Wijziging Regeling stimulering biologische productiemethode

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 30 juni 2006, nr. TRCJZ/2006/84, houdende wijziging van de Regeling stimulering biologische productiemethode

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op titel II, hoofdstuk VI bis, van verordening 1257/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L 160);

Gelet op verordening (EG) nr. 817/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 april 2004 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PbEU L 153);

Gelet op verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (PbEU 2004 L 1);

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Regeling stimulering biologische productiemethode wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt vervat in een paragraaf 1, waarvan het opschrift komt te luiden:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel r, door een puntkomma, worden 2 onderdelen toegevoegd, luidende:

s. biologische landbouwer: degene die enige vorm van akkerbouw, veehouderij en tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, planten, bloemen en bloembollen – met inachtneming van de biologische productiemethode uitoefent;

t. aangeslotene: biologische landbouwer die op grond van artikel 4, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode is aangesloten bij de Stichting Skal.

B

De artikelen 2 tot en met 14a worden vervat in een paragraaf 2, waarvan het opschrift komt te luiden:

Paragraaf 2. Hectaretoeslag

C

Na artikel 14a wordt de volgende paragraaf ingevoegd:

Paragraaf 3

Subsidie ter stimulering van de biologische productiemethode

Artikel 14b

De minister kan ter stimulering van de omschakeling naar of voortzetting van de biologische productiemethode aan biologische landbouwers subsidie verlenen.

Artikel 14c

1. Subsidie wordt verleend voor:

a. de eenmalige aansluitingsbijdrage bedoeld in artikel 2 van het Skal-bijdragereglement en

b. de basisbijdrage, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, van het Skal-bijdragereglement.

2. Geen subsidie wordt verleend voor incassokosten, administratiekosten en overige kosten verbonden aan de inning van de in het eerste lid bedoelde bedragen.

3. De subsidie bedraagt 100% van de in het eerste lid bedoelde bedragen.

4. Het subsidieplafond voor de op grond van deze regeling te verstrekken subsidie bedraagt € 5.600.000,00.

Artikel 14d

1. De subsidie kan jaarlijks worden verstrekt gedurende een periode van vijf jaar aan biologische landbouwers die

– in Nederland gevestigd zijn en

– bij de Stichting Skal zijn aangesloten.

2. De subsidie kan voor het hele jaar of een deel daarvan worden vergoed afhankelijk van de periode dat de biologische landbouwer de biologische productiemethode uitoefent.

3. Op de aanvraag tot subsidieverlening is artikel 8, eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14e

De beslissing tot verlening van een subsidie kan worden ingetrokken of gewijzigd indien dit noodzakelijk is ter verkrijging van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of wegens het uitblijven ervan.

D

De artikelen 15, 16, 16a en 17 worden vervat in een paragraaf 4, waarvan het opschrift komt te luiden:

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

1. Algemeen

Zoals aangekondigd in de Beleidsnota Biologische Landbouw 2005–2007 wordt met deze regeling de omschakeling van gangbare bedrijven naar de biologische productiemethode en voortzetting door biologische bedrijven van deze methode gestimuleerd. Voedingsmiddelen die met inachtneming van de voorschriften van de biologische productiemethode worden geproduceerd kunnen worden beschouwd als producten van hoge kwaliteit. De biologische productiemethode belast de bodem minder intensief en stelt bijzondere eisen aan de wijze waarop de gewassen worden beschermd en aan het welzijn van dieren. Deze bijzondere eisen brengen wel met zich mee dat de biologische landbouw arbeidsintensiever is dan de gangbare landbouw.

Naast een bijdrage aan de voedselkwaliteit levert de biologische landbouw tevens een aanzienlijke bijdrage aan de goede kwaliteit van het milieu en het landelijk gebied.

2. Opzet van de regeling

Tegen deze achtergrond is besloten om ter stimulering van bovengenoemde bedrijven een tegemoetkoming te verstrekken die overeenkomt met de bijdrage die deze bedrijven als aangeslotenen moeten betalen aan de instantie die in Nederland toeziet op de naleving van de voorschriften met betrekking tot de biologische productiemethode, de Stichting Skal. Het gaat dan om de basisbijdrage en de eenmalige aansluitingsbijdrage zoals bedoeld in het Skal-bijdragereglement. Ook bedrijven die producten produceren die niet geschikt zijn voor de menselijke consumptie, zoals bloembollentelers en boomkwekers, vallen onder de regeling.

De subsidie wordt alleen verleend voor de periode dat de aangeslotenen de biologische productiemethode uitoefenen. Volgens de regeling wordt geen subsidie verleend voor incassokosten, administratiekosten en overige kosten verbonden aan de inning van de bijdrage.

In het AO biologische Landbouw van 9 februari 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 29 842, nr. 7) is de Tweede Kamer hiermee akkoord gegaan. In de brief van 27 april 2006 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2005/06, 29 842, nr. 9) is uitgelegd waarom voor deze voortzettingssubsidie is gekozen, in plaats van voor een hectarepremie. De voortzettingssubsidie kent nauwelijks administratieve en uitvoeringslasten en kleine en grote biologische bedrijven worden gelijk behandeld.

De steun aan biologische landbouwers die producten produceren bestemd voor menselijke consumptie wordt verleend in het kader van verordening 1257/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). De subsidieverlening voor de biologische landbouwers die producten produceren die niet voor de menselijke consumptie bestemd zijn, is gemeld op basis van de vrijstellingsverordening (EG) 1/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 december.

Op grond van de onderhavige subsidieregeling geldt een subsidieplafond van € 5.600.000,00.

3. Administratieve lasten

Gekozen is voor onderhavige stimuleringssubsidie omdat deze met minimale administratieve lasten is uit te keren. De administratieve lasten zijn gering aangezien de aanvrager alleen een door de Dienst Regelingen toegezonden formulier hoeft te ondertekenen en te retourneren. De administratieve lasten bedragen derhalve circa € 11,– per aanvraag. Uitgaande van circa 1500 aanvragen per jaar zal de totale lastendruk € 15.750,– bedragen. De relatieve administratieve lastendruk bedraagt 1,6%.

Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de onderhavige regeling.

4. Informatie

Meer informatie over de regeling is te vinden op internet (www.minlnv.nl/loket). Vragen kunnen gericht worden aan het LNV-loket, 0800-22 333 22.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven