Ontheffing o.g.v. artikel 38, tweede lid, Meststoffenwet

14 juli 2006

TRCJZ/2006/2270

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op het daartoe strekkende verzoek d.d. 2 juli 2006 van Linssen cs advocaten en de mondelinge toelichting op dit verzoek d.d. 10 juli 2006;

Gelet op artikel 38, tweede en derde lid, van de Meststoffenwet en artikel 51, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

Besluit:

Artikel 1

Aan de in de bijlage bij dit besluit genoemde ondernemers wordt ten aanzien van de transportmiddelen voor dierlijke meststoffen met de in die bijlage genoemde kentekens en combinatienummers, ontheffing verleend van artikel 49, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en van de artikelen 53, 54, voor zover deze betrekking hebben op de in die artikelen bedoelde AGR-apparatuur en satellietvolgapparatuur, 55 en 56 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, voor zover deze ondernemers:

a. vóór 10 juli 2006 ter zake van de aanschaf van de AGR-apparatuur en de satellietvolgapparatuur een schriftelijke onvoorwaardelijke koopovereenkomst hebben gesloten met een leverancier van de desbetreffende apparatuur en zij een afschrift van deze overeenkomst aan de minister hebben overgelegd; en

b. in de periode tussen 10 juli 2006 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit niet in strijd hebben gehandeld met de aanhef van dit artikel genoemde bepalingen.

Artikel 2

1. Aan de ontheffing, bedoeld in artikel 1, zijn de volgende voorschriften verbonden:

a. het vervoer van dierlijke meststoffen met een transportmiddel als bedoeld in artikel 1, wordt uiterlijk 24 uur voordat het laden van het transportmiddel plaatsvindt, elektronisch of telefonisch medegedeeld aan de Dienst Regelingen en het vervoer vindt plaats overeenkomstig de bij de mededeling verstrekte gegevens;

b. zodra de transportmiddelen, bedoeld in artikel 1, zijn uitgerust met de apparatuur, bedoeld in artikel 49, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, wordt hiervan binnen 24 uur mededeling gedaan aan de Dienst Regelingen; en

c. bij een al dan niet gefaseerde levering van de apparatuur, bedoeld in artikel 49, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, worden de transportmiddelen bedoeld in het eerste lid als eerste uitgerust met deze apparatuur, voordat de rest van de tot de onderneming behorende transportmiddelen voor dierlijke mest met deze apparatuur wordt uitgerust.

2. Bij de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde mededeling worden de volgende gegevens verstrekt:

a. het door de Dienst Regelingen ter identificatie verstrekte relatienummer van de onderneming van de vervoerder;

b. het e-mailadres van de vervoerder;

c. het door de Dienst Regelingen ter identificatie verstrekte relatienummer van het bedrijf of de onderneming van leverancier, onderscheidenlijk de afnemer van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen;

d. de datum waarop het vervoer plaatsvindt;

e. de postcode en het huisnummer van de laadplaats en de losplaats van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen;

f. het nummer van het op de desbetreffende vracht betrekking hebbende vervoersbewijs; en

g. indien het transportmiddel een mestvoertuig betreft, het kenteken van het motorrijtuig, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994.

3. Degene die ingevolge het eerste lid mededeling van het vervoer heeft gedaan doet, indien dat vervoer niet plaatsvindt, daarvan uiterlijk op de datum waarop het vervoer zou plaatsvinden elektronisch of telefonisch mededeling aan de Dienst Regelingen.

4. Ingeval de vracht dierlijke meststoffen naar een andere afnemer wordt vervoerd of op een andere losplaats wordt gelost dan ingevolge het eerste en tweede lid is medegedeeld aan de Dienst Regelingen, wordt door de vervoerder aan de Dienst Regelingen elektronisch of telefonisch mededeling gedaan van de postcode en het huisnummer van de gewijzigde losplaats en het door de Dienst Regelingen ter identificatie verstrekte relatienummer van het bedrijf of de onderneming van de afnemer van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen, voordat het lossen plaatsvindt.

Artikel 3

De vervoerder verstrekt tijdens het vervoer van de dierlijke meststoffen desgevraagd een afschrift van de onderhavige beschikking aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 129 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

Artikel 4

Deze beschikking geldt onverminderd de overige voorschriften gesteld bij of krachtens de Meststoffenwet.

Artikel 5

De in artikel 1 bedoelde ontheffing kan worden ingetrokken indien niet wordt voldaan aan de artikelen 2 tot en met 4.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking direct na schriftelijke bekendmaking en vervalt op 1 september 2006, of zoveel eerder als de voor het transport van dierlijke meststoffen bedoelde transportmiddelen zijn uitgerust met de apparatuur, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b.

Op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht bestaat voor een belanghebbende de mogelijkheid tegen dit besluit een bezwaarschrift in te dienen. Dat bezwaarschrift dient binnen zes weken na de datum van deze beschikking te worden ingediend bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ter attentie van de Dienst Regelingen, Afdeling Recht & Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK te Den Haag.

Van dit besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

’s-Gravenhage, 14 juli 2006 .
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,namens deze,
de directeur-generaal Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
A.N. van der Zande.

Bijlage

stcrt-2006-145-p24-SC76220-1.gif

Toelichting

Ingevolge artikel 49, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, dient elk transportmiddel voor het transport van dierlijke mest uiterlijk 1 juli 2006 te zijn uitgerust met automatische gegevensregistratie en satellietvolgapparatuur (hierna: AGR- en GPS-apparatuur). Zonder de aanwezigheid van deze apparatuur mag simpelweg geen dierlijke mest vervoerd worden. Het onderhavige besluit geeft een ontheffing van deze verplichtingen aan de in de bijlage genoemde ondernemers voor een deel van de door hen gebruikte transportmiddelen voor het vervoer van dierlijke meststoffen.

De ondernemingen waarvoor de onderhavige ontheffing geldt hebben sinds 2002 samengewerkt met een leverancier van GPS-systemen aan de ontwikkeling van een systeem dat specifiek geschikt zou zijn voor hun voertuigen. Lange tijd leek deze samenwerking uiteindelijk het gewenste resultaat te kunnen opleveren, te weten AGR- en GPS-apparatuur die aan alle wettelijke eisen voldoet zoals deze worden gesteld in de mestregelgeving. Pas op het allerlaatste moment, vlak voordat de uitrusting van de transportmiddelen met AGR- en GPS- apparatuur op 1 juli 2006 een feit zou moeten zijn, liep deze samenwerking spaak. Voor de onderhavige ondernemers is het derhalve niet mogelijk om per 1 juli 2006 te voldoen aan de verplichtingen ten aanzien van AGR- en GPS-apparatuur. Om te kunnen voldoen aan de reeds aangegane verplichtingen jegens hun klanten schakelen betrokken ondernemers momenteel transportmiddelen in van collega intermediairs, die wel tijdig van de juiste apparatuur zijn voorzien. Het lukt de ondernemers met dit beperktere aantal transportmiddelen echter niet om te voldoen aan de vraag naar aan- en afvoer van dierlijke meststoffen van hun klanten.

Om bovengenoemde redenen hebben de in de bijlage genoemde ondernemers bij brief van 2 juli 2006, mondeling toegelicht op 10 juLi 2006, een verzoek gedaan tot ontheffing van de verplichtingen ten aanzien van de AGR- en GPS-apparatuur voor een beperkte periode waarin zij de inmiddels bij een andere leverancier aangeschafte apparatuur alsnog kunnen (laten) installeren op hun transportmiddelen.

Landbouwers kunnen door de onmogelijkheid om dierlijke meststoffen te vervoeren in problemen komen. Voor veehouders met beperkte opslagruimte voor dierlijke meststoffen wordt het moeilijker om hun mest kwijt te raken en akkerbouwers kunnen hun percelen niet op tijd bemesten. Gelet op de toegestane gebruiksperiode die ingevolge artikel 4 van het Besluit gebruik meststoffen op zandgronden tot en met 31 augustus loopt, zullen deze problemen naar verwachting verder oplopen. Veel voertuigen zullen immers pas na die datum met de benodigde apparatuur worden uitgerust.

Om te kunnen voldoen aan de behoefte van voldoende vervoerscapaciteit gedurende de maanden juli en augustus wordt in het onderhavige besluit een ontheffing van de verplichtingen ten aanzien van AGR- en GPS-apparatuur gegeven tot 1 september aan de in de bijlage genoemde ondernemers.

Omdat het niet in de bedoeling ligt de betrokken ondernemingen te bevoordelen ten opzichte van andere vervoerders die wel op tijd aan de verplichtingen hebben voldaan zijn een aantal factoren bij het verlenen van de ontheffing meegewogen. Als eerste is meegewogen dat alle vervoerders inmiddels geïnvesteerd hebben in de aanschaf van de benodigde apparatuur. Volledige naleving van de verplichtingen kan hierdoor op korte termijn gerealiseerd worden. Voorts zijn de betrokken ondernemingen al behoorlijk gedupeerd doordat men bijna twee weken geen dierlijke meststoffen heeft kunnen vervoeren. Verder heeft de ontheffing slechts betrekking op 50% van het aantal transportmiddelen dat op het moment van de ontheffing nog niet voldoet aan de voorwaarden ten aanzien van AGR- en GPS-apparatuur. Als laatste acht ik het, gelet op beschreven omstandigheden, niet proportioneel om de bedrijven gedurende twee maanden volledig op slot te laten.

Verder zijn er aan de verlening van de ontheffing een aantal voorwaarden verbonden. Als eerste voorwaarde voor verlening geldt dat de vervoerder vóór 10 juli 2006 - de datum van de mondelinge toelichting van het verzoek - een onvoorwaardelijke koopovereenkomst heeft gesloten met een leverancier van de desbetreffende apparatuur. De tweede voorwaarde is dat de betrokken ondernemers in de periode tussen 10 juli 2006 en de datum van inwerkingtreding van de ontheffing geen overtredingen van de verplichtingen ten aanzien van AGR- en GPS-apparatuur heeft begaan.

Aan de ontheffing zelf zijn een drietal voorschriften verbonden. Het eerste voorschrift is dat gedurende de ontheffing elk transport 24 uur voordat de meststoffen geladen worden gemeld wordt bij de Dienst Regelingen. Dit voorschrift maakt verscherpte controle mogelijk op de vervoersbewegingen die plaatsvinden gedurende de periode van ontheffing. Het tweede voorschrift bepaalt dat op het moment dat de AGR- en GPS-apparatuur geïnstalleerd is op de transportmiddelen, de Dienst Regelingen hier binnen 24 uur van op de hoogte wordt gesteld. Op dat moment vervalt namelijk ingevolge artikel 6 de ontheffing. Het laatste voorschrift bepaalt dat de ondernemer bij levering van de AGR- en GPS-apparatuur, de transportmiddelen waarvoor de ontheffing is gegeven als eerste voorziet van deze apparatuur en pas daarna de overige transportmiddelen die tevens bedoeld zijn voor het vervoer van dierlijke meststoffen. Dit voorschrift is gesteld om te voorkomen dat de ondernemer eerst de voertuigen waarvoor de ontheffing niet geldt voorziet van deze apparatuur, zodat hij gedurende de periode van de ontheffing alsnog met zijn gehele wagenpark kan rijden. Hierdoor zou concurrentievervalsing kunnen ontstaan.

Naar boven