Besluit toekenning politiebevoegdheden en geweldsmiddelen HTM 2006

Besluit van de Minister van Justitie van 26 juni 2006, nr. 5425302/506/CBK, houdende aanwijzing tot het gebruik van handboeien en wapenstok door de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de HTM (Besluit toekenning politiebevoegdheden en geweldsmiddelen HTM 2006)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, zevende lid van de Politiewet 1993 en artikel 17 van de Wet op de economische delicten;

Besluit:

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. HTM: HTM Personenvervoer NV;

b. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar in dienstbetrekking werkzaam bij de HTM;

c. FOT: het Flexibel Ondersteuningsteam van de HTM;

Artikel 2

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel l, onder b, is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2005 genoemde strafbare feiten, gebruik te maken van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich daarbij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Maximaal 25 buitengewoon opsporingsambtenaren, te werk gesteld bij het FOT zijn bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2002 genoemde strafbare feiten, gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich daarbij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam bij het FOT kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar uitgerust zijn met:

a. handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type;

b. een korte wapenstok van een door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt eerst uitgerust met handboeien en de wapenstok nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien en de wapenstok.

Artikel 4

De directeur van de HTM stelt in overleg met de toezichthouder en de direct toezichthouder op:

a. Een instructie, gebaseerd op artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar, waarin zo concreet mogelijk beschreven wordt bij welke feiten en omstandigheden het aanleggen van handboeien en het gebruik van de wapenstok is toegestaan. De instructie dient aan iedere buitengewoon opsporingsambtenaar, die is uitgerust met handboeien en de wapenstok ter hand te worden gesteld.

b. Een procedure, gebaseerd op de artikelen 17 en 23 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar, voor de melding van het gebruik van handboeien en de wapenstok. Over iedere melding dienen de toezichthouder en de direct toezichthouder zo spoedig mogelijk te worden geïnformeerd.

Artikel 5

De directeur van de HTM verstrekt de toezichthouder en de direct toezichthouder overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar alle door hen gewenste informatie en voert zo nodig en desgevraagd periodiek overleg met hen met betrekking tot het gebruik van de geweldsmiddelen.

Artikel 6

De directeur van de HTM gaat in het, op basis van artikel 7 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2005, jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, met betrekking tot de buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij dit bedrijf aan de Minister van Justitie uit te brengen verslag tevens in op de doeltreffendheid en de effecten van het gebruik van geweld, de veiligheidsfouillering, het gebruik van de handboeien en het gebruik van de wapenstok.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juni 2008.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit toekenning politiebevoegdheden en geweldsmiddelen HTM 2006.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 juni 2006.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden, R.R. Joesoef Djamil.

Toelichting

In het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2005 (Stcrt. 2005, 216) is de mogelijkheid opgenomen om controleurs in het openbaar vervoer politiebevoegdheden, handboeien en de korte wapenstok toe te kennen.

HTM Personenvervoer NV heeft op 5 april 2006 het verzoek ingediend om aan alle bij dit bedrijf in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren de geweldsbevoegdheid ex artikel 8, eerste lid, van de Politiewet, toe te kennen. De reden hiervoor is, dat de buitengewoon opsporingsambtenaren tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden in aanraking komen met agressie binnen het openbaar vervoer. Dit leidt in sommige gevallen tot aanhouding van reizigers. Met grote regelmaat trachten aangehouden verdachten zich te onttrekken van hun aanhouding. Voor HTM Personenvervoer NV is het van belang om tegen een dergelijke verdachte, die zich aan zijn aanhouding tracht te onttrekken, gepast geweld te kunnen gebruiken.

Voorts heeft de HTM op voormelde datum het verzoek ingediend om 25 bij dit bedrijf in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren, te weten buitengewoon opsporingsambtenaren die te werk worden gesteld bij het Flexibel Ondersteunings Team (hierna te noemen: FOT) de politiebevoegdheden ex artikel 8, eerste en derde lid van de Politiewet 1993 (geweldsbevoegdheid en veiligheidsfouillering) alsmede de handboeien en de wapenstok toe te kennen. Dit is nodig om hen goed en veilig hun werk te kunnen laten uitoefenen. Uit de door de HTM verstrekte informatie is gebleken dat er sprake is van een toename van het aantal gevallen waarin medewerkers van de HTM te maken hebben met fysiek geweld, waarbij een toename van letsel te zien is. Ook het aantal verzoeken om politieassistentie wegens niet-meewerkende en agressieve verdachten is in het afgelopen jaar toegenomen. Daarnaast wordt binnen afzienbare tijd het traject Den Haag–Zoetermeer v.v. aan het vervoersgebied van HTM toegevoegd. De ervaringen van de NS op het traject Den Haag–Zoetermeer v.v. hebben geleerd dat regelmatig sprake is van geweldpleging, verstoring van de openbare orde, verstoring van de treindienst en groepsgerelateerd geweld. Met het FOT beoogt HTM een flexibele, snelle, en voor de medewerkers van HTM en de passagiers veiliger, afhandeling van incidenten.

Verzoeken om toekenning van geweldsmiddelen worden aan de hand van de Circulaire toekenning politiebevoegdheden en geweldsmiddelen (circulaire van 23 november 2005, kenmerk 5387601/505/CBK) beoordeeld. De toekenning van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen vindt slechts plaats indien de noodzaak daartoe door de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangetoond.

Gezien het verzoek van HTM Personenvervoer NV en het daarover door de toezichthouder en de direct toezichthouder uitgebrachte advies, acht ik het voor een goed functioneren van alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van HTM Personenvervoer NV noodzakelijk dat aan hen de geweldsbevoegdheid van artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993 wordt toegekend. HTM Personenvervoer NV voldoet aan de criteria als genoemd in de Circulaire toekenning politiebevoegdheden en geweldsmiddelen (circulaire van 23 november 2005, Stcrt. 2006, 15).

Voorts acht ik, gezien de motivering van de HTM en het daarover door de toezichthouder en de direct toezichthouder uitgebrachte advies, voor een goed functioneren van de buitengewoon opsporingsambtenaren van het FOT van de HTM de noodzaak aanwezig dat zij beschikken over de politiebevoegdheden ex artikel 8, eerste en derde lid van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien en de korte wapenstok. Er is een gerede kans dat de buitengewoon opsporingsambtenaren bij de HTM te maken kunnen krijgen met (dreiging met) geweld, waarbij het gebruik van de genoemde politiebevoegdheden en het gebruik van handboeien en wapenstok geïndiceerd kan zijn.

Onderhavig besluit strekt ertoe om de buitengewoon opsporingsambtenaren van de HTM de bevoegdheid ex artikel 8, eerste lid van de Politiewet 1993 toe te kennen en de buitengewoon opsporingsambtenaren die zijn te werk gesteld bij het FOT de politiebevoegdheden ex artikel 8, eerste en derde lid van de Politiewet 1993 alsmede de handboeien en de wapenstok toe te kennen. Alle buitengewoon opsporingsambtenaren dienen te voldoen aan de bekwaamheidseisen als gesteld in de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar.

Gelet op het feit dat het verzoek van de HTM tot toekenning van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen een eerste verzoek is, heeft het onderhavige besluit een werking van slechts twee jaar. Het besluit is geldig tot 1 juni 2008. De HTM dient vóór 1 maart 2008 aan mij verslag uit te brengen over de doeltreffendheid en de effecten van het gebruik van handboeien in de periode van 1 juni 2006 tot 1 maart 2008. Dit verslag dient te voldoen aan nader door mij in overleg met de toezichthouder en de direct toezichthouder te stellen voorwaarden. Op basis van het door de HTM aan mij uitgebrachte verslag en door mij in te winnen adviezen van de toezichthouder en de direct toezichthouder kan tot verlenging van het besluit worden besloten.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,

R.R. Joesoef Djamil

Naar boven