Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar DSI 2006

Besluit van de Minister van Justitie van 28 juni 2006, nr. 5427431/06/NCTb, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Dienst Speciale Interventies (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar DSI 2006)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 8, zevende lid, en artikel 60, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. KLPD: Korps landelijke politiediensten;

b. DSI: Dienst Speciale Interventies als bedoeld in de Regeling bijzondere bijstandseenheden;

c. de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar te werk gesteld bij de DSI als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Het personeel afkomstig van de krijgsmacht, te werk gesteld bij de DSI, belast met de opsporing van strafbare feiten, is aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van:

a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;

c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 50 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het KLPD.

Artikel 6

De Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar is niet van toepassing op de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2 van dit besluit.

Artikel 7

Ingetrokken wordt: het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar BBE-SIE 2005.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, legitimatiebewijzen en de overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het in artikel 7 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten, legitimatiebewijzen en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2006 en vervalt op 1 juli 2011.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar DSI 2006.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 juni 2006.
De Minister van Justitie,
namens deze:
Hoofd BureauJuridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden, R.R. Joesoef Djamil.

Toelichting

De korpschef van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) heeft bij brief van 20 juni 2006, kenmerk 8965/KL/DSI/2006, verzocht een categoriale beschikking te verlenen ten behoeve van het personeel afkomstig van de krijgsmacht welke wordt ingezet in de DSI.

Het stelsel dat in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een antwoord moet geven op ernstige vormen van geweld en terrorisme bestaat uit speciale eenheden van Politie en Defensie. Deze speciale eenheden treden niet uitsluitend op bij terrorisme of grof geweld maar ook bij het aanhouden van vuurwapengevaarlijke verdachten en het beëindigen van levensbedreigende situaties. Na onderzoek is gebleken dat het nodig is het stelsel van speciale eenheden te herzien op de punten inrichting, aansturing en de randvoorwaarden. Zo kan beter en doelmatiger het hoofd worden geboden aan de hedendaagse dreigingen. De Tweede Kamer is over de voorgenomen herziening van het stelsel van speciale eenheden met het kabinetsstandpunt van 3 juni 2005 geïnformeerd.

Onderdeel van dit nieuwe stelsel betreft de nieuwe Dienst Speciale Interventies (DSI) bij het KLPD. De DSI zal met ingang van 1 juli 2006 worden opgericht en heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag in voorkomende gevallen op te treden tegen daders, dan wel verdachten van (voorbereiding van) grof geweld c.q. terroristische aanslagen. De DSI bestaat uit personeel van de politie en de krijgsmacht en is ingesteld op basis van artikel 60 van de Politiewet 1993.

Zowel de medewerkers van de politie als van de Koninklijke marechaussee hebben (algemene) opsporingsbevoegdheid. Het personeel van andere krijgsmachtdelen heeft geen opsporingsbevoegdheid. Gelet op de aard van het werk is het noodzakelijk dat ieder individu binnen de DSI, beschikt over opsporingsbevoegdheid. De opsporingsbevoegdheid is noodzakelijk om individueel opsporingshandelingen te kunnen verrichten, zoals binnentreden, aanhouden, strafvorderlijke fouillering en inbeslagneming. Ook dient zij proces-verbaal te kunnen opmaken, teneinde ambtsedig de verrichte opsporingshandelingen te verantwoorden.

Het bij de DSI ingedeelde personeel afkomstig van de krijgsmacht wordt tewerkgesteld bij het KLPD en voeren hun werkzaamheden uit onder algehele leiding van een politie-officier en onder gezag van een officier van justitie. De opsporingsbevoegdheid is beperkt tot de duur van de plaatsing bij de DSI en is functiegerelateerd. De opsporingsbevoegdheid kan alleen gebruikt worden tijdens operationele werkzaamheden, die worden uitgevoerd onder gezag van een officier van justitie.

Het bij de DSI te werk gestelde personeel afkomstig van de krijgsmacht beschikt over geweldsbevoegdheid op basis van artikel 8, zesde lid van de Politiewet 1993. Het bij de DSI ingedeelde personeel afkomstig van de krijgsmacht wordt vrijgesteld van de bekwaamheidseis als bedoeld in de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar, aangezien zij niet in alle gevallen beschikt over de bewapening die regulier aan buitengewoon opsporingsambtenaren kan worden toegekend. Wel dient de buitengewoon opsporingsambtenaar bij de DSI aan te tonen bekwaam te zijn in het gebruik van de bijzondere geweldsmiddelen. Hiervoor gelden de opleidingseisen die gesteld worden aan personen die zijn te werk gesteld bij de DSI.

De Minister van Justitie

namens deze:

Hoofd BureauJuridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,

R.R. Joesoef Djamil

Naar boven