Wijziging Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 juli 2006, nr. TRCJZ/2006/2407, houdende wijziging van de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 8 van richtlijn (EG) 2001/82 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311), beschikking nr. 2006/147/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 februari 2006 betreffende preventieve vaccinatie tegen hoogpathogene aviaire influenza H5N1 in Nederland en aanverwante bepalingen betreffende verplaatsingen (PbEU L 55) en de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot wijziging van Beschikking 2006/147/EG betreffende de introductie van preventieve vaccinatie tegen hoogpathogene aviaire influenza H5N1 in Nederland en aanverwante bepalingen betreffende verplaatsingen;

Gelet op de artikelen 29, eerste lid, 30, vierde lid, en 45, eerste en derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet, artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 19 van de Landbouwwet, artikel 7, derde lid, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 en artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na onderdeel e, en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op het overeenkomstig deze regeling preventief vaccineren van:

a. biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop door een op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde 1990 bij de VWA geregistreerde dierenarts, of, uitsluitend voor zover het betreft het toepassen van het in het eerste lid genoemde diergeneesmiddel, door personen die onder toezicht en verantwoordelijkheid van de dierenarts werken;

b. hobbypluimvee door een op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde 1990 bij de VWA geregistreerde dierenarts.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt, voor zover het betreft hobbypluimvee, en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan achttien weken, verleend tot 1 augustus 2007 en voor zover het betreft biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, jonger dan achttien weken, tot 1 juli 2007.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt tot 1 augustus 2007 vrijstelling verleend voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren van hobbypluimvee aan een dierenarts die zich daartoe heeft aangemeld bij het LNV-loket door inzending van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 1.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt tot 1 augustus 2007 vrijstelling verleend voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren van biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan achttien weken, en tot 1 juli 2007 voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren van biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, jonger dan achttien weken, aan:

a. een dierenarts die zich daartoe heeft aangemeld bij het LNV-loket door inzending van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 1, en

b. personen die tijdens het overeenkomstig deze regeling vaccineren van het de kippen onder toezicht en verantwoordelijkheid staan van een permanent aanwezige in het eerste lid bedoelde dierenarts.

3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. De dierenarts vangt met een vaccinatie niet aan dan nadat voor de desbetreffende vaccinatie door de minister toestemming is verleend.

4. Het vierde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘bedoeld in het tweede lid’ vervangen door: bedoeld in het derde lid.

b. In de onderdelen a en b wordt ‘1 juni 2006’ telkens vervangen door: 1 juli 2007.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het is verboden het middel, bedoeld in artikel 2, toe te passen op hobbypluimvee waarbij een pootring als bedoeld in het vijfde lid niet behoorlijk is aan te brengen omdat de poten van het desbetreffende dier nog niet volgroeid zijn.

2. In het derde lid wordt ‘de periode van 16 maart tot 1 juli 2006’ vervangen door: de periode van 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2007.

3. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd:

5. In afwijking van het vierde lid mag hobbypluimvee worden gevaccineerd op de praktijk van de dierenarts die de vaccinatie uitvoert, indien voor de betreffende dieren geen ophok- of afschermplicht van kracht is.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘De houder’ vervangen door: De houder die zijn hobbypluimvee ingevolge deze regeling wil laten vaccineren’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De houder van hobbypluimvee ondertekent na elke vaccinatie mede de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 7, vierde lid, en bewaart een afschrift.

3. Het derde lid vervalt.

F

De artikelen 7 tot en met 10 komen te luiden:

Artikel 7

1. De dierenarts die hobbypluimvee op grond van deze regeling vaccineert, werkt overeenkomstig de instructies van de VWA en voldoet aan het tweede tot en met zevende lid, en aan artikel 10.

2. De dierenarts past het middel, bedoeld in artikel 2, toe overeenkomstig, voor zover van toepassing, de instructies van de fabrikant van het middel of de gebruiksaanwijzingen van de VWA.

3. De dierenarts past bij de eerste vaccinatie van hobbydieren het middel, bedoeld in artikel 2, slechts toe indien is voldaan aan artikel 5, zesde lid.

4. De dierenarts vult terstond na iedere vaccinatie van hobbypluimvee een door de VWA verstrekte vaccinatieverklaring in, die ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 5, ondertekent deze en laat deze mede ondertekenen door de houder van het desbetreffende hobbypluimvee.

5. De dierenarts stuurt de verklaring, bedoeld in het vierde lid, en een afschrift daarvan, binnen vijf werkdagen na vaccinatie naar GD, verstrekt een afschrift aan de houder van het gevaccineerde hobbypluimvee, en bewaart een afschrift in zijn administratie gedurende drie jaar.

6. De dierenarts houdt een register bij overeenkomstig door de VWA verstrekte modellen die ten minste de gegevens bevatten die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 6, en bewaart dit register gedurende drie jaar na de eerste toepassing van het middel.

7. De dierenarts gebruikt de restanten van het middel niet ten behoeve van vaccinatie op een andere locatie of een bedrijf en bewaart de restanten van het middel op zijn praktijk totdat deze worden opgehaald door GD.

Artikel 8

1. De houder van hobbypluimvee die zijn hobbypluimvee ingevolge deze regeling laat vaccineren draagt er zorg voor dat het hobbypluimvee voor de tweede maal wordt gevaccineerd op de datum die staat vermeld op de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 7, vierde lid, die is opgemaakt na de eerste vaccinatie.

2. De houder van hobbypluimvee die zijn hobbypluimvee ingevolge deze regeling laat vaccineren draagt er zorg voor dat in de periode die aanvangt negen weken na de tweede vaccinatie en die eindigt twaalf maanden na die vaccinatie, de bloedmonsters als bedoeld in artikel 10, eerste lid, worden genomen door de dierenarts die de vaccinatie heeft uitgevoerd.

Artikel 9

De houder van ingevolge deze regeling gevaccineerd hobbypluimvee:

a. houdt een register bij overeenkomstig door de VWA verstrekte modellen die ten minste de gegevens bevatten die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 7;

b. bewaart de twee vaccinatieverklaringen, bedoeld in artikel 7, vierde lid, dan wel een kopie van de tweede vaccinatieverklaring indien het gaat om overeenkomstig artikel 11 verplaatst gevaccineerd hobbypluimvee, en het register, bedoeld in onderdeel a, gedurende drie jaar;

c. consulteert indien zijn al dan niet gevaccineerd hobbypluimvee ziekteverschijnselen vertoont of sterft tot twaalf maanden na de tweede vaccinatie:

i. de dierenarts die het hobbypluimvee heeft gevaccineerd, of

ii. indien het gaat om overeenkomstig artikel 11 verplaatst hobbypluimvee, een andere dierenarts die zich overeenkomstig artikel 4, eerste lid, heeft aangemeld bij het LNV-loket.

Artikel 10

1. In de periode die aanvangt negen weken na de tweede vaccinatie van het hobbypluimvee en die eindigt twaalf maanden na die vaccinatie, neemt de dierenarts die het hobbypluimvee heeft gevaccineerd bloedmonsters af bij vijf procent van het hobbypluimvee, waarbij van ten minste vijf en ten hoogste twintig dieren een bloedmonster wordt afgenomen. Indien er sprake is van minder dan vijf gevaccineerde dieren, wordt van ieder dier een bloedmonster afgenomen.

2. Indien op een locatie naast het gevaccineerde hobbypluimvee, niet gevaccineerd hobbypluimvee of ander pluimvee dat hobbymatig wordt gehouden, aanwezig is, wordt bij voorkeur ten hoogste de helft van de bloedmonsters, bedoeld in het eerste lid, afgenomen van het niet gevaccineerde hobbypluimvee of andere pluimvee.

3. Voor zover het gevaccineerde of niet-gevaccineerde hobbypluimvee bedoeld in het tweede lid, of een deel daarvan, behoort tot de orde van Galliformes of Anseriformes, niet zijnde kippen, kalkoenen, eenden of ganzen, worden monsters afgenomen overeenkomstig de aanwijzingen van de VWA.

4. De dierenarts verstuurt de bloedmonsters, bedoeld in het eerste lid, terstond na het afnemen naar GD.

G

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. In afwijking van het eerste lid:

a. mag volledig gevaccineerd hobbypluimvee waarvan bloedmonsters zijn afgenomen als bedoeld in artikel 10, worden vervoerd ten behoeve van het tijdelijk verzamelen van deze dieren op tentoonstellingen en keuringen, onder voorwaarde dat de houder van het gevaccineerd pluimvee in het register, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, melding maakt van het vervoer;

b. mogen eendagskuikens en broedeieren afkomstig van ingevolge deze regeling gevaccineerd hobbypluimvee waarvan bloedmonsters zijn afgenomen als bedoeld in artikel 10, worden vervoerd naar hobbypluimveehouderijen;

c. kan de minister toestemming verlenen voor het vervoer van volledig gevaccineerd hobbypluimvee waarvan bloedmonsters zijn afgenomen als bedoeld in artikel 10, naar andere hobbypluimveehouderijen.

2. In het derde en vijfde lid wordt ‘bedoeld in het tweede lid’ telkens vervangen door: bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt de zinsnede ‘een kopie van de vaccinatieverklaring’ vervangen door: een kopie van de tweede vaccinatieverklaring.

b. Onderdeel c komt te luiden: het te vervoeren hobbypluimvee gaat vergezeld van de toestemming, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

4. In het vijfde lid wordt ‘bijlage bij deze regeling, onder 9’ vervangen door: bijlage bij deze regeling, onder 8.

H

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘in de periode van 16 maart tot 1 juli 2006’ vervangen door: in de periode van 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2007.

2. In het zesde lid wordt ‘door de dierenarts die de vaccinatie uitvoert’ vervangen door: door de dierenarts die de vaccinatie uitvoert of de personen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b,.

I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. De houder van biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop ondertekent na elke vaccinatie mede de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 15, vierde lid, en bewaart een afschrift.

2. Het vierde lid vervalt.

J

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

1. De dierenarts die de biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop op grond van deze regeling vaccineert, werkt overeenkomstig de instructies van de VWA en voldoet aan het tweede tot en met zevende lid, en aan artikel 19, eerste, derde en vierde lid.

2. De dierenarts past het middel, bedoeld in artikel 2, toe overeenkomstig de gebruiksvoorschriften en de instructies van de fabrikant van het middel.

3. De dierenarts past bij de eerste vaccinatie het middel, bedoeld in artikel 2, slechts toe indien is voldaan aan de artikelen 13, zesde lid, en 19, eerste lid.

4. De dierenarts vult terstond na iedere vaccinatie van biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop een door de VWA verstrekte vaccinatieverklaring in, die ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 9, ondertekent deze en laat deze mede ondertekenen door de houder van het hobbypluimvee.

5. De dierenarts stuurt de verklaring, bedoeld in het vierde lid, en een afschrift daarvan, binnen vijf werkdagen na vaccinatie naar GD, verstrekt een afschrift aan de houder van het gevaccineerde hobbypluimvee, en bewaart een afschrift in zijn administratie gedurende drie jaar.

6. De dierenarts houdt een register bij overeenkomstig een door de VWA verstrekt model dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 6, en bewaart dit register gedurende drie jaar na de eerste toepassing van het middel.

7. De dierenarts gebruikt de restanten van het middel niet ten behoeve van vaccinatie op een andere locatie of een bedrijf en bewaart de restanten van het middel op zijn praktijk totdat deze worden opgehaald door GD.

K

Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd:

Artikel 15a

1. De personen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, werken overeenkomstig de instructies van de dierenarts en de VWA.

2. Op de personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 15, tweede, derde en zevende lid van overeenkomstige toepassing.

L

De artikelen 16 en 17 komen te luiden:

Artikel 16

De houder van biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop die deze dieren ingevolge deze regeling laat vaccineren draagt er zorg voor dat deze dieren voor de tweede maal wordt gevaccineerd op de datum die staat vermeld op de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 15, vierde lid, die is opgemaakt na de eerste vaccinatie.

Artikel 17

De houder van ingevolge deze regeling gevaccineerd biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop:

a. vermeldt in zijn administratie de gegevens die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 11, en bewaart die gegevens gedurende drie jaar;

b. bewaart de twee vaccinatieverklaringen, bedoeld in artikel 15, vierde lid, dan wel een kopie van de tweede vaccinatieverklaring indien het gaat om overeenkomstig artikel 20 verplaatste biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop, en het register, bedoeld in onderdeel a, gedurende drie jaar;

c. laat de bij de verklikkerdieren aangebrachte pootringen bij verlies vervangen door:

i. de dierenarts die de biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop heeft gevaccineerd;

ii. indien het gaat om overeenkomstig artikel 20 verplaatste biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop, een andere dierenarts die zich overeenkomstig artikel 4, eerste lid, heeft aangemeld bij het LNV-loket.

M

In artikel 18, eerste lid, en artikel 19, tweede en derde lid, wordt ‘bedoeld in artikel 16’ telkens vervangen door: bedoeld in artikel 16 of 17.

N

In artikel 20, vijfde lid, wordt ‘in de bijlage bij deze regeling, onder 9’ vervangen door: in de bijlage bij deze regeling, onder 8.

O

In artikel 24 wordt ‘Op bedrijven waar ingevolge deze regeling preventief is gevaccineerd’ vervangen door: Op bedrijven waar zich biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop bevinden die ingevolge deze regeling zijn gevaccineerd’.

P

De bijlage komt als volgt te luiden:

1. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid:

– naam, adres en woonplaats van de dierenartsenpraktijk;

– naam en registratienummer van de uitvoerende praktiserende dierenartsen van die praktijk.

2. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, vierde lid, onderdeel a, en artikel 6, eerste lid:

– naam, adres en woonplaats van de houder van het hobbypluimvee;

– aantal te vaccineren hobbypluimvee;

– naam dierenarts die de vaccinatie gaat uitvoeren.

3. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, vierde lid, onderdeel b, en artikel 14, eerste lid:

– naam, adres en woonplaats en UBN van de houder;

– aantal te vaccineren hobbypluimvee inclusief koppel en hoknummer;

– naam dierenarts die de vaccinatie gaat uitvoeren.

4. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, vierde lid, onderdeel c, en artikel 14, tweede lid:

– naam, adres en woonplaats en UBN van het opfokbedrijf;

– naam, adres en woonplaats en UBN van het bestemmingsbedrijf;

– aantal te vaccineren hobbypluimvee;

– naam dierenarts die de vaccinatie gaat uitvoeren.

5. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 7, vierde lid:

– of het een eerste vaccinatie of tweede vaccinatie betreft;

– bij een verklaring die betrekking heeft op de eerste vaccinatie: datum tweede vaccinatie;

– gegevens van de dierenarts die de dieren vaccineert;

– naam van de eigenaar en UBN-nummer;

– vaccinatiemiddel en batchnummer;

– per diersoort het aantal dieren, aantal ml vaccin, gebruikte pootringen (per diameter).

6. Gegevens die ten minste in het register, bedoeld in artikel 7, zesde lid, en 15, zesde lid, moeten worden opgenomen:

– gegevens over ontvangst, gebruik, verlies en retour van het vaccin;

– batchnummer van het vaccin, datum waarop het vaccin is gebruikt, uit welk type flacon en het UBN van de eigenaar / houder waar het vaccin is gebruikt;

– gegevens over ontvangst, gebruik en vervanging, verlies en retour van pootringen per maat;

– datum waarop de pootringen zijn aangebracht;

– registratienummer van de houder waar de ringen gebruikt zijn.

7. Gegevens die ten minste in het register, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, moeten worden opgenomen:

– naam en UBN-nummer van de eigenaar;

– het aantal gevaccineerde dieren;

– mutaties in de aantallen gevaccineerde dieren (datum, aantal aanvoer en afvoer met leveranciers, dan wel afnemer, aantal sterfte, waarbij telkens de diersoort wordt vermeld).

8. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, en 20, vijfde lid:

– welke dieren of producten het betreft: hobbypluimvee of biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop;

– aantal dieren;

– UBN-nummer van herkomst;

– naam, adres en woonplaats en UBN-nummer van bestemming;

– datum vervoer.

9. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 15, vierde lid:

– of het een eerste vaccinatie of tweede vaccinatie betreft;

– bij een verklaring die betrekking heeft op de eerste vaccinatie: datum tweede vaccinatie;

– gegevens van de dierenarts die de dieren vaccineert;

– naam, UBN- en KIP-nummer van de houder;

– vaccinatiemiddel en batchnummer;

– per diersoort het aantal dieren, aantal ml vaccin, gebruikte pootringen (sentinels);

– stalnummer en koppelnummer.

10. Gegevens die ten minste in de administratie, bedoeld in artikel 17, onderdeel a, moeten worden opgenomen:

– naam en UBN-nummer van de houder;

– het aantal gevaccineerde dieren;

– het aantal verklikkerdieren;

– de sterfte van gevaccineerde dieren en de verklikkerdieren;

– mutaties in de koppels pluimvee die op het bedrijf zijn (datum, aantal aanvoer en afvoer met leveranciers, dan wel afnemer).

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
overeenkomstig het door de minister genomen besluit:
de Directeur-Generaal, R.M. Bergkamp.

Toelichting

§ 1. Inleiding

Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop (verder ook: vaccinatieregeling) aangepast. Doel van deze aanpassing is het vaccineren van hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan 18 weken, vanaf 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2007 weer mogelijk te maken. Tevens worden enkele inhoudelijke wijzigingen aangebracht in de voorwaarden waaronder vaccinatie mag plaatsvinden.

§ 2. Achtergrond

Begin 2006 kreeg Nederland met beschikking 2006/147/EG1 (verder ook: vaccinatiebeschikking) de mogelijkheid het vaccineren van hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop toe te staan. Aan beschikking 2006/147/EG is uitvoering gegeven in de vaccinatieregeling. In deze regeling is bepaald in welke periode en onder welke voorwaarden vaccinatie tegen aviaire influenza (verder ook: AI) mag plaatsvinden. De eerste vaccinatieperiode ging 16 maart 2006 van start en eindigde – conform de Europese vaccinatiebeschikking – voor hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan 18 weken, op 1 juli 2006. Biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, jonger dan 18 weken, mogen tot 1 juli 2007 worden gevaccineerd.

Begin juli 2006 is beschikking 2006/1472 gewijzigd en is een tweede vaccinatieperiode toegestaan voor hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan 18 weken. Deze categorieën vogels mogen tot 1 augustus 2007 worden ingeënt tegen AI. Met de wijziging van de vaccinatiebeschikking is tevens het Nederlandse AI-vaccinatieplan aangepast, waardoor diverse voorschriften met betrekking tot de vaccinatie zijn gewijzigd en versoepeld, mede gelet op de ervaringen die tijdens de eerste vaccinatieperiode zijn opgedaan. Met de onderhavige regeling worden de vernieuwde Europese toestemming voor vaccinatie en de wijzigingen van het vaccinatieplan in de vaccinatieregeling geïmplementeerd.

Het vaccinatieprogramma zal ook in de komende vaccinatieperiode een vrijwillig programma zijn. Houders van hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop kunnen ervoor kiezen hun dieren preventief te vaccineren tegen AI, een verplichting daartoe bestaat niet. Belangrijk gevolg van vaccinatie is dat volledig gevaccineerde dieren niet onder de afschermmaatregelen vallen die in risicoperiodes in beginsel van kracht zullen zijn. Deze dieren zullen dus in principe ook in periodes waarin het gevaar op overdracht van AI door wilde (trek)vogels aanwezig is, buiten mogen worden gehouden.

§ 3. Hobbypluimvee

Hobbypluimvee mag vanaf 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2007 weer (vrijwillig) worden gevaccineerd tegen AI. De voorschriften die gelden voor de vaccinatie van hobbypluimvee blijven grotendeels ongewijzigd. Ten aanzien van de volgende onderwerpen worden evenwel wijzigingen en versoepelingen doorgevoerd:

– Uitbreiding van de soorten te vaccineren hobbydieren;

– Vaccinatie ter plaatse van de dierenartsenpraktijk;

– Vereenvoudiging van de diverse formulieren en afschaffing van de eigenaarsverklaring;

– Afschaffing van de monitoring (‘nulmeting’) voorafgaand aan de eerste vaccinatie van hobbypluimvee; en

– Verruiming van de mogelijkheden tot verplaatsing van hobbydieren, eendagskuikens en broedeieren.

Deze wijzigingen worden hieronder waar nodig toegelicht.

Soorten te vaccineren dieren

De soorten hobbydieren die mogen worden gevaccineerd, zijn uitgebreid. Tot 1 juli 2006 mochten op grond van artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van beschikking 2006/147/EG alleen hobbykippen, -eenden, -kalkoenen en -ganzen worden gevaccineerd. Vanaf 1 augustus 2006 zullen alle soorten behorend tot de ordes Galliformes en Anseriformes die als hobbydier worden gehouden, waaronder pauwen, kwartels, fazanten, parelhoenders, watervogels en dergelijke, mogen worden ingeënt. Voor de vaccinatie van deze nieuwe diersoorten zal hetzelfde vaccin worden gebruikt als tot op heden voor de eenden, kalkoenen en ganzen is gebruikt. Dit vaccin is vooralsnog geregistreerd voor toepassing ten aanzien van de laatstgenoemde diersoorten, niet ten aanzien van de overige, nu eveneens te vaccineren diersoorten. De mogelijkheid tot gebruik van het vaccin is in de onderhavige regeling tot stand gebracht door hierin een vrijstelling op grond van de Diergeneesmiddelenwet op te nemen.

Om de effectiviteit van de vaccinatie te bepalen en eventuele insleep van het AI-virus tijdig te signaleren is daarom ook voor deze diersoorten, voor wat betreft de monitoring na vaccinatie, in beginsel hetzelfde monitoringsregime van toepassing zoals dat voor de andere species reeds geldt. In dit verband is de VWA bevoegd aanwijzingen te geven en aldus ten aanzien van de monitoring op locaties waar zowel gevaccineerd hobbypluimvee als niet-gevaccineerd hobbypluimvee of ander pluimvee – behorend tot de orde van Galliformes of Anseriformes, niet zijnde kippen, kalkoenen, eenden of ganzen – aanwezig is, aan te geven van welke diersoorten de monsters genomen moeten worden. Overigens blijft het voor houders in zijn algemeenheid van belang om in het kader van de omgang met gevaccineerde dieren de gebruikelijke hygiënemaatregelen in acht te nemen.

Kosten en locatie van vaccinatie

De kostenverdeling voor vaccinatie blijft in wezen ongewijzigd. Dit betekent dat de monitoringskosten bij hobbydieren voor rekening van de overheid komen en de overige kosten die samenhangen met de vaccinatie voor rekening van de houder.

Om de kosten te verlagen en op het moment dat de veterinaire risico’s beperkt zijn, mag, indien voor het betreffende hobbypluimvee geen ophok- of afschermplicht geldt, worden geënt op de praktijk van de dierenarts (in plaats van op locatie bij de hobbypluimveehouder). De bezoekkosten van de dierenarts op locatie kunnen aldus worden uitgespaard.

Administratieve verplichtingen

Omdat preventieve vaccinatie tegen vogelpest binnen Nederland een nieuw fenomeen is en de Europese Unie deze vaccinatie als pilotproject ziet, zijn aan de vaccinatie diverse administratieve verplichtingen verbonden. Doel van deze verplichtingen is het vaccinatieproces gecontroleerd en ordelijk te laten verlopen. Deze administratieve verplichtingen zijn in deze tweede vaccinatieperiode daar waar mogelijk vereenvoudigd en versoepeld. Zo is de eigenaarsverklaring vervallen, hetgeen een lastenverlichting voor de houder van het hobbypluimvee oplevert. Ook behoeven de houders pootringen van dode dieren niet meer te bewaren.

Voorts worden alle formulieren zo aangepast dat de houder en de dierenarts slechts bij de aanmelding voor de vaccinatie adresgegevens behoeven in te vullen. Bij de vervolgformulieren wordt zoveel mogelijk gewerkt aan de hand van UBN-nummer en DAP-nummer.

Op grond van het tot op heden geldende artikel 10 van de vaccinatieregeling moest de dierenarts voorafgaand aan de eerste vaccinatie bloed afnemen van de dieren (bij wijze van ‘nulmeting’). Thans vervalt deze verplichting. Achtergrond hiervan is dat de noodzaak hiertoe niet langer bestaat, nu reeds op basis van de bloedonderzoeken verricht in het kader van de eerste vaccinatieperiode een voldoende helder beeld van de serologische status van de hobbypluimvee-populatie is verkregen.

Verruiming van de verplaatsingsmogelijkheden van gevaccineerde hobbydieren, eendagskuikens en broedeieren

Tot nu toe mochten gevaccineerde hobbydieren en eendagskuikens en broedeieren daarvan uitsluitend vervoerd worden naar hobbypluimveehouderijen waar ook was gevaccineerd, waarbij voorts toestemming van de minister vereist was. Thans is het toestemmingsvereiste ten aanzien van de eendagskuikens en broedeieren vervallen. Deze toestemming is nog wel vereist voor het vervoer van gevaccineerd hobbypluimvee naar andere hobbypluimveehouderijen. Daarnaast mogen gevaccineerde hobbydieren nu ook naar tentoonstellingen en keuringen worden vervoerd, mits de monitoring vóór de verplaatsing heeft plaatsgevonden. Dit laat overigens onverlet de voorschriften betreffende het verzamelen van pluimvee, loopvogels en postduiven en betreffende tentoonstellingen en keuringen neergelegd in de Regeling preventie, monitoring en bestrijding van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

§ 4. Biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

Ook voor commercieel gehouden legkippen geldt dat vanaf 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2007 weer (vrijwillig) mag worden gevaccineerd tegen AI. De voorschriften betreffende de vaccinatie van deze dieren worden op enkele onderdelen gewijzigd c.q. versoepeld.

Vaccinatie door personen, niet zijnde dierenartsen

In de eerste plaats maakt de gewijzigde regeling het mogelijk dat andere personen dan de dierenartsen vaccinaties uitvoeren. Dit komt niet alleen de efficiëntie ten goede, maar kan tevens een kostenverlagend effect hebben. Een en ander is vormgegeven door op grond van artikel 7, derde lid, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 een vrijstelling te verlenen van het verbod in artikel 7, eerste lid, om anderen dan dierenartsen diergeneesmiddelen te laten toepassen. Voorwaarde voor vaccinatie door de hier bedoelde personen is dat dit geschiedt overeenkomstig de instructies en verantwoordelijkheid van de dierenarts en de VWA. Dit komt tot uitdrukking in artikel 13 en het nieuwe artikel 15a.

Administratieve verplichtingen

Evenals de houder van hobbypluimvee is ook de commercieel houder van pluimvee verplicht bepaalde administratieve handelingen te verrichten. Zo dienden deze op grond van de tot op heden geldende regeling een houdersverklaring te ondertekenen en te bewaren. Deze verplichting komt te vervallen, hetgeen een verlichting in de administratieve lasten voor de houder meebrengt. Voorts zijn, evenals ten aanzien van hobbypluimvee geldt, alle formulieren zo aangepast dat de houder en de dierenarts uitsluitend bij de aanmelding voor de vaccinatie adresgegevens behoeven in te vullen. Bij de vervolgformulieren wordt zoveel mogelijk gewerkt aan de hand van UBN-nummer en DAP-nummer.

§ 5. Administratieve lasten

De onderhavige wijzigingsregeling heeft consequenties voor de hoogte van de administratieve lasten die gepaard gaan met informatieverplichtingen neergelegd in de regeling. Al met al leiden de wijzigingen in de regeling tot een feitelijke verlaging van de administratieve lasten.

Hiervoor is uiteengezet dat de eigenaarsverklaring voor hobbypluimveehouders en de houdersverklaring voor commerciële houders van legkippen is afgeschaft. Deze verklaringen hoeven niet meer te worden ingevuld en niet door de dierenarts te worden verzonden naar de GD.

Daarnaast is de verplichting om vóór de eerste vaccinatie bij wijze van nulmeting bloedmonsters te nemen bij hobbypluimvee, vervallen. Daarmee behoeft de dierenarts niet langer bloedmonsters aan GD te zenden. Voorts is het op grond van de gewijzigde regeling niet langer noodzakelijk voor de houders van hobbypluimvee en de bedrijfsmatige houders, alsmede voor de dierenartsen, om op alle formulieren de adresgegevens in te vullen. Uitsluitend op de aanmeldingsformulieren dienen die gegevens te worden vermeld. Tot slot is de eis voor hobbydierhouders om ministeriële toestemming te verkrijgen alvorens eendagskuikens en broedeieren van gevaccineerde dieren te vervoeren, vervallen.

Tegen deze achtergrond neemt de tijd die een houder van hobbypluimvee nodig heeft voor afwikkeling van een vaccinatie, administratie van vervoersbewegingen en registraties in totaal met circa 8 minuten af, van circa 16,5 minuut tot 8,5 minuut. De administratieve lasten voor van bedrijfsmatige houders dalen als gevolg van de onderhavige wijzigingen van € 7,75 tot € 5,75 voor een vaccinatie. De administratieve lasten van de dierenartsen die hobbypluimvee vaccineren zijn met € 4,50 gedaald van € 50,50 naar € 46 per vaccinatie.

§ 6. Artikelsgewijs

De achtergronden en de hoofdlijnen van de onderhavige wijzigingsregeling zijn in de voorgaande paragrafen beschreven. In aanvulling hierop wordt hieronder, voor zover nodig, ingegaan op enkele afzonderlijke artikelen van de regeling.

Artikelen B en C

Met de artikelen B en C van de onderhavige wijzigingsregeling wordt de periode, waarvoor vrijstelling wordt verleend voor het toepassen, bereiden, voorhanden hebben of in voorraad hebben van het vaccin Gallumine Flu ten behoeve van het vaccineren van hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan 18 weken, gewijzigd. De vrijstelling, die gold tot 1 juli 2006, wordt thans verleend tot 1 augustus 2007.

Tevens wordt het met de wijziging van de artikelen 2 en 4 mogelijk dat andere personen dan de dierenarts bedrijfsmatig gehouden kippen vaccineren. Deze personen mogen het vaccin toedienen en staan daarbij onder toezicht en verantwoordelijkheid van de dierenarts. Voor de duidelijkheid zij vermeld dat deze personen alleen de vaccinatie mogen uitvoeren. Het bestellen, voorhanden en in voorraad hebben van het vaccin is uitsluitend aan de dierenarts voorbehouden.

Artikel D

In artikel 5, tweede lid, (oud) stond vermeld dat hobbypluimvee, jonger dan zeven weken, niet mocht worden gevaccineerd. Achtergrond van deze bepaling was dat de poten van deze dieren pas na zeven weken dusdanig zijn volgroeid dat een pootring kan worden aangebracht. Nu thans zeer verschillende soorten hobbydieren mogen worden gevaccineerd, is deze zeven-weken-termijn niet langer hanteerbaar omdat het groeiproces van de verschillende dieren voor de verschillende diersoorten uiteen loopt. Daarom is thans de zeven-weken-termijn vervangen door een open norm die voorschrijft dat mag worden gevaccineerd als pootringen – gezien de volgroeidheid van de poten – kunnen worden aangebracht.

In het nieuwe vijfde lid is thans de mogelijkheid opgenomen om, indien voor het te vaccineren hobbypluimvee geen afschermplicht geldt, te vaccineren op de dierenartsenpraktijk.

Artikelen E, F en J

Het vervallen van de eigenaarsverklaring heeft geleid tot wijziging van artikel 6 en artikel 7.

De artikelen 7 en 9 (oud) zijn samengevoegd. Artikel 7 (nieuw) is thans zo geformuleerd dat uit de bewoordingen van de verschillende leden blijkt welke bepalingen slechts op de eerste vaccinatie en welke tevens op de tweede vaccinatie van toepassing zijn. Voorts is bij de onderhavige wijziging van artikel 7 de verplichting van de dierenarts om sterfte van gevaccineerd hobbypluimvee te melden bij het LNV-loket, vervallen. Deze plicht was neergelegd in artikel 7, negende lid (oud).

De wijzigingen van de artikelen 8 en 9 zijn met name redactioneel van aard ter verduidelijking van de regeling. In artikel 8 zijn de verplichtingen voor de houder opgenomen die zijn dieren wil of heeft laten vaccineren. Het betreft met andere woorden niet de houders die de door een andere houder reeds gevaccineerde dieren overneemt en vervolgens zelf gaat houden.

Artikel 9 is van toepassing op houders van gevaccineerde dieren, ook als een houder niet de initiële houder is die de dieren heeft laten vaccineren. Dit betekent dat indien gevaccineerd hobbypluimvee is vervoerd overeenkomstig artikel 11 van de regeling, de nieuwe houder zich ook aan artikel 9 heeft te houden.

Artikel 10 heeft betrekking op monitoring. Gevaccineerd hobbypluimvee moet in de periode tussen 9 weken tot een jaar na vaccinatie worden onderzocht op de aanwezigheid van AI. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd door de dierenarts die de vaccinatie heeft uitgevoerd. Monitoring dient altijd te hebben plaatsgevonden voordat de gevaccineerde dieren vervoerd worden. De monitoring van de diersoorten die tot op heden nog niet gevaccineerd konden worden, is van vergelijkbare aard als de monitoring die in het kader van de eerste vaccinatieperiode heeft plaatsgevonden bij gevaccineerde kippen, eenden, kalkoenen en ganzen. De Voedsel en Waren Autoriteit is, gelet op de meer bijzondere aard van de nieuw te vaccineren diersoorten, bevoegd om ten aanzien van de concrete uitvoering van de monitoring daarvan aanwijzingen te geven.

Artikel L

De inhoud van het vroegere artikel 16 (oud) is verdeeld over twee afzonderlijke artikelen, i.e. de artikelen 16 en 17. Van wezenlijke inhoudelijke wijzingen is geen sprake. Artikel 16 is gericht tot de houder van biologische legkippen en legkippen met een vrije uitloop die de dieren wil of heeft laten vaccineren. Deze houder is verplicht de dieren na de eerste vaccinatie voor een tweede maal te vaccineren. Daarbij wordt, anders dan voorheen, concreet voorgeschreven wanneer de tweede vaccinatie moet plaatsvinden. Artikel 17 ziet op de administratieve zaken rond de vaccinatie. Dit artikel is niet alleen gericht tot de houder waarop artikel 16 ziet (die de dieren heeft laten vaccineren), maar ook tot de houder die de reeds gevaccineerde dieren aangevoerd heeft gekregen en vervolgens zelf is gaan houden.

De opsomming van de verplichtingen in het onderhavige artikel laat onverlet dat de houder van deze dieren op grond van de Regeling preventie, monitoring en bestrijding van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s verplicht is klinische verschijnselen en sterfte van de dieren te melden bij het LNV-loket. Tegen deze achtergrond is het vroegere onderdeel e van artikel 16 vervallen.

Artikel O

De wijziging van artikel 24 leidt ertoe dat de in de regeling opgenomen voorschriften voor reiniging en ontsmetting vóór en na transport niet alleen gelden voor de bedrijven waar de desbetreffende houder de dieren daadwerkelijk heeft laten vaccineren, maar ook voor bedrijven die de in een eerder stadium gevaccineerde dieren ontvangen en gaan houden, en deze eventueel opnieuw transporteren.

Artikel P

In verband met de vereenvoudiging van de door de houder onderscheidenlijk de dierenarts in te vullen formulieren, alsmede de afschaffing van de eigenaars- en houdersverklaring, is de bijlage gewijzigd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

overeenkomstig het door de minister genomen besluit:

de Directeur-Generaal,

R.M. Bergkamp

  • 1

    Stcrt. 2006, 53; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 6 april 2006 (Stcrt. 70).

Naar boven