Winningsvergunning Papekop

7 juni 2006

ET/EM/6029959

De Minister van Economische Zaken,

Procesverloop:

- NP Netherlands Limited (hierna te noemen NPN), gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), heeft op 12 november 2004 een aanvraag om een winningsvergunning als bedoeld in artikel 6, van de Mijnbouwwet (Stb. 2002, 542) voor koolwaterstoffen voor een gebied met een omvang van ruim 63 ha gelegen in de provincies Utrecht en Zuid-Holland, aangeduid met de naam Papekop, ingediend;

- In het Publicatieblad van de Europese Unie van 11 januari 2005 (nr. C.7) en de Staatscourant van 4 februari 2005 (nr. 28) zijn naar aanleiding van de aanvraag van NPN uitnodigingen geplaatst voor het indienen voor aanvragen om winningsvergunningen;

- Op 6 april 2005 heeft NPN aanvullende documentatie bij de aanvraag om de winninsvergunning ingediend. Daarbij verzoekt NPN de vergunning (bij toewijzing) op naam van NP Netherlands B.V. (hierna te noemen NPN BV) te stellen. Dit verzoek wordt opgevat als een verzoek om na verlening van de vergunning aan NPN toestemming te geven voor een overdracht van de vergunning aan NPN BV;

- Smart Energy Solutions B.V. (i.o.) (hierna te noemen SES) heeft naar aanleiding van deze publicaties op 11 april 2005 een aanvraag om een winningsvergunning ingediend. Smart Energy Solutions B.V. is blijkens een brief van het kantoor van notaris Moesker van 23 mei 2005 op 19 mei 2005 opgericht;

- TNO Bouw en Ondergrond, adviesgroep Economische Zaken (hierna te noemen TNO), Energie Beheer Nederland B.V.(hierna te noemen EBN) en Staatstoezicht op de mijnen (hierna te noemen Sodm) hebben op verzoek van de minister van Economische Zaken op 1 september 2005, 8 september 2005 en 15 september 2005 advies uitgebracht;

- De Mijnraad heeft op 3 november 2005 op basis van artikel 105, derde lid, Mijnbouwwet advies (kenmerk MIJR/5063125) uitgebracht;

- Gedeputeerde Staten van de provincies Utrecht en Zuid-Holland hebben op 24 februari 2006 en 17 mei 2006 op basis van artikel 16 van de Mijnbouwwet advies uitgebracht. Gedeputeerde Staten van Utrecht vragen in hun advies aandacht voor het streekplan, het open landschap en de aanwezigheid van een grondwaterbeschermingsgebied. Deze opmerkingen hebben invloed op de uiteindelijke mogelijkheid van het winnen, maar zijn voor de beslissing omtrent de aanvragen gelet op de criteria in de Mijnbouwwet niet relevant. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland zien geen reden voor weigering van de vergunningaanvragen. Zij wijzen op de ligging van het aangevraagde gebied binnen het zogenoemde “Agrarisch gebied plus” en het Nationaal Landschap Groene Hart. Voor de beoordeling van de aanvragen van de winningsvergunning spelen deze gebiedscriteria geen rol; zij zijn relevant bij de beoordeling van de aanleg van de mijnbouwwerken die nodig zullen zijn voor de winning en de daarbij benodigde vergunningen. Verder geven Gedeputeerde Staten aan belang toe te kennen aan bedrijven die bereid zijn innovatief mee te denken over oplossingen voor alternatieve energievoorziening met een beperkte hinder voor het milieu. Bij de beoordeling van de aanvragen om een winningsvergunning (op grond van artikel 9 Mijnbouwwet) is dit evenwel geen criterium. Het belang van het milieu wordt beoordeeld in het kader van de milieuvergunning die nodig is voor de mijnbouwwerken; deze beoordeling is thans niet aan de orde.

Overwegingen:

- De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. heeft in 1986 als houdster van de boorvergunning Utrecht II de aanwezigheid van aardolie en aardgas aangetoond;

- Voor het gebied waarvoor een winningsvergunning is aangevraagd zijn geen opsporings-, winnings- of opslagvergunningen van kracht;

- De technische mogelijkheden van NPN zijn beperkt, doch NPN heeft via haar moedermaatschappij, Northern Petroleum Plc, ervaring in het buitenland. Op grond van het advies van Sodm kan worden aangenomen dat NPN, wanneer zij vergunninghoudster wordt, haar organisatie zal aanpassen en ontbrekende expertise en personeel zal aantrekken;

- De technische mogelijkheden van SES zijn onzeker, omdat SES een nieuwe onderneming is die nog geen boor- of winningsactiviteiten heeft uitgevoerd. Wel kan SES beschikken over kennis die bij personen die deel uitmaken van de organisatie van SES aanwezig is. Om deze reden heeft Sodm over SES geen advies uitgebracht. Deze onzekerheid is evenwel geen reden om op grond van de technische mogelijkheden de vergunning te weigeren. In geval van verlening van de winningsvergunning aan SES is nader overleg met SES over organisatie en technische kennis binnen de onderneming nodig voordat een aanvang gemaakt kan worden met de winningsactiviteit;

- De financiële hoedanigheid van NPN, evenals die van NPN BV, is onvoldoende, maar vanwege de garantie die Northern Petroleum Plc bereid is om af te geven is deze toereikend.

- De financiële hoedanigheid van SES is beperkt; echter SES heeft aangegeven dat zij over aanvullende middelen kan beschikken in het geval dat zij tot winning zou overgaan;

- Op grond van de ingediende aanvragen en de adviezen van TNO, EBN en Sodm is het aannemelijk dat binnen het gebied aardolie en aardgas economisch gewonnen kunnen worden. NPN heeft het voornemen zowel de aardolie als het aardgas te winnen; SES beperkt zich tot de winning van aardgas;

- TNO concludeert dat de kartering van de top reservoir kaart van NPN meer overeenstemt met de eigen inzichten van TNO dan die van SES. Een goede kartering is wezenlijk om een goed winningsplan op te kunnen stellen;

- TNO stemt in met de orde van grootte van de door de aanvragers genoemde gasreserve; de door NPN genoemde oliereserve is volgens TNO te hoog vanwege de te hoge inschatting van de oorspronkelijk aanwezige hoeveelheid olie en vanwege de mogelijkheid om de olie te winnen. Door SES zijn geen (economisch winbare) oliereserves opgegeven;

- TNO is van mening dat het voorkomen Papekop in zijn geheel in het aangevraagde gebied ligt en dat in het gebied Papekop verder geen prospectieve structuren liggen;

- EBN heeft op basis van de inzichten van TNO de economische winbaarheid van de olie- en gasvoorkomens volgens de plannen van NPN en SES doorgerekend. Uit deze berekening blijkt dat zowel met de plannen van NPN als die van SES de economische winbaarheid van olie en gas, dan wel alleen gas mogelijk is. Ook is staatsdeelneming voor de inkomsten van de staat gunstig. Verder concludeert EBN dat de plannen van NPN leiden tot de winning van een grotere hoeveelheid delfstoffen (olie en gas) dan die van SES (alleen gas). Daarnaast leiden de plannen van NPN tot een hogere opbrengst voor de staat dan die van SES. De financiële onzekerheden bij de plannen van NPN zijn groter dan die van SES gezien de onzekerheid ten aanzien van de omvang van de winbare reserves en de investeringen die nodig zijn. Deze onzekerheden kunnen in financiële zin zowel negatief als positief uitpakken. EBN adviseert op grond van deze berekeningen tot verlening van de vergunning aan NPN;

- De Mijnraad adviseert om de winningsvergunning met staatsdeelneming te verlenen aan NPN op basis van een afweging van de technische en financiële mogelijkheden van de aanvragers en de geologische onderbouwing van de aanvragen met daarbij de kans op extra inkomsten voor de staat in het geval van aardoliewinning voorafgaande aan de aardgaswinning;

- NPN noch SES hebben een vergunning op basis van artikel 6 van de Mijnbouwwet, noch hebben zij een dergelijke vergunning in het verleden gehad;

- Gelet op bovenstaande afwegingen en adviezen en de criteria van artikel 9, eerste lid, onder a en b, van de Mijnbouwwet heeft verlening van de winningsvergunning Papekop aan NPN de voorkeur boven SES gezien de technische mogelijkheden van NPN en de manier waarop NPN de winning van aardolie en aardgas, die gebaseerd is op een betere kennis van de ondergrond en leidt tot een grotere opbrengst van delfstoffen en geldelijke inkomsten voor de staat, wil verrichten;

- Gelet op de door NPN voorziene periode van winning, is een tijdvak van 25 jaren niet langer dan noodzakelijk om de in de aanvraag voorziene activiteiten te doen plaatsvinden.

Gelet op:

De artikelen 6, 8, 9, 10, 11, eerste tot en met derde lid, 15, vierde lid, 22, vijfde en zesde lid, en 90 van de Mijnbouwwet, alsmede op de artikelen 1.3.6 en 1.3.7 van de Mijnbouwregeling.

Besluit:

Artikel I

Artikel 1

Aan NP Netherlands Limited, gevestigd te Londen, wordt een winningsvergunning voor koolwaterstoffen verleend.

Artikel 2

De vergunning geldt voor het gebied dat wordt begrensd door de volgende punten en de rechte lijnen daartussen:

A

x=116677,51

y=460407,57

B

x=124593,42

y=457077,11

C

x=120503,40

y=449030,56

D

x=114084,29

y=454269,37

E

x=114187,05

y=547393,09

De coördinaten zijn vermeld volgens het stelsel van Rijks Driehoeksmeting.

Artikel 3

De vergunninghouder sluit met Energie Beheer Nederland B.V. te Heerlen een overeenkomst als bedoeld in artikel 90, eerste lid, van de Mijnbouwwet.

Artikel 4

De vergunning geldt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding tot 25 jaar nadat zij onherroepelijk is geworden.

Artikel II

Enig artikel

Aan NP Netherlands Limited wordt toestemming verleend om de winningsvergunning als bedoeld in Artikel I, artikel 1, te doen overgaan op NP Netherlands B.V.

Artikel III

Enig artikel

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beschikking is bekendgemaakt.

Dit besluit wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvragers. Van dit besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken,namens deze:
Y Peters,
MT-lid directie Energiemarkt.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken (ALP: L/1410), Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven