Wijziging Nadere Regeling financiële dienstverlening

Besluit van 3 juli 2006, houdende wijziging van de Nadere Regeling financiële dienstverlening van 7 februari 2006, houdende regels voor de informatieverstrekking bij complexe producten (Nadere Regeling financiële dienstverlening)

Autoriteit Financiële Markten,

Gelet op de artikelen 29 en 39 van het Besluit financiële dienstverlening;

Besluit:

Artikel I

De Nadere Regeling financiële dienstverlening van de Autoriteit Financiële Markten van 7 februari 2006 (Stcrt. 2006, nr. 36) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder p, wordt na de zinsnede ‘aflossing van het krediet’ toegevoegd: of een combinatie van een schuldproduct en een onttrekkingsdepot dat dient ter financiering van inkomensaanvulling.

B

In artikel 1 wordt, onder vernummering van v tot en met z tot w tot en met aa een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

v. spaarbeleggingsproduct: een opbouwproduct dat bestaat uit een combinatie van een spaar- en een beleggingsrekening;.

C

In artikel 2, zesde lid wordt na de zinsnede: ‘derde lid’ toegevoegd: of, en wordt na de zinsnede ‘de eerste dag van’ toegevoegd: de.

D

In artikel 2, zevende lid wordt ‘ tot en met derde’ vervangen door: en tweede, en wordt na ‘onder 1’ toegevoegd: , met dien verstande dat de risico-indicator bedoeld in het tweede lid de consument door middel van een hyperlink verwijst naar www.afm.nl/risicometer.

E

In artikel 2, achtste lid wordt ‘tot en met derde’ vervangen door: en tweede, en wordt na ‘rood’ toegevoegd: , met dien verstande dat voor de bepaling van de minimale diameter van 4 centimeter in een reclame-uiting via internet een beeldscherm van 17 inch als uitgangspunt dient te worden genomen.

F

In artikel 2 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

9. De informatie als bedoeld in het derde lid wordt weergegeven in een grootte van tien procent van de grootte van de reclame-uiting.

G

In artikel 3, vierde lid wordt na de zinsnede: ‘Het risico dat uw inleg’ toegevoegd: niet.

H

In artikel 4, eerste lid, wordt na ‘opgesteld’ toegevoegd: voor zover het, wordt na de zinsnede ‘bijlage 2, onderdeel 1, voor zover het’ toegevoegd: betreft, en wordt na de zinsnede ‘bijlage 2, onderdeel 2, voor’ toegevoegd: zover.

I

In artikel 5, eerste lid, onder a en vierde lid, onder a wordt telkens na de zinsnede ‘gerekend met een hypotheek’ toegevoegd: of een lening, onder invulling van hetgeen toepasselijk is,.

J

In artikel 5, eerste lid, onder a en vierde lid, onder a wordt aan het einde toegevoegd: , tenzij het een complex product betreft dat bestaat uit een combinatie van een hypothecair krediet en een spaarrekening, waarvan de tegoeden dienen ter aflossing van het krediet.

K

In artikel 5, eerste lid, vervalt c en komt b te luiden:

b. voor zover het een opbouwproduct betreft voor zover van toepassing de zin ‘Let op! Er wordt gerekend met een inleg van € 1.200 per jaar’ of de zin ’Let op! Er wordt gerekend met een eenmalige inleg van € (…)’, onder invulling van het toepasselijke bedrag bedoeld in artikel 7, tweede en vierde lid, aangevuld met de zin die staat vermeld in bijlage 5, tabel 1, en die hoort bij de toepasselijke beleggingsklasse, tenzij het complex product een traditionele levensverzekering betreft als bedoeld in artikel 1, onder d ten derde van het Besluit financiële dienstverlening.

L

In artikel 5, eerste lid wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

c. voor zover het een spaarbeleggingsproduct betreft de zin: ‘Let op! Er wordt gerekend met een inleg van € 1.200 per jaar, met 50% sparen en 50% beleggen’.

M

In artikel 5, derde lid, wordt na de zinsnede ‘de zin: ‘Lees ook de offerte’ na ‘en’ toegevoegd: /of.

N

1. In artikel 5, vierde lid vervalt ‘onderdeel c’ en komt ‘onderdeel b’ te luiden:

b. een opbouwproduct de volgende zin ‘In deze bijsluiter wordt gerekend met een inleg van € 1.200 per jaar’ of de zin ’Let op! Er wordt gerekend met een eenmalige inleg van € (…)’, onder invulling van het toepasselijke bedrag bedoeld in artikel 7, tweede en vierde lid, aangevuld met de zin die staat vermeld in bijlage 5, tabel 2, en die hoort bij de toepasselijke beleggingsklasse, tenzij het complex product een traditionele levensverzekering betreft als bedoeld in artikel 1, onder d, ten derde van het Besluit financiële dienstverlening.

2. Er worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

c. voor zover het een spaarbeleggingsproduct betreft de zin: ‘Let op! Er wordt gerekend met een inleg van € 1.200 per jaar en met 50% sparen en 50% beleggen’ en

d. voor zowel een schuld- als een opbouwproduct verder aan te vullen met de teksten: ‘Uw persoonlijke keuzes en situatie kunnen van invloed zijn op de resultaten die in deze bijsluiter vermeld worden. Meer informatie: www.definancielebijsluiter.nl of vraag een adviseur.’

O

In artikel 7, eerste lid, onder b, onder i wordt na de zinsnede ‘onderdeel hypothecair kent’ toegevoegd: , een looptijd van 15 jaren voor zover het een krediet zonder hypothecaire zekerheid betreft.

P

In artikel 7, eerste lid, onder b, onder iii wordt na de zinsnede ‘recht van deelneming’ toegevoegd: of een spaarbeleggingsproduct zonder verzekering en zonder contractuele looptijd.

Q

In artikel 7, tweede lid, onder a en vierde lid, onder e wordt ‘55’ telkens vervangen door: 60.

R

In artikel 7, tweede lid, onder c wordt na ‘premie’ toegevoegd: of kosten.

S

In artikel 7, vierde lid, onder c wordt ‘of’ vervangen door een puntkomma.

T

In artikel 7, vijfde lid, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, onder vervanging van ‘of’ in onderdeel d door een puntkomma en de punt aan het einde van onderdeel e door: of, luidende:

f. een krediet van € 15.000 in geval het complex product bestaat uit een combinatie van een krediet zonder een hypothecaire zekerheid en een levensverzekering, die dient ter aflossing van voornoemd krediet.

U

In artikel 7, zesde lid, onder c wordt na ‘kiezen’ ingevoegd: , en wordt ‘ii’ vervangen door: b.

V

In artikel 7, zevende lid, vervalt na ‘representatieve keuzes’: , met een minimum van een maal wisselen van beleggingen per 12 kalendermaanden.

W

In artikel 8, derde lid en 9, derde lid, wordt de zinsnede ‘of een recht van deelneming’ vervangen door: , een recht van deelneming of een spaarbeleggingsproduct.

X

In artikel 9 wordt in het tweede lid, onder a, b, c, d en in het derde lid, onder a, b, c, d en e ‘(…) jaar’ vervangen door: ([…]jaar) en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

f. ‘bij een gehele looptijd ([…] jaar) kunt u 50% van uw inleg (uw beleggingsdeel) kwijtraken’, onder invulling van de contractuele looptijd, bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor zover het opbouwproduct een spaarbeleggingsproduct betreft.

Y

In artikel 10, eerste lid wordt de zinsnede ‘de belegging’ vervangen door: de belegging/het kapitaal, en wordt na ‘4%’ toegevoegd: , onder invulling van hetgeen toepasselijk is.

Z

In artikel 10 wordt het tweede lid vervangen door: De financiële bijsluiter geeft onder het kopje ‘Inleg’ voor zover het opbouwproduct betreft de som weer van alle betalingen van de consument aan de financiële dienstverlener van het complex product en voor zover het een schuldproduct betreft de som weer van alle betalingen van de consument aan de financiële dienstverlener van het complex product exclusief rentebetalingen.

AA

In artikel 10, vierde lid wordt na ‘een’ toegevoegd: bruto.

BB

In artikel 11, eerste lid, onder b wordt ‘de belegging’ vervangen door: de belegging/het kapitaal, en wordt na ‘van 4%’ toegevoegd: , onder invulling van hetgeen toepasselijk is,.

CC

In artikel 11 wordt, onder vernummering van het tweede tot en met het achtste lid tot het derde tot en met het negende lid, een nieuw lid toegevoegd, luidende:

2. Een financiële bijsluiter geeft, in afwijking van het vorige lid, voor zover het een levensverzekering betreft met een vaste gegarandeerde uitkering, de betreffende uitkering weer onder elk van de drie opbrengstscenario’s bedoeld in de onderdelen a tot en met c van het vorige lid.

DD

In artikel 12, eerste lid komt in de zinsnede: ‘het opgebouwde kapitaal vervalt [ook aan uw nabestaanden]’ te vervallen: ook, wordt na ‘[verzekeraar]’ toegevoegd: ‘uw nabestaande kan een schuld overhouden’ of ‘u kunt een schuld overhouden’, en wordt na de zinsnede ‘en bij opzeggen’ toegevoegd: voor zover het een verzekering betreft, en na de zinsnede “‘u heeft afkoopkosten’”: en voor zover het lenen, sparen of beleggen betreft: ‘u heeft kosten’.

EE

In artikel 22, eerste lid, tweede volzin wordt ‘kalenderjaar’ vervangen door: boekjaar.

FF

In Bijlage 4 wordt na de zinsnede ‘iedere looptijd wat het gemiddelde’ toegevoegd: bruto.

GG

In Bijlage 5, onder 1 worden de tabellen 1, 2, 3, 4a, 4b, 5a en 5b vervangen door de volgende tabellen:

stcrt-2006-132-p14-SC75830-1.gifstcrt-2006-132-p14-SC75830-2.gifstcrt-2006-132-p14-SC75830-3.gifstcrt-2006-132-p14-SC75830-4.gifstcrt-2006-132-p14-SC75830-5.gifstcrt-2006-132-p14-SC75830-6.gifstcrt-2006-132-p14-SC75830-7.gif

HH

In Bijlage 5, onder 1 wordt onder Tabel 0 in na zinsnede ‘zoals voorgeschreven in artikel 5’ ‘lid 1 en 3’ vervangen door: , eerste en vierde lid.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 3 juli 2006.
De voorzitter, A.W.H. Docters van Leeuwen.Bestuurslid, A.W. Kist.

Toelichting

Algemeen

Op verzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars en individuele marktpartijen is intensief overleg gevoerd over de toepassing van deze regelgeving. Op onderdelen bleek de regeling makkelijker toepasbaar te maken hetzij door te voorzien in bepaalde categorieën producten hetzij door veelal technische aanpassingen van bestaande regels.

Drie voorbeelden van producten waarin deze regeling thans voorziet zijn (i) een spaarbeleggingsproduct, zijnde een combinatie van sparen en beleggen, (ii) een spaarkrediet, zijnde een combinatie van lenen zonder hypothecaire zekerheid en aflossing door middel van verzekeren en (iii) een combinatie van lenen met hypothecaire zekerheid en aflossing door middel van tegoeden op te bouwen via een spaarrekening.

Het is van doorslaggevend belang dat financiële dienstverleners van complexe producten, waarin deze regeling niet dan wel niet geheel voorziet met name op het gebied van kosten, maar evenzeer ook met betrekking tot risico’s en rendementen, een financiële bijsluiter opstellen in de geest van de regeling. De geest komt kort gezegd neer op informatieverstrekking op basis van een maatmens, dus uitgaande van bepaalde veronderstellingen. Een financiële bijsluiter moet een goede afspiegeling zijn van het product.

De regeling biedt expliciet op grond van artikel 7, tweede lid, onder c, ruimte om – voor zover niet reeds bepaald – te komen tot eigen invulling. Die ruimte is wel begrensd. Er dient sprake blijven van representatieve variabelen, dat wil zeggen dat meer dan 75% van de consumenten van het betreffende product kiezen voor de gekozen variabelen. Mocht een consument keuzemogelijkheden hebben, dan dient de financiële dienstverlener die variabele te kiezen die het meest gekozen worden dan wel die leiden tot de hoogste premie of kosten.

Sinds de inwerkingtreding van deze regeling is een applicatie ter beschikking gesteld, waarmee financiële dienstverleners van complexe producten op basis van gemaakte eigen berekeningen een financiële bijsluiter kunnen genereren. Deze applicatie faciliteert dus het maken van een financiële bijsluiter, maar laat onverlet de verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener te voldoen aan deze nadere regels.

Een vraag betrof met name of financiële dienstverleners van collectieve pensioenverzekeringen een financiële bijsluiter dienen op te stellen. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend in zoverre artikel 38, derde lid, onder b van het Besluit financiële dienstverlening bepaalt dat er voor complexe collectieve pensioenproducten geen financiële bijsluiter behoeft worden opgesteld en artikel 30a van de Vrijstellingsregeling Wfd (laatstelijk gewijzigd op 21 april 2006, Stcrt. 2006, nr. 85) bepaalt dat bedoelde financiële dienstverleners zijn vrijgesteld van de verplichting tot het in reclame vermelden van de beschikbaarheid van de financiële bijsluiter. Los daarvan bepaalt artikel 5a van het wetsvoorstel Pensioenwet (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 413, nr. 18) dat op de verhouding deelnemer en verzekeraar de Wet financiële dienstverlening niet van toepassing is. Deze conceptbepaling geeft, alhoewel nog niet in werking getreden, weer dat uitsluitend de bepalingen inzake informatieverstrekking zoals opgenomen in de aanstaande Pensioenwet gelden voor financiële dienstverleners van collectieve pensioenverzekeringen. Voor individuele complexe pensioenproducten gelden de onderhavige nadere regels wel.

Artikelsgewijs

A

De uitbreiding van de definitie betekent dat onder het begrip ‘overwaardeconstructie’, zijnde een vorm van een schuldproduct, niet alleen valt de combinatie van lenen en beleggen met (extra) geleend geld maar ook lenen en beleggen gefinancierd uit eigen middelen. Anders gezegd, of voor de inkomensaanvulling wordt belegd met geleend geld verkregen uit een (extra of verhoogde) lening of dat de consument eigen al of niet na verkoop van de eigen woning vrij gekomen middelen belegt om inkomensaanvulling te bewerkstelligen is niet van belang. In beide gevallen is sprake van een schuldproduct, in het bijzonder een overwaardeconstructie. Als een financiële dienstverlener bijvoorbeeld een hypothecaire geldlening aanbiedt gecombineerd met een direct ingaande lijfrente op basis van beleggingen, is sprake van voornoemde overwaardeconstructie.

B

Van een spaarbeleggingsproduct, zijnde een opbouwproduct, is sprake indien de consument een product koopt dat hem in staat stelt middelen te beleggen en/of aan te houden als spaartegoed. Omdat de consument sparen en beleggen kan combineren, is dit product een complex product.

D

Het is de bedoeling dat de financiële dienstverlener die op internet reclame maakt voor een complex product de risico-indicator weergeeft, waarbij geldt dat die indicator als een hyperlink functioneert. De link bevat dan een verwijzing naar bedoelde website alwaar de consument meer informatie tot zich kan nemen.

E en F

Ter verduidelijking van de reclame-eisen voor complexe producten is nu gedifferentieerd tussen enerzijds schriftelijk reclame en reclame via internet en anderzijds reclame via televisie. Voor schriftelijke reclame geldt dat de financiële dienstverlener een minimale omvang moet hanteren van 10% van de reclame, met een minimum van 4 centimeter. Voor reclame via internet geldt dat er sprake moet zijn van eveneens minimaal 10% en 4 centimeter, echter uitgaande van de omvang van een beeldscherm van 17 inch, zodat de risico-indicator ook daadwerkelijk groot genoeg blijft om de aandacht van de consument te trekken. Voor televisie geldt ten slotte dat de reclame ten minste 10% van de totale grootte van het beeld moet beslaan, weergegeven onderaan in beeld gedurende de gehele zendtijd van de reclame.

G

De verplichte waarschuwingszin in reclame voor complexe producten dient er juist toe de consument te waarschuwen tegen een negatief scenario, zodat voor opbouwproducten het woord ‘niet’ behoort te worden opgenomen. De afsluitende waarschuwingszin ‘Dit risico kan hoger of lager worden afhankelijk van bijvoorbeeld uw beleggingskeuze’ heeft tot doel in algemene bewoordingen de aandacht van de consument te vragen voor de financiële risico’s die kunnen kleven aan het product. Het is aan de financiële dienstverlener en de consument om in een adviestraject nader in te gaan op de daadwerkelijk van toepassing zijnde risico’s zoals die behoren bij het geoffreerde product.

I

Met de toevoeging van ‘lening’ hoeft niet alleen sprake te zijn een hypothecaire geldlening maar ook van een geldlening waarvoor de consument geen hypothecaire zekerheid heeft gevestigd, terwijl het wel in beide gevallen een schuldproduct betreft. Het begrip ‘lening’ is een voor consumenten begrijpelijke term, vandaar dat dit begrip is opgenomen in de verplichte zin.

J, K en N (t.a.v. b)

De hier bedoelde wijzigingen houden in dat de financiële dienstverlener in geval van respectievelijk een schuld- en een opbouwproduct in de ‘Inleiding’ van de financiële bijsluiter essentiële veronderstellingen vermeldt. Die essentialia houden verband met periodiciteit of omvang van de inleg en een zinsdeel dat weergeeft van welke beleggingsklasse sprake is. Indien er geen sprake is van een beleggingscomponent, bijvoorbeeld in geval van een traditionele levensverzekering of een combinatie van hypothecair lenen en aflossing door middel van voornoemde verzekering of door tegoeden op een spaarrekening, behoeft onderhavige zin niet te worden aangevuld met informatie over de toepasselijke beleggingsklasse.

L en N (t.a.v. c)

In de maatmens-benadering dient de financiële dienstverlener van een spaarbeleggingsproduct standaard uit te gaan van in gelijke delen beleggen en sparen, dus ieder de helft.

O

Voor wat betreft de contractuele looptijd maakt deze regeling een onderscheid tussen hypothecair gedekte kredieten, waarvoor een standaardperiode van 30 jaren geldt, en niet-hypothecaire kredieten, waarvoor een periode van 15 jaren geldt.

P

Een spaarbeleggingsproduct is een speciale vorm van een opbouwproduct vergelijkbaar met een belegging in een beleggingsinstelling. Daarmee geldt de parameter inzake de contractuele looptijd van 1 jaar ook voor een spaarbeleggingsproduct.

Q

Ten einde de beginleeftijd voor wat betreft een direct ingaande leeftijd meer in overeenstemming te laten zijn met de werkelijkheid is in deze maatmens-benadering thans gesteld op 60 jaren.

R

Steeds als deze nadere regels niet voorzien in parameters of berekeningswijzen dient de financiële dienstverlener van het complex product die kosten te kiezen die representatief zijn voor keuzes van consumenten dan wel, bij gebreke van beschikbaarheid van bedoelde representatieve keuzes, in absolute zin de hoogste kostenweergave opleveren in de financiële bijsluiter.

T

De parameter inzake de omvang van het niet-hypothecair gedekte krediet is gesteld op € 15.000.

V

Teneinde tegemoet te komen aan de wens van marktpartijen zelf invulling te kunnen geven aan de berekening van transactiekosten bij complexe producten die de consument de mogelijkheid geven de beleggingsmix aan te passen, vervalt de minimumbepaling dat de financiële dienstverlener sowieso altijd moet uitgaan van een maal aanpassen per 12 kalendermaanden.

W en X

Voor wat betreft een spaarbeleggingsproduct, zijnde een bijzondere vorm van een opbouwproduct, dient de financiële dienstverlener te wijzen op de financiële risico’s. Daar deze nadere regels uitgaan van de helft beleggen en de helft sparen kan in het ergste geval ook niet meer gebeuren dan dat de consument de helft van zijn inleg kwijtraakt, overeenkomend met het beleggingsdeel, dat, in tegenstelling met het spaardeel, niet wordt gedekt door een garantie van een onder kapitaaltoereikendheidstoezicht staande instelling.

Y en BB

Hier is verduidelijkt dat de financiële dienstverlener in geval van beleggingen voor rekening van de consument, bijvoorbeeld bij beleggingshypotheken en -⁠verzekeringen, het begrip ‘belegging’ dient te hanteren in het kopje dan wel het begrip ‘kapitaal’ in alle overige gevallen, zoals bijvoorbeeld een spaarrekening of garantieproduct.

Z

Het Besluit financiële dienstverlening geeft in artikel 1, onder k, een definitie van kosten. Het onderdeel kosten is een zeer belangrijk transparantieonderdeel van de financiële bijsluiter. Voor alle duidelijkheid is nu bepaald dat in geval van een schuldproduct de rentebetalingen in verband met het onderdeel lenen niet behoren tot de kosten. Boeterente valt onder de definitie van rentedervingskosten. Deze kostenpost is in artikel 10, eerste lid, onder b, uitgezonderd. Afsluitprovisie daarentegen is wel een kostenpost, die de financiële dienstverlener dient mee te nemen in zijn berekening van ‘overige kosten’.

AA en FF

Voor alle duidelijkheid is nu op verzoek expliciet bepaald dat de kosten worden berekend uitgaande van een bruto rendement. Met andere woorden, het bruto rendement behaald op inleg is inclusief de kosten verband houdende met de uitvoering van de beleggingsdienstverlening, onder het kopje ‘kosten’ komt een netto bedrag, dus inclusief vorenbedoelde kosten te staan.

CC

Gegeven dat de financiële dienstverlener van het complexe product altijd drie opbrengstscenario’s moet opnemen in de bijbehorende financiële bijsluiter, geldt bij complexe onderdelen waarvan een levensverzekering met een gegarandeerde dus vaste uitkering onderdeel uitmaakt dat die financiële dienstverlener drie maal de betreffende uitkering moet worden weergegeven. De consument kan dan begrijpen dat zijn uitkering niet onderhevig is aan een opbrengstscenario, maar vast is.

DD

Met deze wijziging is op verzoek van marktpartijen voorzien in differentiatie tussen enerzijds complexe producten mèt en anderzijds zònder een verzekeringscomponent voor wat betreft de verplichte zinnen voor de rubriek ‘eerder beëindigen’. Voor die gevallen waarin een consument een schuld kan overhouden bij tussentijdse opzegging, bijvoorbeeld in geval van een combinatie van een belegging en een schuld of een direct ingaande lijfrente waarvan de koopsom wordt gefinancierd uit een al of niet hypothecair gedekte geldlening.

EE

Beleggingsinstellingen of financiële dienstverleners van beleggingsfondsen kunnen na aanpassingen van kalender- in boekjaar de benodigde gegevens overnemen uit hun financiële verslaggeving doordat niet langer een afwijkende referentieperiode geldt voor gerealiseerde rendementen.

GG

De tabellen bleken onjuiste gegevens te bevatten, die hierbij zijn verbeterd.

Naar boven