Instellingsbesluit Onafhankelijke Toetsingscommissie Maatschappelijke Sectoren & ICT

24 mei 2006

De Minister van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Ministers: de Ministers van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie, Verkeer en Waterstaat, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT: Het bij brief van 3 oktober 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden 4-jarige actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT (2005–2009) (Kamerstukken II, 2005–2006, 26643, nr. 76).

c. de commissie: de Onafhankelijke Toetsingscommissie Maatschappelijke Sectoren & ICT, bedoeld in artikel 2.

d. de stuurgroep: een stuurgroep, bestaande uit de vertegenwoordigers van de Ministers.

Artikel 2

1. Er is een Onafhankelijke Toetsingscommissie Maatschappelijke Sectoren & ICT.

2. de commissie heeft tot taak:

a. op te treden als jury in de gevallen waarin de Ministers een prijsvraag hebben uitgeschreven;

b. de Ministers te adviseren omtrent de verlening van andere opdrachten in het kader van het Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT.

Artikel 3

1. De commissie bestaat uit:

a. een voorzitter,

b. één lid per aan het actieprogramma verbonden sector, die deskundig is in de betreffende sector, en

c. een lid van ICTRegie.

2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister van Economische Zaken in overeenstemming met de overige Ministers benoemd en kunnen door de minister van Economische Zaken in overeenstemming met de overige Ministers worden geschorst en ontslagen.

3. De leden mogen geen ambtenaren zijn werkzaam bij de bij het Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren en ICT aangesloten ministeries.

Artikel 4

1. De voorzitter en de leden worden benoemd voor de periode tot 1 oktober 2009.

2. De periode, bedoeld in het eerste lid, kan met ten hoogste een jaar worden verlengd.

3. De benoeming van de voorzitter of een lid kan worden ingetrokken indien

a. daarom door de desbetreffende persoon verzocht is;

b. het functioneren van de voorzitter of het lid daartoe aanleiding geeft;

c. gebleken is dat de onafhankelijkheid van de voorzitter of het lid niet gewaarborgd is.

Artikel 5

1. De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

2. De werkwijze bevat in elk geval bepalingen omtrent:

a. de vergaderfrequentie;

b. de vertrouwelijkheid van de vergaderingen en de uitgebrachte adviezen;

c. de ontvangst van stukken van het secretariaat, alsmede de verzending van stukken aan het secretariaat;

d. de wijze waarop de advisering aan de stuurgroep geschiedt;

e. de verslaglegging van de vergaderingen, en de toezending van verslagen aan de stuurgroep.

Artikel 6

1. De leden onthouden zich van activiteiten die de onafhankelijkheid ondermijnen.

2. Contacten tussen de leden van de OTC en projectindieners geschieden altijd door tussenkomst van het programmabureau en het secretariaat.

3. Een lid van de commissie neemt niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies over de opdrachtverlening van projecten binnen een afzonderlijke prijsvraag of aanbesteding indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag van een van de projecten.

Artikel 7

De ministers kunnen een deskundige aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

Artikel 8

In het secretariaat van de commissie wordt door de minister van Economische Zaken voorzien.

Artikel 9

1. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken.

2. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 10

1. De commissie verstrekt desgevraagd aan elk van de ministers de voor de verlening van opdrachten benodigde inlichtingen.

2. Elke minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de opdrachtverlening redelijkerwijs nodig is.

Artikel 11

1. De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar.

2. Op verzoek van de Minister van Economische Zaken stelt de commissie tevens een evaluatieverslag op, waarin zij aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling.

3. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan de Minister van Economische Zaken en de andere Ministers, genoemd in artikel 1, onderdeel a, toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 12

1. De voorzitter ontvangt voor het bijwonen van een vergadering een vergoeding die wordt vastgesteld op € 260,– per vergadering.

2. Voor voorbereidende werkzaamheden in het kader van de commissie, anders dan het bijwonen van een vergadering, ontvangt de voorzitter een vergoeding die wordt berekend op basis van een uurtarief dat is gebaseerd op salarisschaal 18 van Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en op een voorbereidingstijd van 24 uur per vergadering.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op vergaderingen omtrent procedure en werkwijze.

Artikel 13

1. De commissieleden, met uitzondering van de voorzitter en het lid van ICTRegie, ontvangen voor het bijwonen van een vergadering een vergoeding die wordt vastgesteld op € 200,– per vergadering.

2. Voor voorbereidende werkzaamheden in het kader van de commissie, anders dan het bijwonen van een vergadering, ontvangen de leden, met uitzondering van de voorzitter en het lid van ICTRegie, een vergoeding die wordt berekend op basis van een uurtarief dat is gebaseerd op salarisschaal 18 van Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en op een voorbereidingstijd van 20 uur per vergadering.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op vergaderingen omtrent procedure en werkwijze.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2006.

Artikel 15

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Onafhankelijke Toetsingscommissie Maatschappelijke Sectoren & ICT.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 mei 2006.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

In september 2005 is het Actieprogramma Maatschappelijke Sectoren & ICT van start gegaan1 . Dit actieprogramma heeft tot doel het wegnemen van belemmeringen zodat doorbraken kunnen worden gerealiseerd in de ontwikkeling en de implementatie van innovatieve ICT-toepassingen en -diensten in de sectoren mobiliteit, onderwijs, veiligheid en zorg. Het overgrote deel van het totale budget voor het actieprogramma wordt gebruikt voor cofinanciering van projecten waarmee bestaande, succesvolle ICT-toepassingen en -diensten worden opgeschaald naar een hoger niveau. Voor de selectie van deze projecten staan drie instrumenten ter beschikking:

– Prijsvraag Maatschappelijke Sectoren & ICT. De eerste ronde van de prijsvraag gaat 1 juni van start;

– Programma Implementatie Agenda ICT-beleid (voorheen Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelweg). Dit interdepartementale actieprogramma wordt gecoördineerd door EZ. Dit actieprogramma is ingesteld in 1994. Projecten die bijdragen aan de speerpunten uit de Rijksbrede ICT-agenda kunnen deels worden gefinancierd uit dit actieprogramma;

– Inbestedingsprojecten bij de vakdepartementen: bij deze projecten wordt een opdracht gegund aan een overheidsorganisatie.

Zowel publieke, als private partijen, als samenwerkingsverbanden daartussen kunnen meedingen in de prijsvraag. Er wordt naar gestreefd in 2006, 2007, 2008 jaarlijks twee ronden van de prijsvraag te organiseren.

De Onafhankelijke Toetsingscommissie (OTC) Maatschappelijke Sectoren & ICT heeft als taak om per ronde van de prijsvraag op te treden als jury en hierover schriftelijk te rapporteren aan de betrokken Ministers2 over de ingediende projecten. Op basis van dit jury-oordeel besluiten de Ministers welke projecten worden gehonoreerd.

Tevens heeft de OTC als taak aan de Ministers te adviseren over de verlening van andere opdrachten in het kader van het actieprogramma. De Ministers nemen vervolgens een besluit omtrent de honerering van projectvoorstellen.

Naar boven