Instellingsregeling Beleidsteam DSI

Regeling van de Minister van Justitie, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie van 28 juni 2006, nr. 5427437/06/NCTb, tot instelling van een Beleidsteam voor de advisering en ondersteuning van de Minister van Justitie bij de inzet van de DSI (Instellingsregeling Beleidsteam DSI)

De Minister van Justitie,

In overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepaling

1. DSI: de Dienst Speciale Interventies van het Korps landelijke politiediensten, zijnde de eigenstandige organisatie van de DSI met daarbij inbegrepen de eenheden die onder operationele aansturing van de DSI kunnen worden ingezet;

2. UIM: Unit Interventie Mariniers, zijnde de interventie-eenheid van het Korps Mariniers.

Artikel 2

Beleidsteam

Er is een Beleidsteam voor de advisering en ondersteuning van de Minister van Justitie bij de inzet van de DSI, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 a t/m c, hierna te noemen het Beleidsteam.

Artikel 3

Taken van het Beleidsteam

1. Het Beleidsteam adviseert en ondersteunt de Minister van Justitie bij de inzet van de DSI, in die situaties waarin:

a. de UIM op basis van de criteria de aangewezen eenheid is om te worden ingezet, of

b. zich meerdere incidenten op verschillende locaties tegelijkertijd voordoen waartussen vermoedelijk een verband bestaat, of

c. op enige andere wijze een nationaal belang in het geding is.

2. De advisering en ondersteuning heeft betrekking op het plan van inzet van de DSI en de voorwaarden en kaders waarbinnen de inzet plaats dient te vinden.

Artikel 4

Samenstelling

1. De voorzitter van het Beleidsteam is de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Het Beleidsteam is voorts samengesteld uit:

a. De Korpschef van het Korps landelijke politiediensten;

b. de Voorzitter van het College van procureurs-generaal.

2. In het geval inzet van de UIM aan de orde is maakt de Directeur juridische zaken van het ministerie van Defensie deel uit van het beleidsteam.

3. Het Beleidsteam kan zich laten adviseren door adviseurs.

4. In het geval de leden van het Beleidsteam om zwaarwegende redenen niet aanwezig kunnen zijn, kunnen zij zich laten vertegenwoordigen.

5. Het secretariaat van de commissie berust bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.

Artikel 5

Inwerkingtreding

1. De confidentiële regeling van de Minister van Justitie (nr. R45/99 d.d. 6 juni 2005) houdende instelling van de Begeleidingscommissie ten behoeve van de bijzondere bijstandseenheden (BELCOM-BBE) wordt met inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken.

2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Instellingsregeling

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Beleidsteam DSI.

De regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 juni 2006.
De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Het stelsel dat in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een antwoord moet geven op ernstige vormen van geweld en terrorisme bestaat uit speciale eenheden van politie en Defensie. Deze speciale eenheden treden niet uitsluitend op bij terrorisme of grof geweld maar ook bij het aanhouden van vuurwapengevaarlijke verdachten en het beëindigen van levensbedreigende situaties. Na onderzoek is gebleken dat het nodig is het stelsel van speciale eenheden te herzien op de punten inrichting, aansturing en de randvoorwaarden. Zo kan beter en doelmatiger het hoofd worden geboden aan de hedendaagse dreigingen. De Tweede Kamer is over de voorgenomen herziening van het stelsel van speciale eenheden met het kabinetsstandpunt van 3 juni 2005 geïnformeerd.

Onderdeel van dit nieuwe stelsel betreft de nieuwe Dienst Speciale Interventies (DSI) bij het Korps landelijke politiediensten (KLPD). De DSI heeft ten behoeve van de daadwerkelijke inzet in het kader van terrorismebestrijding en de aanpak van grof geweld de operationele aansturing van de DSI met daarbij inbegrepen de speciale eenheden (de Unit Interventie (UI) en de Unit Interventie Mariniers (UIM)) en de daarbij eventueel aan de speciale eenheden toegevoegde andere ondersteunende eenheden. De AOE’s die in gezamenlijkheid met de overige eenheden van de DSI worden ingezet vallen ook onder de operationele aansturing van de DSI.

De begeleiding van de bijzondere bijstandseenheden (BBE’n) vond in de oude situatie plaats door de Begeleidingscommissie Bijzondere Bijstandseenheden (BELCOM-BBE). De BELCOM-BBE had naast een adviesrol ten aanzien van beleid en beheer ook een operationele rol bij inzet van de BBE’n. In het nieuwe stelsel wordt de advisering ten aanzien van het beleid en het beheer van de DSI in één afstemmingsorgaan belegd, genoemd het Afstemmingsoverleg. Het Afstemmingsoverleg heeft geen operationele taken, zoals dit bij de BELCOM-BBE wel het geval was.

De advisering van de Minister van Justitie in operationele zin, vindt in het nieuwe stelsel plaats door een beleidsteam dat is samengesteld uit de NCTb (voozitter), de voorzitter van het College van procureurs-generaal en de korpschef KLPD. Zij kunnen zich op specifieke aspecten laten adviseren door bijvoorbeeld het hoofd DSI en de landelijk officier voor terrorismebestrijding van het Openbaar Ministerie. Doorgaans zullen laatstgenoemden op de plaats delict aanwezig zijn ter ondersteuning en advisering van de lokale driehoek. In geval van inzet van de UIM neemt het ministerie van Defensie deel aan het beleidsteam. Bijgaand besluit strekt tot de instelling van dit beleidsteam.

In het kabinetsstandpunt wordt wat betreft de inzet van de DSI een onderscheid gemaakt tussen reguliere inzetsituaties en nationale inzetsituaties. De voorzitter van het College van procureurs-generaal wordt gemachtigd om namens de Minister van Justitie te beslissen over de inzet van de DSI in een groot gedeelte van de reguliere inzetsituaties. Indien sprake is van nationale inzetsituaties, zal de Minister van Justitie zelf beslissen, bijgestaan door een beleidsteam.

De hier bedoelde nationale situaties worden in artikel 3 van dit besluit geduid als die situaties waarin:

a. de UIM op basis van de criteria de aangewezen eenheid is om te worden ingezet, of

b. zich meerdere incidenten op verschillende locaties tegelijkertijd voordoen waartussen vermoedelijk een verband bestaat, of

c. op enige andere wijze een nationaal belang in het geding is.

Vanzelfsprekend kunnen deze situaties in enige mate overlap vertonen.

Ad artikel 3a wordt opgemerkt dat de inzet van de UIM niet is gemandateerd aan de voorzitter van het College van procureurs-generaal en dat de Minister van Justitie, na overleg met de Minister van Defensie, hierover derhalve altijd zelfstandig zal beslissen.

Ad artikel 3b wordt opgemerkt dat met de hier genoemde ogenschijnlijk met elkaar in verband staande incidenten, in principe niet wordt gedoeld op de planmatige (enkelvoudige dan wel meervoudige) aanhouding door de UI van de DSI in het kader van opsporingsonderzoeken.

Ad artikel 3c wordt opgemerkt dat hier wordt gedoeld op situaties waarin redenen van nationaal belang dicteren dat de Minister van Justitie zelf instemming verleent aan de inzet van de DSI. Daarvan is sprake als zich incidenten voordoen met een nationale uitstraling, zoals b.v. incidenten met nationaal ingrijpende gevolgen voor de infrastructuur en/of besluitvormingsprocessen. Het aantal incidenten, het verband daartussen, de gelijktijdigheid, de plaats dan wel de kennelijke gerichtheid op bepaalde personen/functionarissen en/of objecten zijn in dit kader mede bepalend.

Theoretisch kan de situatie zich voordoen dat de Minister van Justitie zelf beslist over een inzet zonder dat hij hiervoor een beleidsteam bij elkaar roept. Het zou hierbij b.v. kunnen gaan om situaties die een ‘regulier’ karakter hebben, doch niet in een door de Minister van Justitie, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie, vastgesteld generiek inzetscenario zijn gevat. De voorzitter van het College van procureurs-generaal is immers niet gemachtigd om over de inzet van de DSI te beslissen in situaties waarvoor geen dergelijk vastgesteld scenario bestaat. Naar verwachting zal een dergelijke situatie zich echter slechts bij zeer grote uitzondering voordoen.

Naar boven