Regeling Commissie Evaluatie Awb III

Regeling van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 juni 2006, nr. 5429821/06/6, houdende instelling van de Commissie Evaluatie Awb III

De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste en derde lid, van de Kaderwet adviescolleges en artikel 3 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een Commissie Evaluatie Awb III, verder te noemen de commissie.

Artikel 2

1. De commissie heeft, met het oog op de verplichte evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht als bedoeld in artikel 11:1 Awb, tot taak:

a. de regering te adviseren op basis van onderzoek dat is gedaan naar de ervaringen met de Algemene wet bestuursrecht;

b. vóór 1 januari 2007 verslag over deze onderwerpen uit te brengen aan de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. Na het uitbrengen van het verslag is de commissie opgeheven.

Artikel 3

1. In de commissie zijn benoemd:

a. als voorzitter, tevens lid:

mr. J.W. Ilsink, lid van de Hoge Raad der Nederlanden;

b. als leden:

prof. mr. J.B.J.M. ten Berge, hoogleraar bestuursrecht aan de Universiteit Utrecht;

mr. B.J. van Ettekoven, lid van de Raad van State in buitengewone dienst;

mr. C.M. de Graaf, oud-gemeentesecretaris van de gemeente Zoetermeer;

prof. mr. dr. N. Huls, hoogleraar rechtssociologie aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam;

mr. R.J. Koopman, raadsheer in het Hof ’s-Hertogenbosch;

prof. mr. R.M. van Male, raadsheer in de Centrale Raad van Beroep;

mevr. mr. A.J.C. de Moor-vanVugt, raadsheer in het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

mr. dr. E. Niemeijer, hoofd RR&R en plv. directeur Wetenschappelijk Onderzoek- & Documentatiecentrum, Ministerie van Justitie;

mevr. prof. mr. H.G. Sevenster, hoofd van de afdeling Europees recht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en hoogleraar Europees Milieurecht aan de Universiteit van Amsterdam;

mr. H.A.W. Snijders, rechter in de rechtbank Arnhem;

mr. G.A. van der Veen, advocaat;

mr. J.H. Vrielink, hoofd BAJZ van de Provincie Overijssel;

prof. mr. B.W.N. de Waard, hoogleraar bestuursrecht aan de Universiteit Tilburg;

2. Als secretarissen van de commissie zijn benoemd:

prof. mr. N. Verheij, coördinerend raadadviseur bij het Ministerie van Justitie en hoogleraar Europees bestuursrecht aan de Universiteit Maastricht;

mr. C.H. Bangma, wetgevingsjurist bij het Ministerie van Justitie;

mevr. mr. E.C. Drexhage, coördinerend Juridisch specialist bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

mevr. mr. drs. D. Brugman, wetgevingsjurist bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 4

De vergoeding voor de werkzaamheden van de commissie bedraagt per vergadering:

a. voor de voorzitter: € 310;

b. voor de overige leden: € 235.

Artikel 5

De archiefbescheiden van de commissie worden na opheffing van de commissie, of zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgedragen aan het archief van het Ministerie van Justitie.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt drie maanden nadat het verslag is uitgebracht.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: regeling Commissie Evaluatie Awb III.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges wordt door middel van de onderhavige regeling de Commissie Evaluatie Awb III ingesteld. Artikel 11:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorg te dragen voor een periodieke evaluatie van de Awb. Artikel 11:1, eerste lid, Awb schrijft voor dat de Awb vervolgens om de vijf jaar moet worden geëvalueerd. Dit betekent dat vóór 1 januari 2007 een tweede evaluatie van de Awb moet plaatsvinden. Gelet op de goede ervaringen die bij de eerste en de tweede evaluatie zijn opgedaan, is bij deze derde evaluatie voor dezelfde aanpak gekozen. In opdracht van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben vijf universitaire onderzoeksgroepen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar vijf aspecten van de toepassing van de Awb in de periode 2002–2006. Elk van deze onderzoeken werd begeleid door een begeleidingscommissie onder voorzitterschap van een externe deskundige.

De benoeming van de leden van de commissie is gebaseerd op artikel 6, derde lid, van de Kaderwet adviescolleges. Hierbij is eveneens – met inachtneming van het Vergoedingenbesluit adviescolleges – het bedrag vastgesteld dat de leden van de commissie per vergadering ontvangen. Deze commissie voor de derde evaluatie van de Awb staat onder voorzitterschap van mr. J.W. Ilsink, lid van de Hoge Raad der Nederlanden. Verder bestaat de commissie uit de voorzitters van de begeleidingscommissies, alsmede andere deskundigen uit kringen van het centrale en decentrale openbaar bestuur, de met bestuursrechtspraak belaste colleges, de advocatuur en de wetenschap, aangevuld met ambtenaren van de beide betrokken ministeries.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven