Instellingsbesluit Commissie vangnet lumpsum

Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 juni 2006, tot instelling van de Commissie vangnet lumpsum

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Instelling en taak

1. Er is een Commissie vangnet lumpsum.

2. De commissie heeft tot taak de minister te adviseren over het verstrekken van bijzondere bekostiging voor personeelskosten als bedoeld in artikel 123, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 120, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, in gevallen waarin de continuïteit van het onderwijs van scholen bedreigd wordt als gevolg van de invoering van lumpsumbekostiging.

Artikel 3

Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld voor de periode van 1 juni 2006 tot 1 augustus 2011.

Artikel 4

Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.

Artikel 5

Leden

1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

a. de heer mr. H.C. Naves, tevens voorzitter,

b. de heer H. Rüger,

c. de heer J. van Setten.

2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris. De secretaris is geen lid van de commissie.

3. Onverminderd het vierde en vijfde lid geschiedt de benoeming voor de duur van de commissie.

4. De leden kunnen tussentijds hun lidmaatschap aan de commissie beëindigen.

5. De minister kan tussentijds de samenstelling van de commissie wijzigen.

Artikel 6

Werkwijze

1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voorzover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7

Advies

1. De commissie brengt binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag haar advies uit aan de minister.

2. De commissie kan de adviestermijn per aanvraag eenmaal verlengen met ten hoogste twee weken.

3. De commissie brengt de minister schriftelijk op de hoogte van de in het tweede lid bedoelde verlenging.

Artikel 8

Vacatiegelden

De voorzitter en andere leden van de commissie ontvangen per vergadering een beloning op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de commissie als zware commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt. De vergoeding bedraagt het maximum dat geldt voor een zware commissie.

Artikel 9

Kosten van de commissie

1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister en worden bekostigd uit het budget dat gereserveerd is voor het vangnet.

Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële ondersteuning, en

b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid.

2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.

Artikel 10

Verantwoording

1. De commissie biedt de minister jaarlijks, vóór 1 april, een jaarverslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van het voorafgaande jaar.

2. Per kwartaal wordt de minister geïnformeerd over de tussenstand van de aanvragen.

3. Per kwartaal wordt de minister geïnformeerd over de uitputting van het budget.

4. Op verzoek van de minister kan ook tussentijds informatie worden gegeven.

Artikel 11

Geheimhouding

1. De commissie neemt geheimhouding in acht ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

2. De commissie zorgt ervoor dat door een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van de commissie, geheimhouding in acht wordt genomen ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

Adviezen, rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht.

Artikel 13

Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie primair onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.

Artikel 15

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie vangnet lumpsum.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Inleiding

Bij de behandeling van het wetsvoorstel lumpsumfinanciering in het primair onderwijs, is door de minister toegezegd dat er een financieel vangnet komt voor scholen die te maken kunnen krijgen met financiële problemen als gevolg van de invoering van lumpsum en voor wie verder geldt dat de continuïteit van het onderwijs wordt bedreigd.

Lumpsumbekostiging vergroot de financiële beleidsvrijheid van de schoolbesturen, het zorgt er voor dat scholen en schoolbesturen hun beleid kunnen afstemmen op de behoeften van de leerlingen op de scholen, en het maakt dat scholen zich kunnen profileren. Het opent verder de weg voor verdere deregulering zoals verdere decentralisatie van het arbeidsvoorwaardenbeleid. Lumpsumbekostiging biedt dus kansen, door toenemende beleidsvrijheid en toenemende verantwoordelijkheid van bestuur en management van de scholen. Die toenemende verantwoordelijkheid brengt ook risico’s met zich mee. Risico’s die door een zorgvuldige voorbereiding voor de besturen en de scholen zo goed mogelijk hanteerbaar zijn gemaakt. De risico’s hangen in belangrijke mate samen met het optreden van financiële herverdeeleffecten en met het bestuurlijk vermogen om financieel beleid te kunnen voeren.

Om de financiële risico’s beheersbaar te maken zijn tal van maatregelen getroffen. De rekenregels zijn zo ingericht dat de herverdeeleffecten zo klein mogelijk blijven, er wordt rekening gehouden met beloningsverschillen als gevolg van anciënniteit door de leeftijd van leraren mee te laten wegen in de bekostiging, er is een overgangsregeling, er is voorlichting, de rekenregels zijn vroeg bekend gemaakt en er wordt geïnvesteerd in bestuur en management.

Voor besturen die ondanks alle maatregelen buiten hun schuld als gevolg van de invoering van lumpsumbekostiging met financiële problemen geconfronteerd worden met het gevaar van discontinuïteit van het onderwijs, is een vangnet ingericht. Het is het sluitstuk in de maatregelen om de herverdeeleffecten hanteerbaar te maken voor de besturen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid van de minister om aan scholen die in bijzondere omstandigheden verkeren, bijzondere bekostiging te verlenen.

Binnen het kader van ‘versterking van management en bestuur invoering lumpsum’ is een budget beschikbaar voor aanvullende maatregelen voor scholen die zich als gevolg van lumpsum in bijzondere omstandigheden bevinden (ten hoogste 3 miljoen euro voor het vangnet lumpsum). Met de Kamer is in 2004 afgesproken indien geen behoefte bestaat aan de aanvullende maatregelen, de middelen worden toegevoegd aan de facilitering van de scholen of indien nodig, ingezet voor het flankerend beleid.

Continuïteitscriterium Openbaar Onderwijs

In het geval van openbaar onderwijs met integrale bestuursvorm (de exploitatie en het beheer zijn verweven met de gemeentelijke organisatie en administratie), of als sprake is van een commissie op basis van art. 83 van de Gemeentewet, is het continuïteitcriterium niet zondermeer toepasbaar. In dit geval is alleen een beroep op het vangnet mogelijk als voor het openbaar onderwijs bekostigd op basis van de WPO of op basis van de WEC, een verantwoording wordt opgesteld conform het ‘OCW voorschrift jaarverslaggeving’. Aan de hand van deze verantwoording wordt nagegaan of de continuïteit in gevaar zou zijn geweest als het bijzonder onderwijs betrof.

Als het bestuur van een gemeentelijke, openbare school vermogensrechtelijk is verzelfstandigd, is het ‘OCW voorschrift jaarverslaggeving’ onverkort van toepassing.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven