Wijziging Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006

Regeling van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 7 juli 2006, nr. DJZ/BR/0633-2006, tot wijziging van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met betrekking tot o.a. politieke en parlementaire samenwerking

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op artikel 3, eerste en tweede lid, van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op de artikelen 2 en 3 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20061 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.17, eerste lid, vervalt: en 4.13, vierde lid,.

B

In Afdeling 5, Bijzondere financieringsprogramma’s, wordt een nieuwe paragraaf 6 ingevoegd, luidend:

Paragraaf 6

Politieke en interparlementaire samenwerking

Artikel 5.13

De minister kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de bevordering van een goed functionerende, duurzame parlementaire meerpartijendemocratie in ontwikkelingslanden, door ondersteuning van politieke partijen of parlementariërs in ontwikkelingslanden.

Artikel 5.14

1. Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling, genoemd in artikel 5.13, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten, verricht in het kader van een niet partijgebonden samenwerking tussen politieke partijen of parlementariërs in Nederland en in ontwikkelingslanden.

2. Artikel 4.3 is van toepassing.

Artikel 5.15

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen uitsluitend in aanmerking organisaties zonder winstoogmerk, gericht op de doelstelling genoemd in artikel 5.13, die:

a. in Nederland zijn gevestigd,

b. beschikken over rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht,

c. naar bestuurssamenstelling een breed samenwerkingsverband van in de Staten-Generaal vertegenwoordigde politieke partijen of parlementariërs reflecteren.

Artikel 5.16

1. Subsidie wordt verleend voor een tijdvak van ten hoogste vier jaar.

2. Geen subsidie wordt verleend indien dit tot samenloop met een andere aan dezelfde ontvanger op grond van deze paragraaf verleende subsidie zou leiden.

3. Subsidieaanvragen om een bedrag lager dan € 100.000 komen niet voor toekenning in aanmerking. De subsidieaanvraag geeft blijkt van een bijdrage, in financiële zin of door het beschikbaarstellen van deskundigheid, van de in de organisatie vertegenwoordigde politieke partijen of parlementariërs.

4. Subsidie wordt niet verleend als instellingssubsidie.

Artikel II

Artikel 1 van de Tijdelijke subsidieregeling internationale organisaties voor ontwikkelingssamenwerking2 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder ‘ontwikkelingslanden’: landen, vermeld in de door het Development Assistence Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) meest recent vastgestelde List of Recipients of Official Development Assistence.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven.

Toelichting

Tijdens een Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken op 23 maart jl. (Kamerst. II, 2005–06, 27433, nr. 52) is gesproken over subsidieverlening ten behoeve van politieke en interparlementaire samenwerking. Als uitvloeisel daarvan is op 9 mei 2006 een uiteenzetting over het te voeren beleid aan de Kamer toegezonden (nr. 53). Dit betreft zowel politieke als interparlementaire samenwerking, waarbij een ‘peer to peer’ werkwijze een belangrijk onderdeel vormt van de programmauitvoering.

Het politieke en interparlementaire samenwerkingsprogramma beoogt de bevordering van democratiseringsprocessen in ontwikkelingslanden door een bijdrage te leveren aan versterking van politieke partijen en/of hun parlementariërs door niet partijgebonden samenwerking met de Nederlandse politieke partijen en parlementariërs. Dit opdat een goed functionerende, duurzame parlementaire meerpartijendemocratie kan ontstaan.

Voor subsidie komen in aanmerking organisaties die naar bestuurssamenstelling een breed samenwerkingsverband van in de Nederlandse Staten-Generaal vertegenwoordigde politieke partijen of parlementariërs reflecteren en waarbij een ‘peer to peer’ werkwijze een belangrijk onderdeel vormt van de programmauitvoering.

De bij de organisatie aangesloten politieke partijen of parlementariërs dienen een in de begroting zichtbaar gemaakte bijdrage (financieel of in de vorm van het beschikbaar stellen van deskundigheid) dienen te leveren.

De onderhavige wijziging van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken strekt ertoe een wettelijke grondslag voor de beoogde subsidiëring te vestigen. Voor een nadere uiteenzetting zij verwezen naar het hiervoor bedoelde beleidskader (nr. 53).

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om enkele verwijzingen (artikel 4.17, eerste lid, en artikel 1 van de Tijdelijke subsidieregeling algemene organisaties voor ontwikkelingssamenwerking) te actualiseren.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

  • 1

    Stcrt 2005, nr. 251.

  • 2

    Stcrt 2005, nr. 175.

Naar boven