Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Rathenau Instituut

29 mei 2006

Nr. OWB/AI/2006/22053

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. RI; het Rathenau Instituut

c. KNAW; Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen;

d. WRR; Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid

e. Evaluatiecommissie; de Evaluatiecommissie Rathenau Instituut.

Artikel 2

Instelling en taak

1. Er is een ‘Evaluatiecommissie Rathenau Instituut’.

2. De samenstelling van de Evaluatiecommissie heeft de goedkeuring van de KNAW en de WRR.

3. De Evaluatiecommissie heeft tot taak om, conform het instellingsbesluit van het Rathenau Instituut (OWB/FO-93070908 van 19.4.1994) het Rathenau Instituut te evalueren op haar effectiviteit en doelmatigheid in de vervulling van haar taken, zoals deze zijn vastgesteld in de Kabinetsreactie op de vorige evaluatie.

4. De Evaluatiecommissie betrekt in de evaluatie de nieuwe taak van het Rathenau Instituuut, Science System Assessment, en geeft advies over de optimale inbedding van deze taak in het Rathenau Instituut.

5. De Evaluatiecommissie geeft advies hoe het Rathenau Instituut zijn taken, inclusief die van Science System Assessment, kan uitvoeren vanuit de onafhankelijke positie die daarvoor noodzakelijk is en met een beheersmatig efficiënt en effectief arrangement.

6. De Evaluatiecommissie biedt de minister haar bevindingen aan.

Artikel 3

Instellingsduur

De Evaluatiecommissie wordt ingesteld met ingang van heden en wordt opgeheven uiterlijk per 1 oktober 2006.

Artikel 4

Informatieplicht

De Evaluatiecommissie verstrekt aan de minister desgevraagd de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.

Artikel 5

Leden

1. Tot leden van de Evaluatiecommissie worden benoemd:

a. de heer C.G.A. Cornielje, als voorzitter,

b. prof. ing. W. Zegveld,

c. prof.dr. A. Soeteman,

d. mw. T. Witteveen.

2. De benoeming geschiedt voor de duur van de Evaluatiecommissie.

Artikel 6

Werkwijze

1. De Evaluatiecommissie stelt haar eigen werkwijze vast.

2. De Evaluatiecommissie kan zich door andere personen doen bijstaan voorzover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7

Eindrapport

De Evaluatiecommissie brengt vóór 1 oktober 2006 haar eindrapport uit aan de minister.

Artikel 8

Vergoeding

Alleen die leden die geen functie ten behoeve van het Rathenau Instituut uitoefenen en die leden die geen ambtenaar zijn, ontvangen per vergadering een beloning op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de Evaluatiecommissie als algemene commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt.

Artikel 9

Kosten deskundigen

Indien de Evaluatiecommissie ten behoeve van haar werk deskundigen raadpleegt waaraan kosten zijn verbonden, dient voor vergoeding van deze kosten vooraf door de minister goedkeuring te zijn verleend.

Artikel 10

Kosten van de Evaluatiecommissie

1. De kosten van de Evaluatiecommissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister.

Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

a. de kosten voor vergaderingen en secretariële ondersteuning

b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

c. de kosten voor publicatie van rapportages.

2. De Evaluatiecommissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.

Artikel 11

Verantwoording

1. De Evaluatiecommissie biedt de minister voor 1 oktober 2006 een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode dat de Evaluatiecommissie werkzaam is geweest

2. Bij het eindverslag legt de Evaluatiecommissie rekening en verantwoording af. Een en ander onder overlegging van een verklaring van een registeraccountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 12

Geheimhouding

1. De Evaluatiecommissie neemt geheimhouding in acht ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

2. De Evaluatiecommissie zorgt ervoor dat door een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van de Evaluatiecommissie, geheimhouding in acht wordt genomen ten aanzien van alle informatie die in het kader van dit besluit bekend wordt en waarvan het karakter als vertrouwelijk is aan te merken.

Artikel 13

Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de Evaluatiecommissie worden vervaardigd, worden niet door de Evaluatiecommissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht.

Artikel 14

Archiefbescheiden

De Evaluatiecommissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van zijn werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid (OWB) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 15

Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dag van tekening.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 oktober 2006.

Artikel 16

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Evaluatiecommissie Rathenau Instituut

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

In het Instellingsbesluit Rathenau Instituut (OWB/FO-93070908 van 19 april 1994), artikel 8, wordt het volgende aangegeven:

1. Elke vijf jaren zal het instituut door een evaluatiecommissie worden beoordeeld op haar effectiviteit en doelmatigheid, mede aan de hand van een door het instituut op te stellen rapportage over haar activiteiten en werkwijze. Het resultaat van de evaluatie wordt uitgebracht nadat het bestuur van het instituut hierover is gehoord.

2. Ten behoeve van de evaluatie zal een externe evaluatiecommissie worden ingesteld door de minister. Alvorens tot instelling over te gaan, pleeg te minister het algemeen bestuur van de KNAW en WRR overleg over de samenstelling van de commissie.

3. De beoordeling door de evaluatiecommissie en de rapportage van het instituut worden aan de minister gezonden, die deze stukken, vergezeld van zijn beleidsopvatting, aan de Staten-Generaal zendt.

De Kabinetsreactie op de vorige evaluatie, uitgebracht in november 1999 (‘Niet kiezen, maar verhelderen’) is verwoord in de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 2 juli 2001 (OWB/AI/01/24373). Daarbij wordt ook gereageerd op de opmerkingen van de AWT over de evaluatie van het Rathenau Instituut (verwoord in AWT-advies nr. 42, ‘Communicatie over wetenschap en techniek’).

In de Kabinetsreactie staat, kort samengevat, het volgende:

1. Het Instellingsbesluit van 1994 laat het Rathenau Instituut voldoende ruimte om meer het maatschappelijk debat en de politieke oordeelsvorming te gaan voeden en dat is ook gewenst. Het instituut mag daarbij ook middelen van andere partijen werven.

2. Het is wenselijk dat het Rathenau Instituut meer aandacht besteedt aan communicatie en netwerken met de buitenwereld en, zoals aangekondigd in het werkprogramma 2001–2002, de eigen processen transparant maakt voor opdrachtgevers en doelgroepen.

3. Het is van groot belang dat het Rathenau Instituut zijn werkprogramma ontwikkelt in nauwe wisselwerking met potentiële opdrachtgevers en het ‘veld’ en zorg draagt voor een goede aansluiting op actuele vragen.

4. Het Instituut moet duidelijk maken voor wie het werkt: enerzijds voor het Parlement en anderzijds voor de maatschappij in volle breedte. Voor de onafhankelijkheid en statuur van het instituut lijkt handhaving van de onderbrenging binnen de KNAW de beste constructie.

Het instellingsbesluit van 1994 is niet als gevolg van de evaluatie en de Kabinetsreactie gewijzigd.

Sindsdien is er bij het Rathenau Instituut het nodige veranderd, zowel in inhoudelijke zin als organisatorisch. De minister heeft het instituut, zoals aangekondigd in het Wetenschapsbudget 2004, een extra taak gegeven, ‘Science System Assessment’, waarvoor sinds 2004 extra middelen aan het instituut ter beschikking worden gesteld en waartoe het instituut nieuwe (tijdelijke) medewerkers in dienst heeft genomen. Een Stuurgroep heeft het instituut begeleid in het formuleren van de nieuwe taak en het opstellen van een eerste onderzoekprogramma, dat de minister op 2.2.2006 aan het Parlement heeft gezonden.

Op 1.9.2005 heeft de Tweede Kamer een hoorzitting gehouden met het Rathenau Instituut, waaruit duidelijk werd dat de Kamer verdergaande contacten met en diensten van het Rathenau Instituut op prijs stelde.

Het Rathenau Instituut heeft een nieuwe directeur gekregen (per 1.2.2002) en een nieuwe voorzitter (per 1.1.2004). Ook is het Rathenau Instituut kortgeleden verhuisd naar een nieuwe locatie in Den Haag, waar ook andere KNAW-instituten zijn ondergebracht. Dit op verzoek van de KNAW.

De nieuwe taakstelling van het Rathenau Instituut betekent dat het instituut nu over meer mensen en meer disciplines en vaardigheden moet beschikken en in meer en andere netwerken moet functioneren. Dat stelt eisen aan de organisatie van het instituut, het management van de uitvoering van het werkprogramma en de keuze en aansturing van medewerkers. Ook betekent het een verbreding van de kennis die in het bestuur aanwezig moet zijn om het instituut goed te kunnen positioneren en aansturen.

De nieuwe taak betekent ook dat het Rathenau onverminderd een onafhankelijke positie ten opzichte van de wetenschappelijke wereld dient te houden. Tegelijkertijd zijn goede contacten met het wetenschapsbestel noodzakelijk, zowel omdat dat bestel object van analyse is, als ook omdat het Rathenau Instituut veel gebruik zal maken van secundaire analyses van andere partijen.

Ook ten opzichte van de organisatie waaronder het Rathenau Instituut beheersmatig is ondergebracht, de KNAW, blijft een inhoudelijk onafhankelijke positie noodzakelijk. Het Rathenau Instituut verschilt daarin van de KNAW-instituten, die wetenschappelijk onderzoek bedrijven.

Naar boven