Wijziging Regeling veiligheid zeeschepen

Wijziging van de Regeling veiligheid zeeschepen in verband met de integratie van de regelgeving betreffende de medische uitrusting aan boord van zeeschepen en vissersvaartuigen

6 juli 2006

Nr. HDJZ/SCH/2006-844

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 46, 58 en 65 van het Schepenbesluit 2004, 6.5, 6.11, 6.12, 7.17, 7.20 en 7.23 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 en 93 van het Schepenbesluit 1965, alsmede op richtlijn nr. 92/29/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PbEG L 113);

Besluit:

Artikel I

De Regeling veiligheid zeeschepen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 19, tweede lid, wordt ‘de bijlage’ vervangen door: bijlage 1.

B

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Aan boord van een schip is de in bijlage 2 bij deze regeling voorgeschreven medische uitrusting met de daarbij behorende handleidingen en controlelijsten aanwezig.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Het eerste lid is eveneens van toepassing op vissersvaartuigen.

C

Artikel 49 komt te luiden:

Artikel 49

Beheer medische uitrusting (EU)

1. De kapitein draagt er zorg voor dat de aan boord aanwezige medische uitrusting in goede staat verkeert en zo spoedig mogelijk wordt aangevuld of vernieuwd, in ieder geval met voorrang tijdens de normale bevoorradingsprocedures.

2. Indien er sprake is van een medisch spoedgeval waarvoor de noodzakelijke geneesmiddelen, verplegingsartikelen of antidota niet aan boord zijn, is de kapitein verplicht zorg te dragen dat deze zo spoedig mogelijk ter beschikking worden gesteld.

3. De kapitein inspecteert jaarlijks, met inachtneming van hetgeen dienaangaande in bijlage 2 bij deze regeling is bepaald, de aan boord van het schip aanwezige medische uitrusting.

4. Dit artikel is eveneens van toepassing op vissersvaartuigen, met dien verstande dat de in het eerste tot en met derde lid bedoelde verplichtingen in dat geval op de schipper van het vaartuig rusten.

D

De bijlage bij de regeling wordt genummerd Bijlage 1.

E

Aan de regeling wordt toegevoegd de als bijlage bij deze regeling opgenomen Bijlage 2. Medische uitrusting.

Artikel II

De Regeling medische uitrusting aan boord van zeeschepen en de Regeling medische uitrusting aan boord van vissersvaartuigen worden voor Nederland ingetrokken.

Artikel III

De kapitein dan wel de schipper draagt ervoor zorg dat de medische uitrusting uiterlijk op het moment van de eerstvolgende inspectie van die uitrusting in overeenstemming is met de artikelen 25 en 49 en bijlage 2 bij de Regeling veiligheid zeeschepen zoals die luiden na de inwerkingtreding van deze regeling. Tot dat moment mogen schepen uitgerust blijven met medische uitrusting voorgeschreven in de Regeling medische uitrusting aan boord van zeeschepen, onderscheidenlijk de Regeling medische uitrusting aan boord van vissersvaartuigen, zoals die regeling luidde voor de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in het Afkondigingsblad van Aruba worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage en de toelichting daarbij, die uitsluitend in de Staatscourant zullen worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage

Bijlage 2. Medische uitrusting

(bijlage als bedoeld in de artikelen 25 en 49 van de Regeling veiligheid zeeschepen)

Artikel 1. Toepassing op vissersvaartuigen

1. Deze bijlage is tevens van toepassing op vissersvaartuigen.

2. Voor de toepassing van deze bijlage wordt met de kapitein van een schip gelijkgesteld de schipper van een vissersvaartuig.

Artikel 2. Benodigde medische uitrusting

1. Aan boord van een schip zijn de in de tabellen 1 en 2 voorgeschreven geneesmiddelen, verpleeg- en verbandmiddelen, handboeken en overige benodigdheden aanwezig. Voor schepen waarmee gevaarlijke stoffen als bedoeld in hoofdstuk VII, deel A, van het SOLAS-verdrag worden vervoerd, kunnen afwijkende hoeveelheden gelden. Deze afwijkende hoeveelheden staan tussen haakjes vermeld.

2. De in de kolommen A tot en met E genoemde hoeveelheden gelden voor schepen met een gemonsterde bemanning tot en met 15 personen. Bij een bemanningssterkte van meer dan 15 personen, worden deze hoeveelheden voor elke volgende groep van ten hoogste 15 personen steeds met honderd procent vermeerderd, met dien verstande dat daarbij de in de tabellen vermelde maximumhoeveelheden niet behoeven, en voor de receptplichtige middelen ook niet mogen, worden overschreden.

3. In afwijking van het tweede lid behoeven bij een bemanningssterkte 15 tot en met 24 personen de in de tabellen 1 en 2 genoemde hoeveelheden slechts met vijftig procent te worden vermeerderd. Indien de in de tabellen genoemde hoeveelheid van een middel één bedraagt, behoeft deze hoeveelheid bij een bemanningssterkte 15 tot en met 24 personen niet te worden vermeerderd.

Artikel 3. Inhoud medicijnkisten aan boord van reddingsboten e.d.

1. De tot de uitrusting van reddingsboten, reddingsvlotten en hulpverleningsboten behorende medicijnkisten bevatten de in kolom R van de tabellen 1 en 2 voorgeschreven middelen.

2. De in kolom R genoemde hoeveelheden gelden per 50 personen, met uitzondering van het middel tegen zeeziekte, waarvoor de per persoon benodigde hoeveelheden zijn vermeld.

Artikel 4. Bewaren van de medische uitrusting

1. De in artikel 2 bedoelde medische uitrusting wordt in daarvoor geschikte kisten of in daarvoor ingerichte kasten of ruimten bewaard.

2. Onder de Opiumwet vallende preparaten die deel uitmaken van de medische uitrusting, worden bewaard in een kluis, waarvan de sleutel berust bij de kapitein of bij de schepeling aan wie de kapitein het gebruik en beheer van de medische uitrusting heeft overgedragen.

Artikel 5. Levering en verpakking van geneesmiddelen en antidota

1. De geneesmiddelen en antidota worden afgenomen bij een apotheker, hetgeen moet blijken uit een merk op de verpakking.

2. Op de verpakking van de bestanddelen van de medische uitrusting is voor zover mogelijk, het nummer aangebracht dat is vermeld in deze bijlage. Tevens is een afschrift van de controlelijsten bevestigd in artikel 1 van deze bijlage bedoelde kisten, kasten of ruimten.

3. Op de etiketten, aanwezig op de verpakking der middelen zijn zo veel mogelijk naast de Nederlandse, de Latijnse benamingen vermeld, overeenkomstig de nomenclatuur van de Wereld Gezondheids Organisatie.

Artikel 6. Jaarlijkse inspectie medische uitrusting

1. De jaarlijkse inspectie van de medische uitrusting vindt plaats voorafgaand aan de onderzoeken waaraan het schip wordt onderworpen in verband met de voor dat schip benodigde certificaten. De inspectie heeft geen betrekking op de in artikel 3 bedoelde medische uitrusting voor reddingsvlotten.

2. De kapitein stelt bij de inspectie een controlelijst op met daarop de benamingen en codes van alle geneesmiddelen, verplegingsartikelen en antidota die ingevolge deze bijlage aan boord van het schip zijn vereist, en vermeldt daarbij zowel de voorgeschreven hoeveelheden als de daadwerkelijk aan boord aanwezige hoeveelheden. In voorkomend geval wordt tevens de houdbaarheidsdatum van die middelen vermeld. De controlelijst vermeldt voorts de naam, de vlag en de thuishaven van het schip.

3. Indien de inspectie uitwijst dat de medische uitrusting van het schip in overeenstemming is met deze bijlage, ondertekent de kapitein de controlelijst en biedt hij deze aan de Scheepvaartinspectie of, indien het onderzoek door een krachtens artikel 23 van het besluit aangewezen rechtspersoon wordt verricht, aan die rechtspersoon ter visering aan.

Betekenis van de kolommen in tabellen 1 en 2

Kolom A:

vrachtschepen, zeilschepen en vissersvaartuigen met een onbeperkt vaargebied;

Kolom B:

vrachtschepen, zeilschepen en vissersvaartuigen met een vaargebied dat zich niet verder uitstrekt dan GMDSS-zeegebied A2 als bedoeld in voorschrift IV/2 van het SOLAS-verdrag;

Kolom C:

vrachtschepen, zeilschepen en vissersvaartuigen met een vaargebied dat zich niet verder uitstrekt dan GMDSS-zeegebied A1 als bedoeld in voorschrift IV/2 van het SOLAS-verdrag tot 30 mijl uit de kust van een Europees land;

Kolom D:

passagiersschepen, niet zijnde schepen waarmee korte internationale of nationale reizen als bedoeld in voorschrift III/3 van het SOLAS-verdrag worden gemaakt;

Kolom E:

passagiersschepen waarmee korte internationale of nationale reizen als bedoeld in voorschrift III/3 van het SOLAS-verdrag worden gemaakt;

Max.:

Maximumhoeveelheden;

Kolom R:

reddingsboten, reddingsvlotten en hulpverleningsboten per 50 personen.

Betekenis van de aanvullende codes

RMA

Het middel dient in beginsel slechts op advies van de Radio Medische Dienst of van een arts te worden toegediend of toegepast.

f

Slechts voorgeschreven bij één of meer bemanningsleden van het vrouwelijk geslacht.

t

Slechts voorgeschreven op reizen in tropische wateren.

z

Slechts voorgeschreven voor zeilschepen.

[ ]

Slechts voorgeschreven voor schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren, indien hiervoor een afwijkende hoeveelheid is voorgeschreven.

Tabel 1. Geneesmiddelen, limitatieve lijst

Code

Aanv. code

Vereiste middelen

A

B

C

D

E

Max.

R

(1) De bereiding en aflevering van Metronidazol zetpillen kan op praktische bezwaren stuiten. Volgens informatie van de fabrikant is het mogelijk om vaginale ovules ook rectaal te gebruiken. Ovules (Flagyl) zijn daarom een gelijkwaardig alternatief.

(2) Te gebruiken voor de profylaxe van malaria. Zie voor verdere informatie het Geneeskundig Handboek voor de Scheepvaart. Daarnaast dient gezorgd te worden voor de meest actuele informatie over resistentiegebieden. Malarone® is in Nederland slechts geregistreerd voor gebruik tot vier weken. De betrokken zeevarende tekent bij een arts een ‘informed consent’ oftewel bewustzijnsverklaring, voor gebruik langer dan vier weken aaneengesloten.

Middelen tegen hart- en vaatziekten

1.1.02

 

RMA

Adrenaline amp 1 mg/1 ml (voor im, iv en sc inj)

6

3

6

6

12

1.2.02

 

RMA

Isosorbide-dinitraat tabl 5 mg

20

10

10

20

20

60

10

1.3.03

 

RMA

Furosemide amp 40 mg/4 ml (voor im en iv inj)

3

[10]

2

[10]

3

2

[10]

6

[20]

1.4.02

 

RMA

Fytomenadion amp 10 mg/1 ml (voor im inj)

2z

[10]

2z

[5]

2z

2

2

[5]

4

[15]

1.4.03

 

RMA

Oxytocine amp 5U/1 ml (voor im en iv inj)

6f

3f

3f

6

3

12

1.5.02

 

RMA

Metoprolol tabl 50 mg

30

10

30

10

60

1.6.02

 

RMA

Carbasalaatcalcium 100 mg of Acetylsalicylzuur tabl 80 mg

20

10

20

10

40

           

Geneesmiddelen voor het maagdarmkanaal

2.1.04

  

Algeldraat+magnesiumhydroxide susp, flac 300 ml

2

1

4

2

8

2.1.05

 

RMA

Omeprazol tabl/caps 20 mg

60

30

60

30

150

2.2.02

 

RMA

Domperidon supp 60 mg

18

6

3

18

18

36

2.2.02R

  

Metoclopramide supp 20 mg

3

2.2.03

 

RMA

Metoclopramide amp 10 mg/2 ml (voor im inj)

5

[30]

[10]

5

[10]

10

[60]

2.3.01

  

Lactulose sir, flac 300 ml

2

1

2

1

4

2.3.02

 

RMA

Nalaurylsulfoactaat /Sorbitol/Na-citraat microklysma

12

4

12

12

24

2.4.01

  

Loperamide caps 2 mg

80

40

40

80

40

200

40

2.6.01

  

Vaseline/lidocaïne crème 3%, tube 30 g

2

1

2

1

5

           

Pijnstillende en krampwerende middelen

3.1.02

  

Ibuprofen drag 400 mg

40

20

40

20

100

3.1.03

  

Paracetamol tabl 500 mg

80

[200]

40

[100]

20

80

80

[100]

200

[300]

80

3.2.03

 

RMA

Morfine HCl amp 10 mg/1 ml (voor im en sc inj)

(IN KLUIS BEWAREN)

10

[40]

5

[10 ]

10

10

[20]

30

[40]

3.2.04R

 

(RMA)

Tramadol caps 50 mg

30

3.3.02

 

RMA

Diclofenac supp 100 mg

10

5

5

10

5

20

5

3.4.01

 

RMA

Naloxon amp 0,4 mg/1 ml (voor im en iv inj)

3

[6]

3

[6]

6

6

[12]

15

[24]

           

Geneesmiddelen voor het zenuwstelsel

4.1.02

 

RMA

Diazepam mikroclysma 10 mg/2,5 ml

10

[10]

2

[5]

10

5

[20]

20

[20]

4.1.03

 

RMA

Oxazepam tabl 10 mg

20

10

20

10

50

4.2.01

 

RMA

Haloperidol tabl 1 mg

20

10

20

10

50

4.2.02

 

RMA

Haloperidol amp 5 mg/1 ml (voor im en iv inj)

10

2

10

5

20

4.3.02

  

Cyclizine supp 100 mg

20

10

20

20

100

4.3.03

  

Cinnarizine tabl 25 mg

50

20

10

50

50

200

6 pp

4.4.02

 

RMA

Carbamazepine tabl 200 mg

20

10

20

20

50

4.5.01

 

RMA

Temazepam tabl/caps 10 mg

20

10

20

20

50

           

Anti-allergische en anti-anafylactische middelen

5.1.03

 

RMA

Clemastine tabl 1 mg

20

10

20

20

50

5.1.04

 

RMA

Clemastine amp 2 mg/2 ml (voor im en iv inj)

3

2

3

2

6

5.2.02

 

RMA

Dexamethason amp 5 mg/1 ml (voor im en iv inj)

5

2

5

2

5

           

Geneesmiddelen voor het ademhalingsstelsel

6.1.02

 

RMA

Salbutamol 0,1 mg[ds, inhalator 200 ds

2

[5]

1

[5]

2

1

[5]

4

[5]

6.1.03

 

RMA

Beclomethasone 0,05 mg/ds, inhalator 200 ds

[5]

[5]

[5]

[5]

6.1.04

  

Voorzetkamer voor 6.1.02 en 6.1.03

1

[2]

1

[2]

1

1

[2]

1

[2]

6.2.01

  

Dextromethorfan sir, flac 200 ml

3

1

3

1

6

6.3.01

  

Xylometazoline neusdruppels 0,1%, druppelflac 10 ml

5

3

5

3

10

           

Infectiewerende middelen

7.1.01

 

RMA

Amoxicilline caps 500 mg

60

20

60

20

120

7.1.07

 

RMA

Doxycycline tabl 100 mg

20

5

20

5

50

7.1.08

 

RMA

Cefuroxim amp 750 mg + 5 ml opl (voor im inj)

15

6

15

6

30

7.2.02

 

RMA

Co-trimoxazol tabl 800+160 mg

30

10

30

10

60

7.4.02

 

RMA

Metronidazol tabl 500 mg

20

10

20

10

50

7.4.03

 

RMA

Metronidazol supp of ovule 500 mg(1)

[10]

[25]

7.5.01

 

RMA

Ciprofloxacine tabl 250 mg

40

20

40

20

100

7.6.01

 

RMA

Tetanusvaccin amp 0,5 ml (voor im inj)

(KOEL BEWAREN)

5

2

5

2

5

7.6.02

 

RMA

Anti-tetanus immunoglobuline amp 250 E/2 ml (voor im inj)

(KOEL BEWAREN)

3

1

3

1

5

7.7.01

t

RMA

Kinine sulfaat tabl/drag 200 mg

70

70

70

70

200

7.7.02

t

 

Proguanil tabl 100 mg(2)

500

250

500

500

1500

7.7.03

t

 

Chloroquinesulfaat tabl 100 mg(2)

60

30

60

60

180

7.7.04

t

RMA

Kininehydrochloride amp 600 mg/2 ml

(voor im inj)

10

5

10

5

20

7.7.05

t

 

Malarone® tabl 250/100 mg(2)

250

125

250

125

750

 

t

RMA

Aqua dest amp 5 ml voor verdunnen 7.7.04

(voor im inj)

20

10

20

10

40

           

Preparaten bestemd voor rehydratie en toevoer van calorieën en

plasmavervangmiddelen

8.1.01

  

ORS met samenstelling vlgs WHO standaard, zakje voor de bereiding van1 liter rehydratie-vloeistof

18

6

18

6

36

8.1.02

 

RMA

NaCl 0,9% infuusvloeistof, flac 500 ml

2

[10]

1

[6]

4

2

[6]

4

[10]

   

Infuussysteem zie II.5.05f

       

8.3.01

 

RMA

Plasmavervangmiddel naar keuze, flac 500 ml

5

3

5

3

10

   

Infuussysteem zie II.5.05f

      

           

Geneesmiddelen voor dermatologisch gebruik

9.1.03

  

Chloorhexidine 0,5%, flac 30 ml

4

2

1

4

2

8

1

9.1.04

  

Chloorhexidine/Cetrimide opl, flac 250 ml

3

1

3

3

5

9.1.05

  

Handalcohol 70%

2

1

2

1

4

9.1.08

  

Betadine zalf, tube 30 g

3

2

1

3

2

6

2

9.1.09

  

Capsicum compositum crème, tube 30 g

3

1

3

1

6

9.1.10

  

Miconazolnitraat crème 2%, tube 30 g

4

2

4

2

8

9.1.13

 

RMA

Zilversulfadiazine crème 1%, tube 50 g

(KOEL BEWAREN)

5

3

1

5

5

8

9.1.13R

  

Lang houdbare antispetische crème geschikt voor behandeling van brandwonden

1

9.1.14R

  

Antizonnebrand waterbestendige crème, tube 25 g, factor 20 (EU) of 22 (USA)

2

9.1.15

  

Alumnis compositum poeder,strooiflac 100 g

4

1

4

2

8

9.1.18

  

Lanette/menthol crème 2%, tube 10 g

2

2

1

5

9.1.20

  

Permetrine lotion 10 mg/g, flac 59 ml

3

1

3

1

5

9.1.21

 

RMA

Hydrocortison 1%, tube 30 g

2

1

2

1

4

           

Middelen voor oogheelkundig gebruik

9.2.03

 

RMA

Tetracaïne oogdruppels 0,5%, unitdose

(KOEL BEWAREN)

20

10

20

10

40

9.2.04

 

RMA

Pilocarpine oogdruppels 2%, druppelflac 10 ml

(KOEL BEWAREN)

1

1

1

1

2

9.2.05

  

Fluoresceïne strips 1%, verpakking van 10 stuks

1

1

1

1

2

9.2.06

  

Tetracycline oogzalf 1%, tube 4g

(KOEL BEWAREN)

2

[5]

1

[3]

1

2

1

[3]

4

[10]

1

9.2.07

  

Fusidinezuur ooggel1%, unitdose 0,2 g

(KOEL BEWAREN)

24

12

24

12

48

           

Middelen voor oorheelkundig gebruik

9.3.03

  

Neomycine/Polymyxine-B/Hydrocortison oordruppels,

2

1

2

1

4

           

Middelen tegen mond- en keelaandoeningen

9.4.01

  

Chloorhexidine gorgeldrank 2%, flac 200 ml

2

1

2

1

4

           

Lokaal-anesthetica

9.5.02

  

Lidocaïne 2%, flac 20 ml zonder adrenaline (voor im en sc inj)

2

1

2

1

4

9.5.03

  

Carophylli aetheroleum (kruidnagelolie), druppelflac 10 ml

1

1

1

1

1

           

Aanvullende antidota voor gevaarlijke stoffen

10.1.01

 

RMA

Calciumgluconaat gel 2%, tube 25 g

[5]

[5]

[10]

[40]

10.2.05

 

RMA

Atropinesulfaat amp 1 mg/1 ml (voor im en iv inj)

[15]

[15]

[30]

[100]

10.2.06

 

RMA

Calciumgluconaat bruistabl 1 g

[20]

[20]

[40]

[100]

10.2.09

 

RMA

Geactiveerde kool, poeder, flac 50 g

[2]

[2]

[2]

[2]

10.2.10

 

RMA

Aethylacohol opl 95%, flac 500 ml

[3]

[1]

[1]

[3]

           

Diversen

12.1.01

 

RMA

Glucagon amp 1 mg + 1 ml opl (voor im en iv inj)

(KOEL BEWAREN)

2z

2z

2z

4

2

4

Tabel 2. Verpleeg- en verbandmiddelen

Code

Vereiste middelen

A

B

C

D

E

Max.

R

(1) In verband met het explosiegevaar dat zuurstof onder druk kan opleveren, geschiedt de berging van de reservezuurstoffles(sen) op een wijze die passend is, bij voorkeur in de buitenlucht of in een geventileerde ruimte. De opstelling stemt zoveel mogelijk overeen met de richtlijnen in Bekendmaking aan de Scheepvaart nr. 35/1965 (Acetyleen las- en snij-installaties, Stcrt. 169).

(2) De brancard heeft een raamwerk met onbuigzame ondersteunende bodem en is zodanig geconstrueerd, dat het gehele lichaam van de patiënt bescherming wordt geboden en kan worden gefixeerd, waarbij rekening is gehouden met de uiteenlopende omstandigheden waaronder de brancard moet kunnen worden gebruikt. De brancard is vervaardigd van brandvertragend materiaal en voorzien van hijsogen en banden ten behoeve van horizontaal en verticaal transport, onder andere door mangaten en vluchtluiken. Op zeilschepen met een lengte van minder dan 24 meter behoeft geen brancard aan boord te zijn.

Reanimatiebenodigdheden

II.1.01

Beademingsballon reserve met masker, bij voorkeur op te bergen bij II.1.02.a

[1]

[1]

[1]

[1]

II.1.02.a

Zuurstofkoffer draagbaar, compleet met gebruiksaanwijzingen, inclusief 1 zuurstoffles 2 l/200 bar, reduceerventiel met flowmeter, verdeelblok met externe zuurstofaansluiting en beademingsballon met masker

1

1

1

1

1

II.1.02.b

Zuurstoffles reserve 2 l/200 bar bij voorkeur op te bergen bij II.1.02.a

[1]

[1]

[3]

[3]

II.1.02.c

Zuurstoffles met zuurstof voor medische toepassing 40 l/200 bar5 of verdeeld over maximaal 4 flessen die allen dezelfde kleurcodering, vuldruk en aansluiting hebben, klaar voor direct gebruik in het ziekenverblijf van het schip, met 2 flowmeters voor het toedienen van zuurstof aan 2 personen tegelijk(1)

[1]

[1]

[1]

[1]

II.1.03

Afzuigeenheid mechanisch om de luchtwegen vrij te maken, bij voorkeur als onderdeel van II.1.02.a

1

1

1

1

1

II.1.04

Brook Airway of Lifeway of equivalent

1

[2]

1

[2]

1

2

2

4

1

II.1.05.a

Guedel (Mayo-tube) no 2

[2]

[2]

[2]

[4]

II.1.05.b

Guedel (Mayo-tube) no 3

[2]

[2]

[2]

[4]

II.1.05.c

Guedel (Mayo-tube) no 4

[2]

[2]

[2]

[4]

II.1.06

Zuurstofmaskers disposable (tot 60% zuurstof) met bijbehorende flexibele aansluitslangen, bij voorkeur als onderdeel van II.1.02.a

2

[10]

2

[10]

2

2

[10]

6

[20]

         

Verbandmiddelen en hechtingsmateriaal

II.2.01

Hechtingsset met naalden: zie II.2.13 en II.3.01 t/m II.3.06.

       

II.2.02

Zelfklevend elastisch verband 4 m/6 cm

1

1

1

2

1

2

1

II.2.03.c

Hydrolast windsel 4 m/6 cm

30

15

8

60

60

120

II.2.04

Tunnelverband voor vingers m applicator, rol 5 m

4

1

1

4

4

12

II.2.05.a

Hydrofiel gaas 5x5 cm steriel, verpakking van 16 st

10

5

1

20

20

40

II.2.05.b

Hydrofiel gaas 10x10 cm steriel, verpakking van 25 st

3

2

1

3

3

10

1

II.2.05.c

Vaseline gaas steriel 10x10 cm

20

10

10

20

20

40

10

II.2.06

Hydrofiel watten, 100 g

4

2

1

4

4

10

II.2.07.a

Metalline laken steriel 73x250 cm

1

1

2

2

2

II.2.08

Driekante doeken (katoen)

4

4

4

4

4

4

4

II.2.09.a

Handschoenen niet steriel, per paar

12

6

3

12

12

24

3

II.2.09.b

Handschoenen steriel M, per paar

3

2

6

12

12

II.2.09.c

Handschoenen steriel L, per paar

3

2

6

12

12

II.2.10.b

Pleisterverband waterbest 1 m/6 cm

3

2

1

3

2

6

1

II.2.11.a

Snelverband steriel nr 1 klein

4

4

1

10

10

20

2

II.2.11.b

Snelverband steriel nr 2 middel

10

4

2

20

20

40

4

II.2.11.c

Snelverband steriel nr 3 groot

4

4

1

10

10

10

1

II.2.12.a

Hechtpleister waterbest 5 m/1¼ cm

2

1

1

2

2

5

1

II.2.12.c

Zwaluwstaart pleisters steriel

20

10

5

20

20

40

5

II.2.13.c

Hechtingen atraumatisch vicryl 4-0

10

5

10

10

20

II.2.13.d

Hechtingen atraumatisch ethilon 3-0

10

5

10

10

20

II.2.13.e

Hechtingen atraumatisch ethilon 5-0

10

5

10

10

20

II.2.14

Synthetische watten 3 m/10 cm

2

1

2

2

4

II.2.15.a

Oogklepje

2

1

3

3

3

II.2.15.b

Oogcompressen, 5 stuks

2

1

3

3

3

II.2.16

Veilgheidsspelden (RVS), 12 st

2

1

1

3

3

3

1

         

Instrumenten

II.3.01

Scalpel steriel disposable

3

3

3

3

6

II.3.02

Instrumentendoos (RVS) voor chirurgische instrumenten

1

1

1

1

2

II.3.03.a

Schaar chirurgisch (RVS)

1

1

1

1

2

II.3.03.b

Verbandschaar Lister 18 cm (RVS), niet op te bergen in II.3.02

1

1

1

1

1

3

1

II.3.04.a

Pincet anatomisch (RVS)

1

1

1

1

2

II.3.04.b

Pincet chirurgisch (RVS)

1

1

1

1

2

II.3.05

Arterieklem vlgs Kocher (RVS)

1

1

1

1

2

II.3.06

Naaldvoerder Mathieu 17 cm (RVS)

1

1

1

1

2

II.3.07

Scheerapparaat disposable

5

2

5

5

10

II.3.08

Splinterpincet (RVS)

1

1

1

1

2

II.3.09

Ringzaagtang (RVS)

1

1

1

1

1

II.3.10

Nylon lisje oogheelkundig

1

1

1

1

2

         

Materiaal voor onderzoek en medische controle

II.4.01

Tongspatels disposable

50

10

50

50

100

II.4.02

Teststrips voor urineanalyse: bloed/glucose/eiwit/nitriet/leucocyten, 50 strips

1

1

1

1

2

II.4.03

Bladen voor registratie lichaamstemp en pols

20

5

20

20

40

II.4.04

Medische kaart voor informatie bij evacuatie

4

2

4

4

10

II.4.05

Stethoscoop

1

1

1

1

1

II.4.06

Anaeroïde bloeddrukmeter, bij voorkeur automatisch

1

1

1

1

1

II.4.07

Thermometer voor koorts

3

2

3

3

6

II.4.08

Thermometer voor hypothermie

1

1

1

1

1

II.4.09

Penlight ooglampje + blauw kapje

2

1

2

2

2

         

Materiaal voor injecties, perfusie, puncties en catherisatie

II.5.01

Set v draineren vd blaas: zie II.5.04/.06/.07

       

II.5.02.a

Druppelclysma rectaal met druppelteller, inclusief 1 catheter

1

1

1

2

II.5.02.b

Catheter 26 Fr voor druppelclysma rectaal

[6]

[12]

II.5.04

Urinezak met aansluiting op condoom

2

2

1

2

II.5.05.a

Injectiespuiten steriel 2 ml disposable

50

[100]

25

[50]

5

50

40

[50]

100

[200]

II.5.05.b

Injectiespuiten steriel 5 ml disposable

10

5

[10]

10

10

20

[20]

II.5.05.c

Injectienaalden steriel sc 16x½ mm, passend op II.5.05.a/.b

25

10

25

10

50

II.5.05.d

Injectienaalden steriel im 40x0,8 mm, passend op II.5.05.a/.b

50

[100]

25

[50]

5

50

25

[50]

100

[200]

II.5.05.e

Vleugelnaalden steriel 1,2 te gebruiken bij inbrengen infuus

4

[10]

2

[10]

8

4

[10]

8

[20]

II.5.05.f

Infuus systeem steriel voor 8.1.02 en 8.3.01

4

[10]

2

[10]

8

4

[10]

8

[20]

II.5.05.g

Stuwband te gebruiken bij inbrengen infuus

1

[2]

1

[2]

2

1

[2]

4

[4]

II.5.06

Urinecatheter steriel Thieman zonder ballon nr 16 en 12, van ieder

1

1

1

2

II.5.07

Catheterglijmiddel lidocaïne 2%/chloorhexidine 0,05%, spuit

2

2

2

4

II.5.08

Nierbekken (RVS)

2

1

1

1

4

         

Verplegingsartikelen

II.6.01

Ondersteek (RVS)

1

2

2

3

II.6.02

Warmwaterzak

1

1

2

1

3

II.6.03

Urinaal (glas)

1

2

2

3

II.6.04

ColdHotpack Maxi 20x30 cm

(IN VRIEZER BEWAREN)

1

1

1

1

1

2

II.6.06

Reddingdeken aluminiumfolie

1

1

1

2

2

4

1

         

Immobilisatiemateriaal

II.7.01

Vervormbare spalk voor vingers/tenen 30 cm (aluminium)

2

1

2

2

4

II.7.02

Vervormbare draadspalk voor o-arm/hand/o-been 70 cm, set van 6 stuks

1

1

1

1

2

II.7.03

Vacuum spalken (halve/hele arm, half/heel been) met handpomp

1

1

1

2

2

3

II.7.04

Dijbeenspalk Thomas

1

1

1

1

2

II.7.05

Nekkraag Stifneck Select of equivalent: instelbaar

2

2

2

2

4

II.7.06

Vacuumschelpmatras met voetpomp

1

1

1

1

II.07.07

Waar de voorgeschreven bemanning uit meer dan 3 personen bestaat: brancard(2)

1

1

1

2

2

2

         

Desinfectie, insectenverdeliging, bescherming

II.8.01

Drinkwater desinfectiemiddel, geschikt voor menselijke consumptie, hoeveelheid voor 1 keer de totale drinkwatervoorraad aan boord

2

1

2

2

5

II.8.04

Diëthyltoluamide (DEET) 50% insect repellent, flac 30 ml

30

15

30

30

60

II.8.05

Spuitbaar bestrijdingsmiddel tegen vliegend en kruipend ongedierte naar keuze, spuitflacon

2

1

2

1

10

         

Diverse benodigdheden

II.9.01.b

Bodybag

1

[2]

2

1

[2]

II.9.03

Condooms

50

20

50

50

100

II.9.04

Pedaalemmer (RVS) met binnenemmer

1

1

1

1

 

Plastic binnenzakken voor pedaalemmer, 20 st

2

2

2

4

II.9.05

Voorwerpglaasjes, 12 st

1

1

1

1

II.9.06

Wattendragers (hout)

50

20

50

50

100

II.9.07

Buigrietjes

20

10

20

20

40

II.9.10

Geneeskundig Handboek voor de Scheepvaart, laatste editie incl. aanvullingen

1

1

1

1

1

II.9.11

MFAG, laatste editie incl. aanvullingen als bedoeld in artikel 25 van de Regeling veiligheid zeeschepen

[1]

[1]

[1]

[1]

II.9.12

EHBO-boekje Oranje Kruis, laatste editie

1

1

II.9.13

Hersluitbare waterdichte medicijnkist, bestemd voor alle artikelen uit kolom R met inhoudsopgave en behandelingsvoorschrift gedrukt op waterbestendig materiaal.

1

Toelichting bij bijlage 2

Inhoudelijke wijzigingen van de tabellen 1 en 2

Enkele kolommen zijn vervallen dan wel samengevoegd. Uitgangspunt blijft hierbij de indeling A, B, C zoals in bijlage I bij de richtlijn nr. 92/29/EG. De bijlage bij de Regeling medische uitrusting aan boord van zeeschepen bevatte echter een verder detaillering in de kolommen, hetgeen nu in bijlage 2 wordt teruggedraaid. De kolommen A, AG en AZ zijn samengevoegd, evenals de kolommen B, BG en BZ en de kolommen C en C-Z. De kolom C-G vervalt aangezien hij feitelijk overbodig was. Voor de kolommen D en E wordt aangesloten bij de korte internationale en nationale reizen. De kolom R behelst als vanouds de eisen ten aanzien van de reddingsmiddelen. Toegevoegd is een nieuwe kolom ‘Max’ waarbij de maximale hoeveelheid zijn aangegeven. Uitgangspunt is dat voor alle schepen de in de desbetreffende kolom opgenomen hoeveelheid is voorgeschreven, tenzij voor schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren een afwijkende hoeveelheid is voorgeschreven. Die hoeveelheid is dan opgenomen tussen haakjes.

Inhoudelijk zijn de tabellen aangepast zoals hieronder uiteengezet. Daarbij wordt telkens uitgegaan van het internationale voorschrift, conform de volgorde van de tabellen. Het in cursief opgenomen middel is wat voorheen was opgenomen in de tabellen. Hierbij worden de volgende afkortingen aangehouden: amp. (ampullen), caps. (capsules), flac. (flacons), im. (intramusculair), iv. (intraveneus), sc. (subcutaan), tabl. (tabletten).

Hoeveelheden van middelen die zowel aan boord van schepen met als zonder gevaarlijke stoffen aanwezig moeten zijn bleken op deze laatste categorie schepen te groot te zijn. Deze zijn verminderd, maar worden hier niet nader gespecificeerd. Inhoudelijk zijn de tabletten verder aangepast zoals hieronder uiteengezet, waarbij alleen de belangrijkste wijzigingen zijn vermeld.

Geneesmiddelen

De middelen tegen hart- en vaatziekten

Vervallen:

Digoxine tabl. 0.25 mg vervalt daar het zinloos is zonder ECG voorhanden. Bovendien zijn de veel voorkomende bijwerkingen niet van onderdosering te onderscheiden, waardoor het middel niet door een leek toegediend moet worden.

Furosemide tabl. 40 mg vervalt. Met het plasmiddel kon op subtiele wijze de bloeddruk worden gereguleerd, dit dient echter niet aan boord plaats te vinden. Feitelijk is een betablokker voldoende. In geval van longoedeem moet een krachtig middel worden gebruikt. Hiervoor is injecteerbare furosemide aanwezig, zoals voorgeschreven bij 1.3.03.

Gewijzigd:

1.4.03: Methylergometrine amp 0,2 ml/1 ml (voor im en sc injecties) is vervangen door oxytocine amp 5 U/1 ml. Dit aangezien methylergometrine een zogenaamde ‘controlled’ drug is en oxytocine bovendien effectiever is. Het middel dient alleen voorhanden te zijn wanneer vrouwen aan boord zijn.

1.5.01: Nifedipine caps. 10 mg is vervangen door 1.5.02 metoprolol tabl. 50 mg.

Metoprolol is nu de standaard behandeling van een (dreigend) hartinfarct, hoge bloeddruk en versnelde hartslag. Door deze laatste eigenschap kan het bij boezemfibrilleren de digoxine vervangen.

De geneesmiddelen voor het maag-darmkanaal

Gewijzigd:

2.1.03: Cimetidine tabl. 400 mg is vervallen. Hiervoor is in de plaats gekomen 2.1.05, waarbij omeprazol tabl./caps. 20 mg is voorgeschreven. Omeprazol is sinds een aantal jaren de medicijn van eerste keus en kent minder bijwerkingen en interacties dan cimetidine. De in kolom B eerder alleen geadviseerde hoeveelheid is nu voorgeschreven, omdat maagklachten frequent voorkomen.

2.2.02R: Metoclopramide supp 20 mg. Technische ontwikkelingen maken het mogelijk om de keuringstermijn van sommige reddingsvlotten te verlengen van maximaal 12 naar maximaal 30 maanden. In de medische uitrusting kolom R bleek 2.2.02 domperidon supp 60 mg een te korte houdbaarheid te hebben. Om de verlengde keuringstermijn mogelijk te maken wordt in de reddingsboten, reddingsvlotten en hulpverleningsboten domperidon vervangen door metoclopramide.

2.2.03: Metoclopramide amp. 10 mg/2 ml (voor im inj) is in de kolommen B en E vervallen omdat de reeds aanwezige domperidon zetpillen in het algemeen voldoen bij behandeling van ernstige misselijkheid. De eerder aanbevolen hoeveelheid van 5 in kolom A is nu voorgeschreven omdat het bestrijden van misselijkheid van levensbelang kan zijn bij ernstige maagaandoeningen in wereldwijd vaargebied.

2.3.01: Lactulose sir, flac 300 ml. De hoeveelheid van 1 flacon in de kolom B en de oude kolom B-G is niet meer slechts aanbevolen, maar, ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, voorgeschreven in kolom B. Reden hiervoor is informatie van de Radio Medische Dienst voor de Scheepvaart over frequent voorkomende obstipatieklachten bij zeevarenden.

Geneesmiddelen voor het zenuwstelsel

Gewijzigd:

4.1.02: Diazepam mikroclysma 10 mg/2,5 ml. In plaats van een aanbevolen hoeveelheid van 5, zijn nu 2 voorgeschreven voor kolom B. Dit omdat er geen alternatief is voor het behandelen van een epileptische aanval, maar gezien het beperkte vaargebied is 2 voldoende.

4.2.02: Haloperidol amp 5 mg/1 ml (voor im en iv inj). De aanbevolen hoeveelheid van 5 ampules voor de kolom B en de oude kolom B-G, wordt in kolom B, ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, vervangen door de voorgeschreven hoeveelheid van 2. Het middel is nodig voor de behandeling van ernstige verwardheid, bijvoorbeeld ten gevolge van alcohol, maar wederom is vanwege het beperkte vaargebied 2 voldoende.

4.5.01: Temazepam tabl/caps 10 mg. De aanbevolen hoeveelheid van 10 tabletten of capsules voor de kolom B en de oude kolom B-G is nu, ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, voorgeschreven in kolom B. Het betreft een niet kostbaar slaapmiddel dat eenvoudig een vicieuze cirkel van slapeloosheid doorbreekt.

Geneesmiddelen voor het ademhalingsstelsel

Gewijzigd:

6.1.04: Voorzetkamer voor 6.1.02 en 6.1.03. Het voorgeschreven aantal is voor de oude kolom E-G in kolom E voor het vervoer van gevaarlijke stoffen redactioneel aangepast van 1 tot 2 na een typefout in de oude tabel.

Infectiewerende middelen

Vervallen:

Erythromycine tabl 500 mg. Erythromycine is voorgeschreven in de MFAG (kolom A), maar kan vervallen daar er voldoende andere soorten antibiotica aanwezig zijn. Erythromycine wordt onder andere gebruikt bij de behandeling van (vermoedelijke) legionellose, maar hiervoor is ciproxin aanwezig. Voorts is het tweede keus bij mensen die allergisch zijn voor penicilline. Hiervoor zijn echter voldoende alternatieven aanwezig.

Gewijzigd:

7.2.02: Co-trimoxazol tabl 800+160 mg. De voorheen in kolom A en de oude kolom A-G voorgeschreven hoeveelheid van 20 tabletten, is in kolom A, ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, verhoogd naar 30 tabletten daar de Radio Medische Dienst heeft aangegeven dat er een tekort is aan medicijnen bij de regelmatig voorkomende prostaatontsteking.

7.7.02 + 7.7.03: Proguanil tabl 100 g + choloroquinesulfaat tabl 100 mg. De aantallen van beide middelen zijn fors verminderd omdat de combinatie van Proguanil en Choroquine met name bij de West kust van Afrika niet meer verantwoord is in verband met de daartegen ontwikkelde resistentie. Proguanil moet echter aan boord blijven voor profylaxe van mildere malariavormen. Chloroquine is nog nodig voor behandeling van ongecompliceerdere mildere malaria.

7.7.05: Malarone® tabl. 250/100 mg. Dit middel is met inachtneming van het hierbovenstaande, eerste keus. Het gebruik is beperkt tot 4 weken aaneengesloten. Gebruik langer dan deze periode kan uitsluitend nadat de betrokken zeevarende bij een arts een ‘informed consent’ oftewel bewustzijnsverklaring heeft getekend.

Preparaten bestemd voor rehydratie en toevoer van calorieen en plasmavervangmiddelen

Vervallen:

NaCl tabl 400 mg + coating glucose 100. Dit middel is overbodig wanneer de kok geïnstrueerd wordt extra zout in het eten te doen in de tropen. Behandeling van zouttekort kan met bouillon en tomatensap met zout.

Gewijzigd:

8.1.01: ORS met samenstelling vlgs WHO standaard, zakje voor de bereiding van 1 liter rehydratievloeistof. In alle kolommen zijn de aantallen verlaagd na voortschrijdend inzicht.

8.3.01: Polygeline (Haemaccel) infuusvloeistof, flac 500 ml. Het hier genoemde middel is niet langer opgenomen, maar is vervangen door een plasmavervangmiddel naar keuze. Reden hiervoor is dat Haemaccel niet langer verkrijgbaar is in Nederland. Verder is er sprake van een verbeterde AIDS preventie waardoor niet langer eigen infuusflessen mee naar de wal behoeven te worden genomen. De aantallen zijn daardoor omlaag gebracht in de kolommen A, B, D en E van respectievelijk 10, 5, 10max20 en 10 tot 5, 3, 5max10 en 3.

Geneesmiddelen voor dermatologisch gebruik

Gewijzigd:

9.1.03: Chloorhexidine 0,5%, flac 30 ml. De eerder aanbevolen hoeveelheden van 2 in de kolom B en de oude kolom B-G, zijn nu in kolom B, ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, voorgeschreven in verband met het vervallen van Povidon-Jood.

9.1.05: Handalcohol 70%. Toevoegen van dit middel is onvermijdelijk in verband met het voorkómen van verspreiding van SARS etc.

9.1.08: Betadine zalf, tube 50 g. Nu worden tubes van 30 g. voorgeschreven daar de houdbaarheid van deze tubes twee keer zo lang zijn als die van 50 g.

9.1.10: Miconazolnitraat crème 2%, tube 30 g. De aanbevolen hoeveelheden van 2 in de kolom B en de oude kolom B-G zijn nu voorgeschreven. De Radio medische dienst heeft aangegeven dat het middel frequent nodig is bij schimmelinfecties van de huid.

9.1.13R: Lang houdbare antiseptische crème geschikt voor de behandeling van brandwonden.

Technische ontwikkelingen maken het mogelijk om de keuringstermijn van sommige reddingsvlotten te verlengen van maximaal 12 naar maximaal 30 maanden. In de medische uitrusting kolom R bleek 9.1.13 zilversulfadiazine crème 1% een te korte houdbaarheid te hebben. Om de verlengde keuringstermijn mogelijk te maken wordt in de reddingsboten, reddingsvlotten en hulpverleningsboten zilversulfadiazine creme vervangen door een lang houdbare antiseptische crème naar keuze, geschikt voor de behandeling van brandwonden.

9.1.15: Alumnis compositum poeder, strooiflac. 100 g. Dit middel wordt volgens de Radio medische dienst frequent gebruikt ter voorkoming van huidklachten ten gevolge van transpiratie en wordt in plaats van aanbevolen daarom nu voorgeschreven. Gezien het beperkte vaargebied waarop de kolom B van toepassing is en voorheen de kolom B-G van toepassing was, is 1 flacon voldoende.

9.1.18: Lanette/menthol crème 2%, tube 10 g. 1 tube was aanbevolen voor de kolom B en de oude kolom B-G. De Radio medische dienst heeft echter aangegeven dat het middel zeer zelden wordt gebruikt en voor de nieuwe kolom B wordt daarom niks voorgeschreven, noch aanbevolen.

9.1.20: Permetrine lotion 1%, flac. 59 ml. De aanbevolen hoeveelheid van 1 wordt nu voorgeschreven op advies van de Radio medische dienst die met dit middel regelmatig voorkomende besmetting van luizen of schurft tegengaat.

9.2.04: Pilocarpine oogdruppels 1%, druppelflac. 10 ml. De 1% oogdruppels zijn uit de handel en daarom wordt nu 2% voorgeschreven.

9.2.06: Tetracycline oogzalf 1%, 4g. Ook het eerder opgenomen polymyxine is uit de handel en wordt daarom in de tabel nu vervangen door Tetracycline.

Verpleeg- en verbandmiddelen

De notities betreffende de zuurstofvoorziening en de brancard zijn gewijzigd. Conform de lijn van de overheid om de regeldruk te minderen, is niet langer vereist dat voor zuurstofkoffer en brancard door de Inspectie Verkeer en Waterstaat een certificaat van goedkeuring is afgegeven. De notities waarin de voorwaarden voor een goedkeuring stonden vermeld zijn daarom vervallen. Ook de gedetailleerde voorschriften voor installatie en gebruik van de 40 liter zuurstoffles aan boord van schepen met gevaarlijke stoffen zijn vanwege vermindering van de regelgeving niet meer in detail opgenomen, waarbij Bekendmaking aan de Scheepvaart nr. 35/1965 (Acetyleen las- en snij-installaties) vooralsnog nog wel van toepassing blijft.

Dit laat onverlet dat de veiligheid van de zeevarenden nog altijd vooropstaat. Vanzelfsprekend dient hetzelfde veiligheidsniveau te worden gehandhaafd, echter de wijze waarop dit gebeurt is meer dan voorheen overgelaten aan de verantwoordelijkheid van scheepseigenaar en kapitein.

Verbandmiddelen en hechtingmateriaal

Vervallen:

Tunnelverband voor vingers m applicator. Deze is vervallen in kolom R. Dit middel behoort niet tot de echte eerstehulpverlening en het gebruik is te complex in een overlevingssituatie. Alternatieve oplossingen zijn aanwezig.

Waterjel brandwonddoek 20x46 cm. Dit is niet langer voorgeschreven. Koelen met water is standaard.

Instrumenten

Gewijzigd:

II.3.01: Scalpel steriel disposable. Een hoeveelheid van 3 was aanbevolen voor de kolom B en de oude kolom B-G. Bij de voorgeschreven hechtset in II.2.01, behoort de scalpel voorgeschreven te zijn.

II.3.07: Scheerapparaat disposable. Ook het scheerapparaat was voor de kolom B en de oude kolom B-G in tweevoud slechts aanbevolen, maar wordt nu in kolom B, ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, voorgeschreven gezien de voorgeschreven hechtset in II.2.01.

II.3.II: Oogbadje (kunststof). Dit middel komt te vervallen. Weliswaar komen vuiltjes zee frequent voor, maar spoelen met een lauwe douche of water uit een pet-fles is veel effectiever dan een oogbadje gebruiken.

II.3.12: Maagsonde steriel Ch 21. Dit middel komt te vervallen daar het verkeerd plaatsen daarvan (in de longen) ernstige schade kan veroorzaken.

Materiaal voor onderzoek en medische controle

Gewijzigd:

II.4.03: Bladen voor registratie lichaamstemperatuur en pols. In de kolom B waren 5 bladen aanbevolen. Bij een zieke moeten echter altijd de temperatuur en de pols worden geregistreerd. Het middel is daarom nu verplicht.

II.4.09: Penlight ooglampje + blauw kapje. In de kolom A waren 2 en in kolom B 1 aanbevolen van de middelen voor het diagnostiseren van een vuiltje in het oog. De Radio medische dienst heeft laten weten dat dit heel frequent voorkomt, reden om de middelen voor te schrijven, in diezelfde hoeveelheid.

Materiaal voor injecties, perfusie, puncties en catheterisatie

Vervallen:

Bloedtransfusiesysteem steriel met filter. Dit middel vervalt in verband met de verbeterde situatie met betrekking tot AIDS-preventie.

Bloedafnamezakjes citraatbevattend. Het middel vervalt in verband met de verbeterde situatie met betrekking tot AIDS-preventie. Daarbij is het middel beperkt houdbaar en duur.

Gewijzigd:

II.5.06: Urinecatheter steriel Thieman nr. 16 wordt vervangen door urinecatheter steriel Thieman zonder ballon, nr. 12 en 16. Bovendien zijn de voorgeschreven aantallen aangepast. De wijziging vindt plaats daar onoordeelkundig gebruik van een catheter mét ballon schade kan veroorzaken. Nr. 16 is alleen te gebruiken bij mannen, nr. 12 is een gemiddelde maat voor vrouwen.

Immobilisatie-materiaal

II.7.03: Opblaasbare spalken div. maten. Opblaasbare spalken worden tegenwoordig afgeraden wegens waargenomen complicaties in de bloedcirculatie. Het middel wordt daarom vervangen door vacuum spalken (halve/hele arm, half/heel been) met handpomp.

Desinfectie, insectenvergelding, bescherming

II.8.01: Para-tolueensulfonchloramidum natricum (Halamid) 25% vrij chloor bevattend, zakje 25g g. Dit middel wordt vervangen door ‘drinkwater desinfectiemiddel geschikt voor menselijke consumptie’, in een hoeveelheid die voldoende is om 1 keer de gehele drinkwatervoorraad aan boord te desinfecteren.

II.8.03: Insecticide Cyflutrin 9%, doos met 5 zakjes 20 mg. Op de verpakking van Cyflutrin staat vermeld dat het middel alleen mag worden gebruikt door daartoe opgeleide personen. Daar zeevarenden niet aan deze eis voldoen, is het middel vervangen door ‘spuitbaar bestrijdingsmiddel tegen vliegend en kruipend ongedierte naar keuze, flacon’.

Diverse benodigdheden

Vervallen:

Plastic tas voor het bewaren van afgerukte lichaamsdelen. Het middel vervalt aangezien een gewone plastic zak ook voldoet.

Gewijzigd:

II.9.03: Condooms. De aanbevolen hoeveelheid van 20 condooms in de kolom B en de oude kolom B-G wordt nu in kolom B voorgeschreven. Er is een algemene toename van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) en HIV door een verminderd gebruik van condooms.

Toelichting

Algemeen

Met de onderhavige regeling is de Regeling veiligheid zeeschepen (Rvz) gewijzigd, waarmee in de Rvz nu ook de regels met betrekking tot de medische uitrusting van schepen zijn opgenomen. Sinds het Schepenbesluit 2004 in werking trad werd al een groot aantal andere regelingen op het gebied van de scheepsveiligheid in de Rvz geïntegreerd. Met de opneming van de regels betreffende medische uitrusting gaat nu ook de laatste nog op het Schepenbesluit 1965 gebaseerde ministeriële regeling, de Regeling medische uitrusting aan boord van zeeschepen, in de Rvz op. Hiermee wordt een nieuwe stap gezet op weg naar de volledige modernisering van de scheepsveiligheidswetgeving en tevens wordt uitvoering gegeven aan het programma ‘Beter Geregeld’ van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat tot vereenvoudiging en vermindering van de regelgeving.

Er is naar gestreefd om de medische uitrustingseisen verder te stroomlijnen en te vereenvoudigen. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de uniformering van de verschillende vaargebieden die worden onderscheiden, en in compactere tabellen met voorgeschreven medische uitrusting. Van de gelegenheid is vanzelfsprekend gebruik gemaakt om deze eisen, waar nodig, de te actualiseren of aan te passen aan gewijzigde medische inzichten.

De nieuwe regels met betrekking tot de medische uitrusting zijn opgenomen in een nieuwe bijlage 2 bij de Rvz. Een belangrijke verandering ten opzichte van de oude situatie is dat deze nieuwe bijlage niet alleen op koopvaardijschepen, maar ook op vissersvaartuigen van toepassing is. Tot nog toe waren de medische uitrustingsregels voor koopvaardijschepen en vissersvaartuigen in twee aparte regelingen ondergebracht: voor koopvaardijschepen in de hierboven reeds aangehaalde Regeling medische uitrusting aan boord van zeeschepen, voor vissersvaartuigen in de Regeling medische uitrusting aan boord van vissersvaartuigen. Inhoudelijk waren deze regelingen echter vrijwel identiek, zodat het mede met het oog op de vermindering van regelgeving voor de hand lag om beide regelingen samen te voegen en de nieuwe bijlage 2 bij de Rvz ook voor vissersvaartuigen te laten gelden. Dit betekent dat de Rvz, waar het de medische uitrusting aan boord van vissersvaartuigen betreft, voortaan ook op het Vissersvaartuigenbesluit 2002 is gebaseerd.

Van belang is om op te merken dat de wijziging waarin de onderhavige regeling voorziet, alleen voor Nederland van belang is. De Rvz geldt immers niet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse schepen; op die schepen is de Regeling veiligheid Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zeeschepen van toepassing. In samenspraak met de Nederlandse Antillen en Aruba zal nog worden bezien of het wenselijk is die regeling op soortgelijke wijze uit te breiden met regels betreffende de medische uitrusting. Tot die tijd blijven op Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse schepen gewoon de oude regelingen betreffende medische uitrusting van toepassing. Beide regelingen worden daarom vooralsnog alleen voor Nederland ingetrokken.

Tot besluit zij nog opgemerkt dat de Regeling medische uitrusting aan boord van zeeschepen en de Regeling medische uitrusting aan boord van vissersvaartuigen indertijd tot stand zijn gebracht om te voldoen aan richtlijn nr. 92/29/EEG van de Raad van de Europese Unie van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PbEG L 113). Aan deze richtlijn wordt thans door middel van de Rvz voldaan.

Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel heeft als doel de nieuwe eisen voor de medische uitrusting in de Rvz te verankeren. Daartoe worden de artikelen 25 en 49 Rvz gewijzigd en wordt aan de regeling een nieuwe bijlage met regels over de aan boord van schepen benodigde medische uitrusting toegevoegd. De reeds bij de regeling behorende (nog ongenummerde) bijlage met vaargebieden op grond van richtlijn 98/18/EG wordt in verband hiermee ‘bijlage 1’ genummerd.

In bijlage 2 is door middel van tabellen aangegeven, welke medische uitrusting aan boord van een schip voorhanden moet zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën schepen en vaargebieden. Evenals de oude regelingen bevat de bijlage ook een aantal voorschriften met betrekking tot de bewaring, afname en etikettering van de medische uitrusting. De bewaring van medische uitrusting dient over het algemeen donker en koel te gebeuren. Daarbij moet de uitrusting uiteraard in noodgevallen makkelijk bereikbaar zijn. Het wordt daarom aanbevolen de verbandmiddelen apart te houden van de geneesmiddelen en antidota. Dit bevordert het overzicht, hetgeen van groot belang is in een noodgeval. Voor de onder de Opiumwet vallende preparaten geldt dat deze in een kluis bewaard moeten worden.

Om de authenticiteit van de geneesmiddelen en antidota te waarborgen, en omdat een deel van de geneesmiddelen receptplichtig is, moeten deze worden afgenomen bij een apotheker. Naast de Nederlandse benaming van de middelen zijn de benamingen tevens zoveel mogelijk opgenomen in het Latijn ten behoeve van in het buitenland te raadplegen deskundigen.

De in de bijlage 2 opgenomen regels betreffende de jaarlijkse inspectie van de medische uitrusting zijn ongewijzigd. Opgemerkt zij nog dat de uitzondering die daarbij wordt gemaakt voor de inspectie van medicijnkisten aan boord van reddingsvlotten, verband houdt met het feit dat die inspectie reeds plaatsvindt in het kader van de voorgeschreven inspecties van de reddingsvlotten en hun toebehoren.

Artikel II

Nu voor Nederlandse schepen de regels betreffende medische uitrusting in de Rvz zijn opgenomen, zijn voor Nederland de oude regelingen betreffende medische uitrusting ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 2004, 248; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 14 februari 2006 (Stcrt. 37).

Naar boven