Wijziging van enkele regelingen betreffende de werkwijze bij landinrichtingsprojecten

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 juni 2006, nr. TRCJZ/2006/224, houdende wijziging van enkele regelingen betreffende de werkwijze bij landinrichtingsprojecten

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 32 en 221 van de Landinrichtingswet, de artikelen 4, zevende lid, en 125 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, de artikelen 3, vijfde lid, en 106 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, artikel 10 van het Besluit van 30 oktober 1981, houdende voorschriften betreffende de samenstelling en de werkwijze van de commissie beheer landbouwgronden (Stb. 677), en artikel 1, tweede lid, van het Vacatiegeldenbesluit 1988;

Besluiten:

Artikel I

De Regeling werkwijze landinrichtingscommissie1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

Deze regeling neemt over de begrippen van de Landinrichtingswet en verstaat onder:

a. wet: Landinrichtingswet;

b. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

c. Dienst Landelijk Gebied: Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

d. bureau beheer landbouwgronden: bureau beheer landbouwgronden, als bedoeld in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

e. commissie: landinrichtingscommissie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet;

f. directeur DLG: directeur van de Dienst Landelijk Gebied;

g. hoofd projecten DLG: hoofd projecten van de Dienst Landelijk Gebied;

h. kadaster: kadaster directie landinrichting;

i. teamhoofd inrichting DLG: teamhoofd inrichting van de Dienst Landelijk Gebied.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt ‘door of vanwege de Centrale Landinrichtingscommissie, hierna te noemen de centrale commissie, dan wel’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De vergaderingen van de commissie worden voorbereid door een agendacommissie, bestaande uit de voorzitter en de secretaris van de commissie, het betrokken teamhoofd inrichting DLG, en de ingenieur van het kadaster. Het teamhoofd inrichting DLG en de ingenieur van het kadaster kunnen zich doen vervangen.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. het teamhoofd inrichting DLG;

2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. de ingenieur van het kadaster;

3. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. de adviserende leden die ingevolge artikel 28, vierde lid, van de wet zijn benoemd door gedeputeerde staten.

4. Onderdeel d vervalt.

5. In het tweede lid wordt ‘onderdelen a, b en c’ vervangen door ‘onderdelen a en b’ en wordt ‘onderdeel d’ vervangen door: onderdeel c.

6. Het derde lid komt te luiden:

3. De commissie zendt van elke vergadering de agenda met bijbehorende stukken ter kennisneming aan het betrokken hoofd projecten DLG en aan de desbetreffende districtsmanager van het kadaster.

D

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

1. De secretaris van de commissie zendt een afschrift van alle correspondentie met derden die betrekking heeft op aangelegenheden betreffende de planvorming, aan het hoofd projecten DLG, de desbetreffende districtsmanager van het kadaster en gedeputeerde staten.

2. De commissie zendt alle correspondentie met de minister via de directeur DLG, teneinde deze in de gelegenheid te stellen zijn advies hieraan toe te voegen.

E

In artikel 7 vervalt ‘van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’.

F

Artikel 8 vervalt.

G

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de districtsingenieur’ vervangen door ‘het teamhoofd inrichting DLG’ en wordt ‘de directeur van de Dienst Landelijk Gebied’ vervangen door: de minister.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De commissie zendt door tussenkomst van het hoofd projecten DLG een afschrift van de planning aan de directeur DLG en aan de directeur van het kadaster.

H

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

1. De commissie stelt jaarlijks een werkplan vast volgens de door de minister gegeven voorschriften met inachtneming van de door gedeputeerde staten beschikbaar gestelde kredieten.

2. De commissie zendt een afschrift van het werkplan aan het hoofd projecten DLG, aan de desbetreffende districtsmanager van het kadaster en aan gedeputeerde staten.

I

In artikel 13 wordt ‘en/of’ vervangen door ‘of’, wordt ‘het Bureau Beheer Landbouwgronden, hierna te noemen het bureau,’ vervangen door ‘het bureau beheer landbouwgronden’ en wordt ‘het bureau’ vervangen door: het bureau beheer landbouwgronden.

J

Artikel 14 vervalt.

K

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: de minister.

2. In het derde lid wordt ‘het Hoofd Beheer Landbouwgronden’ vervangen door: de minister.

L

In artikel 16 wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: de minister.

M

Artikel 17, tweede lid, komt te luiden:

2. Ten minste zes maanden voor de toezending, bedoeld in artikel 131, tweede lid, van de wet, aan gedeputeerde staten stelt de commissie de directeur DLG op de hoogte van de inhoud van het taxatierapport en het in een overeenkomst vastgelegde resultaat van de onderhandelingen, teneinde de goedkeuring, bedoeld in artikel 147, eerste lid, van de wet, te verkrijgen.

N

In artikel 18 wordt ‘onder b en c’ vervangen door ‘onderdelen b en c’, wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door ‘de minister’ en wordt ‘tweede lid’ vervangen door: eerste lid.

O

Artikel 19, tweede lid, komt te luiden:

2. Jaarlijks wordt door de commissie aan de directeur DLG een verslag inzake de aanwending van de door het bureau beheer landbouwgronden verworven gronden uitgebracht volgens de daartoe door de minister vastgestelde richtlijnen.

P

In artikel 20 wordt ‘de inspecteur’ vervangen door: het hoofd projecten DLG.

Q

Het opschrift van Titel 5 komt te luiden: Vereenvoudigde voorbereiding landinrichtingsplan

R

Artikel 22 vervalt.

S

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 76, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 76, tweede lid’ en vervalt ‘en rekening houdend met de sectorale inrichtingswensen voor zover die passen binnen de in de projectnota aangegeven voornemens’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De commissie stelt een milieu-effectrapport als bedoeld in het Besluit milieu-effectrapportage op voor m.e.r.-projecten die door gedeputeerde staten als m.e.r.-plichtig zijn aangewezen op grond van de daartoe door gedeputeerde staten vastgestelde m.e.r.-richtlijnen.

3. Het derde lid vervalt.

T

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

1. De commissie stuurt het concept van het voorontwerp, bedoeld in artikel 23, eerste lid, voor commentaar aan gedeputeerde staten en aan de directeur DLG. Gedeputeerde staten laten een antwoord naar de commissie uitgaan met inachtneming van het commentaar van de directeur DLG met het oog op artikel 81 van de wet.

2. De commissie verwerkt het antwoord van gedeputeerde staten in het voorontwerp, bedoeld in artikel 23, eerste lid.

3. Na ontvangst en verwerking van het antwoord van gedeputeerde staten zendt de commissie de stukken, bedoeld in artikel 79 van de wet, aan gedeputeerde staten.

U

Titel 6, paragraaf 1, vervalt.

V

Het opschrift van titel 6, paragraaf 2, vervalt.

W

Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

1. De commissie stuurt het concept van het voorontwerp van het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de wet, voor commentaar aan gedeputeerde staten en aan de directeur DLG. Gedeputeerde staten laten een antwoord naar de commissie uitgaan met inachtneming van het commentaar van de directeur DLG met het oog op artikel 81 van de wet.

2. De commissie verwerkt het antwoord van gedeputeerde staten in het voorontwerp, bedoeld in het eerste lid.

3. Na ontvangst en verwerking van het antwoord van gedeputeerde staten zendt de commissie de stukken, bedoeld in artikel 79 van de wet, aan gedeputeerde staten.

X

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

1. Met betrekking tot een wijziging van het voorontwerp van het landinrichtingsplan als bedoeld in artikel 84 van de wet, is in het voorkomend geval artikel 24 of 27 van overeenkomstige toepassing.

2. Bij een voorstel tot uitwerking dan wel uitbreiding als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de wet is in voorkomend geval artikel 24 of 27 van overeenkomstige toepassing.

Y

Artikel 30 vervalt.

Z

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Nadat de commissie overeenkomstig artikel 40, tweede lid, van de wet kennis heeft gegeven van de grenzen van het in te richten gebied, alsmede die van ieder tot dat gebied behorende blok, gaat zij over tot registratie van eigenaren en pachters.

2. In het tweede lid wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: de minister.

AA

In artikel 32 vervalt ‘, sub b,’, wordt ‘de districtsingenieur’ vervangen door ‘het teamhoofd DLG’ en wordt ‘de inspecteur’ vervangen door: het hoofd projecten DLG.

BB

In artikel 34 wordt ‘de inspecteur, die hierbij optreedt namens de directeur van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door ‘het teamhoofd projecten DLG’ en vervalt ‘, waarna tot aanbesteding kan worden overgegaan’.

CC

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

1. De commissie draagt er zorg voor dat de aanbesteding en gunning voor het leveren van diensten geschiedt overeenkomstig het Aanbestedingsreglement voor Diensten LNV 2003, dan wel overeenkomstig het Besluit aanbestedingsregels overheidsopdrachten.

2. Op de werken, bedoeld in artikel 128 van de wet, is het Aanbestedingsreglement Werken 2005 van toepassing. De commissie draagt er zorg voor dat deze werken overeenkomstig dit reglement worden aanbesteed.

DD

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het Uniform aanbestedingsreglement 1996 (U.A.R. 1986) dan wel overeenkomstig het Uniform Aanbestedingsreglement EG 1991’ vervangen door ‘de Beleidsregels aanbesteding van werken dan wel overeenkomstig het Aanbestedingsreglement Werken 2005’, en wordt ‘de inspecteur’ vervangen door: het hoofd projecten DLG.

2. In het tweede lid wordt ‘de inspecteur’ vervangen door: het hoofd projecten DLG.

EE

Artikel 37 komt te luiden:

Artikel 37

Indien het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 80 van de wet onderscheidenlijk artikel 88 van de wet, voorziet in een financiële bijdrage in de kosten van bedrijfsverplaatsing, is de Regeling bedrijfshervestiging en -beëindiging daarop van overeenkomstige toepassing en volgt de commissie de voorschriften op die terzake door de minister zijn gegeven.

FF

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

De commissie stelt richtsnoeren op met betrekking tot vergoeding van schade op grond van artikel 129, tweede lid, van de wet. Deze richtsnoeren behoeven goedkeuring van de minister.

GG

Artikel 39 komt te luiden:

Artikel 39

1. Indien het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 80 van de wet onderscheidenlijk artikel 88 van de wet, voorziet in een financiële bijdrage in de kosten van kavelverbeteringswerken, respectievelijk van door particulieren aan te leggen beplantingen, is de Regeling subsidiëring landinrichting daarop van overeenkomstige toepassing.

2. Indien een bijdrage als bedoeld in het eerste lid wordt verleend, dan tekent de commissie die bijdrageverlening voor akkoord.

3. Met de ondertekening, bedoeld in het tweede lid, geeft de commissie te kennen dat:

a. zij instemt met het tijdstip van aanvang van werken;

b. de werken in overeenstemming zijn met het landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 80, eerste lid, van de wet onderscheidenlijk artikel 88, van de wet;

c. zij de toestemming, bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de wet, onderscheidenlijk artikel 71, eerste lid, van de wet, verleent.

HH

Artikel 40 komt te luiden:

Artikel 40

1. De commissie schrijft de ingevolge artikel 151 van de wet ingekomen pachtovereenkomsten onmiddellijk na ontvangst in in een register.

2. De commissie zendt deze pachtovereenkomsten aan de ingenieur van het kadaster ter verdere afwerking van de registratie. Deze draagt vervolgens zorg, dat de pachtovereenkomsten, voorzien van een stempel ten bewijze van de registratie, namens de commissie, aan de inzenders worden teruggezonden.

II

Artikel 41 vervalt.

JJ

Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42

De commissie doet door tussenkomst van de directeur DLG een voorstel aan de minister voor een stelsel van classificatie van de grond, met inachtneming van artikel 162, tweede lid, van de wet en de Regeling herverkaveling.

KK

Artikel 43 komt te luiden:

Artikel 43

De commissie doet door tussenkomst van de directeur DLG een voorstel aan de minister voor nadere regels voor de tweede schatting, bedoeld in artikel 210, derde lid, van de wet, met inachtneming van de Regeling herverkaveling.

LL

In artikel 44 wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: de minister.

MM

In artikel 45 wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: de minister.

NN

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46

Bij de toepassing van artikel 131, eerste lid, van de wet volgt de commissie de door de minister gegeven voorschriften op.

OO

Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

Indien de commissie op grond van artikel 21 van de Regeling herverkaveling wenst af te wijken van de regels voor het plan van toedeling, dan doet zij hiertoe door tussenkomst van de directeur DLG een voorstel aan de minister.

PP

In artikel 48 wordt ‘richtlijnen’ vervangen door ‘regels’ en wordt ‘de districtsingenieur’ vervangen door: het hoofd projecten.

QQ

In artikel 49, tweede lid, wordt ‘dan wel een voorstel tot goedkeuring van de werken bedoeld in artikel 135, tweede en derde lid, van de wet zo spoedig mogelijk aan de centrale commissie’ vervangen door: zo spoedig mogelijk aan gedeputeerde staten, dan wel zendt zij zo spoedig mogelijk een verklaring van voltooiing als bedoeld in artikel 135, tweede en derde lid, van de wet aan de aldaar bedoelde openbare lichamen of rechtspersonen.

RR

In de artikelen 50 en 51 wordt ‘de centrale commissie’ telkens vervangen door: de minister.

SS

Artikel 51a vervalt.

TT

Artikel 52, tweede lid, komt te luiden:

2. Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling werkwijze landinrichtingscommissie.

Artikel II

De Regeling subsidiëring landinrichting2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. DLG: Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

c. landinrichtingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 27 van de Landinrichtingswet;

d. herinrichtingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën;

e. reconstructiecommissie: commissie als bedoeld in artikel 3 van de Reconstructiewet Midden-Delfland;

f. landinrichtingsplan: plan als bedoeld in artikel 73 van de Landinrichtingswet;

g. herinrichtingsplan: plan als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën;

h. plan van voorzieningen: plan als bedoeld in artikel 40 van de Reconstructiewet Midden-Delfland;

i. reconstructieplan: plan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

j. begrenzingenplan: plan als bedoeld in artikel 131 van de Landinrichtingswet;

k. inventarisatieplan: plan als bedoeld in artikel 72 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën;

l. plan van wegen en waterlopen: plan als bedoeld in artikel 69 van de Reconstructiewet Midden-Delfland;

m. plan van toedeling: plan als bedoeld in artikel 196 van de Landinrichtingswet, artikel 80 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en Gronings-Drentse Veenkoloniën, artikel 76 van de Reconstructiewet Midden-Delfland en artikel 62 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

n. lijst der geldelijke regelingen: lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 211 van de Landinrichtingswet, artikel 109 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, artikel 93 van de Reconstructiewet Midden-Delfland en artikel 73 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

o. herverkaveling: herverkaveling als bedoeld in artikel 1 van de Landinrichtingswet en artikel 1 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

p. verordening (EG) nr. 1257/1999: verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 betreffende steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L160).

B

In artikel 2 wordt ‘voorzover deze voor cofinanciering in aanmerking komen op grond van’ vervangen door ‘voorzover deze voldoen aan de voorwaarden voor cofinanciering, bedoeld in’ en wordt ‘overeenkomstig het landinrichtingsplan, het herinrichtingsplan of het plan van voorzieningen’ vervangen door: overeenkomstig het landinrichtingsplan, het herinrichtingsplan, het plan van voorzieningen of het reconstructieplan.

C

Artikel 3, onderdeel b, komt te luiden:

b. de landinrichtingscommissie, de herinrichtingscommissie, de reconstructiecommissie, danwel gedeputeerde staten voor de uitvoering van het reconstructieplan, ten behoeve van de in onderdeel a bedoelde personen, tot de datum van de vaststelling van de lijst der geldelijke regelingen.

D

Na artikel 26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26a

Deze regeling berust mede op artikel 92 van de Reconstructiewet concentratiegebieden.

Artikel III

De Regeling vacatiegelden leden Centrale Landinrichtingscommissie, commissie beheer landbouwgronden, provinciale commissie beheer landbouwgronden en geschillencommissie3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt.

2. De onderdelen b tot en met d worden geletterd a tot en met c.

B

Het opschrift van paragraaf 2 komt te luiden:

Paragraaf 2. Vacatiegelden commissie beheer landbouwgronden

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ‘, plaatsvervangende leden’ en wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: de commissie beheer landbouwgronden.

2. In het derde lid wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: de commissie beheer landbouwgronden.

D

Artikel 3 vervalt.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor eerste lid vervalt de aanduiding ‘1’.

2. Het tweede lid vervalt.

F

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vacatiegelden leden commissie beheer landbouwgronden, provinciale commissie beheer landbouwgronden en geschillencommissie.

Artikel IV

De Instructie voor de herinrichtingscommissie, zoals vastgesteld bij het Besluit van de Minister van Landbouw en Visserij van 16 januari 1979, J. 1084 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6 wordt ‘de secretaris van de Centrale Cultuurtechnische Commissie, bedoeld in artikel 3 van de Ruilverkavelingswet 1954 (Stb. 510), hier na te noemen de centrale commissie’ vervangen door: de directeur van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, hierna te noemen de directeur DLG.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de inspecteurs Landinrichting’ vervangen door: de betrokken hoofden projecten van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De secretaris draagt zorg voor de archiefvorming volgens de bepalingen en instructies opgesteld voor het archiefbeheer van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het Vacatiegeldenbesluit 1970 (Stb. 577)’ vervangen door: het Vacatiegeldenbesluit 1988.

2. In het tweede lid wordt ‘het Reisbesluit 1971 (Stb. 1970, 602)’ vervangen door: het Reisbesluit binnenland.

3. In het derde lid wordt ‘de Minister van Landbouw en Visserij’ vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Financiën.

D

In artikel 12, tweede lid, wordt ‘de Minister van Landbouw en Visserij’ vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

E

Titel 4 vervalt.

F

De artikelen 18, 19 en 21 vervallen.

G

In artikel 22, tweede lid, wordt ‘de secretaris van de centrale commissie’ vervangen door: de directeur DLG.

H

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

De commissie draagt zorg dat de aanbesteding en gunning van het leveren van diensten geschieden overeenkomstig het Aanbestedingsreglement voor Diensten LNV 2003, dan wel overeenkomstig het Besluit aanbestedingsregels overheidsopdrachten.

I

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

Op de door de commissie uit te voeren werken zijn de Beleidsregels aanbesteding van werken en het Aanbestedingsreglement Werken 2005 van toepassing.

J

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

Het secretariaat zendt van alle aannemingsovereenkomsten die door de commissie worden afgesloten, een gewaarmerkt afschrift aan de directeur DLG.

K

In artikel 27 wordt ‘normen’ vervangen door ‘richtsnoeren’ en wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

L

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het artikel wordt ‘de Landinrichtingsdienst’ telkens vervangen door: de Dienst Landelijk Gebied.

2. In het tweede lid wordt ‘het Ministerie van Landbouw en Visserij’ vervangen door: het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

M

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

De commissie doet door tussenkomst van de directeur DLG een voorstel aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor een stelsel van classificatie van de grond met inachtneming van artikel 33, eerste lid, van de wet en de Regeling herverkaveling.

N

Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

De commissie doet door tussenkomst van de directeur DLG een voorstel aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de regels, bedoeld in artikel 107, tweede lid, van de wet en neemt daarbij de Regeling herverkaveling in acht.

O

In artikel 32 wordt ‘de Minister van Landbouw en Visserij’ vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

P

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

1. De Regeling herverkaveling is van overeenkomstige toepassing op het opmaken van het plan van toedeling door de commissie.

2. Indien de commissie op grond van artikel 21 van de Regeling herverkaveling wenst af te wijken van de regels voor het plan van toedeling, dan doet zij hiertoe door tussenkomst van de directeur DLG een voorstel aan de minister.

Q

Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33a

1. Plannen van toedeling die zijn opgemaakt, voorafgaande aan de inwerkingtreding van de regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 12 juni 2006, TRCJZ/2006/224 (Stcrt. 2006, 120), houdende wijziging van enkele regelingen betreffende de werkwijze bij landinrichtingsprojecten, zijn opgemaakt overeenkomstig de Regeling herverkaveling.

2. Ingeval bij het opmaken van het plan van toedeling is gehandeld overeenkomstig door of in naam van de commissie vastgestelde richtlijnen voor het opmaken van het plan van toedeling op grond van artikel 33, zoals dat luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 12 juni 2006, TRCJZ/2006/224, (Stcrt. 2006, 120), houdende wijziging van enkele regelingen betreffende de werkwijze bij landinrichtingsprojecten, en die richtlijnen afwijken van de Regeling herverkaveling, hebben de daarvan het gevolg zijnde afwijkingen van de artikelen 8 tot en met 20 van de Regeling herverkaveling, gelet op artikel 21 van de Regeling herverkaveling, de instemming van de minister.

R

Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34

De ingenieur van het kadaster stelt het plan van toedeling op in samenwerking met de secretaris van de commissie. Nadat hij deze overeenstemming heeft verkregen, wordt het ontwerp ter verdere behandeling aangeboden aan de commissie.

S

Titel 10 vervalt.

T

In artikel 36, tweede lid, wordt ‘artikel 72, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 72, tweede lid’ en wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: het betrokken college van gedeputeerde staten.

U

In artikel 42 wordt ‘de Minister van Landbouw en Visserij’ telkens vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel V

De instructie voor de deelgebiedscommissie, zoals vastgesteld bij het Besluit van de Minister van Landbouw en Visserij van 16 januari 1979, J. 108 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Tot de vergadering van de commissie worden steeds uitgenodigd:

a. de secretaris van de herinrichtingscommissie: deze kan zich doen vertegenwoordigen of vergezellen door een door hem aan te wijzen medewerker;

b. een ingenieur van het kadaster directie landinrichting: deze kan zich doen vertegenwoordigen of vergezellen door een door hem aan te wijzen ambtenaar;

c. het hoofd projecten van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de provincie, waarin het deelgebied of het grootste gedeelte daarvan is gelegen: deze kan zich doen vertegenwoordigen of vergezellen door een of meer door hem aan te wijzen ambtenaren;

d. andere deskundigen, indien de te behandelen onderwerpen dit naar het oordeel van de commissie gewenst maken.

B

In artikel 9 wordt ‘de secretaris van de Centrale Cultuurtechnische Commissie, bedoeld in artikel 3 van de Ruilverkavelingswet 1954 (Stb. 510), hierna te noemen centrale commissie’ vervangen door: de directeur van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, hierna te noemen de directeur DLG.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de hoofdingenieur-directeur voor Landinrichting, Grond- en Bosbeheer, in de provincie, waarin het deelgebied of het grootste gedeelte daarvan is gelegen’ vervangen door: het hoofd projecten, bedoeld in artikel 5, onderdeel c,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De secretaris van de commissie draagt zorg voor de archiefvorming volgens de bepalingen en instructies opgesteld voor het archiefbeheer van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het Vacatiegeldenbesluit 1970 (Stb. 577)’ vervangen door: het Vacatiegeldenbesluit 1988.

2. in het tweede lid wordt ‘het Reisbesluit 1971 (Stb. 1970, 602)’ vervangen door: het Reisbesluit binnenland.

3. In het derde lid wordt ‘de Ministers van Landbouw en Visserij en Financiën’ vervangen door: de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Financiën.

E

In artikel 12, derde lid, wordt ‘de centrale commissie’ vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

F

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het Vacatiegeldenbesluit 1970 (Stb. 577)’ vervangen door: het Vacatiegeldenbesluit 1988.

2. In het derde lid wordt ‘de Minister van Landbouw en Visserij en Financiën’ vervangen door: de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Financiën.

G

Titel 4 vervalt.

H

In artikel 15 wordt ‘de Minister van Landbouw en Visserij’ telkens vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel VI

De instructie voor de Reconstructiecommissie Midden-Delfland, zoals vastgesteld bij Besluit van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 23 juni 19785 , 0515928 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8 wordt ‘de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door ‘de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ en wordt ‘het Reisbesluit 1971’ vervangen door: het Reisbesluit binnenland.

B

In de artikelen 9 en 13 wordt ‘de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ telkens vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

C

Hoofdstuk IV vervalt.

D

In artikel 23 wordt ‘de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vermelden’ vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vermeldt.

E

In artikel 24 wordt ‘de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

F

Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

De reconstructiecommissie draagt zorg, dat de aanbesteding en gunning van het leveren van diensten geschieden overeenkomstig het Aanbestedingsreglement voor Diensten LNV 2003, dan wel overeenkomstig het Besluit aanbestedingsregels overheidsopdrachten.

G

In artikel 28 wordt ‘de Comptabiliteitswet 1976’ vervangen door: de Comptabiliteitswet 2001.

H

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

Op de door de reconstructiecommissie uit te voeren werken zijn van toepassing de Beleidsregels Aanbesteding van Werken en het Aanbestedingsreglement Werken 2005.

I

In artikel 30 wordt ‘de Centrale Landinrichtingscommissie’ vervangen door ‘de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ en wordt ‘normen’ vervangen door: richtsnoeren.

J

In de artikelen 31 en 32 wordt ‘de Landinrichtingsdienst’ telkens vervangen door: de Dienst Landelijk Gebied.

K

Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34

Met betrekking tot de schattingen, bedoeld in artikel 92 van de wet, is de Regeling herverkaveling van overeenkomstige toepassing.

L

De artikelen 35 en 36 vervallen.

M

In artikel 37 wordt ‘de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door ‘de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ en wordt ‘het Reisbesluit 1971’ vervangen door: het Reisbesluit binnenland.

N

Paragraaf 3 vervalt

O

Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

Uitgevoerde werken in het kader van het plan van wegen en waterlopen en landschapsplan, worden door de reconstructiecommissie beheerd en onderhouden tot aan het moment dat gedeputeerde staten beide plannen hebben vastgesteld en de reconstructiecommissie voor zover nodig aan de provincie Zuid-Holland of de op grond van artikel 72, eerste lid, van de Wet aangewezen beheerders of onderhoudsplichtigen heeft verklaard, dat deze werken zijn voltooid. Het beheer en onderhoud van bestaande te handhaven, niet te verbeteren wegen en waterlopen blijven tot aan het besluit van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 72 van de Wet, bij de beheerders en onderhoudsplichtigen. Uitgevoerde werken in het kader van de recreatie zijn in beheer en onderhoud bij de reconstructiecommissie tot aan het tijdstip dat deze worden overgedragen aan het Recreatieschap. Dit tijdstip dient zo dicht mogelijk te liggen bij het tijdstip van gereedkomen van de werken.

P

In artikel 47 wordt ’de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening’ telkens vervangen door ‘de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer’, vervalt ‘Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk’, wordt ‘van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door ‘van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ en wordt ‘gelgenheid’ vervangen door: gelegenheid.

Artikel VII

De regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 oktober 2003, nr. TRCJZ/2003/9098, tot vaststelling van beheersbijdragen voor 2004 voor de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (Stcrt. 211) wordt ingetrokken.

Artikel VIII

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 juni 2006.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.

Toelichting

Inleiding

Ingevolge een wijziging van de Landinrichtingswet (hierna: wet) en enige andere inrichtingswetten is in 2004 de Centrale Landinrichtingscommissie (hierna: CLC) opgeheven (wet van 22 april 2004, Stb. 223). In verband met deze wetswijziging wordt een aantal – op de Landinrichtingswet en op twee inrichtingswetten – gebaseerde ministeriële regelingen aangepast. Dit betreft: de Regeling werkwijze landinrichtingscommissie; de Regeling subsidiëring landinrichting; de Regeling vacatiegelden leden Centrale Landinrichtingscommissie, commissie beheer landbouwgronden, provinciale commissie beheer landbouwgronden en geschillencommissie; de Instructie voor de herinrichtingscommissie; de Instructie voor de deelgebiedscommissie en de Instructie voor de Reconstructiecommissie Midden-Delfland. Tevens wordt de regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 oktober 2003, nr. TRCJZ/2003/9098, tot vaststelling van beheersbijdragen voor 2004 voor de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (Stcrt. 211) ingetrokken. Deze regeling is door tijdsverloop niet meer van toepassing (artikel VII van de wijzigingsregeling).

Op 1 januari 2007 zal de Wet inrichting landelijk gebied in werking treden. Daarmee zal een nieuw instrumentarium voor landinrichting worden ingevoerd. Vooruitlopend op genoemde inwerkingtreding wordt slechts een zeer beperkt aantal, overwegend technische wijzigingen aangebracht. Bij de aanpassing van de regelingen vindt slechts beperkte een herverdeling van reeds bestaande bevoegdheden plaats. Hierbij worden de verschillende onderdelen van landinrichtingsprocedures niet wezenlijk gewijzigd. Wel wordt de inspraakprocedure bij landinrichtingsprocedures enigszins gewijzigd. Met het oog op de invoering van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is de Landinrichtingswet gewijzigd (wet van 26 mei 2005, Stb. 282). De Regeling werkwijze landinrichtingscommissie wordt op dit punt aangepast aan de op grond van de Algemene wet bestuursrecht geldende uniforme openbare voorbereidingsprocedure. De huidige landinrichtingsprocedures blijven al met al zo veel mogelijk dezelfde.

Voorts vinden er nog enkele wijzigingen van de Regeling subsidiëring landinrichting plaats die hieronder nader zullen worden toegelicht. Daarnaast vindt nog een beperkt aantal andere wijzigingen plaats:

– verwijzingen naar regelgeving die de vervallen regelgeving vervangt (artikel IV, onderdeel C; artikel V, onderdelen D en F; artikel VI, onderdelen A en G);

– actualisering van de verwijzing naar aanbestedingsregelgeving: deze wijziging vloeit voort uit gewijzigde EG-regelgeving en uit gewijzigde nationale aanbestedingsreglementen (artikel I, onderdelen CC en DD; artikel IV, onderdelen H en I en artikel VI, onderdelen F en H)

– de Regeling herverkaveling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op het opmaken van het plan van toedeling door of in naam van de herinrichtingscommissie voorafgaand aan de inwerkingtreding van onderhavige wijzigingsregeling (artikel IV, onderdeel Q).

Systematiek bij de toedeling van bevoegdheden

Ingevolge deze wijzigingsregeling worden bevoegdheden die voorheen berustten bij de CLC, toegedeeld aan andere organen. Bij de toedeling van bevoegdheden van de opgeheven CLC aan andere organen is de systematiek gevolgd die bij de hiervoor genoemde wetswijziging inzake opheffing van de CLC is gehanteerd. Op grond van deze systematiek zijn bevoegdheden waarbij sprake is van een zekere beleidsruimte, of waarvan de uitvoering gevolgen heeft voor door het Rijk te dragen kosten, toegekend aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: minister). Voor deze bevoegdheden geldt dat de minister mandaat zal verlenen aan de directeur van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: directeur). Dit zal geschieden bij een aparte wijziging van het Mandaatbesluit Dienst Landelijk Gebied.

Wijziging Regeling werkwijze landinrichtingscommissie (artikel I)

De Regeling werkwijze landinrichtingscommissie (hierna: Regeling werkwijze) bevat regels die betrekking hebben op de rol van de landinrichtingscommissie in de procedure bij landinrichtingsprojecten. De Regeling werkwijze geeft de minister de mogelijkheid om bepaalde aspecten van het functioneren van de landinrichtingscommissie te controleren.

Als in een landinrichtingsplan voornemens zijn opgenomen voor de toewijzing van gronden aan het Rijk, een ander openbaar lichaam of een andere rechtspersoon, dan vindt op grond van artikel 147, eerste lid, van de wet toewijzing plaats in ruil voor een bedrag dat niet minder bedraagt dan de werkelijke waarde. Dit bedrag wordt overeengekomen tussen de landinrichtingscommissie en de toe te wijzen instantie. Artikel 17, eerste lid, van de Regeling werkwijze bepaalt dat over genoemd bedrag onderhandelingen worden gevoerd tussen de landinrichtingscommissie en de toe te wijzen instantie op basis van een taxatierapport. Het tweede lid van artikel 17 draagt de landinrichtingscommissie op om het taxatierapport en het resultaat van de onderhandelingen tijdig voor te leggen aan de minister, opdat deze zijn toetsingsbevoegdheid kan uitoefenen (artikel I, onderdeel M, van de wijzigingsregeling). Deze bevoegdheid is overigens reeds gemandateerd aan de directeur met het Mandaatbesluit LNV Dienst Landelijk Gebied. Het taxatierapport kan gevolgen hebben voor door het Rijk te dragen kosten.

Vervolgens is de bevoegdheid tot vaststelling van de vergoedingen welke met rijksmiddelen worden gefinancierd, voor de schatters voor de door hen verrichte werkzaamheden aan de minister toegekend (artikel 44 van de Regeling werkwijze). Deze schatters schatten ingevolge de artikelen 164 en 210 van de wet de ruilwaarde van de gronden en de waardeveranderingen bij de tweede schatting.

De minister krijgt tevens de bevoegdheid om richtlijnen vast te stellen inzake de uitvoering van enkele taken door het Bureau beheer landbouwgronden (hierna: bureau) (artikel I, onderdelen K en L, van de wijzigingsregeling). Dit betreft richtlijnen inzake het door de landinrichtingscommissie gevoerde beheer van gronden verworven door het bureau (artikel 15 van de Regeling werkwijze) en inzake de verrekening van de voor overbedeling door het bureau beschikbaar gestelde gronden (artikel 16 van de Regeling werkwijze). Deze richtlijnen gaan met name over de hoogte van de door de landinrichtingscommissie te vragen gebruiksvergoedingen en over de waardebepaling van de over te bedelen gronden. Door het vaststellen van richtlijnen voor de genoemde taken draagt de minister zorg voor een zorgvuldig (financieel) beheer van land door het bureau.

Door toezending van een jaarlijks verslag inzake de aanwending van de door het bureau verworven gronden (artikel 19, tweede lid, Regeling werkwijze) aan de minister, wordt de minister geïnformeerd over genoemde aanwending (artikel I, onderdeel O, van de wijzigingsregeling).

De minister stelt voorts richtlijnen vast voor het bepalen van de financiële vergoeding die het bureau krijgt, indien gronden van het bureau worden aangewend om de korting ex artikel 142, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, van de wet, te compenseren met systematische overbedeling (artikel 18 Regeling werkwijze). Het betreft hier de korting voor toewijzing van gronden aan instanties voor doeleinden buiten de landbouw. Voor deze korting moet een bedrag dat niet minder bedraagt dan de werkelijke waarde van de gronden, overeengekomen worden. De financiële vergoeding kan hoger zijn dan de actuele agrarische waarde die geldt voor over te bedelen gronden in het algemeen. De bedoeling van de richtlijnen is om te waarborgen dat het bureau in voorkomend geval de werkelijke waarde ontvangt, indien en voor zover het bureau de korting compenseert. Door het vaststellen van richtlijnen omtrent de financiële vergoeding die het bureau krijgt, draagt de minister zorg voor een zorgvuldig (financieel) beheer van land door het bureau (artikel I, onderdeel N, van de wijzigingsregeling).

Voorts worden bepaalde uitvoeringstechnische voorschriften die voorheen door de CLC werden uitgevaardigd, voortaan door de minister uitgevaardigd (artikel I, onderdelen Z, EE, MM, NN, OO, QQ en RR van de wijzigingsregeling). Het gaat hierbij om:

– voorschriften over de registratie van eigenaren en pachters als bedoeld in de artikelen 53, eerste lid, 54, eerste lid van de wet (artikel 31, tweede lid, van de Regeling werkwijze). Deze registratie vindt plaats met het oog op de stemming over de ruilverkaveling: slechts eigenaren en pachters die zijn geregistreerd door de landinrichtingscommissie, zijn gerechtigd om mee te stemmen over de vraag of in een bepaald gebied een ruilverkaveling zal plaatsvinden (artikel 52 van de wet);

– voorschriften over bedrijfsverplaatsing voor zover het landinrichtingsplan daarin voorziet (artikel 37 van de Regeling werkwijze);

– voorschriften over het opstellen van een ontwerp van een plan van tijdelijk gebruik alsmede voorschriften voor het opmaken van het ontwerp-begrenzingenplan en het doen van voorstellen omtrent eigendom, beheer en onderhoud (respectievelijk de artikelen 45 en 46 van de Regeling werkwijze);

– voorschriften voor het geval de landinrichtingscommissie andere regels voor de toedeling wil stellen dan de Regeling herverkaveling en voorschriften omtrent de bezwarenbehandeling (respectievelijk de artikelen 47, 50 en 51 van de Regeling werkwijze).

Door wijziging van enkele artikelen in de Regeling werkwijze wordt aangesloten bij de huidige praktijk bij landinrichtingsprojecten. Zo zal de regiodirecteur van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet meer aanwezig zijn bij vergaderingen van de landinrichtingscommissie (artikel I, onderdeel C, van de wijzigingsregeling). Dit is nu reeds niet meer het geval. Ook worden ten behoeve van de voorbereiding van landinrichtingsplannen en -⁠programma’s in de huidige uitvoeringspraktijk niet meer de sectorale inrichtingswensen geïnventariseerd. Hierdoor komen de artikelen 22 en 25 van de Regeling werkwijze te vervallen (artikel I, onderdelen R en U, van de wijzigingsregeling).

De wijziging van artikel 23 van de Regeling werkwijze vloeit voort uit het feit dat de uitvoering van het Besluit milieu-effectrapportage is opgedragen aan gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten kunnen daartoe bij de vereenvoudigde voorbereiding m.e.r.-plichtige projecten aanwijzen. Dit is nu expliciet vastgelegd in de genoemde artikelen. Daarnaast wordt de zogeheten HELP-methode niet meer toegepast (artikel 23 Regeling werkwijze). De HELP-methode werd gebruikt voor de evaluatie van de beschrijving en verantwoording van landinrichtingsprojecten (artikel I, onderdeel S, van de wijzigingsregeling).

Artikel 30 van de Regeling werkwijze vervalt, aangezien de bevoegdheid tot blokgrenswijziging thans bij de landinrichtingscommissie berust (artikel I, onderdeel Y, van de wijzigingsregeling). Voorafgaand aan de hiervoor genoemde wetswijziging berustte deze bevoegdheid bij de CLC.

Artikel 41 van de Regeling werkwijze verplichtte de landinrichtingscommissie om aanwijzingen van de CLC inzake de schattingen op te volgen. Ten gevolge van de hiervoor genoemde wetswijziging is deze materie thans vastgelegd in de Regeling herverkaveling en komen de bijeenkomsten te vervallen waarbij onder leiding van een vertegenwoordiger van de CLC het stelsel van classificatie en de aanwijzingen van de CLC voor de schatters (bij de tweede schatting van de grond in een herverkavelingsprocedure) werden vastgesteld. Gelet hierop vervalt artikel 42, derde en vierde lid, en wordt artikel 43 van de Regeling werkwijze gewijzigd (artikel I, onderdelen JJ en KK, van de wijzigingsregeling). Artikel 51a van de Regeling werkwijze betrof een overgangsbepaling die door tijdsverloop niet meer van toepassing is.

Wijziging Regeling subsidiëring landinrichting (artikel II)

Met onderhavige wijzigingsregeling vindt een nadere afbakening van subsidiabele activiteiten plaats en kan er voortaan op grond van de Regeling subsidiëring landinrichting subsidie worden verleend voor het verrichten van werken in reconstructiegebieden.

De wijziging van artikel 2 van de Regeling subsidiëring landinrichting plaats (artikel II, onderdeel B, van de wijzigingsregeling) betreft allereerst een nadere afbakening van activiteiten waarvoor op grond van de Regeling subsidiëring landinrichting subsidie kan worden verleend. Deze werken moeten passen binnen de voorwaarden voor co-financiering die gelden op grond van de verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PbEG L160). Ingevolge deze wijziging hoeft voor werken om voor subsidie op grond van de Regeling subsidiëring landinrichting in aanmerking te komen, echter niet meer in alle gevallen daadwerkelijk co-financiering plaats te vinden.

Voorts wordt door wijziging van de artikelen 1 en 2 van de Regeling subsidiëring landinrichting het verlenen van subsidie voor het verrichten van werken in reconstructiegebieden mogelijk. Naast het voldoen aan de genoemde voorwaarden voor co-financiering dienen deze werken te worden uitgevoerd overeenkomstig het reconstructieplan. Deze wijziging maakt het mogelijk om de doelstellingen omtrent reconstructie zoals opgenomen in de uitvoeringscontracten 2005/2006 die zijn gesloten op grond van de Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden, te realiseren. Subsidie wordt verleend aan gedeputeerde staten (artikel II, onderdeel C, van de wijzigingregeling).

Wijziging instructie herinrichtingscommissie (artikel IV)

Op grond van artikel 4 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën (hierna: Herinrichtingswet) is een herinrichtingscommissie ingesteld. Deze herinrichtingscommissie is belast met de uitvoering van de herinrichting van Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën. De Instructie voor de herinrichtingscommissie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Herinrichtingswet bevat nadere regels omtrent de werkwijze en taken van de herinrichtingscommissie.

In artikel IV, onderdeel K, van de wijzigingsregeling wordt aan de minister de goedkeuringsbevoegdheid toegekend ten aanzien van de richtsnoeren ter bepaling van de schade die optreedt ten gevolge van de herinrichtingsprocedure (artikel 27 Instructie voor de herinrichtingscommissie). De toedeling van bevoegdheden in de Instructie voor de herinrichtingscommissie betreft verder enkele taken en bevoegdheden met betrekking tot uitvoeringstechnische aspecten van de herinrichtingsprocedure. Genoemde bevoegdheden worden eveneens toegedeeld aan de minister. Het gaat hierbij om: het – ter informatie – toezenden aan de directeur van verslagen van vergaderingen van de herinrichtingscommissie (artikel 6) en de goedkeuring van het werkplan voor de uitvoering van een herinrichtingsplan (artikel 22 Instructie voor de herinrichtingscommissie). Toedeling van genoemde taken en bevoegdheden vindt plaats door middel van artikel IV, onderdelen A en G, van de wijzigingsregeling.

Artikel IV, onderdeel T, van de wijzigingsregeling (artikel 36 van de Instructie voor de herinrichtingscommissie) vloeit voort uit het feit dat bij genoemde wetswijziging in 2004 is bepaald, dat voortaan de herinrichtingscommissie het inventarisatieplan vaststelt en voorstellen doet omtrent eigendom, beheer en onderhoud (artikel 72 van de Herinrichtingswet).

Voorts wordt door wijziging van enkele artikelen van de Instructie voor de herinrichtingscommissie aangesloten bij de huidige praktijk bij herverkavelingen in landinrichtingsprojecten (artikel IV, onderdelen M, N, P en R van de wijzigingsregeling). Daarbij wordt de Regeling herverkaveling van overeenkomstige toepassing verklaard op het vaststellen van regels voor de toedeling. De Regeling herverkaveling was al van toepassing op de eerste en tweede schatting bij herverkavelingen in herinrichtingsprojecten.

Daarnaast vervallen bij deze wijzigingsregeling enkele artikelen die door tijdsverloop zijn uitgewerkt (artikel IV, onderdelen E en F, van de wijzigingsregeling). Dit betreft titel 4 en de artikelen 18, 19 en 21 van de Instructie voor de herinrichtingscommissie: deze artikelen betreffen onderdelen in de herindelingsprocedure die inmiddels zijn afgerond. Artikel 35 vervalt, omdat deze materie reeds is vastgelegd in artikel 72 van de Herinrichtingswet (artikel IV, onderdeel S, wijzigingsregeling).

Ten slotte wordt de Regeling herverkaveling van overeenkomstige toepassing verklaard op het opmaken van het plan van toedeling door of in naam van de herinrichtingscommissie voorafgaand aan de inwerkingtreding van onderhavige wijzigingsregeling (artikel IV, onderdeel Q). Op grond van artikel 33, eerste lid, van de Instructie voor de herinrichtingscommissie (zoals dit artikel luidde voorafgaand aan de onderhavige wijziging bij artikel IV, onderdeel P, van de wijzigingsregeling) kon de herinrichtingscommissie richtlijnen vaststellen voor het opmaken van het plan van toedeling, bedoeld in artikel 80 van de Herinrichtingswet. Bij besluit van 29 mei 1997 heeft de herinrichtingscommissie het besluit tot vaststellen van genoemde richtlijnen gemandateerd aan de zogeheten kleine commissie binnen haar gelederen.

De vaststelling van genoemde richtlijnen kan worden aangemerkt als het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften. Artikel 10:3, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt, dat mandaat in ieder geval niet wordt verleend, indien het betreft een bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien. In artikel 33 van de Instructie voor de herinrichtingscommissie was de bevoegdheid tot vaststelling van richtlijnen voor het plan van toedeling aan de herinrichtingscommissie toegekend. Hierbij was niet voorzien in mandaatverlening. De mandatering van de vaststelling van genoemde richtlijnen aan de kleine commissie is derhalve geschied in strijd met artikel 10:3, tweede lid, onderdeel a, van de Awb. De mandatering moet in elk geval in strijd met de Awb worden geacht sinds 1 januari 1998: dit is de datum waarop de bepalingen omtrent mandaat van de Awb (titel 10.1) in werking traden.

Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling herverkaveling van overeenkomstige toepassing verklaard op het opstellen van het plan van toedeling voorafgaand aan de inwerkingtreding van onderhavige wijzigingsregeling. Bovendien worden richtlijnen die in afwijking van de Regeling herverkaveling zijn opgesteld geacht te zijn opgesteld overeenkomstig artikel 21 van de Regeling herverkaveling. Daarmee is het opmaken van het plan van toedeling geschied in overeenstemming met de Awb. Het ongeldig verleende mandaat aan de kleine commissie speelt hiermee geen rol meer bij het opmaken van het plan van toedeling.

Wijziging instructie deelgebiedscommissie (artikel V)

Op grond van de Herinrichtingswet kunnen gedeputeerde staten van de desbetreffende provincie een deelgebiedscommissie benoemen voor elk deelgebied dat betrokken is in de herinrichting van Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën (artikel 4, zesde lid, van de Herinrichtingswet). De benoeming van de deelgebiedscommissie geschiedt op voorstel van de herinrichtingscommissie. De deelgebiedscommissie dient de herinrichtingscommissie van advies in zaken die de herinrichting van het desbetreffende deelgebied betreffen. Ook kan de herinrichtingscommissie onder door haar te stellen voorwaarden een gedeelte van haar taken opdragen aan de deelgebiedscommissie. De instructie voor de deelgebiedscommissie, genoemd in artikel 4, zevende lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën bevat nadere regels omtrent de werkwijze van de deelgebiedscommissie.

Ingevolge deze wijzigingsregeling dient de secretaris van de deelgebiedscommissie afschriften van verslagen en correspondentie te sturen aan de directeur dan wel het teamhoofd projecten van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (artikel V, onderdelen B en C, van de wijzigingsregeling). Voorts wordt er een goedkeuringsbevoegdheid toegekend aan de minister die voorheen berustte bij de CLC (artikel V, onderdeel E, van de wijzigingsregeling). Het gaat hier om de bevoegdheid tot goedkeuring van de instelling en samenstelling van een blokcommissie (artikel 12, derde lid, Instructie voor de deelgebiedscommissie). Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Instructie voor de deelgebiedscommissie kan de deelgebiedscommissie namelijk voor elk blok een blokcommissie instellen. Ten slotte worden er in de instructie voor de deelgebiedscommissie enkele terminologische wijzigingen doorgevoerd.

Wijziging instructie Reconstructiecommissie (artikel VI)

Op grond van artikel 3 van de Reconstructiewet Midden-Delfland is er een reconstructiecommissie. De reconstructiecommissie is belast met de leiding en de uitvoering van de reconstructie van het gebied Midden-Delfland. De instructie voor de reconstructiecommissie bevat regels omtrent de werkwijze en taken van genoemde commissie.

Een bevoegdheid die toekwam aan de in 2004 opgeheven Centrale Landinrichtingscommissie, wordt bij deze wijzigingsregeling toegekend aan de minister (artikel VI, onderdeel I, van de wijzigingsregeling). Het gaat hierbij om de bevoegdheid om richtsnoeren goed te keuren waarmee de schade wordt bepaald die ontstaat ten gevolge van de uitvoering van het plan van voorzieningen (artikel 46, zevende lid van de Reconstructiewet Midden-Delfland). Het plan van voorzieningen omvat de infrastructurele en landschappelijke voorzieningen die bij de reconstructie van het gebied Midden-Delfland getroffen worden.

Ook wordt aangesloten bij de huidige uitvoeringspraktijk bij herverkavelingen in landinrichtingsprojecten (artikel VI, onderdeel K, van de wijzigingsregeling) door de Regeling herverkaveling van overeenkomstige toepassing te verklaren op de schattingen, bedoeld in artikel 92 van de wet. Artikel VI, onderdeel N, van de wijzigingsregeling vloeit voort uit het bij hiervoor genoemde wetswijziging gewijzigde artikel 75, tweede lid, van de wet (artikel 41 Instructie voor de reconstructiecommissie). Dit wetsartikel bepaalt, dat het beheer en onderhoud van nieuwe of verbeterde infrastructuur overgaat op de provincie Zuid-Holland of door haar aangewezen beheerders of onderhoudsplichtigen op de tijdstippen waarop de reconstructiecommissie heeft verklaard dat de verbeterings- en onderhoudswerken zijn voltooid.

Ten slotte vervallen er enkele bepalingen die door tijdsverloop zijn uitgewerkt (artikel VI, onderdelen C en L, van de wijzigingsregeling). Deze bepalingen hebben betrekking op onderdelen in de reconstructieprocedure die inmiddels zijn afgerond: het gaat om Hoofdstuk IV en de artikelen 35 en 38 van de Instructie voor de deelgebiedscommissie. Artikel 36 vervalt, omdat de Regeling herverkaveling van overeenkomstige toepassing is verklaard op de schattingen in de reconstructieprocedure.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

  • 1

    Stcrt. 1985, 217; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 15 december 1997 (Stcrt. Suppl. 1997, 245).

  • 2

    Stcrt. 2000, 205.

  • 3

    Stcrt. 1994, 37; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 12 oktober 2001 (Stcrt. Suppl. 2001, 214).

  • 4

    Stcrt. 1979, 13.

  • 5

    Stcrt. 1978, 124; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 april 1991 (Stcrt. 89).

Naar boven