

a. volksgezondheid, diergezondheid en gezondheid van planten;

b. milieu;

c. dierenwelzijn;

d. goede landbouw- en milieuconditie.

Artikel 4

1. De randvoorwaarden worden benoemd en gecontroleerd op het niveau van de onderscheiden artikelen in de betrokken nationale regelgeving.

2. Indien de feitelijke na te leven eisen in één verordening of richtlijn dezelfde norm bevatten, wordt deze norm benoemd als één te controleren eis.

Artikel 5

Kortingen worden toegepast op steunaanvragen die in de loop van het kalenderjaar waarin de niet-naleving is geconstateerd, zijn of worden ingediend.

Artikel 6

1. Bij vaststelling van meerdere niet-nalevingen ten aanzien van verschillende besluiten of normen die tot hetzelfde terrein van de randvoorwaarden behoren worden die gevallen voor de vaststelling van de korting beschouwd als één niet-naleving.

2. Meerdere niet-nalevingen per terrein van randvoorwaarden, worden voor de berekening van de korting beschouwd als één niet-naleving.

3. De maximale korting op alle vastgestelde niet-nalevingen op alle terreinen en over het totale bedrag aan de toe te kennen steun is niet hoger dan 5%, tenzij sprake is van herhaalde of opzettelijke niet-naleving van een randvoorwaarde.

Artikel 7

1. Indien er sprake is van een herhaalde niet-naleving als bedoeld in artikel 41 van 796/2004, geldt dat het eerder opgelegde percentage voor die eis of norm bij voornoemde herhaling wordt vermenigvuldigd met de factor 3.

2. Het kortingspercentage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt in totaal ten hoogste 15%.

3. Bij de toepassing van het in het tweede lid bedoelde kortingspercentage van 15% deelt de minister de landbouwer schriftelijk mee dat een volgende niet-naleving van de desbetreffende eis of norm zal worden beschouwd als een opzettelijke niet-naleving.

Artikel 8

1. Bij opzettelijke niet-nalevingen bedraagt de korting voor die niet-naleving van een eis of norm in de regel 20%.

2. Op basis van beoordeling op de 4 criteria, bedoeld in artikel 2, tweede lid, kan de minister adviseren het kortingspercentage op het niveau van een randvoorwaardenterrein te verlagen tot niet minder dan 15% of te verhogen tot ten hoogste 100%.

3. Indien de opzettelijke niet-naleving betrekking heeft op één welbepaalde steunregeling als bedoeld in artikel 2 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, wordt de landbouwer hiervoor voor het betrokken kalenderjaar uitgesloten.

Artikel 9

De minister beoordeelt de ernst van een niet-naleving aan de hand van het belang van de gevolgen van de niet-naleving, gelet op de doelstelling van de betrokken eis of norm.

Artikel 10

De minister houdt bij de bepaling van de omvang van een niet naleving rekening met de al dan niet verstrekkende invloed van de niet-naleving, waarbij met name bepalend is of de uitstraling van de niet-naleving tot het landbouwbedrijf zelf beperkt blijft.

Artikel 11

De minister beoordeelt het permanent karakter van een niet-naleving aan de hand van de duur van de periode waarin de effecten van de niet naleving blijven bestaan, en aan de hand van de mogelijkheden om die effecten te beëindigen.

Artikel 12

1. De minister beoordeelt aan de hand van de criteria, bedoeld in artikel 2, tweede lid, of er sprake is van een extreem geval van niet-naleving.

2. Onder een extreem geval van niet-naleving wordt verstaan een dusdanig ingrijpende schending van de betrokken norm wat betreft de omvang, de ernst of het permanente karakter ervan dat de betrokken overtreder in redelijkheid niet meer in aanmerking kan komen voor inkomenssteun.

3. In geval van een extreem geval van niet-naleving en in het geval van herhaalde opzettelijke niet-nalevingen, wordt de landbouwer van de betrokken steunregeling uitgesloten voor het lopende en het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB.

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit:
de Directeur-Generaal, R.M. Bergkamp.

Bijlage 1

De beheerseisen en de GLMC-eisen op grond van artikel 3 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006

EU-wetgevingskader

NL-Wetgevingskader

Onderwerp van controle

RVW-terrein

Ernst

Omvang

Permanent karakter

Opzet

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 9 juncto 31

Het verbod op doden, verstoren, in bezit hebben, verkopen etc. van beschermde inheemse vogels

milieu

3

1

1

nee

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 10 juncto 31

Het verbod op opzettelijk verstoren van beschermde inheemse vogels

milieu

2

1

0

ja

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 11

Het verbod op het verstoren of vernielen van nesten van beschermde inheemse vogels

milieu

3

1

1

nee

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 12

Het verbod op het rapen of bezitten van eieren van beschermde inheemse vogelsoorten

milieu

3

1

1

nee

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 13

Het verbod op het in bezit hebben van en handel in (producten van) beschermde inheemse of uitheemse vogels

milieu

3

1

0

nee

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 14

Het verbod op het uitzetten van vogels en eieren in de vrije natuur

milieu

3

1

0

nee

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 15

Het verbod op het in bezit hebben van of handelen in niet toegestane jachtmiddelen

milieu

1

0

0

nee

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 37

De verplichting goed jachthouder te zijn

milieu

2

1

0

nee

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 50 lid 3

Het verbod op het zich voor de jacht in het veld bevinden met niet toegestane jachtmiddelen en doden van beschermde vogels

milieu

2

0

0

nee

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 53 juncto 46

Het verbod op de jacht met niet toegestane middelen, op niet toegestane dagen en tijdstippen en op niet toegestane plaatsen

milieu

3

0

0

nee

Vogelrichtljn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 72 lid 5 en juncto art. 5, 6, 7 en 9 van Besluit beheer en schadebestrijding dieren

Het verbod op jacht in strijd met vergunningsvoorwaarden of met niet toegestane (niet diervriendelijke) jachtmiddelen

milieu

3

0

0

nee

Grondwaterbescherming (Richtlijn 80/68/EEG)

Lozingenbesluit Bodembescherming

Art. 25

Het verbod op het lozen van niet huishoudelijk afvalwater of koelwater in of op de bodem zonder geldige vergunning

milieu

3

1

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

Art. 13 juncto 14 en 17

Het verbod op gebruik van zuiveringsslib op landbouwgrond, tenzij voldaan aan toetsingswaarden na bemonstering en analyse

milieu

3

0

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

Art. 18

Het verbod op het gebruik van vloeibaar zuiveringsslib als de maximaal toegestane hoeveelheid droge stof per hectare wordt overschreden

milieu

2

0

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

Art. 19

Het verbod op het gebruik van steekvast zuiveringsslib als de maximaal toegestane hoeveelheid droge stof per hectare wordt overschreden

milieu

2

0

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

Art. 23

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op andere grond dan landbouwgrond of natuurterrein

milieu

3

0

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 28

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op bevroren of besneeuwde grond

milieu

3

1

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 28a

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib als dit de gezondheid van dieren en mensen schaadt

milieu

3

1

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 28b

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op natte of ondergelopen grond (waterverzadigde grond)

milieu

2

1

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 28c

Het verbod op het gebruik zuiveringsslib tegelijkertijd met het beregenen of bevloeien of infiltreren van de grond.

milieu

2

1

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 29

Het verbod op het gebruik zuiveringsslib van 1 september t/m 31 januari

milieu

3

1

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 30

De verplichting om zuiveringsslib emissiearm aan te wenden

milieu

2

1

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 34

De verplichting om zuiveringsslib gelijkmatig over het perceel te verspreiden

milieu

2

0

0

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 34a

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep)

milieu

2

1

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 34b

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

2

1

1

nee

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/Eeg)

Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen

art. 34c

Het verbod op het gebruik op bouwland of braakland met een hellingspercentage van 18% of meer

milieu

2

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 2

Het verbod op gebruik van dierlijke meststoffen op natuurterrein en op andere grond dan landbouwgrond of natuurterrein

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 3

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op bevroren of besneeuwde grond

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 3a

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op natte of ondergelopen grond (waterverzadigde grond)

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 3b

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest tegelijkertijd met het beregen of bevloeien of infiltreren van de grond

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 4

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest van 1 september t/⁠m 31 januari

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 4a

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest van 16 september t/m 31 januari

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 4b

Het verbod op omploegen van grasland in de gesloten periode

milieu

2

0

0

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 5

De verplichting om de dierlijke mest emissiearm aan te wenden

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 6

De verplichting om de dierlijke mest of stikstofkunstmest gelijkmatig over het perceel te verspreiden

milieu

2

0

0

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 6a

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest of stikstofkunstmest op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep)

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 6b

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 6c

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 6d

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest of stikstofkunstmest op bouwland of braakland met een hellingspercentage van 18% of meer

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 8a

De verplichting omtrent de volgteelt van maïs op zand- en lössgronden

milieu

2

0

0

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Lozingenbesluit open teelt en veehouderij

art. 16 juncto art. 13

Het verbod op toepassing van meststoffen in de mestvrije zone of de mestvrije zone is niet gelijk aan de teeltvrije zone

milieu

3

0

0

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Meststoffenwet

art. 7 juncto artikelen 8 sub a en b, 9 en 10 en juncto artikelen 24, 25, 26 en 27 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de gebruiksnormen voor (dierlijke) mest en – indien van toepassing – de derogatiebepalingen in acht zijn genomen

milieu

3

1

1

nee

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet

art. 28 juncto artikelen 27, 29, 30 en juncto art. 36 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

De verplichting voldoende opslagcapaciteit voor dierlijke mest op het bedrijf te hebben die in de periode september t/⁠m februari wordt geproduceerd

milieu

1

0

0

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 8

Het verbod op plukken, vernielen, in bezit hebben, verkopen, etc. van beschermde inheemse planten

milieu

3

1

1

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 9 juncto 31

Het verbod op doden, verstoren, in bezit hebben, verkopen etc. van beschermde inheemse diersoorten

milieu

3

1

1

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 10 juncto 31

Het verbod op opzettelijk verstoren van beschermde inheemse diersoorten

milieu

2

1

0

ja

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 11

Het verbod op het verstoren of vernielen van rustplaatsen of holen van beschermde inheemse dieren

milieu

3

1

1

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 12

Het verbod op het rapen of bezitten van eieren van beschermde inheemse diersoorten.

milieu

3

1

1

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 13

Het verbod op het in bezit hebben van en handel in (producten van) beschermde inheemse of uitheemse dieren en planten

milieu

3

1

0

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 14

Het verbod op het in de vrije natuur uitzetten van dieren of het planten of uitzaaien van planten

milieu

3

1

0

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 15

Het verbod op het in bezit hebben van of handelen in niet toegestane jachtmiddelen

milieu

1

0

0

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 37

De verplichting goed jachthouder te zijn

milieu

2

1

0

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 50 lid 3

Het verbod op het zich voor de jacht in het veld bevinden met niet toegestane jachtmiddelen en doden van beschermde dieren

milieu

2

0

0

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 53 juncto 46

Het verbod op de jacht met niet toegestane middelen, op niet toegestane dagen en tijdstippen en op niet toegestane plaatsen

milieu

3

0

0

nee

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet*

art. 72 lid 5 en juncto art. 5, 6, 7 en 9 van Besluit beheer en schadebestrijding dieren

Het verbod op jacht in strijd met vergunningsvoorwaarden of met niet toegestane (niet diervriendelijke) jachtmiddelen

milieu

3

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Richtlijn 92/102/EEG

art. 5 lid 1 sub a

De verplichting varkens te merken voordat ze het bedrijf waar zij geboren zijn verlaten

gezondheid

3

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 2 juncto art.7

Het voldoen aan verplichte registratie als houder van dieren (geen of onjuist UBN)

gezondheid

3

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 4 juncto art.7

De verplichting tijdig UBN mutaties te melden

gezondheid

2

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 8

Het gebruik van toegelaten oormerken voor varkens, runderen, schapen en/of geiten

gezondheid

3

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 9

Het verbod op afname van oormerken voor varkens, runderen, schapen en/of geiten van een niet toegelaten leverancier

gezondheid

3

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 10

Het verbod op zelf merken van varkens, runderen, schapen en/of geiten, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften

gezondheid

3

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 11

De voorschriften ten aanzien van het (her)merken van varkens, runderen, schapen en/of geiten

gezondheid

2

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 12

Het verbod op het aanbieden, aannemen of in bezit hebben van merken van derden voor varkens, runderen, schapen en/of geiten

gezondheid

2

1

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 31 lid 1 sub a

De verplichting in het bedrijfsregister oormerkverlies op te nemen o.v.v. oormerknummer en datum van verlies

gezondheid

3

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 31 lid 1 sub b, met uitzondering van onderdeel ‘soort varkens’ (3e gedachtenstreepje) en onderdeel ‘het certificeringnummer van het transportmiddel’ (7e gedachtenstreepje)

De verplichting in het bedrijfsregister aan- en afvoer van varkens van het bedrijf op te nemen, m.u.v. soort varkens en certificeringnummer van het transportmiddel

gezondheid

3

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 31 lid 2 en 3

De verplichting om vervoersdocumenten bij het register te bewaren en het register drie jaar op het bedrijf te bewaren

gezondheid

3

0

0

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art. 19 lid 1

De verplichting om een dier waarvan vermoed kan worden dat het besmet is met een besmettelijke dierziekte of hier drager van kan zijn aan te melden bij de bevoegde ambtenaar

gezondheid

3

1

1

nee

I&R Dieren (Richtlijn 92/102/Eeg)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art. 104 lid 2

Het verbod op verwijderen, vernietigen, beschadigen of onleesbaar maken van oormerken bij varkens, runderen, schapen en/of geiten

gezondheid

3

1

1

nee

Uitvoering I&R runderen (Verordening (EG) 911/2004)

Regeling handel levende dieren en levende producten

art. 3.2

Het verbod op export van runderen zonder geldig gezondheidscertificaat

gezondheid

3

1

0

nee

I&R runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 19 lid 1 tot en met de zinsnede ‘van verordening 911/2004’

De verplichting en termijnen die aangehouden moeten worden in het bedrijfsregister ten aanzien van de verplaatsing, geboorte en sterfte van runderen

gezondheid

3

0

0

nee

I&R runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 19 lid 2, 4 en 5

De verplichting om het bedrijfsregister schriftelijk of elektronisch bij te houden en ter plekke de gegevens per rund overzichtelijk te kunnen printen en het bedrijfsregister 3 jaar te bewaren

gezondheid

3

0

0

nee

I&R runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Verordening (EG) nr.1760/2000

art. 4 leden 1, 2 en 3

De verplichting alle op het bedrijf na 31 december 1997 geboren runderen evenals van buiten de EG ingevoerde dieren te voorzien van een oormerk in beide oren binnen 20 dagen vanaf de geboorte van het rund en in elk geval voordat het dier het bedrijf verlaat

gezondheid

3

0

0

nee

I&R runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Verordening (EG) nr.1760/2000

art. 7 lid 1, 2e gedachtenstreepje

De verplichting en termijnen die aangehouden moeten worden voor meldingen aan het I&R-gegevensbestand ten aanzien van de verplaatsingen, geboorte en sterfte van runderen

gezondheid

3

0

0

nee

I&R schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Verordening (EG) nr.21/2004

art. 4 lid 1, 1e zin, en lid 4

De verplichting dat schapen en geiten geboren ná 9 juli 2005 uiterlijk 6 maanden vanaf de geboorte, doch in elk geval voordat ze het bedrijf waar ze zijn geboren verlaten, met tenminste één oormerk zijn gemerkt

gezondheid

3

0

0

nee

I&R schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art. 36 lid 1 tot aan het woord 'alsmede'

De verplichting tot het bij- en actueel houden en het bewaren van het bedrijfsregister schapen en geiten

gezondheid

2

0

0

nee

Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Bestrijdingsmiddelenwet 1962

art. 2

Het verbod andere dan toegelaten of geregistreerde bestrijdingsmiddelen te gebruiken

gezondheid

3

1

1

nee

Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Bestrijdingsmiddelenwet 1962

art. 10

Het verbod toegelaten of geregistreerde bestrijdingsmiddelen te gebruiken voor een andere doel dan waarvoor het middel is toegelaten of op een andere wijze dan bij toelating is voorgeschreven

gezondheid

3

1

1

nee

Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Regeling verwijdering dompelvloeistof bloembollen en bloemknollen

art. 2

Het verbod op verwijdering van dompelvloeistoffen, tenzij op een manier dat de dompelvloeistof volledig wordt opgenomen

gezondheid

2

1

1

nee

Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Besluit beginselen geïntegreerde gewasbescherming

art. 2

De verplichting te beschikken over een gewasbeschermingsplan en een gewasbeschermingslogboek en deze laatste bij te houden

gezondheid

1

0

0

nee

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Kaderwet diervoeders

art. 2

Het verbod diervoeders, toevoegingsmiddelen en voormengsels te bereiden, te be- of verwerken, te verpakken, te etiketteren, voorhanden of in voorraad te hebben, te vervoeren of in het verkeer te brengen

gezondheid

3

1

1

nee

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Kaderwet diervoeders

art. 4

De verbod diervoeders - met andere dan bij communautaire maatregel aangewezen bijzondere voedingsdoelen - voorhanden of in voorraad te hebben of in het verkeer te brengen

gezondheid

3

1

0

nee

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Regeling diervoeders

art. 74

Het verbod om onveilige diervoeders of levensmiddelen in de handel te brengen of te voederen aan landbouwhuisdieren

gezondheid

3

1

1

nee

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen

art. 2 lid 10

De verplichting om eet- en drinkwaren die in de handel worden gebracht, deze veilig en in alle stadia van productie, verwerking en distributie traceerbaar te laten zijn

gezondheid

3

1

1

nee

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelenwet

art. 2 lid 1

Het verbod een niet geregistreerd diergeneesmiddel te bereiden, voorhanden of in voorraad te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen

gezondheid

3

1

1

nee

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelenwet

art. 44

Het verbod om door de minister aangewezen substanties voorhanden of in voorraad te hebben

gezondheid

2

1

1

nee

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelenbesluit

art. 46 juncto art.81 lid 1 en art. 82 Diergeneesmiddelenregeling

Verbod om genoemde substanties (o.a. met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking of bèta-agonisten) toe te dienen aan landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren

gezondheid

2

1

1

nee

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten**

art. 2 lid 1 sub a en c

Het verbod om landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees van dieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß-agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen

gezondheid

3

0

0

nee

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten**

art. 3 lid 1

De verplichting om alleen landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees in de handel te brengen die zijn behandeld volgens de regels van de Diergeneesmiddelenwet

gezondheid

3

0

0

nee

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Verordening PVV Verbod op gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede bèta-agonisten 1997 (2005-I)**

art. 2

Het verbod om landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees van dieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß-agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen

gezondheid

3

0

0

nee

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Verordening PVV Identificatie en registratie van paardachtigen (PVV) 2004

art. 2 lid 1 juncto art.4 lid 1

Het verbod paardachtigen ouder dan 7 maanden te houden die niet zijn voorzien van een geldig paspoort

gezondheid

2

1

0

nee

MKZ (Richtlijn 2003/85/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art. 19 lid 1

De verplichting (het vermoeden van) de aanwezigheid van MKZ bij runderen terstond te melden

gezondheid

3

1

1

nee

Varkenspest (Richtlijn 92/119/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art. 19 lid 1

De verplichting (het vermoeden van) de aanwezigheid van varkenspest bij varkens terstond te melden

gezondheid

3

1

1

nee

BSE (Verordening (EG) 999/2001)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art. 19 lid 1

De verplichting (het vermoeden van) de aanwezigheid van BSE bij runderen terstond te melden

gezondheid

3

1

1

nee

BSE (Verordening (EG) 999/2001)

Regeling diervoeders

art. 68

Het verbod om eiwitten of daarvan afgeleide producten afkomstig van zoogdieren, aan herhauwers te voeren evenals het verbod om gesmolten vet van herkauwers aan herkauwers te voeren.

gezondheid

3

1

1

nee

Bluetongue (Richtlijn 2000/75/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art. 19 lid 1

De verplichting (het vermoeden van) de aanwezigheid van bluetongue bij varkens terstond te melden

gezondheid

3

1

1

nee

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden 2003***

art. 3

De verplichting een meer dan normale erosie te melden onder aangeving van de meest geschikte (combinatie van) landbouwkundige maatregelen om deze adequaat te bestrijden

GLMC

2

1

1

nee

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden 2003***

art. 4

De verplichting tot uitvoering van maatregelen:

– gerichte grondbewerking na elke oogst ter voorkoming van bodemerosie

GLMC

2

1

1

nee

   

– wissen trekkersporen bij inzaaien bieten of maïs

     
   

– verplichte inzaai groenbemester op bouwland na teelt maïs en granen

     
   

– waterremmende voorziening realiseren aan onderzijde percelen

     

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden 2003***

art. 5

Het verbod op:

– het telen van een erosiebevorderend gewas op hellingen met hellingspercentage van 2% of meer, tenzij met toepassing van specifieke voorschriften;

GLMC

3

1

1

nee

   

– andere exploitatie van de grond dan als grasland op hellingen met hellingspercentage van meer dan 18%

     

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening HPA erosiebestrijding landbouwgronden 2003***

art. 6 juncto Besluit HPA voorschriften bedrijfserosieplan 2003

De verplichting uitvoering te geven aan een goedgekeurd bedrijfserosieplan, indien een ondernemer daarover beschikt. Bepaalde onderdelen van art. 4 en art. 5 zijn dan niet van toepassing

GLMC

3

1

1

nee

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening PT bestrijding erosie tuinbouwgronden 2004***

art. 3

De verplichting een meer dan normale erosie te melden onder aangeving van de meest geschikte (combinatie van) landbouwkundige maatregelen om deze adequaat te bestrijden

GLMC

2

1

1

nee

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening PT bestrijding erosie tuinbouwgronden 2004***

art. 4

De verplichting tot uitvoering van maatregelen:

– gerichte grondbewerking na elke oogst ter voorkoming van bodemerosie

GLMC

2

1

1

nee

   

– wissen trekkersporen bij inzaaien bieten of maïs

     
   

– verplichte inzaai groenbemester op bouwland na teelt maïs en granen

     
   

– waterremmende voorziening realiseren aan onderzijde percelen

     

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening PT bestrijding erosie tuinbouwgronden 2004***

art. 5

Het verbod op:

– het telen van een erosiebevorderend gewas op hellingen met hellingspercentage van 2% of meer, tenzij met toepassing van specifieke voorschriften;

GLMC

3

1

1

nee

   

– andere exploitatie van de grond dan als grasland op hellingen met hellingspercentage van meer dan 18%

     

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening PT bestrijding erosie tuinbouwgronden 2004***

art. 6 juncto Besluit PT voorschriften bedrijfserosieplan 2003

De verplichting uitvoering te geven aan een goedgekeurd bedrijfserosieplan, indien een ondernemer daarover beschikt. Bepaalde onderdelen van art. 4 en art. 5 zijn dan niet van toepassing

GLMC

3

1

1

nee

Bodemstructuur en organisch stofgehalte (Verordening (EG) 1782/2003)

Regeling GLB-inkomenssteun 2006

art. 7 lid 1 sub a en e, juncto art. 8 en 26

De verplichting een groenbemester te hebben op percelen die uit productie zijn genomen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (inzaaien voor 31 mei en niet voor 31 augustus vernietigen)

GLMC

2

0

0

nee

Toelichting

Algemeen: De tekst in kolom ‘onderwerp van controle’ is slechts de verkorte essentie van de artikelen van het betreffende Nederlandse wetgevingskader. Deze kolom heeft daarmee uitsluitend de functie van toelichting. Uiteraard geldt bij controle en toepassen van kortingen de volledige tekst van de in de kolom ‘Artikel(en)’ genoemde artikelen uit de relevante regelgeving.

*

Deze bepalingen zijn alleen van toepassing in de reeds aangewezen (Vogelrichtlijn) en de in de 2006 nog aan te wijzen gebieden (Habitatrichtlijn).

**

In geval de PVV-verordening niet (langer) van kracht is, gelden de bepalingen van de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten: ze zijn elkaars vangnet.

***

Deze verordeningen zijn van toepassing op land- en tuinbouwgronden voorzover deze geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in de navolgende gemeenten: Eijsden, Maastricht, Meerssen, Stein, Sittard-Geleen, Beek, Schinnen, Nuth, Voerendaal, Simpelveld, Vaals, Gulpen-Wittem, Margraten, Valkenburg aan de Geul, Onderbanken, Brunssum, Landgraaf, Heerlen, Kerkrade.

Deze zijn echter niet van toepassing op de hiervoor bedoelde land- en tuinbouwgronden, voor zover deze zijn gelegen:

– in het watervoerend en waterbergend winterbed in het Maasdal;

– in de inundatiegebieden van de rivier de Geul;

– ten noorden van de wegen Sittard–Wehr en Sittard–Urmond.

Bijlage 2

Puntentelling Randvoorwaarden GLB 2006

Randvoorwaardenterrein

Aantal vastgestelde niet-nalevingen

Maximale score bij niet-naleving van alle eisen per terrein

Kortingspercentage

Milieu

0

 

0%

 

1 t/m 70

 

1%

 

71 t/m 141

 

3%

 

142 t/m 211

211

5%

Gezondheid (dier, plant

0

 

0%

en mens)

1 t/m 48

 

1%

 

49 t/m 97

 

3%

 

98 t/m 146

146

5%

GLMC

0

 

0%

 

1 t/m 12

 

1%

 

13 t/m 25

 

3%

 

26 t/m 38

38

5%

  

395 totaal

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 1 januari 2005 gelden randvoorwaarden voor de landbouwer die directe inkomenssteun als bedoeld in de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 aanvraagt. Deze regeling en onderhavige beleidsregels zijn een nadere uitwerking van Raadsverordening (EG) nr. 1782/2003 en Commissieverordening (EG) nr. 796/2004.

Het stelsel van de randvoorwaarden betekent dat de landbouwer

1. zich moet houden aan de beheerseisen (cross compliance);

2. dat hij het land in goede landbouw- en milieuconditie moet houden en;

3. dat hij in voorkomend geval blijvend grasland in stand dient te houden.

Deze drie onderdelen van de randvoorwaarden gelden voor het gehele landbouwbedrijf, ook voor de bedrijfsonderdelen waarvoor de landbouwer geen steun heeft aangevraagd. Indien een landbouwer de randvoorwaarden niet naleeft, schrijft de Europese regelgeving voor dat hij een korting op zijn inkomenssteun krijgt opgelegd.

Voornoemde beheerseisen zijn bestaande eisen, gebaseerd op Europese regelgeving op de terreinen volksgezondheid, diergezondheid, gezondheid van planten, milieu en dierenwelzijn. Het gaat om bepaalde artikelen uit 19 richtlijnen en verordeningen. Deze richtlijnen en verordeningen zijn opgenomen in Bijlage III bij Raadsverordening (EG) nr. 1782/2003. Deze verordening regelt de rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het Gemeenschappelijke landbouwbeleid. Nationaal zijn deze voorschriften over inkomenssteun voor landbouwers nader geregeld in de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (Stcrt. 2 december 2005, nr. 235, laatstelijk gewijzigd bij Wijziging Regeling GLB-inkomenssteun 2006, Stcrt. 12 mei 2006, nr. 93). In bijlage 1 bij deze regeling zijn de beheerseisen op nationaal niveau opgenomen.

De randvoorwaarden worden gefaseerd ingevoerd in 2005, 2006 en 2007. De beheerseisen die onder het randvoorwaardenterrein dierenwelzijn vallen, gelden als cross compliance-normen vanaf 1 januari 2007.

Als één of meer randvoorwaarden niet worden nageleefd door een landbouwer dan bepaalt de Europese regelgeving dat de rechtstreekse inkomenssteun voor het betrokken jaar met een bepaald percentage moet worden verlaagd, of in ernstige gevallen zelfs moet worden ingetrokken. Het kortingspercentage wordt bepaald na een beoordeling van de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de niet-naleving. De grondregels voor deze beoordeling zijn vastgelegd in Commissieverordening (EG) nr. 796/2004.

Onderhavige beleidsregels vormen een nadere uitwerking van deze regels en bepalen de uitgangspunten en de normering ten behoeve van de beoordeling van niet-nalevingen van de randvoorwaarden en het vaststellen van de korting op de inkomenssteun.

Hieronder wordt op een aantal specifieke aspecten nader ingegaan.

Normering

Algemeen

De basis voor de te benoemen en de te controleren normen zijn de afzonderlijke artikelen uit de nationale regelgeving. Het merendeel der geboden en verboden zijn per artikel of per artikelonderdeel geregeld. De niet naleving van eisen en normen moet bovendien op grond van EU-voorschriften over rapportage terug te vertalen zijn naar het niveau van betrokken richtlijn of verordening. Artikelsgewijs terugvertalen is het meest nauwkeurig.

LNV heeft gekozen voor een gecodeerd puntensysteem waarin per randvoorwaardenterrein (milieu, gezondheid van plant, mens en dier, dierenwelzijn en goede landbouw- en milieuconditie) drie klassen zijn te onderscheiden die leiden tot een kortingspercentage van respectievelijk 1, 3 of 5%. Een dergelijk puntensysteem borgt de gelijke behandeling van landbouwers bij gelijke niet-nalevingen in het kader van het berekenen en het opleggen van randvoorwaardenkortingen.

De puntentelling binnen elke klasse geschiedt aan de hand van de in Verordening (EG) nr. 796/2004 voorgeschreven criteria ernst, omvang, permanent karakter en opzet. Op de weging en de scores van deze criteria wordt hieronder nader ingegaan.

Puntentelling

Voor elk randvoorwaardenterrein wordt per criterium ‘ernst’, ‘omvang’, en ‘permanent karakter’ een aantal punten, toegekend, variërend van 1 tot en met 3. Voor elke vastgestelde niet-naleving wordt dit aantal punten bij elkaar opgeteld. Dit wordt voor alle andere niet-nalevingen binnen hetzelfde randvoorwaardenterrein gedaan. Dat levert uiteindelijk een puntentotaal op per randvoorwaardenterrein. Dat puntentotaal is vermeld in bijlage 2 bij deze regeling.

Vervolgens geldt per puntentelling op elk randvoorwaardenterrein een indeling en waardering die als volgt is:

– Bij een 0 aantal punten is er sprake van 100% naleving die tot gevolg heeft dat er geen korting wordt opgelegd;

– Vanaf 1 punt tot en met 1/3 van het totaal aantal punten is er sprake van behoorlijke naleving en wordt 1% korting opgelegd;

– Vanaf 1/3 tot en met 2/3 van het totaal aantal punten is er sprake van redelijke naleving en wordt 3% korting opgelegd;

– Vanaf 2/3 tot en met het maximaal aantal punten is er sprake van matige naleving en wordt 5% korting opgelegd.

Deze waardering die tot uitdrukking komt in een kortingspercentage wordt voor elk randvoorwaardenterrein gegeven. Daarna worden de percentages van de verschillende randvoorwaardenterreinen bij elkaar opgeteld.

Voorbeeld

Op het randvoorwaardenterrein milieu wordt 3% korting vastgesteld, op het terrein gezondheid mens, plant en dier wordt eveneens 3% korting vastgesteld en op het terrein goede landbouw- en milieuconditie worden geen niet-nalevingen geconstateerd en wordt derhalve geen korting opgelegd. Dan is het totaal kortingspercentage 6% van de inkomenssteun. Het maximum aan korting is op grond van Verordening (EG) nr. 796/2004 in beginsel niet hoger dan 5%. De uiteindelijke korting bedraagt in dit voorbeeld dus 5% van het bedrag aan inkomenssteun.

Herhaling

Onder een herhaling wordt verstaan een meer dan éénmaal binnen een periode van drie opeenvolgende jaren (= 3 × 365/366 dagen) geconstateerde niet-naleving van dezelfde eis of norm. Voorwaarde voor het vaststellen van een herhaling is dat de landbouwer van een eerdere niet-naleving in kennis is gesteld en, naar gelang het geval, de mogelijkheid heeft gehad de nodige maatregelen te nemen om die eerder niet-naleving te beëindigen.

Omvang

Bij het beoordelen van de omvang van een niet-naleving is van belang te bepalen of de niet-naleving invloed buiten het bedrijf heeft. Hierbij valt onder meer te denken aan niet-nalevingen op het gebied van voedselveiligheid (bijvoorbeeld overtredingen ten aanzien van regels omtrent groeibevorderaars, medicijnen, identiteit runderen), verontreiniging van het oppervlaktewater en bodemvervuiling. Overtredingen van bepalingen over dierenwelzijn blijven in de regel beperkt tot het bedrijf. Omvang heeft derhalve niets te maken met aantallen, maar met de effecten en de invloedsfeer van de niet-naleving. Wanneer de invloed van de niet-naleving beperkt blijft tot de oppervlakte van het betrokken bedrijf, wordt geen punt geteld. Strekt de invloed zicht echter uit tot de omgeving buiten het betrokken bedrijf, dan wordt 1 punt geteld.

Ernst

De ernst van een niet-naleving wordt bepaald door de doelstelling van overtreden bepaling en de mate waarin deze doelstelling wordt geschaad.

Wanneer de doelstelling licht is geschaad wordt 1 punt geteld. Bij matige schending van de doelstelling wordt 2 punten geteld en bij een ernstige schending van de doelstelling wordt 3 punten geteld.

Permanent karakter

Bij het beoordelen van het al dan niet permanente karakter van een niet-naleving moet de duur van de periode waarin de effecten van de niet-naleving blijven bestaan, objectief te bepalen zijn. Wanneer de niet-nalevingen direct is te corrigeren, wordt geen punt geteld op voorwaarde dat de niet-naleving ook stopt of al gestopt is. Niet-nalevingen met onomkeerbare gevolgen leiden tot 1 punt.

Opzet

Bij opzettelijke niet-nalevingen bedraagt de korting voor die niet-naleving van een eis of norm in de regel 20%. Op basis van beoordeling op de 4 voornoemde criteria kan de bevoegde controleautoriteit de minister adviseren het percentage (op niveau van een terrein van randvoorwaarden) te verlagen tot niet minder dan 15% of te verhogen naar ten hoogste 100%.

Of een eis of norm opzettelijk niet wordt nageleefd kan tot uitdrukking komen doordat in de omschrijving van de eis of norm een rechtstreeks verband met opzettelijkheid van de niet-naleving wordt gelegd. Dit is bijvoorbeeld het geval in artikel 10 juncto 31 van de Flora- en faunawet, volgens welk artikel tijdens een controle vastgesteld moet worden of sprake is van het opzettelijk verstoren van beschermde inheemse diersoorten.

Daarnaast kunnen zich op het bedrijf tijdens de controle omstandigheden voordoen op grond waarvan de betrokken controleur oordeelt dat er sprake is van opzettelijk handelen. In deze gevallen geldt dat de controleur voldoende aantoonbaar moet maken in het controlerapport dat de niet-naleving opzettelijk is (of is geweest). In dit geval wordt dit aangetekend op het controlerapport ten behoeve van het betaalorgaan.

Extreem geval van niet-naleving

Een controleur wordt geacht op het controlerapport een aantekening te maken wanneer hij meent dat sprake is van een extreem geval. Of sprake is van een extreem geval valt niet op voorhand te objectiveren. De Europese regelgeving duidt dat een niet-naleving qua omvang, ernst of permanent karakter als extreem kan worden gekwalificeerd. Ook herhaalde opzettelijke niet-nalevingen worden als extreem beschouwd. In deze gevallen wordt de betreffende controlerapportage besproken tussen de coördinerende controleautoriteit de Algemene Inspectiedienst en het coördinerend betaalorgaan Dienst Regelingen. Na beraad wordt gezamenlijk een besluit genomen over de gevolgen voor de inkomenssteun van de betrokken landbouwer.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

overeenkomstig het door de Minister genomen besluit:

de Directeur-Generaal,

R.M. Bergkamp

Naar boven