Regeling Commissie deskundigen immunisatie militairen 2006

Regeling van de Staatssecretaris van Defensie houdende vaststelling van de Regeling Commissie deskundigen immunisatie militairen 2006 (Regeling Commissie deskundigen immunisatie militairen 2006)

6 juli 2006

Nr. C/2006018350

Ministerie van Defensie, Directie Juridische Zaken, Sector Wet- en Regelgeving

De Staatssecretaris van Defensie,

Gelet op artikel 3 van de Wet immunisatie militairen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de Minister van Defensie;

b. de wet: de Wet immunisatie militairen.

Artikel 2

1. Er is een Commissie deskundigen immunisatie militairen, hierna te noemen de commissie.

2. De commissie heeft tot taak om op verzoek van de minister advies uit te brengen als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 3

1. De commissie bestaat uit zes leden, onder wie de voorzitter.

2. De commissie laat zich adviseren door drie vaste adviseurs:

a. de Directeur Militaire Gezondheidszorg;

b. het Hoofd van het Infectiebestrijding Coördinatieteam;

c. de Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid of een door hem aangewezen functionaris.

3. De commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een secretaris.

Artikel 4

1. De voorzitter wordt door de minister benoemd.

2. De overige leden worden door de minister benoemd op aanbeveling van de voorzitter. De voorzitter pleegt overleg met de Directeur Militaire Gezondheidszorg alvorens die aanbeveling bij de minister in te dienen.

3. De benoemingen gelden voor een daarbij te bepalen duur van ten hoogste 5 jaar met de mogelijkheid van herbenoeming.

4. De voorzitter en de overige leden kunnen ten alle tijde door de minister van het lidmaatschap van de commissie worden ontheven.

Artikel 5

De secretaris wordt, op aanbeveling van de voorzitter, door de Directeur Militaire Gezondheidszorg aangewezen binnen zijn directie.

Artikel 6

1. De voorzitter regelt de werkzaamheden van de commissie en roept haar bijeen, zo dikwijls hij zulks in verband met de werkzaamheden nodig acht.

2. De voorzitter bepaalt de plaats waar de commissie zitting zal houden.

Artikel 7

1. De voorzitter kan advies vragen van specialisten en hen zo nodig ter vergadering uitnodigen, zo dikwijls hij dat in verband met de werkzaamheden van de commissie noodzakelijk acht.

2. De commissie kan de stafartsen van de Operationele Commando’s en de stafarts van de Koninklijke Marechaussee verzoeken de commissie periodiek dan wel incidenteel gegevens toe te zenden omtrent verplichte immunisaties, waaraan militairen op het moment van het verzoek zijn onderworpen, alsmede omtrent de wijze waarop die immunisaties worden uitgevoerd.

Artikel 8

1. Alvorens de commissie een advies vaststelt, stelt de voorzitter de adviseurs, bedoeld in artikel 3, tweede lid, in de gelegenheid hun visie aan de commissie kenbaar te maken.

2. De commissie brengt slechts adviezen uit, die de instemming hebben van ten minste vijf leden.

Artikel 9

1. De commissie brengt schriftelijk aan de minister advies uit. Het advies is met redenen omkleed en omvat mede de wijze van uitvoering van de immunisatie.

2. De commissie is bevoegd uit eigen hoofde aan de minister voorstellen te doen met betrekking tot het opleggen, het wijzigen of het intrekken van een verplichting als bedoeld in artikel 3 van de wet. Deze voorstellen kunnen ook betrekking hebben op de wijze waarop een immunisatie wordt uitgevoerd.

Artikel 10

Ten behoeve van elke immunisatie van militairen die op basis van vrijwilligheid geschiedt, geeft de commissie op verzoek van de minister schriftelijk advies, dat mede betrekking heeft op de wijze van uitvoering van die immunisatie. De artikelen 7, eerste lid, 8 en 9, tweede lid, zijn bij dit advies van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

De benoeming van de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zittende leden van de commissie, met inbegrip van de voorzitter, blijft van kracht voor de resterende periode waarvoor zij zijn benoemd, onverminderd artikel 4, vierde lid.

Artikel 12

De Beschikking Commissie deskundigen immunisatie militairen 1969 wordt ingetrokken.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Commissie deskundigen immunisatie militairen 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 juli 2006.
De Staatssecretaris van Defensie, C. van der Knaap.

Toelichting

Op basis van de Wet immunisatie militairen kunnen militairen worden verplicht om, ter voorkoming van het optreden, of de verspreiding van ziekten in de strijdkrachten, vaccinaties te ondergaan. In artikel 3 van deze wet is de mogelijkheid opgenomen dat de minister een door hem ingestelde commissie van deskundigen advies vraagt alvorens militairen te verplichten zich aan deze vaccinaties te onderwerpen. De genoemde commissie is bij beschikking van 25 november 1953 ingesteld (Beschikking commissie van deskundigen immunisatie militairen van 1953, nadien vervangen door de beschikking van 21 april 1969). Mede door hervormingen in de Defensieorganisatie dient de regeling uit 1969 te worden geactualiseerd. In verband met het grote aantal wijzigingen ten opzichte van de huidige regeling is gekozen om een geheel nieuwe regeling vast te stellen en de regeling uit 1969 in te trekken.

Ten opzichte van de regeling uit 1969, laatstelijk gewijzigd in 1983, kunnen met name zes wijzigingen worden genoemd. Het betreft in de eerste plaats een aanpassing van het aantal leden en adviseurs. De commissie is (artikel 3) met twee leden uitgebreid, waarmee het aantal leden op zes is gekomen. De uitbreiding leidt ertoe dat in de commissie deskundigheid wordt ingebracht vanuit de Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziekten (LCI). Tevens is de deskundigheid van de commissie op het gebied van de tropengeneeskunde uitgebreid. In de commissie zijn de inspecteurs geneeskundige dienst van de krijgsmachtdelen niet langer vertegenwoordigd. Dit is een gevolg van het feit dat de Directeur Militaire Gezondheidszorg (in de regeling van 1969 aangeduid als ‘de Directeur Militair Geneeskundige Diensten’) in de nieuwe defensieorganisatie volledig verantwoordelijk is voor het te voeren militair geneeskundig beleid, met inbegrip van het vaccinatiebeleid. Daardoor kan volstaan worden met de aanwijzing van de Directeur Militaire Gezondheidszorg als adviseur van de commissie. Uiteraard worden de stafartsen van de Operationele Commando’s (in de regeling van 1969 aangeduid als ‘de inspecteurs geneeskundige dienst van een krijgsmachtdeel’) bij de voorbereiding van het beleid betrokken. Daarnaast is het hoofd van het Infectiebestrijding Coördinatieteam als adviseur aan de commissie toegevoegd. Dit team neemt centraal maatregelen in het geval van een uitbraak van pokken of een andere ernstig bedreigende infectieziekte in Nederland. Tevens kan dit team bij een dergelijke uitbraak in een uitzendgebied fungeren als Outbreak Management Team.

In de tweede plaats is de mogelijkheid geschrapt om naast de algemeen secretaris één of meer al dan niet tijdelijke secretarissen te benoemen. In de praktijk voldoet het systeem, waarbij de Directeur Militaire Gezondheidszorg een permanente secretaris uit zijn directie aanwijst, die verantwoordelijk is voor de ondersteuning van de commissie. Dit heeft geleid tot aanpassing van artikel 3, derde lid, en van artikel 5.

In de derde plaats is gebruik gemaakt van de gelegenheid om het vierde lid van artikel 4 te schrappen, waarin een leeftijdsgrens van 70 jaar werd gesteld aan het lidmaatschap van de commissie. Voor het stellen van een dergelijke grens is naar huidige opvattingen geen grond aanwezig.

In de vierde plaats kunnen benoemingen in de nieuwe regeling voor een nader te bepalen duur worden vastgesteld. Hierdoor behoort een benoeming voor minder dan 5 jaar nu tot de mogelijkheden.

In de vijfde plaats is artikel 7, eerste lid gewijzigd. Dit artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat de voorzitter specialisten om advies kan vragen. Ter verduidelijking: in de regeling worden de zes leden van de commissie, genoemd in artikel 3, eerste lid, aangemerkt als deskundigen. De commissie wordt geadviseerd door een drietal vaste adviseurs die genoemd worden in artikel 3, tweede lid. Daarnaast wordt in artikel 7 de mogelijkheid geboden dat de commissie zich verder laat adviseren door in de regeling aangeduide specialisten.

Tenslotte is ten opzichte van de regeling uit 1969, in artikel 8, tweede lid het woord ‘instemmende’ geschrapt in het eerste deel van de zin, aangezien dit overbodig is, gelet op het vervolg van de zin.

De benoemingen van reeds zittende leden van de commissie blijven op basis van artikel 11 van kracht. Zij kunnen het lidmaatschap van de commissie dus continueren gedurende de resterende tijd van de benoemingen.

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Naar boven