Procedureregeling vergoeding van schade door rijksprojectbesluiten EZ

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 26 juni 2006, nr. WJZ 6045398, houdende procedureregels omtrent de indiening en afhandeling van verzoeken op grond van artikel 48a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Procedureregeling vergoeding van schade door rijksprojectbesluiten EZ)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 48a, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze regeling is van toepassing indien bij wet, in een planologische kernbeslissing of bij besluit de Minister van Economische Zaken is aangewezen als projectminister in de zin van artikel 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Artikel 2

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Economische Zaken;

b. wet: Wet op de Ruimtelijke Ordening;

c. aanvrager: degene die een verzoek op grond van artikel 48a, eerste lid, van de wet heeft ingediend;

d. schadebeoordelingscommissie: de commissie, bedoeld in artikel 3.

Artikel 3

De minister stelt voor iedere rijksprojectenprocedure waarvoor hij projectminister is, zo spoedig mogelijk nadat het rijksprojectbesluit onherroepelijk is geworden, een commissie in, bestaande uit onafhankelijke deskundigen op het gebied van planologische schade, met als taak hem te adviseren over aanvragen op grond van artikel 48a, eerste lid, van de wet.

§ 2

Artikel 4

1. Degene die meent dat het in artikel 48a van de wet bepaalde op hem van toepassing is, dient een gemotiveerde aanvraag in bij de minister.

2. Een aanvraag kan worden ingediend vanaf het tijdstip waarop het desbetreffende rijksprojectbesluit onherroepelijk is geworden.

3. Een aanvraag wordt ingediend bij het Ministerie van Economische Zaken, Postbus 20101, 2500 EC Den Haag.

Artikel 5

1. Indien de aanvraag kennelijk niet tot toekenning van schadevergoeding kan leiden, kan de minister de aanvraag binnen vier weken na ontvangst daarvan afwijzen, zonder toepassing te geven aan de artikelen 6 tot en met 10.

2. De minister kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste twee weken verlengen.

Artikel 6

1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 5, eerste lid, geeft de minister onverwijld na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, of als die termijn verlengd, is, de termijn, bedoeld in het tweede lid van artikel 5, de schadebeoordelingscommissie opdracht om een advies over de aanvraag uit te brengen.

2. De minister kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste twee weken verlengen.

3. De minister zendt de aanvrager zo spoedig mogelijk, maar ten hoogste binnen een week nadat de opdracht, bedoeld in het eerste lid, is gegeven, een afschrift van die opdracht.

Artikel 7

1. De schadebeoordelingscommissie hoort de aanvrager of zijn gemachtigde en een of meer vertegenwoordigers van de minister.

2. De schadebeoordelingscommissie maakt van de mondelinge uiteenzetting door de aanvrager of zijn gemachtigde en van de vertegenwoordigers van de minister een kort verslag. Het verslag wordt toegezonden aan de aanvrager en zijn gemachtigde en aan de minister. Het verslag wordt, tezamen met eventuele schriftelijke reacties daarop, als bijlage aan het advies gehecht.

3. De schadebeoordelingscommissie neemt de situatie ter plaatse op. Zij maakt een kort verslag van haar bevindingen. De tweede en derde volzin van het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

1. De schadebeoordelingscommissie onderzoekt eerst of de aanvrager ten gevolge van het desbetreffende rijksprojectbesluit schade lijdt, die redelijkerwijze niet te zijnen laste behoort te blijven.

2. Indien de schadebeoordelingscommissie op basis van het in het eerste lid bedoelde onderzoek tot het oordeel komt dat de aanvrager schade lijdt die redelijkerwijze niet te zijnen laste behoort te blijven, berekent zij de omvang van de schade die ten laste van de aanvrager dient te blijven, en de door de minister te betalen billijke schadevergoeding.

Artikel 9

1. De schadebeoordelingscommissie brengt schriftelijk advies uit aan de minister binnen tien weken nadat de opdracht, bedoeld in artikel 6 eerste lid, is gegeven.

2. De schadebeoordelingscommissie kan de in het eerste lid, genoemde termijn met ten hoogste vier werken verlengen. Zij stelt zowel de aanvrager, als de minister van een verlenging in kennis.

3. De minister zendt de aanvrager zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken na de ontvangst van het advies, een afschrift van het advies.

4. Voordat de minister op de aanvraag beslist, stelt hij de aanvrager in de gelegenheid schriftelijk of mondeling opmerkingen over het advies te maken.

Artikel 10

1. De minister beslist binnen vier weken nadat de schadebeoordelingscommissie overeenkomstig artikel 9, eerste lid, advies heeft uitgebracht.

2. De minister kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste twee weken verlengen.

§ 3

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Procedureregeling vergoeding van schade door rijksprojectbesluiten EZ.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 juni 2006.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Algemeen

Hoofdstuk Va, afdeling 1a, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) bevat de zogeheten rijksprojectenprocedure. Deze procedure beoogt de besluitvorming over investeringsprojecten op nationaal niveau te stroomlijnen en te versnellen door een gecoördineerde besluitvorming onder rijksregie. De procedure valt grosso modo uiteen in twee ‘modules’: de projectmodule en de uitvoeringsmodule.

De projectmodule bevat een overzichtelijke en in de tijd beheersbare procedure voor de totstandkoming van rijksinvesteringsprojecten. Het resultaat van deze module is een rijksprojectbesluit, waarin juridisch bindend wordt beslist over de realisering en de aanvaardbaarheid van het rijksproject in de in het besluit beschreven vorm.

De uitvoeringsmodule bevat een procedurele coördinatie en afstemming van de verlening van alle voor de concrete uitvoering van het rijksproject benodigde vergunningen en dergelijke onder regie van het rijk. Een wezenlijk kenmerk van deze module is dat de noodzakelijke procedures op hetzelfde moment beginnen en binnen hetzelfde tijdsbestek worden afgerond.

In artikel 48a is een schaderegeling getroffen voor belanghebbenden die ten gevolge van een onherroepelijk rijksprojectbesluit schade lijden: de projectminister kent hen op hun verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, als zij ten gevolge van het rijksprojectbesluit schade lijden of zullen lijden die redelijkerwijze niet voor hun rekening behoort te blijven en waarvan vergoeding niet of onvoldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd.

De rijksprojectprocedure is bij besluit van 15 april 2005 (Stcrt. 2005, 83) van toepassing verklaard op gaswinning onder de Waddenzee. De Minister van Economische Zaken is in dat besluit aangewezen als projectminister (artikel 39a WRO). De verwachting is dat in de toekomst de rijksprojectenprocedure vaker zal worden toegepast op grote projecten, waarbij de Minister van Economische Zaken zal optreden als projectminister. In deze regeling worden regels gesteld die de Minister van Economische Zaken in het kader van een dergelijk procedure hanteert ten aanzien van de indiening en de afhandeling van verzoeken op grond van artikel 48a, eerste lid, WRO. De grondslag voor deze regeling ligt in artikel 48a, derde lid, WRO. Belangrijke elementen van de regeling zijn het inschakelen van een onafhankelijke commissie van deskundigen die adviseert over verzoeken om schadevergoeding en het binden van elke procedurestap aan korte termijnen. De procedureduur varieert tussen de 18 en 28 weken.

De regeling veroorzaakt geen administratieve lasten voor burgers of bedrijven. Er zijn geen informatieverplichtingen voorgeschreven. Een schadeverzoek is vormvrij en behoeft slechts summier te worden gemotiveerd. Ook zijn er geen inhoudelijke verplichtingen, zodat er ook geen overige nalevingskosten zijn.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel geef het toepassingsbereik van de regeling aan. De regeling is uitsluitend van toepassing als de Minister van Economische Zaken bij wet, in een planologische kernbeslissing of bij separaat besluit is aangewezen als projectminister (artikel 39a, eerste en tweede lid, WRO).

Artikel 3

Dit artikel is de basis voor de zogeheten schadebeoordelingscommissie. De minister stelt voor iedere rijksprojectenprocedure waarvoor hij projectminister is in de zin van artikel 1 WRO een dergelijke commissie is. De commissie is onafhankelijk en bestaat uit personen die deskundig zijn op het gebied van planologische schade. Hierbij kan worden gedacht aan deskundigheid op juridisch gebied, planologisch gebied en schadetaxatie. Het is de taak van de commissie advies uit te brengen aan de minister over verzoeken op grond van artikel 48a, eerste lid, WRO.

Artikel 4

Dit artikel geeft enkele regels met betrekking tot de indiening van de aanvraag, meer in het bijzonder wie de aanvraag kan indienen, vanaf welk tijdstip en waar de aanvraag moet worden ingediend.

Met betrekking tot de eis dat de aanvraag gemotiveerd moet zijn, merk ik op dat met deze eis slechts wordt bedoeld dat de aanvrager zijn claim enigszins aannemelijk moet maken, niet dat hij zijn claim moet volledig bewijzen, bijvoorbeeld door deskundigenrapporten over te leggen.

Een claim kan vanaf het tijdstip waarop het rijksprojectbesluit onherroepelijk geworden is, worden ingediend. Hieraan ligt ten grondslag dat in artikel 48a WRO is bepaald dat alleen schade ten gevolge van een onherroepelijk rijksprojectbesluit voor vergoeding in aanmerking komt. Dit betekent dat een claim die eerder wordt ingediend dan het tijdstip waarop het rijksprojectbesluit onherroepelijk wordt, toch zou moeten worden afgewezen of eventueel aangehouden. Het lijkt effectiever om het tijdstip waarop de schadeclaim kan worden ingediend, aan het tijdstip waarop het rijksprojectbesluit onherroepelijk wordt, te koppelen. Bij ontbreken van een wettelijke grondslag, is geen termijn gesteld waarbinnen de schadeclaim uiterlijk moet zijn ingediend.

Artikel 5

Dit artikel geeft de mogelijkheid een verzoek ‘rauwelijks’, dat wil zeggen zonder advies te vragen van de schadebeoordelingscommissie, af te wijzen indien het verzoek kennelijk niet voor toewijzing in aanmerking komt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een verzoeker die op zeer grote afstand woont van de locatie waar het rijksproject wordt gerealiseerd. De minister kan de aanvraag binnen vier weken na ontvangst ervan, eenmaal met ten hoogste twee weken te verlengen, op deze wijze afdoen. Na afloop van deze termijn, kan hij dit niet meer en moet hij de schadebeoordelingscommissie advies vragen.

Artikel 6

Indien de minister het verzoek niet met toepassing van artikel 5 kan afwijzen, geeft hij de schadebeoordelingscommissie opdracht advies uit te brengen. Hij moet dit doen onverwijld na afloop van de termijn waarbinnen hij de aanvraag ‘rauwelijks’ had kunnen afdoen, eenmaal met ten hoogste twee weken te verlengen. Hij zendt de aanvrager binnen een week nadat hij de commissie opdracht tot het uitbrengen van advies heeft gegeven een afschrift daarvan aan de aanvrager.

Artikel 7

De commissie hoort de aanvrager of zijn gemachtigde en de vertegenwoordigers van de minister. De commissie neemt ook de situatie ter plaatse op. Zowel van het horen, als van de plaatsopneming wordt een kort verslag gemaakt, dat toegezonden wordt aan zowel de aanvrager en zijn gemachtigde, als aan de vertegenwoordigers van de minister. De verslagen worden, tezamen met eventuele schriftelijke reacties daarop, als bijlage bij het advies gevoegd.

Artikel 8

De commissie brengt advies uit over de vraag of er grond is voor de toekenning van een schadevergoeding en zo ja, wat een redelijke vergoeding zou zijn. Hoewel een advies naar zijn aard niet bindend is, zal de minister, gelet op de deskundigheid van de commissie en de waarborgen waarmee de totstandkoming van dit advies is omgeven, slechts in bijzondere gevallen en goed gemotiveerd van dit advies kunnen afwijken.

Artikel 9

De commissie brengt haar advies uit binnen tien weken nadat zij daartoe opdracht heeft gekregen; als zij deze termijn niet haalt, stelt zij daarvan zowel de minister, als de aanvrager in kennis. De commissie brengt haar advies uit aan de minister. De minister stelt vervolgens de aanvrager in de gelegenheid op het advies te reageren.

Artikel 10

De minister beslist op het verzoek binnen vier weken, eenmaal met twee weken te verlengen, nadat de schadebeoordelingscommissie haar advies aan hem heeft uitgebracht.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven