Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 2006

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 juli 2006, nr. W&B/B&K/06/58840, houdende vaststelling van een tijdelijke subsidieregeling op het gebied van schuldhulpverlening voor het jaar 2006 (Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 2006)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

Doelstelling

Doel van de regeling is om te bevorderen dat colleges van burgemeester en wethouders voor de inwoners van hun gemeenten komen tot het invoeren dan wel verder toepassen van schuldhulpverlening.

Artikel 3

Subsidie schuldhulpverlening

De Minister verleent op aanvraag subsidie aan colleges van burgemeester en wethouders ter bevordering van schuldhulpverlening, waarbij toepassing wordt gegeven aan een of meer van de navolgende diensten:

a. preventie;

b. budgetbegeleiding;

c. budgetbeheer;

d. schuldregeling;

e. nazorg.

Artikel 4

Subsidieaanvrager

1. De subsidie kan worden aangevraagd door het college van burgemeester en wethouders.

2. De subsidie wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager.

Artikel 5

Beschikbaar budget en verdeling van het budget

1. Het voor deze regeling beschikbare budget bedraagt € 21.500.000.

2. De maximale subsidie per subsidieaanvrager wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

A = (B/C) * € 21.500.000

waarbij

A staat voor de maximale subsidie per subsidieaanvrager;

B staat voor het aantal huishoudens in de gemeente van de subsidieaanvrager met een besteedbaar inkomen dat onder de 40% laagste besteedbare inkomens in Nederland valt;

C staat voor het totale aantal huishoudens in Nederland dat onder de laagste 40% besteedbare inkomens in Nederland valt.

3. Indien het beschikbare budget, bedoeld in het eerste lid, niet volledig is aangevraagd, wordt het aanvullende subsidie verleend aan de colleges van burgemeester en wethouders, die een volledige aanvraag als bedoeld in artikel 6 hebben ingediend. Daarbij wordt de volgende formule gehanteerd:

D = (E/F) * (€ 21.500.000 – F)

waarbij

D staat voor de aanvullende subsidie per subsidieaanvrager;

E staat voor de op grond van het tweede lid beschikbare maximale subsidie per subsidieaanvrager;

F staat voor het totale subsidiebedrag dat is aangevraagd met een volledige aanvraag als bedoeld in artikel 6.

4. Op de aanvragen voor de subsidie, bedoeld in artikel 3, wordt in volgorde van datum van binnenkomst beslist, waarbij uitsluitend aanvragen, die voldoen aan artikel 6, in behandeling worden genomen.

5. Indien de subsidieaanvrager in de gelegenheid wordt gesteld zijn onvolledige aanvraag aan te vullen, geldt als datum van binnenkomst de datum van ontvangst van de volledige aanvraag. Voor een onvolledige aanvraag geldt een hersteltermijn van 14 dagen.

Artikel 6

Subsidieaanvraag

1. De subsidieaanvrager maakt bij de indiening van de aanvraag gebruik van het daarvoor door de Minister verstrekte formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 1 van deze regeling en is voorzien van een voor iedere gemeente uniek kenmerk.

2. De Minister ontvangt vóór 1 oktober 2006 de subsidieaanvraag.

Artikel 7

Subsidiabele kosten

1. Voor subsidie kunnen slechts in aanmerking worden gebracht de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan de voorbereiding, de invoering en het beheer van de diensten, bedoeld in artikel 3, toe te rekenen, werkelijk gemaakte en ten laste van de subsidieaanvrager gebleven kosten.

2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, komen slechts voor subsidie in aanmerking voorzover de kosten zijn toe te rekenen aan de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 mei 2007.

Artikel 8

Beslissing aanvraag

De Minister beslist uiterlijk 1 december 2006 op de aanvraag.

Artikel 9

Afwijzing subsidie

Op de subsidieaanvraag wordt in ieder geval afwijzend beslist, indien niet wordt voldaan aan de artikelen 3, of 4, eerste lid.

Artikel 10

Beschikking subsidieverlening/voorschot

Indien de gevraagde subsidie wordt verleend, zendt de Minister aan de subsidieaanvrager een beschikking tot subsidieverlening met een voorschotverlening van 100% van de verleende subsidie. In de beschikking wordt tevens de aanvullende subsidie, bedoeld in artikel 5, derde lid, vermeld.

Artikel 11

Verantwoording

1. In afwijking van de artikelen 14, 15 en 16 van de Algemene Regeling SZW-subsidies ontvangt de Minister via de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de subsidieontvanger, als bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening 2007, een verantwoording met betrekking tot de voor subsidie in aanmerking gebrachte kosten.

2. Indien de voor subsidie in aanmerking gebrachte kosten lager zijn dan de verleende subsidie, vindt op basis van de verantwoording een verrekening plaats.

Artikel 12

Subsidievaststelling

De Minister stelt de subsidie vast uiterlijk 20 weken na ontvangst door hem van de verantwoording, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

Artikel 13

Evaluatie

De subsidieontvanger verleent op verzoek van de Minister medewerking aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitoefenen van de subsidiabele activiteiten een bijdrage heeft geleverd aan de aanpak van de schuldenproblematiek.

Artikel 14

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2009.

3. In afwijking van het tweede lid blijft deze regeling, zoals deze luidt op 31 december 2008, van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie van de Minister aan de subsidieontvanger.

Artikel 15

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling schuldhulpverlening 2006.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 juli 2006.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Bijlage 1

stcrt-2006-137-p18-SC75985-1.gif

Toelichting

Algemeen

Onderhavige regeling is onderdeel van de uitvoering van het amendement Noorman-den Uyl (Kamerstukken II 2005/2006, 30 300 XV, amendement nr. 39), waarmee extra middelen worden vrijgemaakt voor schuldhulpverlening. Uitgangspunt daarbij is dat een intensivering van de aanpak van schuldenproblematiek de kansen vergroot op snelle en succesvolle reïntegratie.

Doel van de regeling is om te bevorderen dat colleges van burgemeester en wethouders voor de inwoners van hun gemeenten komen tot het invoeren dan wel verder toepassen van schuldhulpverlening en daarmee het aantal problematische schuldsituaties terugdringen. Met deze regeling worden middelen beschikbaar gesteld voor gemeenten ten behoeve van in de regeling aangegeven diensten die deel uit maken van de schuldhulpverlening. De diensten die gemeenten aanbieden in het kader van schuldhulpverlening kunnen variëren van preventie tot nazorg.

In lijn met het amendement Noorman-den Uyl heeft deze subsidieregeling betrekking op het jaar 2006 en heeft daarmee een tijdelijk karakter. Een dienst komt slechts voor subsidie in aanmerking indien de kosten zijn toe te rekenen aan de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 mei 2007. Onderhavige regeling zal automatisch vervallen met ingang van 1 januari 2009.

Gemeenten komen bij indiening van een aanvraag in het kader van deze regeling in aanmerking voor een maximumbedrag. Dit bedrag is per gemeente vastgesteld op basis van het aantal inwoners met een besteedbaar inkomen tot circa 150% van het wettelijk minimumloon (WML). Uitgangspunt hierbij is dat het risico op problematische schulden zich concentreert rond huishoudens met een inkomen tot 150% WML. Hierbij is gebruik gemaakt van CBS-cijfers over het jaar 2002. Via het SZW-gemeenteloket wordt zo spoedig mogelijk na publicatie van de regeling bekend gemaakt welk bedrag per gemeente in ieder geval beschikbaar is. Dit bedrag kan worden opgehoogd indien er gemeenten zijn die geen subsidie aanvragen en er zodoende geld overblijft.

De eisen ten aanzien van de aanvraag en de verantwoording bij deze regeling zijn zo beperkt mogelijk gehouden. Gegeven deze beperkte uitvraag kan de Minister de subsidieontvanger vragen om medewerking aan een door hem in te stellen evaluatieonderzoek. Dit onderzoek is mede bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitoefenen van de subsidiabele activiteiten een bijdrage heeft geleverd aan de aanpak van de schuldenproblematiek.

Artikelsgewijs

Artikelen 2. Doelstelling, 3. Subsidie schuldhulpverlening en 4. Subsidieaanvrager

Indien de gemeente subsidie aanvraagt met als doel het aanbieden van diensten, bedoeld in artikel 3, met als doel het invoeren dan wel verder toepassen van schuldhulpverlening, dan maakt deze gemeente aanspraak op het voor deze gemeente maximaal beschikbare bedrag conform artikel 5 van deze regeling. Hiervoor dient een volledige aanvraag te worden ingediend. Op de aanvragen voor subsidie wordt beslist op de volgorde van datum van binnenkomst. Alleen volledige aanvragen, die voldoen aan artikel 6, worden in behandeling genomen. Indien een onvolledige aanvraag wordt aangevuld, dan geldt daarna de datum van ontvangst van de volledige aanvraag als datum van binnenkomst.

Artikel 5. Beschikbaar budget en verdeling van het budget

Voor deze regeling is voor het jaar 2006 € 21.500.000,– beschikbaar. Het bedrag waar aanspraak op kan worden gemaakt, wordt vastgesteld aan de hand van het aantal huishoudens in een gemeente met een besteedbaar inkomen rond de 150% van het wettelijk minimum loon, gerelateerd aan het totaal aantal huishoudens in Nederland met een inkomen rond de 150% WML. Gemeenten met een groter aandeel huishoudens op dit inkomensniveau ontvangen een groter aandeel uit het totale subsidiebudget. Bij de berekening is uitgegaan van inkomensgegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek over het jaar 2002.

Indien er van het beschikbare bedrag geld overblijft na toepassing van de in artikel 5, tweede lid, opgenomen verdeelsleutel, wordt dit restbedrag naar rato verdeeld over de gemeenten die wel een (tijdige en juiste) aanvraag hebben ingediend, volgens de verdeelsleutel opgenomen in artikel 5, derde lid. De via het SZW-gemeenteloket te publiceren beschikbare bedragen per gemeente zijn zodoende minimaal beschikbare bedragen.

Artikelen 6. Subsidieaanvraag, 7. Subsidiabele kosten, 8. Beslissing aanvraag en 9. Afwijzing subsidie

Voor het aanvragen van een subsidie op grond van deze regeling behoort de subsidieaanvrager gebruik te maken van het daartoe verstrekte formulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 1 bij deze regeling. Het formulier dient vóór 1 oktober 2006 door de Minister te zijn ontvangen. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Een dienst komt slechts voor subsidie in aanmerking indien de kosten zijn toe te rekenen aan de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 mei 2007. Een aanvraag voor subsidie wordt in ieder geval afgewezen indien niet voldaan is aan de artikelen 3, of 4, eerste lid.

Artikelen 10. Beschikking subsidieverlening/voorschot, 11. Verantwoording en 12. Subsidievaststelling

In de beschikking tot subsidieverlening wordt een voorschot toegekend. Dit voorschot bedraagt 100% van de in die beschikking verleende subsidie. Dit voorschot wordt nadien verrekend met de subsidie zoals die wordt vastgesteld na verantwoording door de subsidieaanvrager. De Minister ontvangt van de subsidieontvanger, als bijlage bij de gemeentelijke jaarrekening 2007, een verantwoording met betrekking tot de voor subsidie in aanmerking gebrachte kosten. Het gaat hier om kosten bedoeld in artikel 7 van de regeling. Dit betekent dat in de genoemde bijlage een kostenopgave over het gehele tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 mei 2007 wordt opgenomen.

Artikel 13. Evaluatie

In de onderhavige regeling is voorzien in een medewerkingsverplichting van de subsidieontvanger aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitoefenen van de subsidiabele activiteiten een bijdrage heeft geleverd aan de aanpak van de schuldenproblematiek. Deze verplichting geldt alleen indien de Minister tot een evaluatie besluit. De regeling zelf voorziet niet in een automatische evaluatie.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006. Deze regeling zal automatisch vervallen met ingang van 1 januari 2009. Verder blijft de regeling, zoals die geldt op 31 december 2008 van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie verleend door de Minister aan de subsidieontvanger op grond van onderhavige regeling.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

Naar boven