Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatscourant 2006, 109 pagina 25 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatscourant 2006, 109 pagina 25 | Overig |
Aan – De Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken)
i.a.a.:
– De Minister van Buitenlandse Zaken
– de Gevolmachtigde Minister van Aruba
– de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Onderdeel Stafdirectie Uitvoeringsbeleid
Datum 22 mei 2006
Ons kenmerk INDUIT 06-3076 (AUB)
Aard Bekendmaking van voorschriften
Juridische achtergrond Rijkswet op het Nederlanderschap;
Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap
Bijlagen 3
Geldigheidsduur Een jaar ingaande twee dagen na publicatie in de Staatscourant
Onderwerpen Divers/verzamel TBN
In dit Tussentijds Bericht nationaliteiten (TBN) worden de volgende onderwerpen behandeld:
I Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
II Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen;
III Zorgverzerkeringswet;
IV Huurtoeslag;
V Uitwisselingsformulier;
VI Gemeenschapsonderdanen
In de praktijk is gebleken dat op deze onderdelen de tekst van de Handleiding voor de toepassing op de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de Handleiding) aanvulling en/of wijziging behoeft.
I Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
De eerste gedachtestreep van paragraaf 2.2 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN, komt te vervallen en wordt vervangen door de volgende tekst:
“-getuigschrift Wetenschappelijk Onderwijs en Hoger Beroepsonderwijs, uitgereikt op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;”
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is in de huidige tekst van de Handleiding abusievelijk opgenomen als de Wet op het hoger wetenschappelijk onderzoek.
II Wet Werk en inkomen en Arbeidsvermogen
In het eerste voorbeeld van de toelichting op artikel 13, eerste lid, RWN wordt het woord “WAO-uitkering” aangevuld met “of een WIA-uitkering”.
Aangezien vanaf 1 januari 2006 de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) in werking is getreden, is de WIA waar nodig in de Handleiding ingepast. De WIA geldt voor werknemers die na 1 januari 2004 ziek zijn geworden. Voor diegene die reeds een uitkering ingevolge de WAO ontvangen, zal de WAO blijven bestaan. De WIA zal derhalve bestaan naast de WAO.
Bij de op één na laatste gedachtestreep van de opsomming van paragraaf 3.4.2 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, RWN worden de woorden “ het Ziekenfonds” vervangen door “de Zorgverzekering”.
In de tweede alinea van paragraaf 3.4.3 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, RWN wordt het woord “Ziekenfondswet” vervangen door “Zorgverzekeringswet”.
Vanaf 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet in werking getreden en is de Ziekenfondswet komen te vervallen.
In de vierde alinea van paragraaf 3.4.3 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, RWN wordt het woord “huursubsidie” vervangen door “huurtoeslag”.
Vanaf 1 januari 2006 is de huursubsidie weggevallen en vervangen door de huurtoeslag.
In de toelichting op artikel 7 RWN wordt aan het einde van paragraaf 3.10 toegevoegd:
“Indien van toepassing maakt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bij deze verklaring een uitwisselingsformulier op, als bedoeld in de Overeenkomst van Parijs van 10 september 1964, betreffende het uitwisselen van gegevens met betrekking tot het verkrijgen van nationaliteit, of op grond van het Aanvullend Protocol op het Verdrag betreffende de beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende de militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit, getekend te Straatsburg op 24 november 1977 (model 1.35). Dit is van toepassing bij verlening van het Nederlanderschap aan een persoon met de nationaliteit van: België, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal en Turkije.
N.B. Indien de persoon in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel wordt geen uitwisselingsformulier opgemaakt.“
Volledigheidshalve wordt ook bij de toelichting op artikel 7 RWN vermeld dat een uitwisselingsformulier wordt opgemaakt.
VI Gemeenschapsonderdanen (EU/EER-onderdanen, Zwitserse onderdanen, alsmede hun familieleden, ongeacht de nationaliteit)
In de toelichting op artikel 1 lid 1 onder g RWN, paragraaf 1, wordt de tekst van de tweede alinea beginnend met “Of en (…)” en eindigend op “(…) onder b, RWN.” vervangen door de volgende tekst.
“Of en vanaf welk moment sprake is van toelating, is op zich een vreemdelingrechtelijke vraag. In het vreemdelingenrecht geldt als hoofdregel dat een verblijfsvergunning wordt verleend met ingang van de datum waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor verblijf voldoet, maar niet eerder dan met ingang van de dag waarop de aanvraag om een verblijfsvergunning is ontvangen (artikel 26, eerste lid, Vw 2000 en artikel 44, tweede en vierde lid, Vw 2000). In de meeste gevallen valt deze datum samen met de datum van de aanvraag en wordt de vergunning dus met terugwerkende kracht vanaf de aanvraagdatum verleend. Dat sprake is van toelating in Nederland dient door de vreemdeling te worden aangetoond aan de hand van een verblijfsdocument (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, BVVN en artikel 31, eerste lid, aanhef en onder f, BVVN). Sedert de inwerkingtreding van de Vw 2000 op 1 april 2001 dienen minderjarige vreemdelingen, tenzij jonger dan twaalf jaar, in het bezit te zijn van een eigen verblijfsdocument. Onderdanen van de EU/EER-lidstaten of de Zwitserse Bondsstaat (ook minderjarigen) die hun verblijfsrecht rechtstreeks ontlenen aan het EG-verdrag of de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, zijn op grond van het vreemdelingenrecht niet verplicht om in het bezit te zijn van een verblijfsdocument. Om te kunnen beoordelen of een (minderjarige) EU- of EER-onderdaan en Zwitserse onderdaan is toegelaten in hier bedoelde zin, kan hij een verklaring van inschrijving van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of een geldig verblijfsdocument overleggen (zie ook de toelichting bij artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN).”
In de toelichting op artikel 1 lid 1 onder g RWN, paragraaf 2, wordt de tekst onder e vervangen door de volgende tekst.
“e. als gemeenschapsonderdaan zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (dit kan blijken uit een verklaring van inschrijving van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), een duurzaam verblijfsdocument, verblijfsdocument EU/EER, verblijfsdocument I of een sticker in geldig document voor grensoverschrijding of op inlegvel) 5;”
In de toelichting op artikel 1 lid 1 onder g RWN, paragraaf 3, eerste alinea, beginnend met “Ingevolge (…)” en eindigend met “(…) vergunning).”, wordt de tekst vervangen door de volgende tekst.
“Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, RWN en artikel 11, tweede tot en met vijfde lid en zevende lid, RWN dient de vreemdeling ‘toelating voor onbepaalde tijd’ in Nederland te hebben. Dit betekent dat hij in het bezit moet zijn van een verblijfsrecht met een niet-tijdelijk karakter.
Een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd dan wel een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, heeft altijd (tenzij er redenen zijn om te denken dat die vergunning moet worden ingetrokken) toelating voor onbepaalde tijd in hier bedoelde zin.
Bij een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (wordt verleend onder een beperking), dient nader te worden onderzocht of sprake is van toelating voor onbepaalde tijd (dit hangt af van de beperking waaronder de vergunning is verleend dan wel de geldigheidsduur van de vergunning).”
In de toelichting op artikel 1 lid 1 onder g RWN, paragraaf 6.2, wordt de tekst van de derde alinea, beginnend met “De vaststelling (…)” en eindigend met “(…) toelating.”, vervangen door de volgende tekst.
“De vaststelling dat het verblijfsrecht van rechtswege is vervallen geschiedt in de meeste gevallen per beschikking. In gevallen van onafgebroken verblijf van meer dan zes maanden buiten Nederland, vervalt het verblijfsrecht als regel van rechtswege, behalve in de volgende gevallen: bij afwezigheid wegens het vervullen van de militaire dienstplicht; door een afwezigheid van ten hoogste twaalf achtereenvolgende maanden om belangrijke redenen, zoals zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding; of door uitzending om werkzaamheden te verrichten in een andere lidstaat of een derde land.”
In de toelichting op artikel 8 lid 1 onder b RWN vervalt de tekst van paragraaf 3.4 en wordt vervangen door de volgende tekst.
“3.4 EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen
EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen, alsmede hun familieleden – ongeacht hun nationaliteit – die verblijfsrecht ontlenen aan het gemeenschapsrecht of de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, worden aangeduid als gemeenschapsonderdanen. Gemeenschapsonderdanen zijn niet in alle gevallen ook burgers van de Europese Unie. Zo zijn de familie- of gezinsleden van EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen die verblijfsrecht ontlenen aan het gemeenschapsrecht of de genoemde Overeenkomst, maar die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, wel gemeenschapsonderdaan maar niet burger van de Unie.
Het verblijfsrecht van EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen wordt op voorhand aangenomen, dus zonder tussenkomst van de Nederlandse autoriteiten en zonder dat daadwerkelijk een besluit behoeft te worden genomen (het verblijfsrecht ontstaat van rechtswege). Dat verblijfsrecht kan slechts vervallen door middel van een daartoe strekkende beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Als regel geldt dat EU/EER-onderdanen of Zwitserse onderdanen hier te lande wel verblijfsrecht hebben, maar niet in het bezit worden gesteld van een verblijfsdocument. Het verblijfsdocument voor de verblijfsperiode tot de verkrijging van het duurzame verblijfsrecht is namelijk met ingang van 29 april 2006 afgeschaft. EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen hier te lande die niet in het bezit zijn van een verblijfsdocument wordt niet ontraden een verzoek om naturalisatie in te dienen.
Met behulp van de Bijlagen 2, 3 en 7 bij dit artikellid kan worden bepaald of er ten aanzien van EU/EER-onderdanen (en hun familieleden) al dan niet bedenkingen bestaan tegen verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland.
EU-onderdanen hebben het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij het EG-Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld (artikel 18 EG-Verdrag). Onderdanen van de EER en van Zwitserland hebben daaraan gelijkwaardige rechten. Het verblijfsrecht van deze onderdanen of burgers van de Unie is onderverdeeld in:
a. een verblijfsrecht voor maximaal drie maanden (artikel 6 Richtlijn 2004/38/EG);
b. een verblijfsrecht voor meer dan drie maanden (artikel 7 Richtlijn 2004/38/EG); en
c. een duurzaam verblijfsrecht na een onafgebroken (legale) verblijfsperiode van vijf jaar in het gastland (artikel 16 Richtlijn 2004/38/EG).
Ad a.
I. EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen
Aan het verblijfsrecht voor maximaal drie maanden zijn in het kader van de Richtlijn geen andere voorwaarden of formaliteiten gesteld dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort. Dit verblijfsrecht is naar zijn aard tijdelijk. Ingevolge de uitspraken van de Raad van State van 7 juli 2004 wordt echter ook in de eerste periode van drie maanden aangenomen dat de EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen dadelijk rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan hebben, zijnde niet-tijdelijk verblijf.
II. Familieleden niet zelf EU/EER-onderdaan of Zwitserse onderdaan
Voor familieleden van EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen die zelf niet de nationaliteit van een lidstaat of Zwitserland hebben wordt rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan niet onmiddellijk aangenomen. Tegen het verblijf voor onbepaalde tijd hier te lande van deze familieleden die gebruik maken van hun verblijfsrecht voor maximaal drie maanden, bestaan derhalve bedenkingen.
Ad b.
EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen hebben (in beginsel) het recht gedurende meer dan drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven indien zij:
– in het gastland werknemer of zelfstandige zijn; of
– voor zichzelf en hun familieleden over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste komen van het sociale bijstandsstelsel van het gastland, en over een verzekering beschikken die de ziektekosten in het gastland volledig dekt; of
– zijn ingeschreven aan een door het gastland erkende of gefinancierde particuliere of openbare instelling, om er als hoofdbezigheid een studie of beroepsopleiding te volgen; of
– zij familielid zijn van de gemeenschapsonderdaan die voldoet aan de hierboven genoemde voorwaarden.
(zie artikel 7 van de Richtlijn 2004/38/EG)
I. EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen
EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen die gebruik willen maken van hun verblijfsrecht voor meer dan drie maanden melden zich uiterlijk in de vierde maand na de datum van binnenkomst in persoon bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), alwaar zij zich laten inschrijven in de vreemdelingenadministratie. Hiertoe zullen zij hun verblijfsdoel met stukken moeten onderbouwen, waarna dit wordt geregistreerd. Op dat moment ontvangen zij een verklaring van inschrijving, tenzij er redelijke twijfel is of aan de voorwaarden is voldaan of ingeval informatie over de strafrechtelijke antecedenten uit een andere lidstaat moeten worden ingewonnen. In dat geval wordt geen verklaring van inschrijving verstrekt. De inschrijving bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is eenmalig en wordt als regel gedurende het verblijf van de gemeenschapsonderdaan niet herhaald. EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen worden geacht verblijfsrecht te ontlenen aan het gemeenschapsrecht en rechtmatig hier te lande te verblijven in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 vanaf datum binnenkomst, zolang onderzoek niet heeft uitgewezen dat aan de voorwaarden voor verblijf niet (langer) wordt voldaan en zolang het onderzoek niet heeft uitgewezen dat een beperking op grond van de openbare orde of openbare veiligheid van toepassing is. In dergelijke uitzonderingsgevallen ligt er een beschikking voor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waaruit ontzegging of beëindiging van het verblijfsrecht blijkt. Ten aanzien van EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen met een verblijfsrecht voor meer dan drie maanden geldt in de regel dan ook dat er geen bedenkingen zijn tegen het verblijf voor onbepaalde tijd.
II. Familieleden niet zelf EU/EER-onderdaan of Zwitserse onderdaan
Voor familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat of de Zwitserse nationaliteit bezitten, geldt dat deze een verblijfsdocument EU/EER moeten aanvragen, indien zij gebruik maken van het verblijfsrecht voor langer dan drie maanden. Overigens stelt de Richtlijn strikt genomen het bezit van dit verblijfsdocument niet verplicht. De geldigheidsduur van dit verblijfsdocument bedraagt vijf jaar vanaf de datum van afgifte of is gelijk aan de voorgenomen periode van verblijf indien dit minder dan vijf jaar bedraagt. Ten aanzien van de familieleden die in het bezit zijn van dit verblijfsdocument, bestaan in de regel geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd.
Ad c.
I. EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen
EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen die gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar legaal op het grondgebied van het gastland hebben verbleven, hebben aldaar (van rechtswege) een duurzaam verblijfsrecht. Wanneer het duurzame verblijfsrecht eenmaal is verkregen, kan het slechts worden verloren door een afwezigheid van meer dan twee achtereenvolgende jaren uit het gastland of door middel van een daartoe strekkende beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wegens ernstige redenen van openbare orde of nationale veiligheid. Op verzoek van de EU/EER-onderdaan of Zwitserse onderdaan en nadat de duur van het verblijf is geverifieerd, verstrekt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan de persoon die duurzaam verblijfsrecht geniet een document ter staving hiervan. Na tien jaren in Nederland te hebben verbleven kan nog slechts tot verwijdering worden overgegaan om dwingende redenen van openbare orde of nationale veiligheid. Een minderjarige kan slechts worden verwijderd indien dat in zijn eigen belang is. Ten aanzien van EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen die duurzaam verblijfsrecht genieten bestaan geen bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd. Hoewel niet verplicht, kunnen betrokkenen hun duurzaam verblijfsrecht aantonen met het duurzame verblijfsdocument.
II. Familieleden niet zelf EU/EER-onderdaan of Zwitserse onderdaan
Familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat of de Zwitserse nationaliteit bezitten, en die gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar legaal in het gastland bij de EU/EER-onderdaan of Zwitserse onderdaan hebben verbleven, hebben (van rechtswege) duurzaam verblijfsrecht en kunnen eveneens in het bezit worden gesteld van het duurzaam verblijfsdocument. Ten aanzien van de familieleden die duurzaam verblijfsrecht genieten, bestaan geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd. Hoewel niet verplicht, kunnen betrokkenen hun duurzaam verblijfsrecht aantonen met het duurzame verblijfsdocument.
Familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat of de Zwitserse nationaliteit bezitten en die niet in het bezit zijn van een (geldig) verblijfsdocument EU/EER, het duurzaam verblijfsdocument, of een (voor 29 april 2006 afgegeven) verblijfsdocument I wordt ontraden een verzoek in te dienen. Zij worden verwezen naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), om aldaar te laten beoordelen of zij in het bezit zijn van een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd. Indien deze verzoekers er niettemin op staan een verzoek in te dienen, zal de burgemeester het verzoek in ontvangst nemen. Het verdient aanbeveling een woordelijk verslag op te maken en dit door verzoekers te laten ondertekenen. Verzoekers wordt erop gewezen dat, in het geval hun verzoek wordt afgewezen, zij de voor naturalisatie betaalde leges niet terugkrijgen. De burgemeester kan verlangen dat verzoekers een verklaring ondertekenen als opgenomen in model 2.21. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zal het verblijfsrecht van verzoekers nader onderzoeken en beoordelen of sprake is van bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd.
De in 2004 toegetreden lidstaten
Het recht op vrij verkeer van personen in het kader van het gemeenschapsrecht is met ingang van 1 mei 2004 volledig van toepassing, echter met uitzondering van de toegang tot de arbeidsmarkt. Deze uitzondering geldt voor de onderdanen van Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië, en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, voor zover deze familieleden niet de nationaliteit van een ‘oude’ lidstaat bezitten. Voor onderdanen van deze lidstaten in Nederland geldt dat zij een verblijfsdocument kunnen aanvragen, maar dat zij daartoe niet verplicht zijn. Tegen het verblijf hier te lande voor onbepaalde tijd van onderdanen van toegetreden lidstaten die in het bezit zijn van een verblijfsdocument EU/EER, of voor dit verblijfsdocument in aanmerking zouden zijn gekomen, bestaan in de regel geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zal het verblijfsrecht van verzoekers onderzoeken, indien redelijke twijfel bestaat of aan de voorwaarden voor verblijf is voldaan.
Overgangsperiode en verblijfsdocumenten van vóór 29 april 2006
Ook na 29 april 2006 kunnen verzoekers om naturalisatie nog in het bezit zijn van een verblijfsdocument EU/EER dat is afgegeven vóór deze datum. Wat betreft EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen die in het bezit zijn van een (vóór 29 april 2006 afgegeven) verblijfsdocument EU/EER geldt dat er geen bedenkingen zijn tegen verblijf voor onbepaalde tijd. Dit geldt ook voor onderdanen van de in 2004 toegetreden lidstaten. Wat betreft familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat of de Zwitserse nationaliteit bezitten geldt in dat geval dat er geen bedenkingen zijn indien zij beschikken over een verblijfsdocument I.
Overigens wijzigt het model van het verblijfsdocument EU/EER na 29 april 2006 niet. Het verblijfsdocument EU/EER dat vanaf 29 april 2006 verstrekt kan worden aan de familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat of de Zwitserse nationaliteit bezitten, of aan onderdanen van de toegetreden lidstaten, is uiterlijk gelijk aan het verblijfsdocument EU/EER dat vóór deze datum werd verstrekt. Het duurzame verblijfsdocument is wel nieuw.
Redelijke twijfel omtrent het bestaan van het verblijfsrecht
Het kan ook voorkomen dat verzoekers weliswaar in het bezit zijn van een verklaring van inschrijving van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), duurzaam verblijfsdocument, verblijfsdocument EU/EER of (vóór 29 april 2006 afgegeven) verblijfsdocument, maar dat er redelijke twijfel rijst of nog wel aan de voorwaarden voor verblijf wordt voldaan. Dat kan onder meer het geval zijn indien:
– personen met een duurzaam verblijfsrecht door afwezigheid van meer dan twee achtereenvolgende jaren uit het gastland, dat verblijfsrecht hebben verloren;
– familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten in geval van overlijden of vertrek uit het gastland van de hoofdpersoon hun verblijfsrecht verliezen doordat zij vóór dit overlijden of vertrek nog niet gedurende ten minste één jaar in het gastland hebben verbleven;
– familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten in geval van scheiding, ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk of van beëindiging van het geregistreerde partnerschap hun verblijfsrecht verliezen doordat het huwelijk of geregistreerd partnerschap bij de aanvang van de gerechtelijke procedure tot scheiding, ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk of bij de beëindiging van het geregistreerd partnerschap nog niet ten minste drie jaar heeft geduurd, waarvan één jaar in het gastland.
Bij redelijke twijfel ten tijde van het indienen van het naturalisatieverzoek of nog aan de voorwaarden voor verblijf wordt voldaan, vindt onderzoek naar dit verblijfsrecht plaats. Zolang het verblijfsrecht echter niet door middel van een beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is beëindigd, wordt aangenomen dat sprake is van verblijfsrecht overeenkomstig de Richtlijn.
In deze gevallen van redelijke twijfel worden verzoekers erop gewezen dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) onderzoek naar hun verblijfspositie zal doen en het rechtmatige verblijf eventueel eindigt. Vervolgens zal de burgemeester het verzoek in ontvangst nemen. Het verdient aanbeveling een woordelijk verslag op te maken en dit door verzoekers te laten ondertekenen. Verzoekers worden erop gewezen dat, in het geval hun verzoek wordt afgewezen, zij de voor naturalisatie betaalde leges niet terugkrijgen. De burgemeester kan verlangen dat verzoekers een verklaring ondertekenen als opgenomen in model 2.21. In het advies van de burgemeester aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wordt melding gemaakt van de omstandigheden die hebben geleid tot de redelijke twijfel of nog aan de voorwaarden voor verblijf is voldaan. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zal het verblijfsrecht van verzoekers verder onderzoeken.”
In de toelichting op artikel 8 lid 1 onder b RWN, bijlage 1, vervalt de zevende rij met kop “EU/EER” en wordt vervangen door de volgende rijen en tekst.
“EU/EER | Duurzaam (na vijf jaar ononderbroken legaal verblijf in het gastland) | EU/EER- en Zwitserse onderdaan; Familie- of gezinslid van een EU/EER- en Zwitserse onderdaan |
Afgegeven voor de duur van vijf jaar of voor de duur van het voorgenomen verblijf | Familie- of gezinslid (van een EU/EER- en Zwitserse onderdaan) dat niet de nationaliteit van een lidstaat bezit; Onderdaan van een toegetreden lidstaat” |
In de toelichting op artikel 8 lid 1 onder b RWN, bijlage 2, vervalt de zesde rij met kop “EU/EER” en wordt vervangen door:
“EU/EER | Vanaf 29 april 2006 ontvangen EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen niet langer een verblijfsdocument. Familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten ontvangen op aanvraag nog wel een verblijfsdocument EU/EER. EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen met een duurzaam verblijfsrecht ontvangen op aanvraag een duurzaam verblijfsdocument. Dat geldt ook voor hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit. Ook na 29 april 2006 kunnen EU/EER-onderdanen en Zwitserse onderdanen nog steeds in het bezit zijn van een (vóór 29 april 2006 afgegeven) verblijfsdocument EU/EER | Neen, tenzij betrokkene: – familie- of gezinslid is van een EU/EER- of Zwitserse onderdaan, niet in het bezit is van de nationaliteit van een lidstaat en niet in het bezit is van een verblijfsdocument EU/EER, afgegeven voor de duur van vijf jaar of de duur van het voorgenomen verblijf indien dit minder dan vijf jaar bedraagt.” |
In de toelichting op artikel 8 lid 1 onder b RWN wordt een bijlage 7 toegevoegd.
“Bijlage 7 EU/EER- of Zwitserse onderdaan
Wel/geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd t.a.v. EU/EER-onderdaan of Zwitsers onderdaan of familielid daarvan (situatie vanaf 29 april 2006)
Categorie vreemdelingen | Geen bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in de volgende situatie(s) | Vereiste bescheiden |
EU/EER-onderdaan en Zwitserse onderdaan, inclusief de onderdanen van de in 2004 toegetreden EU-lidstaten | Verblijf voor meer dan drie maanden (NB: ook in de eerste drie maanden heeft betrokkene verblijfsrecht overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG) | Ieder bewijsmiddel is toegestaan, dus ook een verklaring van inschrijving van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) |
Duurzaam verblijf na ononderbroken periode van vijf jaar legaal verblijf in het gastland | Het duurzame verblijfsrecht wordt van rechtswege verkregen na vijf jaar legaal verblijf. Een duurzaam verblijfsdocument is niet vereist, maar wordt op verzoek en na verificatie van de duur van het verblijf verstrekt | |
Familieleden van de EU/EER-onderdaan of Zwitserse onderdaan die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten | Verblijf voor meer dan drie maanden en duurzaam verblijf na ononderbroken periode van vijf jaar legaal verblijf in het gastland | Verblijfsdocument EU/EER, afgegeven voor de duur van vijf jaar of voor de duur van de periode van het voorgenomen verblijf, duurzaam verblijfsdocument of ieder ander bewijsmiddel |
Op 29 april 2004 is Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de Unieburgers en hun familieleden door Nederland geïmplementeerd (Besluit van 24 april 2006, Stb. 2006, 215). De Richtlijn beoogt het recht op vrij verkeer en (duurzaam) verblijf van Unieburgers en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, binnen de Europese Unie te versterken en te vereenvoudigen en de formaliteiten die daarmee samenhangen te beperken.
Ingevolge artikel 17 van het EG-Verdrag is Unieburger een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Onderdanen van Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland hebben daaraan gelijkwaardige rechten. In Richtlijn 2004/38/EG staat dit burgerschap van de Unie centraal. Daarin wordt overwogen dat dit burgerschap de fundamentele status dient te zijn van onderdanen van de lidstaten die hun recht van vrij verkeer en verblijf uitoefenen. De Richtlijn verbindt het primaat van dit burgerschap met het codificeren en herzien van de bestaande Gemeenschapsinstrumenten waarin afzonderlijke regelingen zijn vastgesteld voor werknemers, zelfstandigen, studenten en andere niet-actieven. In de beoordeling van de optieverklaring en het naturalisatieverzoek, en dan met name de beoordeling van de vraag of er ten aanzien van een Unieburger (of diens familielid) bedenkingen bestaan tegen verblijf voor onbepaalde tijd, hebben de bestaande categorieën gemeenschapsonderdanen een andere invulling gekregen.
In Richtlijn 2004/38/EG is het verblijfsrecht onderverdeeld in:
– een verblijfsrecht voor maximaal drie maanden;
– een verblijfsrecht voor meer dan drie maanden; en
– een duurzaam verblijfsrecht na een onafgebroken (legale) verblijfsperiode van vijf jaar in het gastland.
De Richtlijn gaat ervan uit dat lidstaten moeten kunnen verlangen dat voor verblijfsperioden van meer dan drie maanden de Unieburger (of zijn familielid) zich laat inschrijven bij de bevoegde autoriteiten. Niet-naleving van de verplichting tot inschrijving kan worden bestraft met evenredige en niet-discriminerende sancties. In de praktijk betekent dit dat de Unieburger (of zijn familielid) die langer dan drie maanden in Nederland wil verblijven, zich behalve bij de gemeente (op grond van een verplichting in de Wet GBA) laat inschrijven in de vreemdelingenadministratie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Hiertoe zal hij zijn verblijfsdoel met stukken moeten onderbouwen, waarna dit wordt geregistreerd. Op dat moment ontvangt hij een verklaring van inschrijving, tenzij er redelijke twijfel is of aan de voorwaarden voor het rechtmatig verblijf is voldaan, of het inwinnen van gerechtelijke antecedenten noodzakelijk wordt geacht. In die gevallen wordt geen verklaring van inschrijving verstrekt. Op verzoek van de Unieburger (of zijn familielid ongeacht de nationaliteit) en na verificatie van de duur van het verblijf, verstrekt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan de Unieburger (of zijn familielid ongeacht de nationaliteit) die duurzaam verblijfsrecht geniet een verblijfsrechtelijk document ter staving hiervan.
Ten aanzien van de Unieburger die (duurzaam) verblijfsrecht heeft, geldt in de regel dat er geen bedenkingen zijn tegen verblijf voor onbepaalde tijd. Ten aanzien van zijn familielid (ongeacht de nationaliteit) dat een verblijfsrecht heeft voor meer dan drie maanden of duurzaam verblijfsrecht geldt in de regel ook dat er geen bedenkingen zijn tegen verblijf voor onbepaalde tijd. Bij het afleggen van de optieverklaring of het indienen van het naturalisatieverzoek toont de betrokkene door middel van zijn verklaring van inschrijving of het duurzame verblijfsdocument aan dat hij (duurzaam) in Nederland mag verblijven. Deze inschrijving of dit verblijfsdocument zijn als regel voldoende voor de vaststelling dat er geen sprake is van bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd. Daarnaast wordt aan de hand van onder andere deze inschrijving, een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie en (eventueel) model 2.18a of 2.18b vastgesteld of de betrokkene voldoet aan de vereiste termijn van toelating en hoofdverblijf en het ononderbroken karakter daarvan. Het is niet de bedoeling dat op het moment van het afleggen van de optieverklaring of het indienen van het naturalisatieverzoek (of de beslissing daarop) wordt onderzocht of het verblijfsrecht is komen te vervallen. Het verblijfsrecht van de Unieburger (of zijn familielid) wordt na inschrijving immers aangenomen, zolang onderzoek niet het tegendeel heeft uitgewezen. Indien op het moment van het indienen van de aanvraag (of de beslissing daarop) blijkt dat sprake is van ‘redelijke twijfel omtrent het bestaan van het verblijfsrecht’, dan wordt gehandeld op de wijze die is beschreven in de laatste twee alinea’s van paragraaf 3.4 in de toelichting. Het verblijfsrecht is echter onderbroken vanaf het moment dat er een verwijdering heeft plaatsgevonden en het duurzame verblijfsrecht is vervallen wegens verblijf buiten Nederland van twee achtereenvolgende jaren of langer. Na een daaropvolgende binnenkomst is echter als regel weer sprake van rechtmatig verblijf, tenzij er een ongewenstverklaring heeft plaatsgevonden die nog niet is opgeheven.
Dit TBN treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de staatscourant waarin dit wordt geplaatst en onderdeel VI werkt terug tot en met 29 april 2006.
De tekst van dit TBN wordt, voor zover relevant, zo spoedig mogelijk verwerkt in de Handleiding RWN.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
namens deze,
de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.
Vragenlijst EU/EERonderdaan of Zwitsers onderdaan die rechtstreeks verblijfsrecht ontleent aan het EG-verdrag
Om te kunnen beoordelen of u een verblijfsrecht ontleent aan het EG verdrag, de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) of (met ingang van 1 juni 2002) de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat wordt u verzocht onderstaande vragen te beantwoorden en bewijsstukken toe te voegen.
De gemeente kan u informeren over welke periode de gegevens gevraagd worden.
Datum eerste vestiging in Nederland ……………………………
Heeft u na het moment van de vestiging in Nederland langer dan 6 maanden aaneengesloten buiten Nederland verbleven en zo ja, in welke periode, in welk land of welke landen, om welke redenen? Indien de afwezigheid verband hield met de vervulling van militaire dienstplicht; andere belangrijke redenen, zoals zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding; of door uitzending om werkzaamheden te verrichten in een andere lidstaat of een derde land, dan bewijsstukken bijvoegen.
……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………
Verklaring: Ik ben mij ervan bewust dat het verstrekken van onjuiste gegevens of het verzwijgen van relevante gegevens kan leiden tot intrekking van de optiebevestiging dan wel het naturalisatiebesluit, zelfs als ik daardoor staatloos zou worden.
Plaats:
Datum:
Handtekening:
Vragenlijst voor familie- en gezinsleden van EU/EER- of Zwitserse onderdaan die zelf onderdaan is/zijn van een derde land
Indien u als gezinslid van een gemeenschapsonderdaan in Nederland verblijft, maar zelf niet de nationaliteit van de EU/EER of Zwitserland bezit, wordt u verzocht, naast model 2.18a, tevens onderstaande vragen te beantwoorden.
(de persoon aan wie u recht op verblijf als familie- of gezinslid in Nederland ontleent)
(Geslachts)naam:
Voorna(a)m(en):
Geboortedatum, geboorteplaats en -land:
Nationaliteit:
Adres:
Heeft de verblijfgever een verblijfsdocument EU/EER voor de relevante periode:
Indien verblijfgever geen verblijfsdocument heeft:
Datum eerste vestiging in Nederland van de verblijfgever …………………
Datum eerste vestiging in Nederland van uzelf …………………
Heeft uw verblijfgever na diens vestiging in Nederland langer dan 6 maanden aaneengesloten buiten Nederland verbleven en zo ja, in welke perioden, in welk land of welke landen, en om welke redenen? Indien de afwezigheid verband hield met de vervulling van militaire dienstplicht; andere belangrijke redenen, zoals zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding; of door uitzending om werkzaamheden te verrichten in een andere lidstaat of een derde land, dan bewijsstukken bijvoegen.
………………………………………………………………………………………………………………………………
Verklaring: Ik ben mij ervan bewust dat het verstrekken van onjuiste gegevens of het verzwijgen van relevante gegevens kan leiden tot intrekking van de optiebevestiging dan wel het naturalisatiebesluit, zelfs als ik daardoor staatloos zou worden.
Plaats:
Datum:
Handtekening:
Toelichting bij model 2.18a en 2.18b
U heeft een verzoek tot naturalisatie ingediend of geopteerd voor het Nederlanderschap. Voor de verlening van het Nederlanderschap is ondermeer van belang dat u gedurende een bepaalde periode toelating en hoofdverblijf heeft in Nederland.
Gebleken is dat u niet in het bezit bent geweest van een verblijfsdocument waaruit de toelating blijkt.
Gelet op uw huidige nationaliteit ontleent u mogelijk uw verblijfsrecht rechtstreeks aan het EG-verdrag, de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat.
Burgers van de Europese Unie die zich in Nederland bevinden, worden geacht rechtmatig in Nederland te verblijven, op grond van artikel 8, onder e, Vreemdelingenwet 2000, indien en zolang onderzoek door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie het tegendeel niet heeft uitgewezen.
Zij ontlenen hun verblijfsrecht rechtstreeks aan artikel 18 van het EG-Verdrag.
Onderdanen van Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland worden dienovereenkomstig behandeld. Hun verblijfsrecht ontstaat van rechtswege, maar vervalt als regel niet van rechtswege.
De vaststelling dat het verblijfsrecht is vervallen geschiedt in de meeste gevallen per beschikking. In gevallen van onafgebroken verblijf van meer dan zes maanden buiten Nederland, vervalt het verblijfsrecht echter als regel wel van rechtswege, behalve bij afwezigheid wegens het vervullen van de militaire dienstplicht. En ook afgezien van gevallen waarin sprake is van zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding, of door uitzending om werkzaamheden te verrichten in een andere lidstaat of een derde land.
Dergelijk verblijf buiten Nederland is daarom van invloed op de in aanmerking te nemen perioden van toelating. Het zijn namelijk perioden waarin sprake is van onderbreking van de toelating.
Ook van invloed op de in aanmerking te nemen perioden van toelating is de eventuele vaststelling, eventueel achteraf bij de beoordeling van de optiegerechtigheid of de voorwaarden voor naturalisatie, door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dat niet aan de voorwaarden voor verblijf is voldaan van het gemeenschapsrecht of wanneer de Minister verblijf weigert of beëindigt om redenen van volksgezondheid, openbare orde of nationale veiligheid.
In verband daarmee wordt door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie nagegaan of sprake is geweest van een (onherroepelijk geworden) vaststelling dat het verblijfsrecht is of was vervallen, dan wel of het verblijf (onherroepelijk) is ontzegd of beëindigd, al dan niet met ongewenstverklaring. Als daarvan niet blijkt, wordt aangenomen dat sprake is geweest van onafgebroken toelating.
Bepaalde familie- of gezinsleden van een EU/EER-onderdaan of Zwitserse onderdaan die rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8, aanhef en onder e, Vreemdelingenwet, worden eveneens aangemerkt als gemeenschapsonderdaan. Het is daarbij niet van belang of het familie- of gezinslid zelf EU/EER-onderdaan of Zwitserse onderdaan is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-109-p25-SC75412.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.