Wijziging Regeling aanwijzing militaire gezagsdragers en Inkwartieringsbeschikking 1953

Wijziging van de Regeling aanwijzing militaire gezagsdragers en van de Inkwartieringsbeschikking 1953 in verband met het nieuwe besturingsmodel Defensie

7 juli 2006

Nr. C/2006022437

Directie Juridische Zaken

De Minister van Defensie,

Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van de Oorlogswet voor Nederland en de artikelen 6, eerste lid, en 28, eerste lid, van de Inkwartieringswet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling aanwijzing militaire gezagsdragers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

Als militaire gezagsdragers als bedoeld in artikel 4 van de Oorlogswet voor Nederland worden aangewezen:

a. de Commandant der Strijdkrachten,

b. de Commandant Landstrijdkrachten en de regionale militaire commandanten, en

c. de Commandant Zeestrijdkrachten,

ieder in het in deze regeling toegewezen gezagsgebied.

B

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt ‘de bevelhebber der landstrijdkrachten en de nationaal territoriaal commandant’ vervangen door: de Commandant der Strijdkrachten en de Commandant Landstrijdkrachten.

2. Onderdeel e komt te luiden:

e. voor wat betreft de Commandant Zeestrijdkrachten:

1°. de territoriale wateren, de zeegaten, het IJsselmeer, het Markermeer en de Waddenzee;

2°. de haven en rede van Den Helder, alsmede de gemeenten Den Helder, Texel, Eemsmond en Delfzijl;

3°. het Noordzeekanaal met de daaraan gelegen havens, alsmede de gemeenten Amsterdam, Eemnes, Weesp, Zaanstad, Velsen en Bloemendaal;

4°. de waterwegen van Dordrecht tot en met Hoek van Holland met de daaraan gelegen havens, alsmede de gemeenten Dordrecht, Rotterdam met inbegrip van Hoek van Holland, Schiedam, Vlaardingen, Maassluis, Rozenburg, Hellevoetsluis, Goedereede, Wassenaar, Katwijk, Noordwijk en Doorn;

5°. de haven en rede van Vlissingen, de gemeenten Vlissingen, Borsele, Kapelle, Reimerswaal en Terneuzen, alsmede de plaatsen Oostburg, Valkenisse, Westkapelle en Hontenisse.

3. Onderdeel f vervalt.

Artikel II

De Inkwartieringsbeschikking 1953 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

1. Tot het doen van een aanvraag als bedoeld in artikel 6 van de wet zijn bevoegd:

a. de Commandant Landstrijdkrachten;

b. de Commandant Zeestrijdkrachten;

c. de regionale militaire commandanten;

d. de commandanten van de Lokaal Facilitaire Dienst, ieder voor wat betreft zijn verzorgingsgebied;

e. de commandanten van onderdelen, van detachementen of van transporten en alleenreizende militairen, doch slechts indien de aanvraag op generlei wijze tijdig door de bevoegde commandant van de Lokaal Facilitaire Dienst kan plaatshebben.

B

In artikel 4 wordt ‘de bevelhebber der landstrijdkrachten’ vervangen door: de Commandant der Strijdkrachten.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 juli 2006.
De Minister van Defensie, H.G.J. Kamp.

Toelichting

Algemeen

Bij het Ministerie van Defensie heeft zich een veranderingsproces voltrokken dat zijn neerslag heeft op militaire verhoudingen. De Commandant der Strijdkrachten (voorheen: de Chef Defensiestaf) maakt deel uit van de bestuursstaf en is thans de belangrijkste militaire adviseur van de bewindslieden. In overeenstemming met de aanbevelingen van de commissie Opperbevelhebberschap (ingesteld bij besluit van Ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2001, nr. D2001002919, Stcrt. 189) is besloten hem hiërarchisch boven de operationele commandanten te plaatsen wat de operationele inzet en de defensieplanning betreft, met uitzondering van de Commandant Koninklijke Marechaussee vanwege diens politietaken. De defensieplannen worden niet meer per krijgsmachtdeel maar integraal, onder leiding van de Commandant der Strijdkrachten vastgesteld. Op operationeel gebied wordt een vergelijkbare koers gevolgd: de Commandant der Strijdkrachten onderhoudt een directe verantwoordelijkheidslijn met de betrokken operationele commandanten.

De onderhavige regeling strekt tot aanpassing van de Regeling aanwijzing militaire gezagsdragers en de Inkwartieringsbeschikking 1953 aan de nieuwe militaire verhoudingen.

Artikelsgewijs

Artikel I

De Oorlogswet voor Nederland (OWN) kent buitengewone bevoegdheden toe die in geval van buitengewone omstandigheden nodig zijn om uitvoering van de militaire taak mogelijk te maken en veilig te stellen; om die reden worden in die wet bevoegdheden toegekend aan de Minister van Defensie en aan het militair gezag. Ingevolge artikel 4 van de OWN worden de bevoegdheden, die deze wet aan het militair gezag toekent, uitgeoefend door militaire autoriteiten die door de Minister van Defensie als militaire gezagsdragers worden aangewezen. Deze aanwijzing heeft plaatsgevonden in de Regeling aanwijzing militaire gezagsdragers, aldaar is de Bevelhebber der Landstrijdkrachten als belangrijkste militaire gezagsdrager aangewezen. Gelet op de hierboven geschetste ontwikkeling, waarbij de Commandant der Strijdkrachten ten aanzien van de operationele inzet en de defensieplanning hiërarchisch boven de operationele commandanten is geplaatst, wordt deze aanwijzing niet meer juist geacht. Thans wordt de Commandant der Strijdkrachten als hoogste militaire gezagsdrager ingevolge de OWN aangewezen. De voorheen in de Regeling aanwijzing militaire gezagsdragers genoemde functie van nationaal territoriaal commandant is ondergebracht bij de Commandant Landstrijdkrachten, terwijl de functies van de commandant der zeemacht in Nederland en de commandanten der maritieme middelen bij de Commandant Zeestrijdkrachten zijn herbelegd.

Artikel II

Gelijksoortige wijzigingen als in de Regeling aanwijzing militaire gezagsdragers worden thans aangebracht in de artikelen 3, eerste lid, en 4 van de Inkwartieringsbeschikking 1953.

De Minister van Defensie,

H.G.J. Kamp

Naar boven