Wijziging Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 juli 2006, nr. TRCJZ/2006/2048, houdende een voorziening voor de opfok van (leg)hennen op biologische wijze

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 1, tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1992 inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen;

Gelet op artikel 2, van het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische productiemethode;

Besluit:

Artikel I

Na artikel 2 van de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 2a

Bij de verhandeling van jonge hennen mag alleen worden verwezen naar de biologische productiemethode indien de hennen zijn opgefokt met inachtneming van een biologische productiemethode met betrekking tot het opfokken van jonge hennen zoals vastgesteld door het bestuur van de Stichting Skal.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

In het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode en de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996 wordt uitvoering gegeven aan Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1991 (PbEG 1991, L. 198) inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen (hierna: Verordening). Deze Verordening biedt een kader waarin wordt omschreven wat de biologische landbouwmethode inhoudt en waarin wordt aangeven onder welke voorwaarden producten mogen worden aangeboden als ‘biologisch’. Op grond van deze Verordening zijn producenten, bereiders en importeurs van biologische producten verplicht zich te onderwerpen aan een controlesysteem om te garanderen dat producten die worden aangeduid als biologisch ook daadwerkelijk zijn geproduceerd met inachtneming van de voorschriften uit de Verordening.

Op dit moment voorziet de Verordening (nog) niet in voorschriften met betrekking tot een methode waarop jonge hennen op biologische wijze kunnen worden opgefokt tot leghennen. Wel stelt de Verordening de voorwaarde dat hennen bestemd voor een biologisch pluimveebedrijf, uitsluitend biologisch voer krijgen en de preventie van ziekten en diergeneeskundige behandeling plaatsvindt overeenkomstig de voorschriften opgenomen in de Verordening. De opfok van dergelijke hennen is door de onder meer de meerprijs van biologisch voer aanmerkelijk duurder zonder dat deze hennen als biologische leghennen kunnen worden afgezet.

Het pluimveebedrijf dat de leghennen van een bedrijf als hierboven beschreven afneemt, moet alvorens de gelegde eieren kunnen worden afgezet als biologische eieren een omschakelingsperiode van zes weken in acht nemen. Omdat de hennen in die zes weken wel overeenkomstig de biologische productiemethode gehouden moeten worden, levert ook dit voor de sector een extra financieel nadeel op.

In de Verordening is in artikel 1, tweede lid, de mogelijkheid opgenomen om nationale (private) voorschriften te erkennen wanneer de Verordening niet voorziet in nadere productievoorschriften voor bepaalde diersoorten. Als wordt voorzien in dergelijke voorschriften kunnen producten die overeenkomstig deze voorschriften zijn geproduceerd als biologische producten aangeduid worden, mits de producent zich onderwerpt aan het in de Verordening bedoelde controlesysteem.

Met onderhavige wijziging van de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996 wordt de mogelijkheid geboden om met inachtneming van de biologische productiewijze voor jonge hennen zoals deze door de Stichting Skal is ontwikkeld, jonge hennen op biologische wijze tot leghennen op te fokken. Hennen die op die wijze zijn opgefokt door een opfokbedrijf dat zich, overeenkomstig artikel 4 van de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996, heeft aangesloten bij de Stichting Skal, kunnen als biologische leghennen worden afgezet. Dit heeft tot gevolg dat pluimveehouders die deze leghennen aanschaffen, de door deze hennen gelegde eieren vervolgens onmiddellijk als biologische eieren kunnen afzetten zonder de op dit moment gebruikelijke omschakelingsperiode. Deze regeling biedt de mogelijkheid om investeringen met betrekking tot de biologische opfok van leghennen die de sector reeds vooruitlopend op regelgeving heeft gedaan, op verschillende wijzen terug te verdienen.

Naast een stimulering voor de opfok van biologische leghennen voor de binnenlandse markt betekent onderhavige voorziening ook een verbetering van de concurrentiepositie van de opfokbedrijven ten opzichte van buitenlandse bedrijven. De leghennen kunnen immers ook als biologische leghennen aan bijvoorbeeld Duitse legpluimveebedrijven worden geleverd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven