Tijdelijke Stimuleringsregeling EVC in het HBO

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 juli 2006, nr. PLW/2006/51218, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor projecten ter versterking van de vraag naar trajecten waarin verworven competenties in kaart worden gebracht en bevordering van het aanbod van de hogescholen op dit gebied (Tijdelijke Stimuleringsregeling EVC in het HBO)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Inleidende bepalingen

Artikel 1.1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. verworven competenties: door werkervaring of op andere wijze verworven kennis, vaardigheden en competenties;

b. EVC-methodiek: methodiek door middel waarvan verworven competenties van iemand in kaart worden gebracht;

c. EVC-traject: traject waarin een EVC-methodiek wordt gehanteerd;

d. EVC-voorziening: geheel aan EVC-methodieken en EVC-expertise van een hogeschool;

e. EVC-expertise: deskundigheid binnen een hogeschool, die noodzakelijk is om EVC-methodieken te kunnen hanteren volgens het kwaliteitsmodel van het Kenniscentrum EVC te Utrecht;

f. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

g. Opleidings- en Ontwikkelingsfonds: door werkgevers en werknemers in het leven geroepen, dan wel beheerd, samenwerkingsverband per bedrijfstak of onderneming;

h. werkgever: natuurlijk persoon of rechtspersoon in wiens dienst dan wel voor wie een werknemer arbeid verricht;

i. hogeschool: uit ’s Rijks kas bekostigde hogeschool;

j. opleidingsinfrastructuur: het totale aanbod van opleidingen, de transitiemogelijkheden tussen opleidingen en de wijze waarop de opleidingen worden aangeboden naar vorm, plaats en tijd.

Artikel 1.2

Doelomschrijving

1. De minister kan projectsubsidie verlenen als bijdrage in de organisatiekosten voor het versterken van de vraag naar EVC-trajecten in het hoger beroepsonderwijs bij werkgevers, werknemers of werkzoekenden en het aanpassen van het aanbod van EVC-trajecten door hogescholen op dit gebied.

2. Subsidie wordt slechts verleend voor zover:

a. de subsidieaanvrager:

1°. in het kader van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, een minimumaantal van 200 EVC-trajecten voor werkenden en werkzoekenden realiseert;

2°. inzichtelijk kan maken hoe deze EVC-trajecten worden geacquireerd bij werkgevers, werknemers en werkzoekenden; en

b. het project uiterlijk 1 oktober 2007 is geëindigd.

Artikel 1.3

Subsidieaanvrager

Subsidie wordt slechts verleend aan een:

a. afzonderlijke hogeschool; of

b. hogeschool die deel uit maakt van een samenwerkingsverband van hogescholen, dat tot doel heeft activiteiten te verrichten op het gebied van erkenning van verworven competenties.

Artikel 1.4

Vaststelling subsidieplafond

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is € 6.800.000,– beschikbaar.

Artikel 1.5

Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, met dien verstande dat niet meer wordt verleend dan:

a. € 150.000,– voor een minimumaantal van 200 te realiseren EVC-trajecten; en

b. € 750,– per te realiseren EVC-traject met een maximum van € 750.000,– voor een aantal van 1000 te realiseren EVC-trajecten.

Hoofdstuk 2

Subsidieaanvraag

Artikel 2.1

Aanvraag

De subsidie wordt op aanvraag verleend.

Artikel 2.2

Vereisten subsidieaanvraag

1. Bij de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van een formulier, waarvan het model is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling. De aanvraag gaat vergezeld van een:

a. schriftelijke machtiging door de andere partners, indien de aanvrager optreedt namens een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b;

b. afschrift van een door de aanvrager bij het Kenniscentrum EVC te Utrecht ingewonnen advies met betrekking tot de inhoud en strekking van de beschrijving, bedoeld in artikel 2.3, onderdeel e;

c. activiteitenplan; en

d. begroting.

2. De minister kan nadere eisen stellen aan de subsidieaanvraag.

Artikel 2.3

Activiteitenplan

Het activiteitenplan omvat een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en voorziet ten minste in:

a. een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de bestaande activiteiten en voorzieningen van de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, van de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt, op het gebied van eerder verworven competenties, te weten:

1°. de beschikbaarheid van EVC-methodieken;

2°. de beschikbaarheid van EVC-expertise; en

3°. het aantal deelnemers aan EVC-trajecten in 2005;

b. de per 1 oktober 2007 beoogde resultaten in termen van:

1°. het aantal ontwikkelde methodieken en voor welke opleidingen;

2°. de toename van EVC-expertise;

3°. het aantal nieuwe deelnemers aan EVC-trajecten; en

4°. de realisatie van een bij de vraag passend aanbod van EVC-methodieken;

c. voor zover van toepassing, de verdeling van taken binnen het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt;

d. een beschrijving van de acquisitie- en pr-activiteiten en de verspreiding van resultaten;

e. een beschrijving van de wijze waarop:

1°. de kandidaten geworven gaan worden;

2°. er maximaal gebruik wordt gemaakt van elders of eerder ontwikkelde instrumenten, methodieken en materialen;

3°. een EVC-traject als een opzichzelfstaande voorziening wordt aangeboden;

4°. het kwaliteitsmodel EVC van het Kenniscentrum EVC te Utrecht wordt gehanteerd; en

5°. de te realiseren EVC-trajecten na afloop van de periode waarop de subsidieverlening ziet duurzaam zullen worden aangeboden door de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, door de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt.

Artikel 2.4

Begroting

1. In de begroting worden onderscheiden:

a. de organisatiekosten tot 1 oktober 2007 voor:

1°. werving van nieuwe deelnemers aan EVC-trajecten;

2°. ontwikkeling van nieuwe EVC-methodieken en aanpassing van bestaande EVC-methodieken; en

3°. inbedding van EVC-trajecten in de opleidingsstructuur; en

b. voor zover van toepassing, de verdeling van de kosten over de verschillende partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt.

2. In de kosten worden onderscheiden:

a. loonkosten verbonden aan de inzet van eigen personeel van de subsidieaanvrager en, voor zover van toepassing, van de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt;

b. kosten voor gebruikmaking van diensten van derden;

c. materiële kosten; en

d. kosten voor overhead.

Artikel 2.5

Termijn indiening

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend tot en met 1 oktober 2006.

Hoofdstuk 3

Subsidieverlening

Artikel 3.1

Criteria verdeling subsidieverlening

De minister verdeelt het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 1.4, in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvullende informatie is ontvangen met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

Artikel 3.2

Beslissingstermijn

De minister beslist binnen zes weken na ontvangst van de subsidieaanvraag.

Artikel 3.3

Andere subsidieregelingen

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt er geen subsidie verstrekt voor zover subsidie is verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling met een doelstelling die overeenkomt met de doelstelling bedoeld in deze regeling.

Artikel 3.4

Algemene weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverlening worden geweigerd indien:

a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

b. de aanvraag ziet op EVC-voorzieningen die al voor de indiening van de aanvraag tot stand zijn gekomen;

c. de kosten van het project niet in redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten;

d. aan de subsidieaanvrager al eerder subsidie is verleend op grond van deze regeling.

Artikel 3.5

Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

1. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

2. In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Hoofdstuk 4

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 4.1

Informatieplicht

De subsidieontvanger verstrekt alle door of namens de minister gevraagde informatie ten behoeve van beleidsonderzoek en controledoeleinden.

Artikel 4.2

Administratievoorschriften

1. De subsidieontvanger houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van het project en de in verband daarmee gedane uitgaven en verworven inkomsten.

2. De administratie is zodanig opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor beleidsonderzoek en controledoeleinden als bedoeld in artikel 4.1.

3. De administratie biedt voldoende mogelijkheden voor een goede accountantscontrole op de juiste naleving van de subsidievoorwaarden.

Hoofdstuk 5

Verantwoording

Artikel 5.1

Financiële verantwoording in jaarrekening

1. De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Maximaal 75% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten mogen ten laste van het subsidiebedrag worden gebracht. Eventueel niet-bestede middelen of overschotten na afloop van de activiteiten zullen worden teruggevorderd.

2. De subsidie wordt uiterlijk in 2007 besteed en verantwoord in de jaarrekening die op dat jaar betrekking heeft onder geoormerkte subsidies.

3. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze geoormerkte subsidie.

Artikel 5.2

Verslag van activiteiten

1. Binnen vier maanden na beëindiging van het project, doch uiterlijk op 1 februari 2008, dient de subsidieontvanger een verslag van activiteiten in bij de minister. Het verslag van activiteiten bevat:

a. in aanvulling op de jaarrekening, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, een overeenkomstig de begroting opgestelde financiële paragraaf, waarin inzicht wordt verschaft over de aanwending van de verstrekte middelen; en

b. een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten en, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de beoogde resultaten en de feitelijke realisatie.

2. Voor zover van toepassing, wordt het verslag van activiteiten ondertekend door de overige partijen van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b, waar de subsidieaanvrager deel van uit maakt.

Hoofdstuk 6

Betaling

Artikel 6.1

Betalingstermijnen

De minister verleent de subsidie in twee termijnen:

a. 80% van het verleende bedrag direct na de subsidieverlening; en

b. 20% van het verleende bedrag in het tweede kwartaal van 2007.

Hoofdstuk 7

Mandaatverlening

Artikel 7.1

Mandaatverlening SenterNovem

Aan de algemeen directeur van SenterNovem te ’s-Gravenhage wordt mandaat verleend om, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, op grond van deze regeling besluiten te nemen over:

a. het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen; of

b. de verlening of weigering van subsidie.

Hoofdstuk 8

Slotbepalingen

Artikel 8.1

Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 december 2008.

Artikel 8.2

Overgangsbepaling

Voor zover er vanaf de vervaldatum van deze regeling ter zake nog sprake is van enige bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt deze overeenkomstig deze regeling plaats.

Artikel 8.3

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling EVC in het HBO.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Bijlage

Deze bijlage behoort bij de Tijdelijke stimuleringsregeling EVC in het HBO

Aanvraagformulier voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 van de Tijdelijke stimuleringsregeling EVC in het HBO

A. Gegevens aanvrager

Naam organisatie: ...............................

Postadres: ............................................

Postcode: .............................................

Plaats: ..................................................

Bezoekadres: .......................................

Postcode: .............................................

Plaats: ..................................................

Postbankrekeningnummer:..................

Bankrekeningnummer:.........................

Naam bank: .........................................

Plaats: ..................................................

Contactpersoon

Naam: ..................................................

O M O V

Functie: ................................................

Telefoon: ..............................................

Telefax: ................................................

E-mailadres ..........................................

B. Gegevens van hogescholen in het samenwerkingsverband

 

Naam organisatie

Contactpersoon

Plaats

1.

................................

................................

....................................

2.

................................

................................

....................................

3.

................................

................................

....................................

4.

................................

................................

....................................

5.

................................

................................

....................................

C. Gegevens met betrekking tot het project

1. Is voor de doelstelling van uw project eerder subsidie aangevraagd of verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling met een doelstelling die hier mee overeenkomt? JA/NEE

Zo ja, bij of door wie?

..............................................................

2. Is voor de doelstelling van uw project eerder subsidie aangevraagd of verstrekt op grond van een andere subsidieregeling buiten de rijksoverheid met een doelstelling die hier mee overeenkomt? JA/NEE

Zo ja, bij of door wie?

..............................................................

In het projectplan (bijlage bij de aanvraag) beschrijft u in ieder geval:

– Titel project

– Doel van het project

– Kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de bestaande activiteiten en voorzieningen in de hogeschool (en indien van toepassing in het samenwerkingsverband van hogescholen) op het terrein van EVC-dienstverlening en het aantal deelnemers aan EVC-trajecten in 2005.

– De per 1 oktober 2007 beoogde resultaten in termen van:

• het aantal ontwikkelde EVC-methodieken en voor welke opleidingen;

• de toename van EVC-expertise;

• het aantal nieuwe deelnemers aan EVC-trajecten (minimaal 200, maximaal 1000);

• de realisatie van een in de opleidingsstructuur opgenomen EVC-aanbod, dat is aangepast aan de vraag.

– Voor zover van toepassing: de samenstelling van het samenwerkingsverband en de verdeling van taken daarbinnen;

– de acquisitie- en pr-activiteiten en de disseminatie van resultaten.

– Beoogde doelgroep

– Voorgenomen activiteiten

– Begroting

D. Samenvatting van de begroting en gegevens over de financiering

Projectkosten tot 1 oktober 2007

Totale loonkosten

€ …

Totale kosten derden

€ …

Totale materiële kosten

€…

Totale overheadkosten

€ …

Totaal

€ …

Financiering

Partij 1: …

€ …

Partij 2: …

€ …

Partij 3: …

€ …

….

€ …

Gevraagde subsidie

€ …

Totaal

€ …

E. Ondertekening

Ondergetekende verklaart dat alle voor de aanvraag benodigde stukken zijn bijgevoegd en dat hij/zij bekend is met de tijdelijke stimuleringsregeling EVC in het HBO.

Aldus naar waarheid ingevuld.

Naam aanvrager:...................................

Plaats en datum:....................................

Handtekening:.......................................

F. Als bijlage bijvoegen

– Schriftelijke machtiging aan subsidieaanvrager (voor zover van toepassing)

– Beschrijving zoals bedoeld in artikel 2.3, onderdeel e

– Een afschrift van het advies van het Nationaal Kenniscentrum EVC over de relevantie van de voorgenomen EVC-voorziening

Indienen bij:

SenterNovem

Afd. Onderwijs & Arbeidsmarkt

Juliana van Stolberglaan 3

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

Toelichting

Algemeen

In de ‘prestatieagenda 2005 OCW – HBO-raad’ (18 mei 2005) zijn afspraken vastgelegd tussen de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de HBO-raad die moeten leiden tot een meetbare versterking van de opleidingsfunctie, de kennisproductie en de kenniscirculatie van hogescholen. Een van de centrale uitgangspunten daarbij is dat hogescholen meer mensen met een zeer gevarieerde achtergrond tot een HBO-bachelorgraad brengen en dus dat de instroom in het hoger onderwijs van nu ondervertegenwoordigde groepen wordt vergroot. Het gebruik van procedures voor erkenning van verworven competenties (EVC) zal daarbij steeds belangrijker worden.

Het voornemen is om, indien het wetsvoorstel tot vaststelling van een nieuwe regeling voor het hoger onderwijs en het onderzoek (Wet op het hoger onderwijs en onderzoek) (Kamerstukken II 2005/06, 30588, nr. 2) tot wet wordt verheven, de verantwoordelijkheid voor de inrichting van EVC-trajecten te beleggen bij de examencommissies. Op grond van het EVC-traject kan dan door de examencommissie van een opleiding een advies of maatwerkprogramma voor individuele studenten worden opgesteld voor het bereiken van de bachelor- of mastergraad of de Associate Degree. Het EVC-traject voor de student wordt vastgesteld door de examencommissie en is object van het interne stelsel van kwaliteitszorg en de externe kwaliteitsborging in het kader van accreditatie.

In de Memorie van Toelichting op eerdergenoemd wetsvoorstel wordt erop gewezen dat studenten van 21 jaar en ouder zonder vereiste vooropleiding kunnen worden toegelaten tot een opleiding op basis van een toelatingsonderzoek (colloquium doctum). Het ligt voor de hand het toelatingsonderzoek te koppelen aan een EVC-traject, zeker als het gaat om het stimuleren van de instroom van werkenden en werkzoekenden in het hoger onderwijs.

De ontwikkeling van EVC in het hoger onderwijs loopt achter bij die in het middelbaar beroepsonderwijs. Een oorzaak daarvoor is dat de functie van EVC in eerste instantie sterk werd gekoppeld aan het behalen van een startkwalificatie voor laagopgeleide werkenden en werkzoekenden. Daarnaast heeft de HBO-sector geen kwalificatiestructuur die als algemene standaard voor EVC-beoordeling kan gelden. Dat maakt het moeilijker om een eenduidige EVC-systematiek te ontwikkelen. Daarom wordt in de prestatieagenda speciaal aandacht besteed aan de ontwikkeling van EVC in het HBO. Met deze subsidieregeling wordt de ontwikkeling van EVC in het HBO gestimuleerd.

De voor subsidie in aanmerking komende kosten zijn de organisatiekosten voor het werven van deelnemers aan EVC-trajecten in het HBO en voor het aanpassen van het aanbod aan de vraag naar EVC-trajecten door hogescholen. Niet subsidiabel zijn de kosten voor de feitelijke uitvoering van nieuwe EVC-trajecten. De uiteindelijke subsidievaststelling is gerelateerd aan de feitelijk gemaakte kosten en niet aan het feitelijk gerealiseerde aantal deelnemers. Doel van de regeling is immers om een bijdrage te geven aan de organisatiekosten.

Voor de regeling is een bedrag beschikbaar van € 6.800.000,–.

SenterNovem voert de regeling uit. Hogescholen of samenwerkingsverbanden van hogescholen die gebruik willen maken van deze subsidieregeling kunnen een aanvraag voor subsidie indienen bij:

SenterNovem

Afd. Onderwijs & Arbeidsmarkt

Juliana van Stolberglaan 3

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

www.senternovem.nl

Artikelsgewijs

Artikel 1.1

Onderdeel b

Een EVC-methodiek kan verschillen per doelgroep (b.v. hoogopgeleid/laagopgeleid), per opleidingsniveau en per opleidingsrichting en daarbinnen per individu. De assessor stelt uit het beschikbare EVC-instrumentarium (portfolio-instrumenten, interviewtechnieken, praktijktoetsen) de bij het individu passende methodiek samen.

Artikel 1.5

Voor het verlenen van de subsidie zijn het activiteitenplan en de begroting het uitgangspunt. Hierbij gelden twee regels:

1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten en

2. de subsidie bedraagt niet meer dan een bepaald maximumbedrag dat afhankelijk is van de doelstelling van de aanvrager.

Twee voorbeelden:

a. De aanvrager heeft de ambitie om 500 personen een EVC-traject te laten doorlopen. Uit de begroting blijkt dat de voor subsidie in aanmerking komende kosten € 440.000,– bedragen. De subsidie bedraagt 75% hiervan, namelijk € 330.000,–. De aanvrager moet zelf € 110.000,– financieren.

b. De aanvrager heeft de ambitie om 1400 personen een EVC-traject te laten doorlopen. Uit de begroting blijkt dat de voor subsidie in aanmerking komende kosten € 1.4 miljoen bedragen. De subsidie zou 75% hiervan bedragen, namelijk € 1.05 miljoen. De maximum subsidie is echter € 750.000,–. Dit betekent dat de kosten voor de aanvrager € 650.000,– bedragen.

De rekenregel in artikel 1.5 dient om de hoogte van de subsidie per aanvraag te berekenen. Daarvoor zijn het activiteitenplan en de begroting het uitgangspunt. Er is dus uitdrukkelijk geen sprake van een zogenaamde outputfinanciering.

Artikel 2.2

Eerste lid, onderdeel b

Het Kenniscentrum EVC geeft een advies over de onderbouwing die de hogeschool geeft in de subsidieaanvraag ten aanzien van artikel 2.3, onderdeel e. De aanvrager van de subsidie verzoekt het Kenniscentrum dit advies te verlenen en voegt een afschrift van het ontvangen advies van het Kenniscentrum EVC bij de subsidieaanvraag. Het advies van het Kenniscentrum EVC wordt door de minister betrokken bij de beoordeling van de aanvraag voor subsidie.

Artikel 2.3

Onderdeel a

Om aannemelijk te maken dat sprake is van nieuwe, dat wil zeggen meer of andere vormen van EVC-trajecten dan in het verleden door een hogeschool zijn uitgevoerd dient een korte typering te worden gegeven van hetgeen op dit vlak in de voorafgaande periode is gebeurd. Het gaat hier om een beschrijving toegespitst op het soort deelnemers en/of de sector waar de nieuwe trajecten betrekking op hebben. Deze beschrijving wordt gebruikt bij het advies dat wordt opgesteld door het Kenniscentrum EVC.

Onderdeel e, onder 3°

De EVC-voorziening mag niet verplichtend gekoppeld worden aan het inschrijven bij een vol- of deeltijds opleiding. Kandidaten moeten na afloop van het EVC-traject vrijblijvend kunnen kiezen of ze wel of niet een vervolgtraject aangaan en bij welke hogeschool.

Onderdeel e, onder 4°

Van hanteren van het kwaliteitsmodel EVC van het Kenniscentrum EVC te Utrecht kan bijvoorbeeld worden gesproken, indien sprake is van:

– het inzichtelijk en controleerbaar gebruiken van de kwaliteitscode EVC in ontwikkeling (b.v. door gebruik te maken van de in de kwaliteitscode ingesloten zelfbeschrijvingsmodule);

– EVC met loopbaaneffecten voor het individu en van individueel toegesneden ontwikkelingstrajecten;

– EVC-trajecten die leiden tot aantoonbaar civiel effect;

– gewaarborgde onderlinge uitwisselbaarheid van de resultaten van het EVC-traject voor het individu tussen hogescholen.

Onderdeel e, onder 5°

Het voldoen aan de voorwaarde van duurzaamheid kan bijvoorbeeld blijken uit:

– de wijze waarop de EVC-instrumenten en -materialen zonder kosten of tegen kostprijs (bijv. druk- en papierkosten) beschikbaar worden gesteld aan derden;

– een verklaring dat de resultaten van het project actief zullen worden verspreid naar andere opleidingen en hogescholen en dat het Kenniscentrum EVC de resultaten mag benutten voor zijn databank.

Artikel 2.4

Eerste en tweede lid

De kosten die voor subsidie in aanmerking komen betreffen de kosten voortvloeiend uit de organisatie en ontwikkeling voorzover gericht op de verwezenlijking van de doelen genoemd in het activiteitenplan.

Eerste lid, onderdeel a, onder 2°

Er is al een groot aantal EVC-methodieken en -instrumenten ontwikkeld dat bruikbaar is of bruikbaar gemaakt kan worden voor diverse opleidingen en opleidingsomgevingen. Onder ‘nieuwe EVC-methodieken’ en ‘nieuwe EVC-instrumenten’ wordt dan ook met name verstaan het samenstellen, samenvoegen en aanpassen van bestaande methodieken en instrumenten ten behoeve van opleidingen of opleidingsomgevingen waar EVC nog niet wordt toegepast.

Artikel 3.4

Onderdeel a

De subsidieaanvrager dient aannemelijk te maken dat de activiteiten zoals beschreven in het activiteitenplan (artikel 2.3) en de begroting (artikel 2.4) leiden tot de beoogde resultaten van het project. Bij de beoordeling wordt gekeken in welke mate de organisatie van het project een adequate uitvoering van het project waarborgt. Voor de slaagkans van het project is tevens van belang dat de relatie tussen de inhoud, de beoogde resultaten, de planning, de projectorganisatie en de begroting van een projectvoorstel goed is. Het activiteitenplan dient daartoe voldoende informatie te geven over de fasering en tijdsplanning van de activiteiten, de aard van de activiteiten en de taken en verantwoordelijkheden van de diverse betrokkenen. Tenslotte moet de relatie tussen de uit te voeren activiteiten en de beoogde resultaten en de relatie tussen de uit te voeren activiteiten en de in de projectbegroting opgenomen kosten(posten) helder zijn.

Onderdeel d

Een hogeschool kan één keer in de hoedanigheid van aanvrager subsidie ontvangen, maar kan wel participeren in meerdere samenwerkingsverbanden.

Artikel 5.1

Overeenkomstig de OCenW-Richtlijnen Jaarverslaggeving wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. De subsidie wordt opgenomen in bijlage D2 bij de jaarrekening onder het onderdeel: Geoormerkte subsidies.

In een vaststellingsbeschikking wordt de hoogte van de subsidie definitief beoordeeld en vastgesteld en door de uitvoeringsorganisatie aan de subsidieontvanger medegedeeld. De subsidieontvanger blijft daarna verplicht om in de eerstvolgende jaarrekening de verkregen subsidie expliciet op te nemen.

Op grond van artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidie lager dan de verlening worden vastgesteld indien bijvoorbeeld de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, of indien niet aan de verplichtingen is voldaan.

Ook indien uiteindelijk de subsidiabele kosten minder bedragen dan de aangevraagde subsidie doordat minder kosten zijn gemaakt bijvoorbeeld als gevolg van een uitvoering op een meer beperkte schaal dan in het activiteitenplan was aangegeven kan de subsidie lager worden vastgesteld. Indien minder dan de beoogde aantallen trajecten zijn gerealiseerd voor 1 oktober 2007 heeft dit als zodanig geen invloed op de hoogte van de subsidievaststelling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven