Vaststelling bedragen Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 voor het jaar 2006

Regeling van de Minister van Financiën houdende vaststelling voor het jaar 2006 van de bedragen, bedoeld in artikel 147k, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

13 juni 2006

Nr. FM 2006- 01378M

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 147k, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

Besluit:

Artikel I

1. Het bedrag, bedoeld in artikel 147k, eerste lid, aanhef, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt voor het jaar 2006 vastgesteld op € 220.783.206.

2. De bedragen, bedoeld in artikel 147k, eerste lid, onder a en b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, worden voor het jaar 2006 vastgesteld op € 110.391.603.

Artikel II

De regeling van de Minister van Financiën van 17 maart 2005 houdende vaststelling van de bedragen als bedoeld in artikel 147k, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Stcrt. 56) wordt ingetrokken.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G. Zalm.

Toelichting

In artikel 147k, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt bepaald welke bedragen ten hoogste beschikbaar zijn in het geval dat ten behoeve van een in financieel gevaar verkerende levensverzekeraar gebruik moet worden gemaakt van het in hoofdstuk VIIA van die wet geregelde opvanginstrument. Op grond van artikel 147k, tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden die bedragen jaarlijks aangepast aan de procentuele ontwikkeling van de totale vereiste solvabiliteitsmarge van levensverzekeraars waarop de Nederlandsche Bank toezicht houdt. Dit heeft geleid tot vaststelling voor het jaar 2006 van de in artikel I van deze regeling genoemde bedragen, waarbij de cijfers waarop de aanpassing is gebaseerd zijn ontleend aan de meest recente financiële verslaglegging van de Nederlandsche Bank.

In artikel I, eerste lid, gaat het om het bedrag dat, in een voorkomend geval, voor toepassing van het opvanginstrument ter beschikking wordt gesteld. In artikel I, tweede lid, gaat het om (i) het bedrag dat per opvangsituatie maximaal ter beschikking kan worden gesteld en (ii) het ter beschikking staande bedrag ten aanzien waarvan bij het in werking stellen van het opvanginstrument het aanmerkelijke risico bestaat dat het niet wordt terugbetaald.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven