Wijziging Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 juni, nr. WJZ 6039878, houdende wijziging van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit en van de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie in verband met de invoering van een systeem van gestaffelde subsidiebedragen ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor afvalverbrandingsinstallaties

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 31, negende lid, 72m, zesde lid, 72s, vierde lid en 77c van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel I

De Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel n, door een puntkomma, worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

o. meetprotocol: een document waarin beschreven zijn de bemetering van een productie-installatie, de wijze van meten en de wijze van kwaliteitsborging van de meetgegevens ten aanzien van de hoeveelheden elektriciteit en, voorzover van toepassing, warmte die de installatie opwekt en, voor zover van toepassing, de hoeveelheden brandstof die de installatie verbruikt en de wijze van bepaling van de calorische waarde van de brandstof;

p. meetrapport: een rapport dat alle meetgegevens van de desbetreffende kalendermaand bevat alsmede het rendement van de afvalverbrandingsinstallatie in het geheel en de AVI-eenheden afzonderlijk;

q. AVI-eenheid: een onderdeel binnen een afvalverbrandingsinstallatie die ten minste bestaat uit een verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een rookgasreinigingsinstallatie, en waarvoor op grond van de AVI-meetvoorwaarden een systeemgrens is bepaald;

r. systeemgrens van een AVI-eenheid: een fictieve gesloten omhulling van de AVI-eenheid die de AVI-eenheid onderscheidt van andere AVI-eenheden binnen het bedrijf.

2. Na het tweede lid worden drie leden toegevoegd, luidende:

3. Het rendement van een afvalverbrandingsinstallatie of van een AVI-eenheid bedraagt:

a. de som van:

1°. de door de afvalverbrandingsinstallatie of door een AVI-eenheid per kalendermaand opgewekte en aan het net of aan andere productie-installaties dan de productie-installatie of de AVI-eenheid die de elektriciteit opwekt geleverde elektriciteit, en

2°. tweederde van de door de afvalverbrandingsinstallatie of door de AVI-eenheid per kalendermaand opgewekte en nuttig aangewende warmte,

b. gedeeld door het product van:

1°. de massa van het in de afvalverbrandingsinstallatie of de AVI-eenheid per kalendermaand verwerkte afval en overige brandstoffen, en

2°. de calorische waarde van het verwerkte afval en overige brandstoffen.

4. Het gewogen maandelijks rendement van een afvalverbrandingsinstallatie of van een AVI-eenheid bedraagt de uitkomst van:

(Em*Rm + Em-1*Rm-1 + ...Em-11*Rm-11) / (Em + Em-1 + ...Em-11)

waarbij

Em = de hoeveelheid opgewekte elektriciteit in maand m

Rm = het rendement als bedoeld in het derde lid voor maand m

Em-1 = de hoeveelheid opgewekte elektriciteit in de maand voorafgaand aan m

Rm-1 = het rendement als bedoeld in het derde lid voor de maand voorafgaand aan m

5. Een producent die een afvalverbrandingsinstallatie instandhoudt en aan wie subsidie op grond van artikel 72m van de wet is verleend, ontvangt subsidie voor het gewogen maandelijkse rendement.

B

Na de aanduiding ‘§ 2. Onderzoek productie-installatie en meten van duurzame elektriciteit’ wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

De producent die een afvalverbrandingsinstallatie instandhoudt waarvoor hij subsidie op grond van artikel 72m van de wet aanvraagt:

a. draagt er zorg voor dat ten aanzien van zijn installatie een meetprotocol opgesteld wordt, dat voldoet aan de AVI-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1, en

b. laat het meetprotocol vóór de eerste dag van de kalendermaand waarin hij het verzoek, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indient, goedkeuren door een toegelaten meetbedrijf.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘bijlage 1’ vervangen door: bijlage 2.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Tevens legt een producent die op grond van artikel 72m van de wet subsidie aanvraagt voor een afvalverbrandingsinstallatie een meetprotocol over aan de netbeheerder. De netbeheerder stelt vast dat een toepasselijk meetprotocol aanwezig is dat is goedgekeurd door een toegelaten meetbedrijf vòòr de eerste dag van de kalendermaand waarin de producent het verzoek, bedoeld in de eerste volzin, heeft ingediend.

D

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

1. De producent die een afvalverbrandingsinstallatie instandhoudt en waarvoor hij subsidie op grond van artikel 72m van de wet aanvraagt draagt er zorg voor dat de hoeveelheden brandstof die zijn installatie verbruikt en de hoeveelheden elektriciteit en warmte die zijn installatie opwekt, gemeten worden volgens het meetprotocol.

2. De producent draagt er zorg voor dat per kalendermaand onder toepassing van het meetprotocol een meetrapport wordt opgesteld, dat:

a. voldoet aan de AVI-⁠meetvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1;

b. de wijze van totstandkoming van de meetgegevens beschrijft, en

c. geverifieerd wordt door een toegelaten meetbedrijf.

3. De producent overlegt het meetrapport uiterlijk twee maanden na afloop van het kwartaal waarvan de kalendermaand waarop het meetrapport betrekking heeft deel uitmaakt aan de garantiebeheerinstantie.

4. Indien het meetrapport niet of niet tijdig wordt ingediend:

a. bedraagt het rendement voor de betreffende kalendermaand 20%, en

b. ontvangt de producent voor de betreffende kalendermaand geen garanties van oorsprong.

E

In artikel 5 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien de duurzame elektriciteit waarvoor boeking van garanties van oorsprong wordt aangevraagd, is opgewekt in een afvalverbrandingsinstallatie waarvoor de producent subsidie op grond van artikel 72m van de wet aanvraagt, geeft de garantiebeheerinstantie op de garanties van oorsprong het gewogen maandelijks rendement, de soort afval en de AVI-eenheid aan.

F

Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

1. De garantiebeheerinstantie bepaalt na ontvangst van het meetrapport het rendement en het gewogen maandelijks rendement van een afvalverbrandingsinstallatie en van een AVI-eenheid. Het rendement wordt niet bepaald voor de periode die ligt vóór het moment dat de producent een verzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, heeft gedaan. Het gewogen maandelijks rendement wordt in het eerste jaar bepaald over de maanden nadat de producent een verzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, heeft gedaan.

2. De garantiebeheerinstantie kan het product van de massa van het in de afvalverbrandingsinstallatie en de AVI-eenheid per kalendermaand verwerkte afval en overige brandstoffen, en de calorische waarde van het verwerkte afval en overige brandstoffen mede bepalen op basis van de in de meetvoorwaarden beschreven iteratieve methode.

G

In artikel 7, derde lid, wordt ‘bijlage 2’ vervangen door: bijlage 3.

H

In artikel 14 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:

3. Indien de garantiebeheerinstantie constateert dat in een afvalverbrandingsinstallatie of in een AVI-eenheid substantiële hoeveelheden homogene afvalstromen worden verwerkt met een substantieel ander percentage dan het percentage bedoeld in het tweede lid of dat er substantiële hoeveelheden fossiele brandstoffen worden gebruikt, stelt de garantiebeheerinstantie de minister hiervan op de hoogte. In afwijking van het tweede lid kan de minister voor die afvalverbrandingsinstallatie of die AVI-eenheid het percentage vaststellen dat uitdrukt welk gedeelte van de totale hoeveelheid elektriciteit die wordt opgewekt door middel van die homogene afvalstromen, duurzame elektriciteit is.

I

De bij de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit behorende bijlagen 2 en 3 worden vervangen door de bij deze regeling behorende bijlagen.

Artikel II

De Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 10 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

In afwijking van artikel 9 is bij een afvalverbrandingsinstallatie sprake van een ingrijpende uitbreiding als bedoeld in artikel 72m, derde lid, onderdeel c, of artikel 72s, tweede lid, van de wet indien de uitbreiding ten minste bestaat uit een nieuwe verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een rookgasreiniginginstallatie.

B

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid, worden in geval van een ontheffing wegens uitbreiding van een afvalverbrandingsinstallatie, de kWh die als gevolg van deze uitbreiding extra zijn opgewekt, maandelijks volgens het meetprotocol, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit bepaald.

C

De bij de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie behorende bijlage 1 wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel III

1. Een producent van een afvalverbrandingsinstallatie die vóór 1 juli 2006 subsidie op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet juncto de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2003, de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2004, de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005 of de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 januari tot 1 juli) heeft aangevraagd, doet uiterlijk op 1 juli 2006 aan de netbeheerder een verzoek als bedoeld in artikel 2 met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier dat is opgenomen in de bij de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit behorende bijlage 2.

2. Een producent als bedoeld in het eerste lid draagt er zorg voor dat hij beschikt over een meetprotocol dat voldoet aan de AVI-meetvoorwaarden, opgenomen in de bij de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit behorende bijlage 1, en dat uiterlijk op 1 juli 2006 is goedgekeurd door een toegelaten meetbedrijf.

3. De netbeheerder stelt vast of er sprake is van een toepasselijk meetprotocol, dat is goedgekeurd door een toegelaten meetbedrijf. De netbeheerder deelt het resultaat van deze vaststelling binnen vier weken na ontvangst van de verklaring en het meetprotocol mee aan de producent en aan de garantiebeheerinstantie.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2006, met uitzondering van artikel III, dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel V

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Utrechtseweg 310, Arnhem.

Den Haag, 9 juni 2006.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Algemeen

1. Doel en aanleiding

Als uitvloeisel van de tussenevaluatie van de subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) (Kamerstukken II 2003/04, 28665, nr. 49) is bij het vaststellen van de subsidiebedragen gekozen voor een nieuwe systematiek voor de categorie afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s). Dit betekent dat per 1 juli 2006 het subsidiebedrag en de hoogte daarvan afhankelijk wordt van het rendement van de installatie (zie de Regeling van de Minister van Economische Zaken houdende wijziging van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 in verband met het vaststellen van subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties) Dit gebeurt via een zogenaamde staffel, met als minimum 22% en als maximum 30% en waarbij het subsidiebedrag per 1%-toename van het rendement oploopt. Installaties met een lager rendement dan 22% komen niet voor subsidie in aanmerking; installaties met een rendement hoger dan 30% ontvangen hetzelfde subsidiebedrag als installaties met een rendement van 30%.

In deze regeling voor AVI’s wordt, in afwijking van het subsidiebedrag voor andere productie-installaties waarin duurzame elektriciteit wordt opgewekt, een nader onderscheid gemaakt in de hoogte van het subsidiebedrag, afhankelijk van het rendement. Geldt bijvoorbeeld voor duurzame elektriciteit opgewekt door windenergie op land slechts één subsidiebedrag, voor duurzame elektriciteit opgewekt in een AVI gaan nu meerdere MEP subsidiebedragen gelden. Aangezien garanties van oorsprong (GVO) het exclusieve bewijs zijn dat duurzame elektriciteit is opgewekt en recht geven op MEP subsidie, zal dit onderscheid ook tot uiting moeten komen in de voor AVI’s uit te geven GVO’s.

Met deze voorliggende wijziging wordt het verkrijgen van GVO’s voor opwekking van duurzame elektriciteit in een AVI en daarmee het verkrijgen van de MEP-subsidie gekoppeld aan het rendement van de AVI. In de huidige regeling geldt slechts één rendementscriterium van 26%. In die zin gaat de nieuwe regeling verder dat er meerdere rendementsstappen gelden. Dit stelt specifiekere eisen aan de regels rond de uitgifte van GVO’s. Tevens geldt de rendementseis tot 1 juli 2006 voor de gehele AVI. Na deze datum kan ook een uitbreiding van de AVI in aanmerking komen voor subsidie op grond van het feitelijke rendement van de uitbreiding.

2. Inhoud

2.1. Rendement

Het rendement van de installatie is gedefinieerd als het quotiënt van enerzijds de hoeveelheid opgewekte elektriciteit (exclusief eigen verbruik) en warmte en anderzijds de hoeveelheid energie die via het afval de installatie ingaat. De garantiebeheerinstantie dient naast de per kalendermaand daadwerkelijk geproduceerde en gemeten hoeveelheid duurzame elektriciteit, additioneel te beschikken over de per kalendermaand hoeveelheid opgewekte en nuttig aangewende warmte en de hoeveelheid doorgezette afval en de calorische waarde daarvan. In de huidige Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit zijn onvoldoende regels opgenomen om tot een betrouwbare vaststelling en borging van dit rendement te komen. Om die reden zullen AVI’s vanaf 1 juli 2006 meetrapporten moeten indienen.

Het rendement dat in de meetrapporten wordt opgenomen, is voor de garantiebeheerinstantie noodzakelijk om het gewogen maandelijks rendement te bepalen. Het gewogen maandelijks rendement is een voortschrijdend gewogen rendement over de betreffende maand en de 11 voorafgaande maanden, waarbij er een weging plaatsvindt op basis van de opgewekte elektriciteit in de betreffende maanden. Deze berekeningswijze is opgenomen in de regeling, om grote fluctuaties in het rendement door het jaar heen te voorkomen. Door het seizoensafhankelijke gebruik van warmte kan het rendement in de zomermaanden dermate laag zijn dat de elektriciteit die in die maanden wordt opgewekt niet in aanmerking zou komen voor subsidie. Door het rendement en de elektriciteitsproductie over een jaar te middelen en te wegen wordt dit voorkomen.

2.2. Procedure rond vaststelling en bepalen van het rendement

Ten behoeve van de vaststelling en het bepalen van het rendement van een AVI moet de producent op grond van de voorliggende wijziging naast de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit, aanvullende informatie verstrekken. Het gaat hier, indien van toepassing, om de geleverde warmte, de hoeveelheid ingezette afvalstoffen en de calorische waarde van die afvalstoffen. Hij dient hiertoe een meetprotocol te overleggen waarin vastligt hoe het meten bij de AVI zal plaatsvinden. Dit meetprotocol dient te voldoen aan de in bijlage 1 genoemde AVI-meetvoorwaarden. Dit meetprotocol is van wezenlijk belang om tot een betrouwbare, gewaarborgde en kwalitatief hoogstaande bepaling van het rendement van de AVI te komen. Dit meetprotocol dient te worden goedgekeurd door een toegelaten meetbedrijf.

Vervolgens stelt de producent het meetprotocol ter beschikking aan de netbeheerder die op zijn beurt vaststelt of het meetprotocol is goedgekeurd door een toegelaten meetbedrijf en of het meetprotocol van toepassing is op de betreffende productieverklaring.

2.3. Metingen onder verantwoordelijkheid van de producent van de AVI

Voor de AVI moet naast de wettelijk verplichte elektriciteitsmeting thans ook het verstookte afval en de opgewekte warmte, indien van toepassing, gemeten worden. Dit valt niet onder de wettelijke taak van de netbeheerders en toegelaten meetbedrijven, die zich immers beperken tot elektriciteitsmetingen. Gezien de aard van de metingen en de complexiteit van de installatie waar gemeten moet worden, kan alleen de producent zelf verantwoordelijk worden gesteld voor het doen van deze metingen. Dat vergt echter wel garanties voor de juistheid van deze metingen. Deze garanties worden geboden door het meten te laten plaatsvinden volgens een vooraf opgesteld meetprotocol dat is goedgekeurd door een toegelaten meetbedrijf. Het meetprotocol is een essentieel document waarin wordt beschreven op welke wijze de diverse metingen worden verricht en op welke wijze de juistheid van deze metingen wordt gewaarborgd. De metingen worden iedere kalendermaand uitgevoerd volgens de procedures die in het meetprotocol vastliggen en de rapportage van de meetgegevens, het maandelijks meetrapport, wordt steeds geverifieerd door het toegelaten meetbedrijf voordat het wordt overgelegd aan de garantiebeheerinstantie.

2.4. Het meten van afval

Essentieel bij de bepaling van het rendement is de energetische inhoud van het afval dat in een AVI wordt verbrand en omgezet in elektriciteit en/of warmte. Theoretisch wordt de energetische inhoud bepaald door het product van de hoeveelheid afval en de stookwaarde van dat afval. De hoeveelheid afval is op zich eenvoudig te meten, de stookwaarde van het afval is dat niet. Dit heeft te maken met het feit dat huishoudelijk afval een heterogene stroom betreft, die qua calorische inhoud nogal kan variëren. Huishoudelijk afval kan immers variëren met GFT afval met een laag calorische waarde tot kunststoffracties met een hoge calorische waarde. Dit betekent dat een meting op basis van steekproeven vrij onnauwkeurig is en niet meer is dan een momentopname. Een homogene stroom laat zich wel door een of meerdere steekproeven kenmerken.

Dit is de reden dat in de AVI-meetvoorwaarden is aangegeven dat de garantiebeheerinstantie de door de producent in het meetrapport opgegeven hoeveelheid brandstof en stookwaarde van de brandstof zal contoleren door een berekening volgens de zogenaamde indirecte methode. Hierbij wordt gekeken naar de totale afgevoerde energie van de installatie. Zowel nuttig in de vorm van stoom als energetische verliezen.

2.5. AVI-eenheid

Naast de gebruikelijke definitie van een AVI, wordt in deze wijziging van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit het begrip AVI-eenheid en systeemgrens geïntroduceerd.

Een AVI bestaat doorgaans uit één afvalontvangststation met een of meerdere afvalbunkers, één of meerdere verbrandingsovens, stoomopwekkingsketels, rookgasreinigingsinstallaties, stoomturbines en generatoren. Daarnaast is sprake van één of meerdere hulpinstallaties zoals slakopwerkingsinstallaties. Al deze installaties staan niet los van elkaar en zijn onderling en energetisch met elkaar verbonden. Om onderscheid te kunnen maken in de verschillende brandstof- en energiestromen en het meten daarvan wordt het begrip AVI- eenheid met de daarbij behorende systeemgrens geïntroduceerd. Onder een AVI-eenheid wordt dan verstaan het samenstel van bovengenoemde installaties maar dient minimaal te bestaan uit een verbrandingsoven met bijbehorende ketel, en een rookgasreinigingsinstallatie In feite wordt hiermee een AVI ‘opgeknipt’ in meerdere min of meer zelfstandige entiteiten. Het betreft hier dus het primaire proces van een AVI, van bunker tot schoorsteen. Hierbij zijn uitgesloten de secundaire processen zoals afvalvoorbehandeling en opwerking van reststoffen.

Dit maakt het tevens mogelijk om een beter onderscheid te kunnen maken tussen enerzijds bestaande installaties die niet meer voor MEP-subsidie in aanmerking komen en uitbreidingen waarvoor nog wel MEP subsidie aangevraagd kan worden.

In de algemene uitvoeringsregeling zal daarom voor een ingrijpende uitbreiding vereist worden dat hier ten minste sprake moet zijn van een uitbreiding met één AVI-eenheid. Het gevolg hiervan is dat het niet meer noodzakelijk is om het nominaal elektrisch vermogen van een AVI met minimaal 30% uit te breiden om in aanmerking te komen voor MEP-subsidie. Een uitbreiding in de vorm van een AVI-eenheid is dan voldoende om in aanmerking te komen voor MEP-subsidie.

3. Administratieve lasten

3.1. Algemeen

Ook voor deze verfijning van de regelgeving is het uitgangspunt geweest dat de administratieve lasten voor het verkrijgen van garanties van oorsprong zo gering mogelijk moeten zijn. Hierbij is rekening gehouden met de noodzakelijke betrouwbaarheid en uitvoerbaarheid van het systeem en tevens zijn zo min mogelijk wijzigingen aangebracht ten opzichte van de systematiek van de huidige regeling. Tevens is nauw aangesloten bij procedures en meetvereisten die in de toekomst zullen gaan gelden voor de industrie in het kader van NOx en CO2-emissiehandel.

De nieuwe regeling blijft beperkt tot die afvalverbrandingsinstallaties die reeds MEP-subsidie hebben aangevraagd of deze subsidie in de toekomst zullen aanvragen. Voor de afvalverbrandingsinstallaties die geen MEP-subsidie hebben aangevraagd of zullen aanvragen verandert er dus niets in de wijze waarop zij garanties van oorsprong aanvragen. Die producenten hoeven dus ook geen meetprotocol op te stellen een meetrapporten over te leggen. Immers, indien geen MEP-subsidie is verleend, is het rendement van de afvalverbrandingsinstallatie niet relevant en bestaat er dus ook geen noodzaak dit rendement te meten en de gegevens over te leggen aan de garantiebeheerinstantie.

3.2. Eenmalige lasten

Thans zijn er drie producenten van een afvalverbrandingsinstallatie die MEP-subsidie hebben aangevraagd. Deze producenten dienen een meetprotocol op te stellen dat eenmalig goedgekeurd moet worden door een toegelaten meetbedrijf. In de praktijk zal dit meetprotocol, behalve goedgekeurd, vaak ook worden opgesteld door een toegelaten meetbedrijf, dat de kosten daarvan bij de producent in rekening zal brengen. Hierbij zal gebruik gemaakt kunnen worden van de bij de producent aanwezige bedrijfsinterne meetprotocollen en bestaande kwaliteitsprocedures rondom de uitvoering van metingen. Hiermee is een belangrijk en groot gedeelte voor het op te stellen meetprotocol reeds bekend. De totale tijdsbesteding voor het door de producent en het toegelaten meetbedrijf opstellen van het gevraagde meetprotocol wordt geraamd op gemiddeld 120 uur. Uitgaande van een uurtarief van € 80 bedragen de totale eenmalige kosten voor het opstellen van een meetprotocol € 28.800. Bijkomende eenmalige kosten worden gevormd door het implementeren van de meetvoorwaarden in de automatiseringssystemen. Dit neemt naar verwachting 120 uur (€ 28.800). Voor het implementeren in iso-systematiek wordt 40 uur per AVI gerekend (€ 9.600). De overige eenmalige kosten bedragen € 35.000 voor het aanpassen van datamanagement-systemen en € 20.000 voor het bepalen van factoren ten behoeve van de rendementsberekening en de meting van koolstofdioxide. De totale eenmalige kosten per AVI bedragen € 77.400. Voor drie afvalverbrandingsinstallaties komen de totale eenmalige kosten uit op ongeveer € 232.200. Deze eenmalige kosten dienen te worden bezien ten opzichte van een subsidieperiode van 10 jaar. In aanvulling op het verzoek zal de netbeheerder tijdens de uitvoering van het administratieve onderzoek ook beoordelen of een toepasselijk en door een toegelaten meetbedrijf goedgekeurd meetprotocol aanwezig is. Geschat wordt dat deze extra beoordeling hoogstens een kwartier in beslag zal nemen. Een beperkt aantal verklaringen, naar schatting 1 van de betreffende 3 installaties, zal de netbeheerder aanleiding geven tot onderzoek ter plekke. De tijdsbesteding van een dergelijk onderzoek door de netbeheerder wordt op gemiddeld 2 uur geraamd. Wanneer wordt uitgegaan van een uurloon van € 80, komen de totale eenmalige kosten voor de netbeheerders naar schatting uit op ongeveer € 160. De netbeheerders kunnen deze kosten op grond van artikel 2, vierde lid, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit in rekening brengen bij de producenten. De totale eenmalige kosten voor een producent van afvalverbrandingsinstallaties bedragen dus naar schatting ongeveer € 77.560.

3.3. Maandelijkse lasten

De maandelijkse opgave aan de garantiebeheerinstantie van de meetgegevens wordt voor de afvalverbrandingsinstallaties gedaan door middel van het verstrekken van het meetrapport, dat per kalendermaand geverifieerd dient te zijn door het toegelaten meetbedrijf. Hierbij dient te worden opgemerkt dat hiervoor geput kan worden uit de in het kader van de huidige bedrijfsvoering reeds uitgevoerde metingen en opgestelde meetrapportages in verband met bijvoorbeeld interne verrekeningen of verkopen van warmte en/of elektriciteit aan derden. Uitgaande van een tijdsbesteding van in totaal 12,5 uur door producent en toegelaten meetbedrijf gezamenlijk en op basis van een uurtarief van € 80 worden de maandelijkse kosten voor een afvalverbrandingsinstallaties geschat op € 1000. Op jaarbasis is dat voor drie afvalverbrandingsinstallaties € 36.000.

Naar verwachting zal jaarlijks € 10 miljoen aan voorschotten worden uitbetaald. De jaarlijkse administratieve lasten bedragen dan 0,6% van de subsidie (€ 232.680 : 10 + € 36.000 = € 59.268 per afvalverbrandingsinstallaties per jaar).

Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan het adviescollege toetsing administratieve lasten. Dit college heeft besloten de regeling niet te toetsen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Artikel 1, eerste lid, onderdelen o en p

Deze onderdelen introduceren twee nieuwe definities in de regeling: meetprotocol en meetrapport. Het meetprotocol is een essentieel, in principe eenmalig, document waarin nauwkeurig vastgelegd wordt op welke wijze en met behulp van welke meters en meetmiddelen de verschillende energiehoeveelheden die omgaan in een afvalverbrandingsinstallatie maandelijks gemeten zullen worden. De producent van een afvalverbrandingsinstallatie kan dit protocol zelf opstellen, hij kan dit ook door een door hem ingeschakelde toegelaten meetbedrijf laten doen, of producent en meetbedrijf werken hierin samen. Het meetprotocol dient te voldoen aan alle vereisten en voorwaarden, opgenomen in de AVI-meetvoorwaarden (bijlage 1 bij de regeling).

Van belang is voorts, dat het toegelaten meetbedrijf het meetprotocol voorziet van een goedkeuring. Het meetprotocol zal vervolgens als bijlage bij de productieverklaring naar de netbeheerder gezonden worden. De resultaten van de maandelijkse metingen volgens het meetprotocol worden vastgelegd in het meetrapport. Tevens wordt in het meetrapport opgenomen wat het rendement is van de gehele afvalverbrandingsinstallatie en de AVI-eenheden afzonderlijk. Ook dit kan worden opgesteld door de producent zelf, door het toegelaten meetbedrijf of door beide. Het toegelaten meetbedrijf zal het meetrapport wel altijd moeten verifiëren alvorens het naar de garantiebeheerinstantie gestuurd kan worden ten behoeve van de boeking van garanties van oorsprong.

Artikel 1, eerste lid, onderdelen q en r

In Nederland zijn 11 afvalverbrandingsinstallaties. Op dit moment worden plannen ontwikkeld om bestaande afvalverbrandingsinstallaties uit te breiden. Voor een uitbreiding kan MEP-subsidie worden aangevraagd. Omdat alleen voor de uitbreiding subsidie kan worden aangevraagd en de hoogte van het subsidiebedrag afhankelijk is van het behaalde rendement wordt de uitbreiding als een afzonderlijke AVI-eenheid gedefinieerd. Deze eenheid is dus onderdeel van de gehele afvalverbrandingsinstallatie maar kan aan de hand van een systeemgrens worden afgebakend ten opzichte van de rest van de productie-installatie. Een AVI-eenheid zal in ieder geval moeten bestaan uit een verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een rookgasreiniginginstallatie. Op grond van deze definitie is tevens het uitbreiden van een bestaande installatie met nieuwe eenheden flexibeler mogelijk, waarbij tevens een uitwisseling van energiestromen tussen de installatie eenheden mogelijk is en het gebruik van de generatoren wederzijds zo efficiënt mogelijk kan worden toegestaan.

Artikel I, onderdeel A

In artikel 1, derde lid, wordt bepaald op welke wijze het rendement wordt berekend dat is opgenomen in de meetrapporten. Dit rendement wordt vervolgens door de garantiebeheerinstantie gebruikt om het gewogen maandelijks rendement als bedoeld in vierde lid te berekenen.

In het vierde lid wordt vermeld op welke wijze het gewogen maandelijks rendement dat op de GVO’s komt te staan wordt berekend. Deze berekening luidt als volgt. Maandelijks wordt het rendement (als bedoeld in het derde lid) bepaald. Vervolgens wordt een gewogen maandelijks rendement bepaald. Dit gewogen maandelijks rendement is bepalend voor de hoogte van de subsidie dat als voorschot voor die maand wordt uitbetaald.

Het gewogen maandelijks rendement wordt bepaald door het rendement van de betreffende maand en die van de 11 voorgaande maanden ‘gewogen’ te middelen. Het gewicht daarbij is de hoeveelheid elektriciteit die is geproduceerd in de betreffende maand.

Artikel I, onderdelen B, C en D

Het nieuwe artikel 2 bepaalt dat producenten met afvalverbrandingsinstallatie die MEP-subsidie aanvragen er verantwoordelijk voor zijn dat zij een meetprotocol (doen) opstellen, dat goedgekeurd wordt door een toegelaten meetbedrijf. Het meetprotocol moet vóór de eerste dag van de kalendermaand, waarin de producent zijn productieverklaring (bijlage 2 van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit) indient, voorzien zijn van de goedkeuring van het toegelaten meetbedrijf. Dit hangt samen met artikel 2, eerste lid, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit. Daarin wordt gesteld dat de elektriciteit, opgewekt vanaf de eerste dag van de kalendermaand waarin de door de netbeheerder goedgekeurde productieverklaring is ingediend, beschouwd wordt als duurzame elektriciteit. Dat betekent, dat het meetprotocol ook moet kunnen worden toegepast vanaf die eerste dag.

Het bij de indiening van de productieverklaring te overleggen meetprotocol maakt duidelijk hoe de totale afvalverbrandingsinstallatie met alle daarin geplaatste meetinrichtingen eruitziet. De netbeheerder moet bij zijn beoordeling van de productieverklaring bezien of er inderdaad een meetprotocol aanwezig is, dat vóór de eerste dag van de kalendermaand waarin de producent zijn productieverklaring heeft ingediend, goedgekeurd is door een toegelaten meetbedrijf en dat bovendien betrekking heeft op de desbetreffende, volledige afvalverbrandingsinstallatie.

Op grond van het nieuwe artikel 2a is de producent van de afvalverbrandingsinstallatie verantwoordelijk voor het maandelijks (doen) meten volgens het opgestelde meetprotocol. Onder toepassing van het meetprotocol dient iedere kalendermaand een meetrapport te worden opgesteld (door de producent zelf, door het toegelaten meetbedrijf of door hen samen), dat altijd geverifieerd moet worden door een toegelaten meetbedrijf. In het meetrapport worden de meetgegevens over die kalendermaand van alle energievormen (elektriciteit, ingezette brandstof, calorische waarde van de brandstof, warmte) opgenomen, alsmede de wijze van totstandkoming van deze gegevens. Daarbij kan gedacht worden aan de mate en frequentie van eventuele storingen, de wijze waarop de meetgegevens tijdens die storingen bepaald zijn en eventueel verrekende onnauwkeurigheden in het meten. Tevens wordt voor de gehele afvalverbrandingsinstallatie en voor de AVI-eenheden afzonderlijk het rendement opgenomen in het meetrapport. Het meetrapport moet voldoen aan hetgeen daarover in de AVI-meetvoorwaarden (bijlage 1 bij de regeling) is opgenomen. De producent overlegt het meetrapport uiterlijk binnen twee maanden na afloop van het kwartaal waarvan de kalendermaand waarop het meetrapport betrekking heeft deel uitmaakt aan de garantiebeheerinstantie. Door deze tijdsbepaling wordt voorkómen dat meetgegevens te lang blijven ‘hangen’ en dat garanties van oorsprong voor afvalverbrandingsinstallaties daardoor onwenselijk laat worden uitgegeven. Deze periode levert producent, toegelaten meetbedrijf en garantiebeheerinstantie voldoende tijd op voor de afhandeling van alle inhoudelijke en procedurele vereisten die het opstellen, goedkeuren en bezien van het meetrapport met zich meebrengen.

Indien het meetrapport niet binnen deze termijn is ontvangen, bedraagt het rendement voor die betreffende maand 20%. Dit heeft als consequenties dat gedurende 11 maanden het rendement van 20% doorwerkt in de berekening van het gewogen maandelijks rendement. Het niet of te laat insturen van een meetrapport heeft dus gevolgen voor het gewogen maandelijks rendement voor de volgende maanden en dus ook voor de hoogte van de subsidie gedurende 12 maanden.

Artikel I, onderdeel E

Het gewogen maandelijks rendement in een maand is bepalend voor het subsidiebedrag dat voor die maand door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aan de hand van het aantal afgegeven garanties van oorsprong als voorschot wordt uitbetaald. Daarom is aan artikel 5 een nieuw lid toegevoegd, waarin wordt bepaald dat de garantiebeheerinstantie op de garanties van oorsprong het gewogen maandelijks rendement aangeeft. Tevens geeft de garantiebeheerinstantie aan binnen welke AVI-eenheid de duurzame elektriciteit is opgewekt en welke afvalstof daarvoor is ingezet. De garantiebeheerinstantie ontleent deze gegevens aan het meetrapport. Hiermee wordt voorkomen dat de producent deze gegevens twee keer moet overleggen: aan de garantiebeheerinstantie en aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

Artikel I, onderdeel F

De garantiebeheerinstantie bepaalt het rendement en het gewogen maandelijks rendement. Het is echter niet mogelijk om het in artikel 1, derde lid, bedoelde rendement te bepalen voor de periode waarvoor geen door de netbeheerder goedgekeurde productieverklaring is afgegeven en het meetprotocol niet door een toegelaten meetbedrijf is goedgekeurd. Dit heeft gevolgen voor het gewogen maandelijks rendement voor de eerste 11 maanden nadat er wel een goedgekeurde productieverklaring en goedgekeurd meetprotocol aanwezig is. Door het ontbreken van het rendement over de 11 voorafgaande maanden kan het in artikel 1, vierde lid, bedoelde gewogen maandelijks rendement alleen worden bepaald over de maanden dat het wel mogelijk is om het rendement als bedoeld in artikel 1, derde lid, te bepalen.

Nadat er een goedgekeurde productieverklaring en goedgekeurd meetprotocol aanwezig zijn, wordt het in artikel 1, derde lid, bedoelde rendement bepaald op grond van het ingestuurde meetrapport. Indien dit meetrapport niet of niet tijdig wordt ingestuurd heeft dit twee gevolgen. In de eerste plaats bedraagt het rendement in dat geval 20%. Dit percentage werkt 11 maanden door bij het berekenen van het gewogen maandelijks rendement. In de tweede plaats ontvangt de producent over de maand waarover hij niet of niet tijdig een meetrapport heeft ingediend geen subsidie.

Onderdeel van de rendementsberekening is de calorische waarde van het verwerkte afval en de overige verstookte brandstof. De calorische waarde van afval is echter niet nauwkeurig meetbaar. Daarom wordt een controleberekening voorgeschreven. Deze controleberekening wordt uitgevoerd op basis van een zogenaamde iteratieve methode. Deze iteratieve methode is in de meetvoorwaarden beschreven en wordt uitgevoerd overeenkomstig de norm EN 12952-15

Artikel I, onderdeel H

Artikel 14 van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit bepaalt dat jaarlijks een percentage wordt vastgesteld, dat uitdrukt welk gedeelte van de totale hoeveelheid elektriciteit die wordt opgewekt door een afvalverbrandingsinstallatie door middel van niet-zuivere biomassa, duurzame elektriciteit is. Voor 2006 is dit percentage vastgesteld op 47%. Hierbij wordt uitgegaan van een heterogene samenstelling van de afvalstromen die in de afvalverbrandingsinstallatie worden verwerkt. Een afvalverbrandingsinstallatie kan ook substantieel homogene afvalstromen verwerken. Het aandeel biomassa in homogene afvalstromen kan aanzienlijk afwijken van het percentage dat is vastgesteld voor heterogene afvalstromen. De garantiebeheerinstantie kan dit aan de hand van de biomassaverklaring (de producent moet veranderingen in de afvalstromen meedelen aan de garantiebeheerinstantie) en aan de hand van de rendementsberekeningen constateren. Indien de garantiebeheerinstantie een substantiële afwijking constateert, stelt hij de Minister van Economische Zaken op de hoogte. De Minister van Economische Zaken kan voor die afvalverbrandingsinstallatie voor de betreffende homogene afvalstoffen een ander percentage aan duurzame elektriciteit vaststellen. Hiermee wordt voorkomen dat teveel MEP-subsidie wordt verstrekt.

Tevens is het mogelijk dat er substantiële hoeveelheden fossiele brandstoffen worden verwerkt in de afvalverbrandingsinstallatie. Dit kan invloed hebben op het percentage dat uitdrukt welk gedeelte van de totale hoeveelheid elektriciteit duurzaam is. Ook dan stelt de garantiebeheerinstantie de Minister van Economische Zaken op de hoogte. De Minister van Economische Zaken kan dan het bovengenoemde percentage voor de betreffende afvalverbandingsinstallatie aanpassen.

Artikel II, onderdeel A

In artikel 10 van de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie is bepaald dat er slechts sprake is van een ingrijpende uitbreiding indien het vermogen van de productie-installatie met minimaal 30% toeneemt. Voor afvalverbrandingsinstallaties kan dit percentage onredelijk uitwerken: grote afvalverbrandingsinstallatie die over een groot elektrisch vermogen beschikken zouden een zeer grote uitbreiding moeten realiseren om aan de eis van 30% te voldoen. Dit kan leiden tot een niet efficiënte investering. Om die reden wordt de 30% eis vervangen door een eis die beter op de aard van afvalverbrandingsinstallaties is afgestemd. Bij afvalverbrandingsinstallaties is sprake van een ingrijpende renovatie indien in ieder geval een nieuwe verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een rookgasreinigingsinstallatie is gerealiseerd. Vaak zal er ook een nieuwe stoomturbine en generator worden geplaatst, maar het kan voorkomen dat de bestaande stoomturbine(s) nog voldoende restcapaciteit hebben om de stoom uit de nieuwe ketel om te zetten in elektriciteit. Om die reden wordt de bouw van een nieuwe stoomturbine en generator niet gerekend tot de verplichte elementen waaruit de uitbreiding moet bestaan.

Artikel II, onderdeel B

In artikel 11 van de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie is een bepaling opgenomen hoe bij een uitbreiding van een installatie de door die uitbreiding opgewekte kilowatturen worden berekend. Hierbij wordt uitgaan van een fictie en wordt er niet naar de feitelijke situatie gekeken. Volgens die bepaling worden de kilowatturen die als gevolg van de uitbreiding extra zijn opgewekt berekend naar rato van het percentage waarmee de installatie is uitgebreid. Zonder systeemgrenzen en metingen is immers niet vast te stellen hoeveel kilowatturen de uitbreiding heeft opgewekt. Deze fictie wordt bij een uitbreiding van een afvalverbrandingsinstallatie losgelaten. Indien een afvalverbrandingsinstallatie wordt uitgebreid, dient die AVI-eenheid een rendement van minimaal 22% te hebben om in aanmerking te komen voor de MEP-subsidie. Hoe hoger het behaalde rendement, hoe hoger het subsidiebedrag is. Omdat de investering alleen betrekking heeft op de uitbreiding, komt alleen de elektriciteit die middels die uitbreiding wordt opgewekt voor subsidie in aanmerking. Op grond van de het bepaalde in artikel I van de onderhavige regeling zal een afvalverbrandingsinstallatie in dat geval een meetprotocol moet opstellen en maandelijks een meetrapport moeten opstellen. De kilowatturen die door de uitbreiding worden opgewekt zullen maandelijks volgens het meetprotocol worden bepaald.

Artikel II, onderdeel C

De voorliggende wijziging van de regeling brengt een aantal wijzigingen in het aanvraagformulier voor MEP-subsidie met zich mee, die met name betrekking hebben op de AVI-eenheid en het meetprotocol. Het aanvraagformulier wordt voor de duidelijkheid en consistentie in haar geheel opnieuw vastgesteld.

Artikel III

In dit artikel is het overgangsrecht van de voorliggende regeling opgenomen. Uitgangspunt is, dat afvalverbrandingsinstallaties die per 1 juli 2006 MEP-subsidie ontvangen in elk geval volgens het meetprotocol gemeten worden. Het is daarom noodzakelijk dat producenten van afvalverbrandingsinstallaties die thans reeds MEP-subsidie ontvangen of hebben aangevraagd ervoor zorgen dat hun installaties tijdig op orde zijn (inclusief alle relevante meetinrichtingen) en dat zij de benodigde aanvullende gegevens vergaren en aan hun netbeheerder verstrekken. In het kader van dit overgangsrecht moeten producenten die MEP-subsidie hebben aangevraagd op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet juncto de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2003, de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2004, de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2005 of de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 januari tot 1 juli) uiterlijk op 1 juli 2006 een nieuwe productieverklaring aan hun netbeheerder overleggen. De netbeheerder dient vervolgens binnen de gebruikelijke termijn van vier weken (vergelijk artikel 2, derde lid, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit) vast te stellen dat er sprake is van een toepasselijk meetprotocol. De producent zal ervoor moeten zorgen dat hij over een meetprotocol in de zin van de meetvoorwaarden beschikt, dat uiterlijk op 1 juli 2006 is goedgekeurd door een toegelaten meetbedrijf. Het meetprotocol is een bijlage bij de productieverklaring en moet dus eveneens uiterlijk op 1 juli 2006 bij de netbeheerder zijn ingediend. De netbeheerder beziet vervolgens of dit meetprotocol inderdaad goedgekeurd is door een gecertificeerd meetbedrijf, of het van toepassing is op de desbetreffende afvalverbrandingsinstallatie en of het consistent is met de overige gegevens waarover hij reeds beschikt. De netbeheerder zendt de goedgekeurde aanvullende verklaring met het meetprotocol naar de garantiebeheerinstantie. Dit is immers gebruikelijk in de normale procedure bij goedkeuring van de verklaring: de volledige goedgekeurde verklaring inclusief alle eventuele bijlagen – waaronder vanaf inwerkingtreding van deze regeling dus het meetprotocol – wordt door de netbeheerder naar de garantiebeheerinstantie gezonden. De garantiebeheerinstantie kan dan aan de hand van de op basis van het meetprotocol op te stellen maandelijkse meetrapporten overgaan tot het afgeven van garanties van oorsprong waarop het behaalde rendement, de AVI-eenheid en het gebruikte afval worden vermeld.

Artikel IV

Aangezien artikel III reeds verplichtingen oplegt aan producenten van afvalverbrandingsinstallaties vóór 1 juli 2006, treedt dat artikel meteen in werking. Voor het overige gaat de nieuwe methodiek vanaf 1 juli 2006 van start.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Stcrt. 2003, 116.

Naar boven