Wijziging Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 en Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 juni, nr. WJZ 6039877, houdende wijziging van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 in verband met het vaststellen van subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties

De Minister van Economische Zaken,

Handelend na overleg met de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 72p, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel I

De Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december)1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het einde van het eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. AVI-eenheid: een onderdeel binnen een afvalverbrandingsinstallatie dat tenminste bestaat uit een verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een rookgasreinigingsinstallatie, en waarvoor op grond van de AVI-meetvoorwaarden een systeemgrens is bepaald..

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het rendement van een afvalverbrandingsinstallatie of van een AVI-eenheid bedraagt:

a. de som van:

1°. de door de afvalverbrandingsinstallatie of door een AVI-eenheid per kalendermaand opgewekte en aan het net of aan een andere productie-installatie dan de productie-installatie of de AVI-eenheid die de elektriciteit opwekt geleverde elektriciteit, en

2°. tweederde van de door de afvalverbrandingsinstallatie of door de AVI-eenheid per kalendermaand opgewekte en nuttig aangewende warmte,

b. gedeeld door het product van:

1°. de massa van het in de afvalverbrandingsinstallatie of de AVI-eenheid per maand verwerkte afval en overige brandstoffen, en

2°. de calorische waarde van het verwerkte afval en overige brandstoffen.

B

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, met uitzondering van elektriciteit opgewekt met behulp van stortgas of biogas uit slibvergisting, opgewekt in een afvalverbrandingsinstallatie bedraagt bij subsidieverlening in de periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006:

a. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 22% en kleiner of gelijk aan 23%, € 0,003 per kWh;

b. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 23% en kleiner of gelijk aan 24%, € 0,005 per kWh;

c. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 24% en kleiner of gelijk aan 25%, € 0,007 per kWh;

d. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 25% en kleiner of gelijk aan 26%, € 0,009 per kWh;

e. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 26% en kleiner of gelijk aan 27%, € 0,011 per kWh;

f. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 27% en kleiner of gelijk aan 28%, € 0,018 per kWh;

g. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 28% en kleiner of gelijk aan 29%, € 0,025 per kWh;

h. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 29% en kleiner of gelijk aan 30%, € 0,032 per kWh;

i. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 30%, € 0,038 per kWh.

Artikel II

De Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 20072 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het einde van het eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. AVI-eenheid: een onderdeel binnen een afvalverbrandingsinstallatie dat tenminste bestaat uit een verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een rookgasreinigingsinstallatie, en waarvoor op grond van de AVI-meetvoorwaarden een systeemgrens is bepaald..

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het rendement van een afvalverbrandingsinstallatie of van een AVI-eenheid bedraagt:

a. de som van:

1°. de door de afvalverbrandingsinstallatie of door een AVI-eenheid per kalendermaand opgewekte en aan het net of aan een andere productie-installatie dan de productie-installatie of de AVI-eenheid die de elektriciteit opwekt geleverde elektriciteit, en

2°. tweederde van de door de afvalverbrandingsinstallatie of door de AVI-eenheid per kalendermaand opgewekte en nuttig aangewende warmte,

b. gedeeld door het product van:

1°. de massa van het in de afvalverbrandingsinstallatie of de AVI-eenheid per maand verwerkte afval en overige brandstoffen, en

2°. de calorische waarde van het verwerkte afval en overige brandstoffen.

B

Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor duurzame elektriciteit, met uitzondering van elektriciteit opgewekt met behulp van stortgas of biogas uit slibvergisting, opgewekt in een afvalverbrandingsinstallatie is afhankelijk van het rendement en bedraagt bij subsidieverlening in 2007:

a. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 22% en kleiner of gelijk aan 23%, € 0,003 per kWh;

b. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 23% en kleiner of gelijk aan 24%, € 0,005 per kWh;

c. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 24% en kleiner of gelijk aan 25%, € 0,007 per kWh;

d. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 25% en kleiner of gelijk aan 26%, € 0,009 per kWh;

e. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 26% en kleiner of gelijk aan 27%, € 0,011 per kWh;

f. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 27% en kleiner of gelijk aan 28%, € 0,018 per kWh;

g. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 28% en kleiner of gelijk aan 29%, € 0,025 per kWh;

h. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 29% en kleiner of gelijk aan 30%, € 0,032 per kWh;

i. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 30%, € 0,038 per kWh.

Artikel III

1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.

2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 juni 2006.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

1. Algemeen

Op 27 december 2004 zijn de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 gepubliceerd (Stcrt. 250). In deze regelingen zijn de subsidiebedragen voor het opwekken van duurzame elektriciteit voor verschillende categorieën productie-installaties vastgesteld. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 72p, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998. In deze regelingen zijn de subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties niet opgenomen. In de toelichting heb ik aangegeven dat over de berekeningswijze van de subsidiebedragen nog overleg met de sector plaatsvond en de subsidiebedragen voor de afvalverbrandingsinstallaties op een later moment worden vastgesteld. De wens om te komen tot een andere berekeningswijze is naar voren gekomen in de tussenevaluatie van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (Kamerstukken II 2003–2004, 28 665, nr. 49).

2. Rendement van afvalverbrandingsinstallaties

Afvalverbrandingsinstallaties met een lager rendement dan 26% komen tot op heden niet in aanmerking voor subsidie. Uit voornoemde tussenevaluatie is naar voren gekomen dat deze benadering niet flexibel genoeg is en onvoldoende rekening houdt met de feitelijke situatie binnen de sector.

In overleg met de sector is daarom een nieuwe berekeningsystematiek vastgesteld waarbij de volgende voorwaarden en uitgangspunten worden gehanteerd. Een afvalverbrandingsinstallatie heeft primair de taak om afval te verbranden. De warmte die hierbij vrij komt kan nuttig worden omgezet in elektriciteit. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de duurzame energiedoelstelling. Vanwege deze primaire taak is subsidiëring vanuit het energiebeleid niet nodig. Om meer energie uit het afval te halen en daardoor een extra bijdrage te kunnen leveren aan het behalen van de duurzame energie doelstelling dienen nieuwe afvalverbrandingsinstallaties indien ze in aanmerking willen komen voor het stimuleringsinstrumentarium van de overheid hogere rendementen dan standaard te behalen. In de Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne markt (Pb EG L 383) is voor Nederland de doelstelling opgenomen om in 2010 9% van de elektriciteit op te wekken uit hernieuwbare energiebronnen. Gelet op de duurzame elektriciteitsdoelstelling, de doelstellingen van het afvalbeleid in Nederland en de huidige stand van de techniek, is het minimum rendement dat een afvalverbrandingsinstallatie moet behalen 22% (de standaard rendementsnorm van een gemiddelde afvalverbrandingsinstallatie). Om deze reden krijgen installaties met een rendement van 22% of lager geen subsidie. Dit is ook in overeenstemming met het afvalbeleid, zoals geformuleerd in het Landelijk afvalbeheerplan 2002–2012 van het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Kamerstukken II 2002–2003, 28600 XI, nr. 93).

Om tot een hoger rendement te komen zijn additionele investeringen vereist ten opzichte van een afvalverbrandingsinstallatie die de rendementsnorm van 22% haalt. Deze additionele investeringen worden meegerekend bij het berekenen van de onrendabele top.

Het Energie Centrum Nederland en Kema hebben de berekeningen van de onrendabele toppen en subsidiebedragen uitgevoerd. Hierbij is rekening gehouden met de volgende uitgangspunten:

– Bij de berekening van het MEP-subsidiebedrag wordt niet langer uitgegaan van de onrendabele top van de gehele installatie, maar zijn uitsluitend de kosten en opbrengsten meegenomen van de delen van de afvalverbrandingsinstallatie die nodig zijn om elektriciteit op te wekken en in te voeden op het net. De onrendabele top heeft daarom betrekking op het energiebedrijf van de afvalverbrandingsinstallatie. Bij de investeringsbeslissing om meer duurzame energie met een hoog rendement op te wekken, zijn immers alleen de kosten van de energieopwekking bepalend.

Daarnaast kan de moeilijk voorspelbare dynamiek op de (internationale) afvalmarkt en daarmee samenhangende afvalverwerkingstarieven buiten beschouwing gelaten worden.

– Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag zijn uitsluitend de additionele investeringskosten ten opzichte van een standaard afvalverbrandingsinstallatie met een energetisch rendement van 22% bepalend.

– De meerkosten van de energieopwekking zullen toenemen naarmate het rendement toeneemt. Daarom is het subsidiebedrag afhankelijk gemaakt van de hoogte van het rendement. Op basis van de huidige initiatieven in de markt is hierbij als maximum een energetisch rendement van 30% gehanteerd.

Het rapport is gepubliceerd op de website: www.renewable-energy-policy.info

3. Uitvoeringsaspecten

Op basis van bovengenoemde onrendabele top beperkingen is het MEP-subsidiebedrag en de hoogte daarvan afhankelijk gemaakt van het rendement van de installatie. Dit gebeurt via een zogenaamde staffel met als minimum 22% en als maximum 30% en waarbij het MEP-subsidiebedrag per 1%-toename van het rendement oploopt.

In de voorliggende wijziging wordt, in afwijking van het subsidiebedrag voor andere productie-installaties waarin duurzame elektriciteit wordt opgewekt, een nader onderscheid gemaakt in de hoogte van het subsidiebedrag. Aangezien garanties van oorsprong het exclusieve bewijs zijn dat duurzame elektriciteit is opgewekt en recht geven op MEP-subsidie, zal dit onderscheid ook tot uiting moeten komen in de voor afvalverbrandingsinstallaties uit te geven garanties van oorsprong. Gegeven de huidige systematiek rond de uitgifte van garanties van oorsprong zal het rendement maandelijks worden vastgesteld. Daarnaast zullen ook nadere regels en voorwaarden worden opgenomen met betrekking tot het eenduidig, betrouwbaar en verifieerbaar vaststellen van het rendement. In overleg met sector is hierbij voor de volgende systematiek gekozen. Het rendement dat in de meetrapporten wordt opgenomen, is voor de garantiebeheerinstantie noodzakelijk om het gewogen maandelijks rendement te bepalen. Het gewogen maandelijks rendement is een voortschrijdend gewogen rendement over de betreffende maand en de 11 voorafgaande maanden, waarbij er een weging plaatsvindt op basis van de opgewekte elektriciteit in de betreffende maanden. Deze berekeningswijze wordt gebruikt om grote fluctuaties in het rendement door het jaar heen te voorkomen. Door het seizoensafhankelijke gebruik van warmte kan het rendement in de zomermaanden dermate laag zijn dat de elektriciteit die in die maanden wordt opgewekt niet in aanmerking zou komen voor subsidie. Door het rendement en de elektriciteitsproductie over een jaar te middelen en te wegen wordt dit voorkomen. De Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit zal op deze punten worden aangepast en aangevuld.

De voorliggende wijziging heeft betrekking op nieuwe afvalverbrandingsinstallaties of uitbreidingen van bestaande afvalverbrandingsinstallaties die vanaf 1 juli 2006 starten met het opwekken van duurzame elektriciteit en daarvoor subsidie aanvragen.

Een afvalverbrandingsinstallatie is een complexe installatie die doorgaans bestaat uit één afvalontvangststation met een of meerdere afvalbunkers, een of meerdere verbrandingsoven, stoomturbines en generatoren. Daarnaast is sprake van een of meerdere hulpinstallaties zoals slakopwerkingsinstallaties. Al deze installaties staan niet los van elkaar en zijn onderling en energetisch met elkaar verbonden. Dit maakt het in de praktijk lastig om onderscheid te maken in een bestaande installatie die niet meer voor MEP-subsidie in aanmerking komt en uitbreidingen van bestaande installaties waarvoor wel MEP-subsidie aangevraagd kan worden. Hetzelfde geldt voor de vaststelling van het rendement van een uitbreiding. In de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie zullen daarom nadere regels worden opgenomen ten aanzien van het begrip uitbreiding voor afvalverbrandingsinstallaties. In de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit zullen meetvoorwaarden worden opgenomen teneinde het rendement van een uitbreiding te kunnen bepalen.

4. Administratieve lasten

Deze regeling betreft louter het vaststellen van subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties. Aan deze regeling zijn daarom geen administratieve lasten verbonden. De administratieve lasten die verbonden zijn met het aanvragen van de subsidie vloeien voort uit de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie en de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit. In de toelichting op de wijziging van deze regelingen wordt ingegaan op de administratieve lasten.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Stcrt. 2005, 250.

  • 2

    Stcrt. 2004, 250.

Naar boven