Regeling Procedure Huisvesting Internationale Organisaties 2006

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 3 juni 2006, nr. JA 2006257872, Rijksgebouwendienst, Stafafdeling Juridische Advisering, houdende regels met betrekking tot de bij de huisvesting van internationale organisaties te volgen procedure (Regeling Procedure Huisvesting Internationale Organisaties 2006)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 11 van het Besluit Rijksgebouwendienst 1999;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit: Besluit Rijksgebouwendienst 1999;

b. internationale organisatie: internationale organisatie waarvoor Nederland als gastland optreedt en elke daarmee door de Minister van Buitenlandse Zaken gelijkgestelde organisatie;

c. de Minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

d. de Minister wie het aangaat: de minister die de begrotingsverantwoordelijkheid draagt voor de huisvesting van de betreffende internationale organisatie;

e. AVR: Regeling Algemene Voorwaarden Rijksgebouwendienst;

f. AeVR: Regeling Algemene Externe Voorwaarden Rijksgebouwendienst;

g. SIVR: Standaard Interne Verhuurovereenkomst Rijksgebouwendienst genoemd in artikel 8 van het besluit;

h. RTB: Regeling Taakverdeling Beheer;

Artikel 2

Algemeen

1. De Minister wie het aangaat stelt in een zo vroeg mogelijk stadium de Minister van Buitenlandse Zaken en de dienst op de hoogte van de mogelijke komst van een internationale organisatie. De Minister wie het aangaat informeert de Minister van Buitenlandse Zaken voorts over alle aangelegenheden die de huisvesting van de internationale organisatie betreffen en betrekt de dienst bij biedingen die door hem worden gedaan.

2. De Minister wie het aangaat deelt de dienst zo spoedig mogelijk mede of en in welke mate door hem wordt overwogen om, ten aanzien van de huisvesting van de internationale organisatie, gebruik te maken van zorg- en adviesdiensten als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, en artikel 4, tweede lid, van het besluit.

Artikel 3

Verkennend huisvestingsonderzoek

1. De Minister, in overeenstemming met de Minister wie het aangaat, kan de dienst verzoeken om, in het kader van zijn adviestaak, een verkennend onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de betreffende internationale organisatie te voorzien van huisvesting.

2. Het verkennend onderzoek van de dienst wordt gedaan op basis van de gegevens die ten tijde van het in het eerste lid bedoelde verzoek bekend zijn en richt zich op de huisvestingsmogelijkheden die, gelet op de termijn waarop de internationale organisatie huisvesting behoeft, voorhanden zijn en op de totale kosten die naar verwachting met de huisvesting van de internationale organisatie gemoeid zullen zijn.

3. De resultaten van het verkennend onderzoek rapporteert de dienst aan de Minister wie het aangaat. Het verkennend onderzoek is indicatief.

4. Op het verkennend onderzoek zijn de AVR van toepassing. De kosten van het verkennend onderzoek zijn voor rekening van de Minister wie het aangaat.

Artikel 4

Advisering

1. De Minister, in overeenstemming met de Minister wie het aangaat, kan de dienst verzoeken om die Minister of de internationale organisatie te adviseren betreffende de huisvesting.

2. In geval van advisering aan de Minister wie het aangaat zijn de AVR van toepassing. De kosten van de hier bedoelde advisering zijn voor rekening van de Minister wie het aangaat.

3. In geval van advisering aan de internationale organisatie is het Nederlands recht van toepassing. De dienst komt advisering overeen op basis van de AeVR, tenzij de Minister wie het aangaat instemt met de voorkeur van de internationale organisatie om andere algemene voorwaarden van toepassing te laten zijn en die algemene voorwaarden niet strijdig zijn met het Nederlandse recht.

4. De kosten van de in het voorgaande lid bedoelde advisering zijn voor rekening van de internationale organisatie.

5. De dienst rapporteert aangaande de advisering aan de Minister wie het aangaat en aan de internationale organisatie tenzij daarover in de adviesopdracht afwijkend is bepaald.

6. De adviesopdracht en de daaruit voortvloeiende rapportage geschieden in de Nederlandse of de Engelse taal, waarbij in geval van tegenstrijdigheid tussen twee taalversies de Nederlandse taalversie prevaleert.

Artikel 5

Zorg voor de huisvesting

1. De Minister wie het aangaat kan, overeenkomstig de handelwijze bedoeld in artikel 3, onderdeel b, van het besluit, de Minister verzoeken de zorg voor de huisvesting van de internationale organisatie op te dragen aan de dienst.

2. De zorg voor de huisvesting omvat de planvorming, de realisering en het beschikbaar stellen van huisvesting aan de internationale organisatie.

3. Ten aanzien van de zorg voor de huisvesting wordt de internationale organisatie beschouwd als ware die een onderdeel van het ministerie van de Minister wie het aangaat. De Minister wie het aangaat is in dit geval de opdrachtgever van de dienst bij de planvorming, de realisering en de beschikbaarstelling van huisvesting aan de internationale organisatie. De Minister wie het aangaat treedt op als afnemer van de dienst en maakt zelf afspraken met de internationale organisatie aangaande het gebruik van de huisvesting.

4. Op de planvorming en de realisering van de huisvesting in opdracht van de Minister wie het aangaat zijn de AVR van toepassing.

5. Op de verhuur van huisvesting aan de Minister wie het aangaat zijn de SIVR en de RTB van toepassing.

6. In afwijking van het derde lid en in samenhang met het verzoek bedoeld in het eerste lid kan de Minister op verzoek van de Minister wie het aangaat aan de dienst opdragen dat aangaande de zorg voor de huisvesting rechtstreeks overeenkomsten worden aangegaan tussen de dienst en de internationale organisatie.

7. Op de in het vorige lid bedoelde overeenkomsten is het Nederlands recht van toepassing. De dienst komt planvorming en realisering overeen op basis van de AeVR en huur en verhuur van huisvesting door middel van huurovereenkomsten waaraan de SIVR ten grondslag ligt, tenzij de Minister wie het aangaat instemt met de voorkeur van de internationale organisatie om andere algemene voorwaarden van toepassing te laten zijn en die algemene voorwaarden niet strijdig zijn met het Nederlandse recht.

8. De kosten van de in dit artikel bedoelde zorg voor de huisvesting, of onderdelen daarvan, zijn voor rekening van de opdrachtgever.

9. De overeenkomsten bedoeld in het zesde lid en de uit hoofde daarvan door de dienst vervaardigde producties worden gesteld in de Nederlandse of de Engelse taal, waarbij in geval van tegenstrijdigheid tussen twee taalversies de Nederlandse taalversie prevaleert.

Artikel 6

Garantie

1. In de verzoeken bedoeld in artikel 4 en 5 stelt de Minister wie het aangaat zich, door middel van verlening van machtiging aan de dienst tot automatische incasso, jegens de dienst garant voor alle kosten die in het kader van de huisvesting door en de betrokkenheid van de dienst worden gemaakt.

2. Van de automatische incasso terzake van overeenkomsten die de dienst rechtstreeks is aangegaan met de internationale organisatie wordt eerst gebruik gemaakt nadat de internationale organisatie op de gebruikelijke wijze in gebreke is gesteld, de termijn waarbinnen de internationale organisatie in de gelegenheid is gesteld om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen, ongebruikt is verstreken en de Minister wie het aangaat vóór het tot stand komen van de betreffende overeenkomst daarvan op de hoogte is gesteld.

3. De inzet van rechtsmiddelen door de dienst inzake overeenkomsten die de dienst rechtstreeks met de internationale organisatie is aangegaan geschiedt niet eerder dan nadat daartoe van de Minister wie het aangaat en de Minister van Buitenlandse Zaken schriftelijk toestemming is verkregen. De Minister wie het aangaat vrijwaart de dienst tegen financiële gevolgen van het onthouden van de hiervoor bedoelde toestemming.

Artikel 7

Overgangsbepalingen

1. Met betrekking tot internationale organisaties die reeds in Nederland zijn gevestigd en waarvan de zorg voor de huisvesting op het moment van inwerkingtreding van deze regeling niet aan de dienst is opgedragen, kan de Minister wie het aangaat aan de Minister verzoeken de zorg voor de huisvesting van de internationale organisatie met inachtneming van deze regeling op te dragen aan de dienst.

2. Met betrekking tot internationale organisaties waarvan op het moment van inwerkingtreding van deze regeling de zorg voor de huisvesting aan de dienst is opgedragen of ten aanzien waarvan voor de inwerkingtreding van deze regeling een adviesopdracht door de dienst in uitvoering is genomen en de huisvesting nog niet is gerealiseerd, kan de Minister wie het aangaat aan de Minister verzoeken om de daarop betrekking hebbende afspraken en overeenkomsten voorzover mogelijk in overeenstemming met deze regeling te brengen.

Artikel 8

Slotbepaling

1. De Regeling Procedure Huisvesting Internationale Organisaties wordt ingetrokken.

2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

3. Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Procedure Huisvesting Internationale Organisaties 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 juni 2006.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.

Toelichting

Algemeen

De Rgd heeft op grond van artikel 3, onderdeel b, van het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 (hierna: het Besluit) tot taak de zorg voor de huisvesting van internationale organisaties, voorzover Onze Minister, dan wel Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister(s) wie het mede aangaat, deze zorg aan de dienst heeft opgedragen. Naar aanleiding van het kabinetsstandpunt inzake het eindrapport van de IBO-werkgroep [Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 178, nr. 1] is wenselijk gebleken om met betrekking tot die zorg en de daarbij te volgen procedure de regels zoals die waren vastgelegd in de Regeling Procedure Huisvesting Internationale Organisaties van 26 mei 2000 te herzien.

Het kabinet onderschrijft het voorstel van de ‘Werkgroep Beleidskader werving en opvang internationale organisaties’ dat de mogelijkheid zou moeten worden geboden dat een internationale organisatie rechtstreeks met de Rgd een huisvestingscontract afsluit, waarbij het ministerie dat verantwoordelijk is voor het gastheerschap voor de internationale organisatie financieel risicodrager is ten aanzien van de Rgd. In de onderhavige regeling wordt ruimte geboden aan de Minister wie het aangaat om die rechtstreekse contractering mogelijk te maken.

De Regeling Procedure Huisvesting Internationale Organisaties 2006 richt zich primair op toekomstige huisvesting van internationale organisaties in Nederland en de daarbij te volgen werkwijze. Daarnaast zijn in de regeling overgangsbepalingen opgenomen met betrekking tot reeds in Nederland gevestigde internationale organisaties waarvoor de huisvestingszorg niet aan de Rgd is opgedragen en met betrekking tot huisvestingsprojecten en advieswerkzaamheden die de Rgd in behandeling heeft genomen op het moment van inwerkingtreden van de regeling.

Hoewel het Besluit dat niet voorschrijft heeft de ondergetekende de ministerraad verzocht om met de vaststelling van de regeling in te stemmen omdat de regeling een procedure betreft die alle ministeries die betrokken worden bij de huisvesting van internationale organisaties raakt en zodoende een algemene lijn betekent indien ervoor wordt gekozen om de zorg- of adviestaken met betrekking tot de huisvesting van internationale organisaties aan de Rgd op te dragen.

De Minister wie het aangaat is niet verplicht om de Rgd op enigerlei wijze bij de huisvesting van internationale organisaties te betrekken. Vandaar de vele ‘kan’-bepalingen in de regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel worden een aantal begripsomschrijvingen gegeven voorzover die niet zijn opgenomen in het Besluit.

Artikel 2

In de regeling is rekening gehouden met de rol van de Minister van Buitenlandse Zaken met betrekking tot de internationale organisaties door in het eerste lid van artikel 2 de verplichting op te nemen dat de Minister wie het aangaat de mogelijke komst van een internationale organisatie meldt aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Rgd betrekt bij de totstandkoming van de biedingen die aan de internationale organisaties worden gedaan. Het belang van deze bepaling is dat daardoor een bijdrage wordt geleverd aan werkzaamheden van de Stuurgroep Nederland Gastland die naar aanleiding van het hiervoor genoemde IBO-onderzoek onder voorzitterschap van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ingesteld en die tot taak heeft om de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het gastheerschap van internationale organisaties op transparante en slagvaardige wijze te organiseren.

Artikel 3

Aan de Minister wie het aangaat wordt in dit artikel de mogelijkheid geboden om de Rgd een verkennend onderzoek uit te laten voeren. Het gaat hier om een adviesverzoek waardoor de Rgd als huisvestingsorganisatie van de rijksoverheid kan worden ingeschakeld bij het onderzoek naar de mogelijkheden en de onmogelijkheden en om reeds in een vroeg stadium een indruk te krijgen van de te verwachten huisvestingskosten. Het onderzoek is uiteraard indicatief omdat in veel gevallen ook de gegevens indicatief zullen zijn. Bij een verzoek om een verkennend onderzoek blijft de Minister wie het aangaat vrij om alsnog te beslissen om van de diensten van de Rgd gebruik te maken bij de verdere invulling van de huisvestingsvraag. Uiteraard zal, als hij gebruik wil maken van bestaande rijkshuisvesting, de Rgd betrokken moeten worden.

Artikel 4

In het verlengde van een verkennend onderzoek kan de Rgd worden verzocht om de Minister wie het aangaat of de internationale organisatie te adviseren met betrekking tot de huisvesting. Onder advisering wordt in dit verband ook verstaan de levering van diensten op het gebied van architectuur en projectmanagement. Het verzoek tot adviesverlening dient op de in het Besluit beschreven wijze tot stand te komen.

Op de advisering aan de Minister wie het aangaat zijn de voorwaarden van toepassing die gangbaar zijn in het rijkshuisvestingsstelsel. De Rgd geeft er de voorkeur aan om de advisering aan de internationale organsatie eveneens uit te voeren op basis van voorwaarden zoals die in het rijkshuisvestingsstelsel zijn vastgelegd (AeVR) maar is bereid om, als de Minister wie het aangaat instemt met de voorkeur van de internationale organisatie, andere algemene voorwaarden van toepassing te doen zijn. Een en ander betekent dat een verzoek om te adviseren eerst kan worden gehonoreerd door de Rgd als omtrent de toepasselijke afwijkende algemene voorwaarden duidelijkheid bestaat en de Minister wie het mede aangaat daarmee heeft ingestemd. Rechtstreekse advisering door de Rgd aan een internationale organisatie kan alleen als de Minister wie het aangaat hierom in zijn verzoek aan de Minister van VROM om de dienst te laten adviseren heeft verzocht. Ook in deze gevallen richt de Rgd zich primair op de uitgangspunten die in het rijkshuisvestingsstelsel gelden maar indien de internationale organisatie daarvan wenst af te wijken, kan dat leiden tot betalingen en/of risico’s waarover de garantie van de Minister wie het aangaat, bedoeld in artikel 6, eerste lid, zich mede uitstrekt, vandaar dat de Minister wie het aangaat met die wens tot afwijken vooraf dient in te stemmen.

Artikel 5

Vergelijkbaar met die bij de advisering is de structuur die gekozen is voor de zorg voor de huisvesting van de internationale organisatie. Onder zorg voor de huisvesting wordt tevens verstaan facilitaire dienstverlening als bedoeld in de Regeling Facilitaire Dienstverlening Rgd. Uitgangspunt daarbij is dat de internationale organisatie voor de toepassing van de regeling wordt beschouwd als ware die een onderdeel van het ministerie van de minister wie het aangaat en dat die minister vervolgens afspraken maakt met de internationale organisatie over het gebruik en de betalingen van de huisvesting. In dit geval is de Minister wie het aangaat interne huurder van de Rgd. In het zesde lid wordt de afwijkingsmogelijkheid genoemd; de Minister wie het aangaat kan ervoor opteren dat de Rgd rechtstreeks overeenkomsten aangaat met de internationale organisatie. Daarbij kan het gaan om de totale zorg voor de huisvesting maar ook over onderdelen daarvan.

De zorg voor de huisvesting wordt op hoofdlijnen onderscheiden in planvorming, realisering en beschikbaarstelling. Ook hier geldt dat de Rgd als uitgangspunt de voorkeur geeft aan voorwaarden die in het rijkshuisvestingsstelsel zijn vastgelegd maar dat hij bereid is om, als de Minister wie het aangaat instemt met de voorkeur van de internationale organisatie, om andere algemene voorwaarden en huurvoorwaarden van toepassing te doen zijn. Een en ander betekent dat een opdracht aan de Rgd om de huisvestingszorg op zich te nemen eerst door de Minister zal worden gegeven als omtrent de toepasselijke afwijkende algemene voorwaarden duidelijkheid bestaat en de Minister wie het mede aangaat daarmee heeft ingestemd.

Een opdracht voor de zorg voor de huisvesting van een internationale organisatie impliceert de toepasselijkheid van de Regeling Leen- en Depositofaciliteit Agentschappen en de vaststelling van de gebruiksvergoeding volgens de methodiek die door de Rgd wordt gehanteerd. Van gebruiksvergoeding is sprake bij interne verhuur door de Rgd aan het Minister wie het aangaat. Hetgeen met betrekking tot de risico’s bij afwijking van de uitgangspunten van het rijkshuisvestingsstelsel bij het voorgaande artikel is opgemerkt is van overeenkomstige toepassing op dit artikel.

Op grond van deze regeling kan de Minister op verzoek van de Minister wie het aangaat de Rgd machtigen om rechtstreeks overeenkomsten aan te gaan met een internationale organisatie. Dat betekent niet dat de betreffende internationale organisatie verplicht kan worden om overeenkomsten met de Rgd aan te gaan. Internationale organisaties zijn veelal gehouden aan eigen regelgeving met betrekking tot het aanbesteden en gunnen van opdrachten. Deze regeling richt zich primair tot de Ministers wie het aangaat en tot de Rgd en niet tot de internationale organisaties zelf. Een en ander kan met zich meebrengen dat een internationale organisatie de Rgd uit zal nodigen om samen met partijen uit de markt mee te dingen naar een opdracht. Vooraf is te voorzien of een internationale organisatie gebonden is aan eigen aanbestedings- en gunningsregels en dat gegeven kan meegewogen worden bij de behandeling van een verzoek van een Minister wie het aangaat om aan de Rgd rechtstreekse contractering met een internationale organisatie op te dragen. Per geval zal worden beoordeeld of concurrerend optreden van de Rgd met marktpartijen kan worden toegestaan en, in het bevestigende geval, welke maatregelen moeten worden getroffen om concurrentievervalsing te voorkomen.

Artikel 6

De eerste twee leden van dit artikel handelen over de garantie die door de Minister wie het aangaat moet worden afgegeven ten aanzien van de kosten die door de Rgd worden gemaakt in het kader van de huisvesting van de internationale organisatie. Het gaat hierbij om garanties op projectniveau. De Minister wie het aangaat staat ook garant voor de nakoming door de internationale organisatie van overeenkomsten die rechtstreeks met de Rgd zijn aangegaan. De effectuering van die garantie, het gebruik maken van de machtiging, gebeurt niet eerder dan nadat de internationale organisatie op gebruikelijke wijze is aangesproken en kan eerst plaatsvinden als de Minister wie het aangaat vóór het tot stand komen van de betreffende overeenkomst daarvan op de hoogte is gesteld. De internationale organisatie neemt een bijzondere positie in als gast van de Nederlandse Staat; vandaar dat de Rgd, ook al zou hij daartoe op grond van de overeenkomst met de internationale organisatie gerechtigd zijn, terughoudend is bij het inzetten van rechtsmiddelen. Die middelen worden niet eerder ingezet dan na schriftelijke toestemming van zowel de Minister wie het aangaat en de Minister van Buitenlandse Zaken. Het gevolg van een onthouding van toestemming is dat de Minister wie het aangaat de Rgd vrijwaart tegen financiële risico’s die daaruit mogelijk voortvloeien.

In het geval dat de internationale organisatie haar financiële verplichtingen niet nakomt moet de Minister wie het aangaat daarop worden aangesproken en deze zal daarvoor ook borg moeten staan.

Artikel 7

In het eerste lid is de bepaling opgenomen dat voor internationale organisaties die reeds in Nederland zijn gevestigd en waarvan de huisvestingszorg nog niet aan de Rgd is opgedragen geldt dat de Minister wie het aangaat alsnog aan de Rgd die zorg kan doen opdragen.

Daarmee vergelijkbaar is het tweede lid waarin is bepaald dat voor internationale organisaties waarvoor de Rgd reeds de huisvestingszorg op zich heeft genomen of advieswerkzaamheden uitvoert de daarop betrekking hebbende afspraken daarmee in overeenstemming kunnen worden gebracht met hetgeen in deze regeling is vastgesteld.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

Naar boven