Wijziging bijlage Meststoffenbeschikking 1977

Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 juli 2006, nr. TRCJZ/2006/2131, houdende wijziging van bijlage I van de Meststoffenbeschikking 1977

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 van het Meststoffenbesluit 1977;

Besluit:

Artikel I

De in hoofdstuk III van bijlage I bij de Meststoffenbeschikking 19771 bij de typeaanduiding ‘co-vergiste mest’ behorende omschrijving komt te luiden:

Product dat verkregen is door vergisting van in hoofdzaak verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren met als nevenbestanddeel uitsluitend één of meer van de volgende producten:

a. gerst, haver, rogge, tarwe, weidegras, kuilgras, snijmaïs, kuilmaïs/maïssilage, corn cob mix (CCM), voederbieten, aardappelen, (suiker)bieten, bietenstaartjes of -puntjes, witlofpennen, erwten, lupinen, veldbonen, energiemaïs (5 meter hoog), koolzaad, zonnebloempitten, olievlas, vezelvlas of groente en fruit;

b. ingedikt onteiwit aardappelvruchtwater dat is vrijgekomen bij de verwerking van aardappels tot zetmeel, vezels en eiwit (protomylasse);

c. resten aardappelzetmeel die met een bezinker zijn afgescheiden uit het afvalwater dat is vrijgekomen bij de productie van aardappelzetmeel (primair aardappelzetmeelslib);

d. restproduct dat is vrijgekomen na vergisting van tarwezetmeel ten behoeve van alcoholproductie (tarwegistconcentraat);

e. vloeibaar product dat bestaat uit schillen die met stoom zijn verwijderd van vooraf gewassen aardappelen (aardappelstoomschillen);

f. vloeibaar product dat bestaat uit schillen die met stoom zijn verwijderd van vooraf gewassen wortelen (wortelstoomschillen);

g. ingedampt weekwater dat is verkregen bij de natte vermaling van maïs (amysteep);

h. mengsel van uitgepakte frisdranken of uitgepakte licht-alcoholische dranken die afkomstig zijn van groothandel, detailhandel of frisdrankenproducenten en die wegens overschrijding van de houdbaarheidsdatum, verpakkingsfouten of verkeerde bewaring ongeschikt zijn geworden voor menselijke consumptie;

i. restproduct dat met behulp van water en fysische processen al dan niet als ingedikte vloeibare reststroom is vrijgekomen bij de scheiding van tarwebloem in tarwezetmeel en tarwe-eiwit (gluten) die bestemd zijn voor de levensmiddelenindustrie (tarwezetmeel);

j. mengsel van droge witte bonen of geweekte geblancheerde witte bonen die zijn vrijgekomen bij de productie van conserven en die ongeschikt zijn voor levensmiddelen (mengsel van witte bonen);

k. restproduct dat in de vorm van tarwe-indampconcentraat als een suikerrijke deelstroom is vrijgekomen bij de bewerking van tarwebloem tot gluten, zemelen en zetmeel, bestemd voor levensmiddelenindustrie (tarwe-indampconcentraat);

l. restproduct dat is vrijgekomen bij het mechanisch schillen van gewassen sinaasappelen ten behoeve van de productie van sinaasappelsap bestemd voor menselijke consumptie (schilresten van sinasappelen);

m. uitgepakte vloeibare zuivelproducten of mengsels daarvan die afkomstig zijn van groothandel, detailhandel of zuivelfabrieken en die wegens overschrijding van de houdbaarheidsdatum, verpakkingsfouten of verkeerde bewaring ongeschikt zijn geworden voor menselijke consumptie (uitgepakte vloeibare zuivelproducten en mengsels daarvan);

n. restproduct dat is vrijgekomen bij de fabrieksmatige bereiding van consumptie-ijs (ijsafval); of

o. uitgepakte voedingsmiddelen waarvan de uiterste verkoopdatum is overschreden en die afkomstig zijn van groothandel, detailhandel of voedingsmiddelenfabrieken (uitgepakte voedingsmiddelen).

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 juli 2006.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Het overheidsbeleid is erop gericht de productie van duurzame elektriciteit te stimuleren. Een vorm van winning van bio-energie is vergisting van dierlijke drijfmest, waaraan ter verhoging van de biogasproductie organische materialen zijn toegevoegd. Na deze co-vergisting resteert het zogenoemde digestaat, dat – wegens het organische stofgehalte – als organisch bodemverbeterend middel en derhalve als meststof in de landbouw toegepast kan worden.

Ingevolge de systematiek van de Meststoffenwet 1947 mogen meststoffen – behoudens ontheffing – alleen vervoerd of verkocht worden als ze zijn vermeld op de door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vastgestelde Lijst van meststoffen en voldoen aan de door de minister gestelde eisen. Zowel de Lijst van meststoffen als bedoelde eisen zijn vastgesteld bij de Meststoffenbeschikking 1977.

Om een structurele voorziening te treffen voor de verhandeling van digestaat is de bij de Meststoffenbeschikking 1977 behorende Lijst van meststoffen bij regeling van 10 juni 2004, (Stcrt. 112) uitgebreid met het product co-vergiste mest. De bij de typeaanduiding ‘co-vergiste’ mest behorende omschrijving – de zogenoemde positieve lijst van covergistingsmaterialen – betreft een aantal landbouwgewassen en een aantal producten en reststromen uit de diervoederindustrie, de voedings- en genotmiddelenindustrie en industrieel bewerkte landbouwproducten die tezamen met dierlijke mest kunnen worden vergist en waarvan het eindproduct co-vergiste mest in Nederland als meststof in de zin van Meststoffenwet 1947 vervoerd of verkocht kan worden.

Teneinde een nog bredere toepassing van co-vergisting mogelijk te maken, is bezien of de positieve lijst van co-vergistingsmaterialen kan worden uitgebreid met een aantal producten en reststromen uit de diervoederindustrie, de voedings- en genotmiddelenindustrie en industrieel bewerkte landbouwproducten. Zoals aangegeven in mijn brieven aan de Tweede Kamer van 13 december 2004 en van 4 maart 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 28 385, nr. 45 en 47), is hiertoe door Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte te Wageningen en de Directie Kennis van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te Ede, een risicoanalyse uitgevoerd naar de effecten voor mens, dier, plant of het milieu van het gebruik als covergistingsmaterialen van een aantal producten, die zijn voorgedragen door initiatiefnemers van vergistingsinstallaties. Deze producten zijn aan de hand van de verstrekte gegevens beoordeeld op identiteit, bijdrage aan de biogasproductie, landbouwkundige waarde van de co-vergiste mest en de milieuhygiënische aspecten. Blijkens de uitkomsten van deze analyse komen acht producten in aanmerking om als co-vergistingsmateriaal te worden gebruikt. Daarvan zijn de drie restproducten, genoemd in de onderdelen m tot en met o van de bij de onderhavige regeling opgenomen omschrijving van de type-aanduiding ‘co-vergiste mest’, dierlijke bijproducten die ingevolge artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273), tot zogenoemd categorie 3-materiaal behoren. Ingevolge voornoemde verordening geldt dat indien dit materiaal wordt verwerkt, dit uitsluitend mag geschieden in een erkende biogasinstallatie. Het met deze bijproducten geproduceerde digestaat is een biologische meststof of bodemverbeteraar, die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 181/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 wat andere biologische meststoffen en bodemverbeteraars dan mest betreft en tot wijziging van die verordening (PbEU, 29), op het land mag worden gebruikt. Vanwege de in deze verordening opgenomen verplichtingen liggen de risico’s voor de volksgezondheid en diergezondheid op een aanvaardbaar niveau.

Onderhavige regeling voorziet erin de zogenoemde positieve lijst van co-vergistingsmaterialen uit te breiden met voornoemde restproducten uit de voedings- en genotmiddelenindustrie.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Regeling van 17 augustus 1977, Stcrt. 161; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 8 juli 2005, Stcrt. 134.

Naar boven