De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 2, eerste lid en tweede lid, van het Coördinatiebesluit inrichting organisatie en formatie rijksdienst;
Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
Artikel I
Het Organisatiebesluit VROM 2005 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel e komt te luiden:
e. diensthoofd:
1°. de algemene leiding, voor zover deze is belast met de dagelijkse leiding van de Concernstaf, de Auditdienst en de directie Internationale Zaken;
2°. de plaatsvervangend secretaris-generaal, voor zover deze is belast met de dagelijkse leiding van de Gemeenschappelijke Dienst;
3°. de directeur-generaal Milieu;
4°. de directeur-generaal Wonen;
5°. de directeur-generaal Ruimte;
6°. de inspecteur-generaal;
7°. de directeur-generaal Rijksgebouwendienst.
2. De onderdelen f en g komen te vervallen.
B
Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het ministerie bestaat uit:
a. de diensten:
1°. Concernstaf;
2°. Auditdienst;
3°. Gemeenschappelijke Dienst;
4°. Directoraat-Generaal Milieu;
5°. Directoraat-Generaal Wonen;
6°. Directoraat-Generaal Ruimte;
7°. Inspectoraat-Generaal VROM;
8°. Rijksgebouwendienst;
b. de ministeriebrede directies:
1°. directie Externe Veiligheid;
2°. directie Internationale Zaken;
c. de planbureaus:
1°. Ruimtelijk Planbureau;
2°. Milieu- en Natuurplanbureau;
d. de Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De in het eerste lid genoemde organisatieonderdelen ressorteren onder de algemene leiding.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau, de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting zijn belast met de dagelijkse leiding van hun organisatieonderdelen en de aan hen in de Bestuursraad toegewezen onderwerpen. Zij ondernemen alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding en de uitvoering van het door de bewindslieden bepaalde beleid op het werkterrein van hun organisatieonderdelen. De directeur-generaal Milieu is tevens belast met de dagelijkse leiding van de directie Externe Veiligheid.
4. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau, de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting zijn belast met het beheer van hun organisatieonderdelen. De algemene leiding is tevens belast met het toezicht op het beheer door de directeur Ruimtelijk Planbureau en de directeur Milieu- en Natuurplanbureau van hun organisatieonderdelen. De directeur-generaal Milieu is tevens belast met het beheer van de directie Externe Veiligheid.
5. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. De plaatsvervangend secretaris-generaal is belast met het beheer en de bedrijfsvoering van de aan het ministerie gelieerde colleges en instellingen.
C
Na artikel 2.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.4
Centraal College Management Development
1. Er is een Centraal College Management Development van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
2. Het Centraal College Management Development is samengesteld uit de leden van de Bestuursraad, de directeur Personeel, Organisatie en Informatie en de coördinator Management Development. De leden kunnen zich laten vervangen door hun plaatsvervangers.
3. Op ad-hoc basis kunnen andere functionarissen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de vergaderingen van het Centraal College Management Development.
4. In het Centraal College Management Development stelt de secretaris-generaal de departementale Management Development strategie en het Management Development van het ministerie vast, gehoord hebbende het Centraal College Management Development.
5. Het Centraal College Management Development geeft zwaarwegende adviezen aan het bevoegd gezag over individuele loopbaangevallen.
6. Het secretariaat van het Centraal College Management Development wordt gevoerd door de directeur Personeel, Organisatie en Informatie.
D
In de artikelen 3.2, eerste lid, en 3.8, eerste lid, wordt ‘secretaris-generaal’ vervangen door: algemene leiding.
E
Artikel 3.10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt na ‘financiën,’ ingevoegd: accountmanagement,.
2. Onderdeel d komt te luiden:
d. het ondersteunen van de plaatsvervangend secretaris-generaal in het beheer en de bedrijfsvoering van de aan het ministerie gelieerde colleges en instellingen en het ondersteunen van de algemene leiding in het toezicht op het beheer door de directeur Ruimtelijk Planbureau en de directeur Milieu- en Natuurplanbureau van hun organisatieonderdelen;.
3. onderdeel e komt te luiden:
e. het ondersteunen van de plaatsvervangend secretaris-generaal in de uitoefening van de control op de aan het ministerie gelieerde colleges en instellingen en het ondersteunen van de algemene leiding in de uitoefening van de control op het Ruimtelijk Planbureau en het Milieu- en Natuurplanbureau;.
4. Onderdeel f komt te vervallen.
5. Onderdeel g wordt geletterd f.
F
Artikel 3.11, tweede lid, komt te luiden:
2. De taken van de directie VROM Administratiekantoor zijn:
a. het verzorgen van de financiële-, de personeels- en de salarisadministratie van het ministerie, alsmede het uitvoeren van de betaalfunctie van het ministerie;
b. het verzorgen van een tijdige en juiste informatievoorziening met betrekking tot de bedrijfsvoering van het ministerie, het in dit kader opstellen en beschikbaar stellen van rapportages, overzichten en verslagen, veelal op basis van de door deze directie gevoerde administraties;
c. het namens de directie Personeel, Organisatie en Informatie en de directie Financiële en Economische Zaken van de Concernstaf beheren van de financiële en personele informatiesystemen van het ministerie;
d. het opstellen en beheren van de administratieve organisatie en werkinstructies aangaande de onder a, b en c genoemde taken van de directie en het administratieve verkeer tussen deze directie en andere directies binnen het ministerie;
e. het uitvoeren van interne controles op de werking van de onder a, b en c genoemde taken van de directie en de toepassing van de bijbehorende administratieve organisatie en werkinstructies;
f. het verstrekken van inlichtingen, het geven van voorlichting en het beantwoorden van vragen aangaande de inhoud en toepassing van regelingen en procedures volgens welke de door de directie gevoerde administraties worden verzorgd.
G
Aan artikel 3.13, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. het leveren van interim-management, het faciliteren van seminars en evenementen en conflictbemiddeling door middel van mediation.
H
Artikel 3.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘vormgeven’ vervangen door: bewaken en vertalen.
b. In onderdeel d vervalt ‘gerechtelijke procedures’.
c. In onderdeel j vervalt telkens ‘of extern bureau’.
2. In het derde lid wordt ‘Beleidsstaf’ vervangen door: beleidsstaven.
I
Artikel 3.15, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen e, h en i vervallen.
2. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel g door een punt, worden de onderdelen f en g geletterd e en f.
J
Artikel 3.17, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. het ontwikkelen van het milieubeleid in de verschillende productieprocessen en rond thema’s als klimaatverandering, waaronder het systeem van handel in emissierechten, en thema’s als verzuring en grootschalige luchtvervuiling;
K
Artikel 3.19, tweede lid, komt te luiden:
2. De directie Stoffen, Afvalstoffen en Straling heeft als taak het ontwikkelen van milieubeleid inzake het beheersen van risico’s voor mens en milieu bij het omgaan met stoffen, afvalstoffen, radioactieve stoffen en straling en met genetisch gemodificeerde organismen.
L
De artikelen 3.20, 3.23 en 3.24 vervallen.
M
Artikel 3.25, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel f vervalt.
2. Onderdeel g wordt geletterd f.
N
Artikel 3.31 vervalt.
O
Artikel 3.33, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. Directie Normstelling, Instrumenten en Beleidskaders;.
P
Artikel 3.35 komt te luiden:
Artikel 3.35
Directie Normstelling, Instrumenten en Beleidskaders
1. De directie Normstelling, Instrumenten en Beleidskaders staat onder leiding van de directeur Normstelling, Instrumenten en Beleidskaders.
2. De taken van de directie Normstelling, Instrumenten en Beleidskaders zijn:
a. het coördineren van de uitvoering Nota Ruimte en Uitvoeringsagenda;
b. het opstellen van beleidsinhoudelijke kaders voor horizontale doorwerking van het ruimtelijk beleid richting de sectordepartementen;
c. het opstellen van uitvoeringsgerichte kaders voor verticale doorwerking richting provincies, gemeenten, en WGR-regio’s (gericht op een ruimtelijke afweging in regionale opgaven, door hen neer te leggen in bijvoorbeeld structuurvisies en bestemmingsplannen);
d. het beheren en ontwikkelen van de ruimtelijke regelgeving;
e. het vormgeven van kaders en instrumenten voor grondbeleid, o.a. vanuit het perspectief van ontwikkelingsplanologie, rood-groenbalans en woningbouw;
f. het bijdragen aan sectorale wet- en regelgeving van derden;
g. het beoordelen van de nationale ruimtelijke impact van internationale beleidskaders;
h. het (laten) onderzoeken, evalueren en verantwoorden van en daarmee bijdragen aan bestaand en nieuw te ontwikkelen beleid, kaders, uitvoering en doorwerking;
i. het stimuleren van regionale en lokale overheden, en andere bij de ruimtelijke inrichting betrokken partijen, door communicatieve inspanningen en het wegnemen van belemmeringen.
3. De directie Nationaal en Internationaal Beleid bestaat uit de volgende onderdelen:
a. Cluster Stedelijke Ontwikkeling en Netwerken;
b. Cluster Water en Groene Ruimte;
c. Cluster Beleidsevaluatie en Uitvoeringscoördinatie;
d. Cluster Recht en Stimuleren;
e. Directiebureau.
Q
Aan artikel 3.36, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. het bijdragen aan territoriale cohesie en de positie van Nederlandse en Noordwest-Europese ruimtelijke hoofdstructuur, internationale kennisontwikkeling en uitwisseling op het terrein van de ruimtelijke ordening.
R
Artikel 3.40 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘regionale inspecteur’ vervangen door: regionaal inspecteur.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De taken van de VROM-inspecties in de regio zijn de taken, bedoeld in artikel 3.38, tweede lid.
S
Artikel 3.41, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel k komt te luiden:
k. het bewerkstelligen van uniformiteit in de uitvoering van de handhaving en het ontwikkelen van instrumentarium hiervoor;.
2. Onderdeel l vervalt.
3. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel o door een punt, worden de onderdelen m tot en met o geletterd l tot en met n.
T
Artikel 3.42, vierde lid, komt te luiden:
4. De VROM inlichtingen- en opsporingsdienst bestaat uit de volgende onderdelen:
a. afdeling Strategie, Informatie Analyse en Expertise;
b. afdeling Uitvoering;
c. Directiebureau.
U
Artikel 3.43, tweede lid, komt te luiden:
2. De taken van de Kernfysische dienst zijn:
a. het inspecteren van nucleaire installaties en activiteiten met splijtstoffen en radioactieve stoffen;
b. het beoordelen van wijzigingen en periodieke evaluaties;
c. het houden van toezicht op het veiligheidsmanagement;
d. het leveren aan bijdragen voor vergunningen;
e. het leveren van bijdragen met betrekking tot regelgeving in het kader van het Verdrag van Wenen;
f. het houden van toezicht met betrekking tot de nucleaire veiligheid voor de omgeving;
g. het houden van toezicht met betrekking tot de radiologische arbeidsveiligheid voor werknemers;
h. het houden van toezicht met betrekking tot de in- en externe veiligheid van de nucleaire installaties;
i. het houden van toezicht met betrekking tot transporten in Nederland van splijtstoffen en radioactieve stoffen onder verantwoordelijkheid van de vergunninghouder;
j. de ondersteuning van Euratom en de IAEA bij het toezicht op de naleving van het Non-proliferatieverdrag.
V
In artikel 3.45 wordt onder vernummering van het eerste en het tweede lid tot tweede en derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:
1. De Rijksgebouwendienst staat onder leiding van de directeur-generaal Rijksgebouwendienst.
W
Artikel 3.46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de directeur Staf’ vervangen door: de directeur-generaal Rijksgebouwendienst.
2. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. het adviseren van de directeur-generaal Rijksgebouwendienst en de Directieraad en zorgdragen voor de voorbereiding van het (uitvoerings)beleid van de dienst;.
3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel d vervalt.
b. De onderdelen e tot en met g worden geletterd d tot en met f.
X
Artikel 3.48, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d vervalt.
2. Onderdeel e wordt geletterd d.
Y
Artikel 3.52, tweede lid, komt te luiden:
2. De Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting heeft de taken met betrekking tot de handel in broeikasgasemissierechten en de handel in NOx-emissierechten, zoals die zijn toegekend aan het bestuur van de emissieautoriteit in bij of krachtens de hoofdstukken 2, 16 en 18 van de Wet milieubeheer.
Z
Na artikel 3.53 worden drie paragrafen ingevoegd, luidende:
Paragraaf 3.12
Directie Externe Veiligheid
Artikel 3.54
1. De directie Externe Veiligheid staat onder leiding van de directeur-generaal Milieu.
2. De taken van de directie Externe Veiligheid zijn:
a. het coördineren van het externe veiligheidsbeleid van het ministerie en het beleid van de verschillende ministeries die zich bezighouden met externe veiligheid;
b. het vernieuwen van het beleidsbouwwerk van het externe veiligheidsbeleid;
c. het vergroten van de consistentie en samenhang van regelgeving met betrekking tot externe veiligheid;
d. het versterken van de uitvoering en handhaving van de regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
3. De directie Externe Veiligheid heeft een directiebureau.
Paragraaf 3.13
Milieu- en Natuurplanbureau
Artikel 3.55
1. Het Milieu- en Natuurplanbureau staat onder leiding van de directeur Milieu- en Natuurplanbureau.
2. Het Milieu- en Natuurplanbureau heeft de taken, zoals beschreven in het Besluit houdende overdracht van de zorg voor de planbureaufunctie voor milieu en natuur, het Milieu- en Natuurplanbureau en het beheer daarvan.
3. Het Milieu- en Natuurplanbureau bestaat uit de volgende onderdelen:
a. stafbureau Coördinatie en Advisering;
b. stafbureau Beheerszaken;
c. team Informatievoorziening en Methodologie Planbureau;
d. team Klimaat en Mondiale Duurzaamheid;
e. team Landbouw en Duurzaamheid Landelijk gebied;
f. team Luchtkwaliteit en Europese Duurzaamheid;
g. team Leefomgevingskwaliteit;
h. team Natuur, Landschap en Biodiversiteit;
i. team Nationale Milieubeleidsevaluatie en Duurzaamheid;
j. team Ruimte, Infrastructuur en Mobiliteit.
Paragraaf 3.14
Directie Internationale Zaken
Artikel 3.56
1. De directie Internationale Zaken staat onder leiding van de algemene leiding.
2. De directie Internationale Zaken heeft de volgende taken:
a. het in opdracht van een diensthoofd uitvoeren van internationale werkzaamheden;
b. het voeren van de regie over en het coördineren van de inbreng ten behoeve van de EU-Milieuraad;
c. het coördineren van de inzet van het ministerie op programmaoverstijgende internationale gremia;
d. het voorbereiden en beheren van de internationale aspecten van de strategie van het ministerie;
e. het in opdracht van de Bestuursraad voorbereiden van de kaders waarbinnen de dienstonderdelen vorm en inhoud geven aan de internationale aspecten van hun beleidsterreinen;
f. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de bewindslieden, de Bestuursraad en de dienstonderdelen over internationale dossiers;
g. het tijdig signaleren van internationale ontwikkelingen (met name in de brede Europese agenda) die van invloed (kunnen) zijn op de beleidsterreinen van het ministerie;
h. het coördineren van de bijdrage van het ministerie aan de internationale strategieën van andere departementen en decentrale overheden;
i. het vertegenwoordigen van het ministerie in interdepartementaal overleg over de internationale strategie van Nederland ;
j. het onderhandelen namens Nederland in alle gevallen waarin sprake is van bindende afspraken, tenzij een bewindspersoon zelf of de Permanente vertegenwoordiger onderhandelt;
k. het voeren van procesregie op dossierniveau over de in EU-verband functionerende werkgroepen en technische groepen;
l. het vertegenwoordigen van VROM binnen de Permanente vertegenwoordiging;
m. het facilitair ondersteunen van het internationale werk;
n. het onderhouden van externe relaties met onder meer bedrijven, relevante departementen, koepelorganisaties en NGO’s, ter behartiging van de Nederlandse belangen op de VROM werkterreinen in het buitenland.
3. De directie Internationale Zaken bestaat uit de volgende onderdelen:
a. Cluster Milieu en Economie;
b. Cluster Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling;
c. Cluster Beleidsintegratie;
d. Bedrijfsbureau.
AA
Het opschrift van paragraaf 3.12 Slotbepalingen komt te luiden:
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen.
BB
De in hoofdstuk 4 opgenomen artikelen 3.54 tot en met 3.56 worden genummerd 4.1 tot en met 4.3.
Artikel II
Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2005 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel e komt te luiden:
e. diensthoofd:
1°. de algemene leiding, voor zover deze is belast met de dagelijkse leiding van de Concernstaf, de Auditdienst en de directie Internationale Zaken;
2°. de plaatsvervangend secretaris-generaal, voor zover deze is belast met de dagelijkse leiding van de Gemeenschappelijke Dienst;
3°. de directeur-generaal Milieu;
4°. de directeur-generaal Wonen;
5°. de directeur-generaal Ruimte;
6°. de inspecteur-generaal;
7°. de directeur-generaal Rijksgebouwendienst.
B
Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘artikel 81, eerste lid,’ vervangen door: artikel 80 tot en met artikel 84.
2. In onderdeel c wordt ‘96, 96a en 99’ geschrapt.
C
Aan het opschrift van paragraaf 3 wordt toegevoegd:
, directeuren planbureau’s en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting
D
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1. Aan het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau, de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend met betrekking tot de aangelegenheden die verband houden met hun taken en de taken van de onder hen ressorterende onderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2005, voor zover deze bevoegdheden niet zijn toebedeeld aan de algemene leiding op grond van artikel 2 en voor zover deze al niet reeds bij of krachtens de wet aan het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau dan wel de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting zijn toebedeeld.
2. Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:
a. de taken van integraal management, met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;
b. het met voorafgaande goedkeuring van de algemene leiding inzetten en uitvoeren van organisatieveranderingen en formatieveranderingen;
c. het vaststellen van de formatie tot schaal 13 van de onder het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau dan wel de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting ressorterende onderdelen, met dien verstande dat functiewaarderingsbesluiten met betrekking tot de functionarissen, die rechtstreeks vallen onder het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau dan wel de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting, en die functies, die niet opgenomen zijn in de formatie, zijn voorbehouden aan de algemene leiding;
d. het leidinggeven aan de rechtstreeks onder het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau dan wel directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting ressorterende functionarissen;
e. het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in de overlegvergadering met de medezeggenschap van het onder het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau dan wel de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting ressorterende organisatieonderdeel.
3. Aan het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau, de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting wordt mandaat verleend tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten die verband houden met hun taken en de taken van de onder hen ressorterende onderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2005, behoudens het bepaalde in artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Aan het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau, de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting wordt mandaat verleend tot het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met hun taken en de taken van de onder hen ressorterende onderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2005.
5. Het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau, de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting zijn gemachtigd tot het aangaan van (financiële) verplichtingen, voorzien in de vastgestelde begrotingen van hun organisatieonderdelen.
6. Het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk planbureau de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting zijn bevoegd tot het uitvoeren van de taken en het uitoefenen van de bevoegdheden ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, als bedoeld in de Regeling Wet bescherming persoonsgegevens Ministerie VROM, binnen hun organisatieonderdelen.
D
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
1. Het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau, de directeur Milieu- en Natuurplanbureau en de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting zijn bevoegd tot het verlenen van ondermandaat en het doorverlenen van hun volmacht of machtiging aan onder hen ressorterende functionarissen ten aanzien van aangelegenheden die verband houden met de taken van hun organisatieonderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2005, met dien verstande dat geen ondermandatering plaatsvindt voor besluiten met betrekking tot de inzet van externen voor de categorieën interim-management, organisatie en formatieadvies, beleidsadvies en communicatieadvies.
2. De uitoefening door het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau, de directeur Milieu- en Natuurplanbureau dan wel de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden, geschiedt bij schriftelijk besluit, met voorafgaande instemming van de algemene leiding.
3. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheden hebben tevens betrekking op het uitoefenen van de dagelijkse leiding van het onderdeel waarvoor de betreffende functionarissen verantwoordelijk zijn, met inbegrip van verantwoordelijkheden op organisatorisch, financieel en materieel gebied en specifieke door het diensthoofd, de directeur Ruimtelijk Planbureau, de directeur Milieu- en Natuurplanbureau dan wel de directeur Nederlandse Emissieautoriteit in oprichting toegekende bevoegdheden.
4. Het diensthoofd van de Gemeenschappelijke Dienst draagt zorg voor het beheer van dit besluit en de besluiten, bedoeld in het eerste en derde lid.
E
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘bij of krachtens het wettelijk voorschrift’ geschrapt.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van artikel 3, is de directeur VROM Administratiekantoor van de Gemeenschappelijke Dienst bevoegd tot het in opdracht van de beslissingsbevoegde functionaris opstellen en ondertekenen van beschikkingen en correspondentie op het terrein van de personeels- en salarisadministratie van het ministerie.
4. De directeur Facilitaire en Informatiedienst is bevoegd tot het in opdracht van de beslissingsbevoegde functionaris aangaan van ministeriebrede financiële verplichtingen tot een bedrag van € 1000,– exclusief BTW per verplichting.
Artikel III
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, waarbij artikel I terugwerkt tot en met 1 januari 2006.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.