Reglement voorlopig register SIOD

Reglement voorlopig register voor een bijzonder politieregister dat (deels) geautomatiseerd gevoerd wordt bij de criminele inlichtingen eenheid van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD)

10 mei 2006

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, beheerder van het Korps Landelijke Politiediensten,

Gelet op het bepaalde in artikel 9, eerste en tweede lid, artikel 10 en artikel 13c lid 3 van de Wet politieregisters;

Handelend na overleg met het bevoegd gezag;

Gezien het Modelreglement voorlopig register (Stcrt. 2000, 198) waaromtrent het College bescherming persoonsgegevens ingevolge artikel 12, eerste lid, van de wet een verklaring van overeenstemming heeft afgegeven;

Besluit vast te stellen het privacyreglement voor het voorlopig register dat gevoerd wordt bij de criminele inlichtingen eenheid van de SIOD:

Paragraaf 1

begripsbepalingen

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. de wet: Wet politieregisters;

b. het besluit: het Besluit politieregisters;

c. het instellingsbesluit: Besluit instelling criminele inlichtingen eenheid SIOD;

d. de beheerder: De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

e. registerbeheerder: de directeur van de SIOD, op grond van het Mandaatbesluit gegevensbeheer bijzondere politieregisters bij bijzondere opsporingsdiensten;

f. gegeven: een gegeven dat herleidbaar is tot een individuele natuurlijke persoon;

g. verstrekken van gegevens uit het register: het bekend maken of ter beschikking stellen van gegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in het register zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens, zijn verkregen;

h. gegevensbeheer: de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de ingevoerde gegevens, alsmede voor het bewaren, verwijderen, verstrekken en afschermen van gegevens;

i. koppeling: het treffen van technische of organisatorische voorzieningen, waardoor verschillende verzamelingen van persoonsgegevens systematisch met elkaar worden vergeleken;

j. het register: het voorlopig register, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van de wet.

Paragraaf 2

Doel en werking

Artikel 2

Het register heeft tot doel de verwerking van informatie mogelijk te maken in het kader van de opsporing van misdrijven, voor zover het betreft misdrijven als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van de wet, voor zover het betreft de vaststelling of een geregistreerde in samenhang met andere gegevens opgenomen kan worden in een register zware criminaliteit, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k van de wet.

Artikel 3

Het register wordt deels geautomatiseerd en deels handmatig gevoerd bij de criminele inlichtingen eenheid van de SIOD.

Paragraaf 3

Beheer

Artikel 4

De registerbeheerder is, onder verantwoordelijkheid van de beheerder, belast met de zeggenschap over het register. Hij draagt zorg voor de naleving van de wet, het besluit en het reglement. Hij treft daartoe onder meer voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het register tegen verlies of aantasting van de gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan. Tevens treft hij maatregelen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de gegevens.

Paragraaf 4

Inhoud van het register

Artikel 5

In het register worden uitsluitend gegevens opgenomen omtrent:

a. personen, ten aanzien van wie reden bestaat voor de verwachting dat deze in samenhang met andere gegevens in het register zware criminaliteit kunnen worden opgenomen;

b. ambtenaren van politie, van de Koninklijke marechaussee of van een publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 13c van de wet, voor zover dat van belang is voor het gebruik van de gegevens, alsmede voor de verantwoording van de verrichtingen naar aanleiding van de opgenomen gegevens.

Artikel 6

1. Met betrekking tot de in artikel 5, onder a, genoemde personen dienen de herkomst van de gegevens en de wijze van verkrijging te worden opgenomen en kunnen voorts ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

a. het GBA-nummer, de naam, voorna(a)m(en), aliassen, volledig adres, geboorteplaats en -datum, geslacht;

b. financiële- en bedrijfsgegevens;

c. gegevens over het staatsburgerschap;

d. gegevens over de identiteitspapieren;

e. gegevens omtrent het uiterlijk;

f. gegevens over de karaktereigenschappen;

g. gegevens over de persoonlijke omstandigheden;

h. gegevens over de opleiding en uitgeoefende beroepen;

i. gegevens over de levenswijze;

j. gegevens over de contacten en contactadressen;

k. gegevens over de plaatsen van geregeld verblijf;

l. gegevens over de verplaatsingen;

m. gegevens over de communicatiemiddelen;

n. gegevens over de vervoermiddelen;

o. gegevens over de (voorgenomen) criminele activiteiten;

p. gegevens over modus operandi;

q. verwijzingen naar andere gegevensverzamelingen;

r. het informantennummer overeenkomstig het Informanten Codering Systeem;

s. persoonsafbeeldingen;

t. mededelingen van gegevensverstrekking buiten de criminele inlichtingen eenheid;

u. gegevens over de periode en de plaats waar de persoon rechtens van zijn vrijheid is beroofd of beroofd geweest.

2. Met betrekking tot opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 5, onder b, kunnen ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

a. naam, voornaam;

b. dienstnummer, organisatieaanduiding, rang, functie;

c. verrichtingen naar aanleiding van de opgenomen gegevens.

Artikel 7

1. In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a, genoemde personen gegevens worden opgenomen betreffende hun ras voor zover dit onvermijdelijk is:

a. met het oog op hun identificatie;

b. voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader betreft.

2. In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a, genoemde personen gegevens worden opgenomen omtrent hun medische- en psychologische kenmerken voor zover dit onvermijdelijk is:

a. met het oog op hun identificatie;

b. voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader betreft;

3. In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a, genoemde personen gegevens worden opgenomen omtrent hun godsdienst of levensovertuiging, politieke gezindheid, seksualiteit en intiem levensgedrag voor zover dit onvermijdelijk is voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader betreft.

4. Bij de opneming van een gegeven als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid wordt tevens een aanduiding omtrent de betrouwbaarheid van het gegeven opgenomen. De registerbeheerder wijst bij besluit de twee ambtenaren aan als bedoeld in artikel 5 lid 2 van het instellingsbesluit die belast zijn met deze aanduiding. Deze functionarissen behoren tot de groep van vaste gebruikers van het register.

Paragraaf 5

Verwijdering en vernietiging

Artikel 8

1. De in het register opgenomen gegevens worden uit het register verwijderd indien deze niet langer noodzakelijk zijn voor het doel van het register.

2. De in het register opgenomen gegevens worden in ieder geval zes maanden na de datum van eerste opname uit het register verwijderd en vernietigd.

Paragraaf 6

Rechtstreekse toegang

Artikel 9

Rechtstreekse toegang tot het register, dan wel onderdelen daarvan, hebben personen die daartoe overeenkomstig de Wet en het Besluit politieregisters zijn aangewezen. Deze aanwijzing geeft aan voor welk doel de rechtstreekse toegang wordt verleend. Op verzoek wordt inzage gegeven in de autorisaties.

Paragraaf 7

Verstrekkingen

Artikel 10

1. Uit het register worden slechts voor identificatie benodigde gegevens verstrekt voor het doel waarvoor het register is aangelegd.

2. Voorts worden gegevens verstrekt ten behoeve van de opneming in een register zware criminaliteit, een tijdelijk register, een ander voorlopig register of het register van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. De verstrekkingen mogen niet in enig ander register worden vastgelegd.

a. op verzoek aan de beheerder van het register wanneer hij deze gegevens nodig heeft voor zijn taak als beheerder;

b. op verzoek aan leden van het openbaar ministerie, voor zover zij deze behoeven in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie dan wel over andere personen of instanties die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast;

c. wanneer dit voortvloeit uit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;

d. op verzoek ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en statistiek, voorzover dit voldoet aan de regels bij algemene maatregel van bestuur gesteld;

e. op grond van een door Onze Minister van Justitie of van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleende beschikking ingevolge artikel 18, vijfde lid, van de wet;

f. op verzoek aan het College bescherming persoonsgegevens;

g. wanneer uit de gegevens zelf een redelijk vermoeden voortvloeit dat een bepaalde persoon een strafbaar feit heeft begaan.

Artikel 11

1. Van iedere verstrekking die rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt wordt aantekening gehouden.

2. Van iedere verstrekking die niet rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt wordt aantekening gehouden.

3. Vaste gebruikers van het register zijn die personen die door de beheerder krachtens artikel 9 zijn aangewezen als personen die rechtstreekse toegang tot het register hebben.

4. Indien van een verstrekking aantekening wordt gehouden, wordt daarbij de identiteit van degene aan wie is verstrekt, de datum en het doel van de verstrekking en een omschrijving van de verstrekte gegevens vastgelegd.

5. Van een verstrekking hoeft geen aantekening te worden gehouden ingevolge het eerste lid indien deze het resultaat is van een koppeling en van die koppeling een proces-verbaal is opgemaakt.

6. De aantekening wordt gedurende drie jaar bewaard.

Paragraaf 8

Rechten geregistreerden

Artikel 12

1. Een ieder kan de registerbeheerder ingevolge artikel 20 van de wet verzoeken hem mede te delen:

a. of hij in het register voorkomt;

b. welke gegevens over hem in het register zijn opgenomen;

c. van wie of van welke instanties de in het register over hem opgenomen gegevens zijn verkregen;

d. aan wie of aan welke instanties gegevens over hem zijn verstrekt.

2. Aan het verzoek kan slechts worden voldaan voor zover daaruit geen onevenredige schade kan voortvloeien, hetzij voor het doel van het register, hetzij voor een ander onderdeel van de opsporingstaak van de SIOD, hetzij in verband met gewichtige belangen van derden. De registerbeheerder wint over deze afweging advies in van het hoofd van de criminele inlichtingen eenheid en van de betrokken CIE-officier.

3. Een verzoek tot kennisneming dient schriftelijk gericht te worden aan de registerbeheerder, Postbus 93356, 2509 AJ Den Haag. Het verzoek is ontvankelijk na ontvangst van de betaling van € 4,50 op rekening 19.23.21.366 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder vermelding van ‘privacyverzoek SIOD’.

4. Een verzoek tot kennisneming wordt ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van 16 jaren nog niet hebben gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers.

5. Een verzoek tot kennisneming kan, onder overlegging van een bijzondere daartoe strekkende schriftelijke machtiging, namens de betrokkene worden gedaan door diens advocaat of procureur.

6. Een verzoek tot kennisneming kan, onder overlegging van een bijzondere daartoe strekkende schriftelijk machtiging, namens de betrokkene eveneens worden gedaan door een ander. Mededelingen aan een dergelijke gemachtigde vinden niet plaats indien tegen hem ernstige bezwaren bestaan.

7. Op een verzoek tot kennisneming wordt binnen vier weken, nadat het verzoek ontvankelijk is, beslist.

8. De registerbeheerder draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker. De verzoeker toont aan de behandelend functionaris bescheiden waaruit zijn identiteit blijkt alsmede die van degene namens wie hij optreedt.

9. Aan een verzoek tot kennisneming wordt geen gevolg gegeven, voor zover dit noodzakelijk is voor de verwerking van informatie in het kader van de opsporing van misdrijven, voor zover het betreft misdrijven als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van de wet dan wel indien gewichtige belangen van derden daartoe noodzaken.

10. Het negende lid is niet van toepassing op antecedenten of op persoonsgegevens die op verzoek van de geregistreerde zijn opgenomen.

11. In geen geval worden mededelingen in antwoord op een verzoek tot kennisneming in schriftelijke vorm gedaan.

Artikel 13

1. Een geregistreerde aan wie ingevolge artikel 20 van de wet kennisneming is verleend, kan de registerbeheerder ingevolge artikel 22 van de wet verzoeken:

a. bepaalde gegevens over hem te verbeteren;

b. bepaalde gegevens over hem aan te vullen;

c. bepaalde gegevens over hem te verwijderen.

d. bepaalde gegevens over hem af te schermen.

2. Een correctieverzoek dient schriftelijk gericht te worden aan de registerbeheerder, Postbus 93356, 2509 AJ Den Haag. Het verzoek behelst de aan te brengen wijzigingen.

3. Een correctieverzoek wordt ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van 16 jaren nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van onder curatele gestelden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers.

4. Een correctieverzoek kan, onder overlegging van een bijzondere daartoe strekkende schriftelijke machtiging, namens de betrokkene worden gedaan door diens advocaat of procureur.

5. Een correctieverzoek kan, onder overlegging van een bijzondere daartoe strekkende schriftelijk machtiging, namens de betrokkene eveneens worden gedaan door een ander. Mededeling aan een dergelijke gemachtigde vindt niet plaats indien aangenomen kan worden dat deze mede een zelfstandig belang heeft bij de te verstrekken gegevens of indien tegen hem ernstige bezwaren bestaan.

6. Op een correctieverzoek wordt binnen vier weken nadat het verzoek ontvangen is, schriftelijk beslist door de registerbeheerder. Een weigering wordt deugdelijk gemotiveerd.

Paragraaf 9

Koppeling en verbanden met andere gegevensverzamelingen

Artikel 14

1. Koppeling van het register met een ander politieregister of een bestand als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet bescherming persoonsgegevens, kan plaatsvinden voor zover deze koppeling noodzakelijk is voor het doel van het register, en het andere bijzondere politieregisters betreft.

2. Van een koppeling wordt proces-verbaal opgemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van het besluit. Dit proces-verbaal wordt gedurende drie jaren bewaard.

3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid hoeft van een koppeling die plaats vindt in het kader van misdaadanalyse geen proces-verbaal te worden opgemaakt.

Artikel 15

1. Gegevens uit het register kunnen in andere voorlopige registers, registers zware criminaliteit, alsmede in een tijdelijke register worden opgenomen.

2. Het register heeft verbanden, bestaande uit het stelselmatig verstrekken van de ics-code aan de nationale criminele inlichtingen eenheid.

Paragraaf 10

Slotbepaling

Artikel 16

Het reglement wordt voor een ieder ter inzage gelegd op het Bureau Communicatie van het Korps landelijke politiediensten te Driebergen en de criminele inlichtingen eenheid van de SIOD te Den Haag.

Artikel 17

Het reglement treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 18

Het reglement wordt aangehaald als: Reglement voorlopig register SIOD.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

Algemeen

Het onderhavige reglement is gebaseerd op het Modelreglement voorlopig register. Dit modelreglement is in oktober 2000 door de toenmalige Registratiekamer op grond van artikel 12 van de Wet politieregisters in overeenstemming geoordeeld met het bepaalde bij en krachtens de Wet politieregisters (Stcrt. 2000, 198).

Met nadien in werking getreden wet- en regelgeving (waaronder de Wet bescherming persoonsgegevens (Stb. 2000, 302) die met ingang van 1 september 2001 de Wet persoonsregistraties heeft vervangen) is in het onderhavige reglement en deze toelichting rekening gehouden. In deze toelichting komt dat op sommige plaatsen met zoveel woorden tot uitdrukking. Tevens zijn in de onderhavige toelichting enige kleine onvolkomenheden weggenomen die in de modelreglementen zijn geslopen.

Het genoemde modelreglement trad in de plaats van de in 1993 vastgestelde modelreglementen Criminele inlichtingendienst (CID) en ‘grijze-veld’ (Stcrt. 1993, 182). De noodzaak laatstgenoemde modelreglement te vervangen was gelegen in de inwerkingtreding met ingang van 1 februari 2000 van de Wet van 27 mei 1999 (Stb. 1999, 244) tot wijziging van de Wet politieregisters, houdende nadere regels voor bijzondere politieregisters ten behoeve van de politie, Koninklijke marechaussee en daartoe aangewezen diensten van publiekrechtelijke lichamen die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast (Wet bijzondere politieregisters).

Teneinde de gewenste landelijke uniformiteit van reglementering van het register te bereiken is voor het gebruik van modelreglementen gekozen. Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder b, van het Besluit instelling criminele inlichtingen eenheid SIOD (Stcrt. 2003, 151) is het gebruik van deze modelreglementen voorgeschreven.

De aanleiding tot de wijziging van de Wet politieregisters was mede gelegen in de bevindingen van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden (commissie Van Traa) ten aanzien van de informatiehuishouding van de criminele inlichtingendiensten (CID) bij de politie. De enquêtecommissie stelde vast dat er teveel persoonsgegevens in de registers van de CID werden opgeslagen en bewaard. Het betrof gegevens die vaak betrekking hadden op personen die nog niet als verdachte konden worden aangemerkt, maar toch in verband met mogelijke criminele activiteiten stonden geregistreerd. De oorzaak hiervan moest volgens de enquêtecommissie vooral worden gezocht bij de kwaliteit van de regelgeving. De criteria aan de hand waarvan gegevens konden worden vastgelegd zouden onduidelijk zijn en daarmee teveel ruimte bieden voor een extensieve interpretatie. Deze aanbeveling is gevolgd door de wetgever.

De nieuwe regelgeving heeft tot doel het aantal geregistreerden in de registers aanmerkelijk te beperken. Hiertoe is een stringenter opslagcriterium geformuleerd dan bij het zogenaamde CID-criterium het geval was en zijn de bewaartermijnen bij wet geregeld.

De definitie van het voorlopig register is neergelegd in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Wet. Uit deze bepaling blijkt dat het voorlopig register moet worden gezien als het voorportaal van het register zware criminaliteit. In het register kunnen gegevens (vooral tips en meldingen) worden opgenomen die wijzen in de richting van betrokkenheid bij georganiseerde criminaliteit, misdrijven waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld of die zijn gerelateerd aan de zogenaamde amvb-misdrijven. Aan dit soort informatie worden minder hoge betrouwbaarheidseisen gesteld dan aan de informatie die kan worden opgeslagen in het register zware criminaliteit. In dat licht bezien is het verstrekkingenregime van dit register stringenter dan die van het register zware criminaliteit.

De structuur en opzet van dit reglement komen grotendeels overeen met die van het Reglement register zware criminaliteit SIOD. Veel van de op dat reglement gegeven toelichting gaat, mutatis mutandis, ook hier op. Hierna worden uitsluitend, voor zover noodzakelijk, de van dat reglement afwijkende bepalingen besproken.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De doelstelling van het register is rechtstreeks afgeleid uit de definitie van een voorlopig register in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Wet. In het voorlopig register kunnen persoonsgegevens worden vastgelegd met het oog op de vaststelling of de geregistreerde in samenhang met andere gegevens kan worden opgenomen in het register zware criminaliteit (artikel 13b, eerste lid, van de Wet in verbinding met artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Wet). Het register vervult daarmee dezelfde rol, te weten die van voorportaalfunctie, die het ‘grijze veld’-register vervulde voor de CID. Vanzelfsprekend kunnen alleen die meldingen, tips en waarnemingen in het voorlopig register worden opgeslagen, voor zover zij betrekking hebben op de zogenaamde ‘register zware criminaliteit’-misdrijven.

In het artikel wordt vanzelfsprekend niet gesproken over uitvoering van de politietaak zoals wél geschiedt in artikel 2 van het modelreglement voor het voorlopig register. De uitvoering van de politietaak is vervangen door de verwerking van informatie in het kader van de opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van de Wet.

Artikel 4

Anders dan in het modelreglement voor het voorlopig register is in het tweede lid van dit artikel niet bepaald dat de registerbeheerder (in casu zou dat de directeur van de SIOD zijn) bij besluit functionarissen aanwijst die belast zijn met de dagelijkse leiding over het gegevensbeheer. Dit hangt samen met artikel 2, vierde lid, van het Besluit instelling criminele inlichtingen eenheid SIOD waarin reeds is bepaald dat, onverminderd artikel 13c, derde lid, van de Wet, het hoofd van de afdeling Recherche van de SIOD belast is met de leiding over de criminele inlichtingen eenheid van de SIOD.

Artikelen 5 en 6

De categorieën van personen die kunnen worden opgenomen in het register vloeien rechtstreeks voort uit de Wet. De soorten gegevens die kunnen worden opgenomen komen vrijwel geheel overeen met die van artikel 6 van het Reglement register zware criminaliteit SIOD. In de praktijk is gebleken dat deze gegevens noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of de geregistreerde in samenhang met andere gegevens kan worden opgenomen in het register zware criminaliteit. Het beperkte verstrekkingenregime (zie toelichting op artikel 10) houdt in dat de (nog) niet betrouwbare c.q. zachte informatie anders dan ten behoeve van de doelstelling van het register in beginsel niet wordt verspreid.

Artikel 8

Aan deze bepaling dient – gezien de ratio van de Wet – strikt de hand te worden gehouden. Het is van belang dat men zich realiseert dat in ieder geval na zes maanden verwijdering en vernietiging dient plaats te vinden. Indien binnen de termijn van zes maanden de opgeslagen informatie ‘hard’ kan worden gemaakt, dan kan de informatie worden opgeslagen in het register zware criminaliteit.

Artikel 10

Eerste lid

Uitgangspunt bij het verstrekkingenregime voor het voorlopig register is dat uit dit register slechts voor identificatie benodigde gegevens kunnen worden verstrekt voor het doel waarvoor het register is aangelegd (artikel 13b, tweede lid, van de Wet). Dit houdt in dat verstrekking van gegevens slechts mogelijk is indien duidelijk is dat door deze verstrekking meer relevante informatie kan worden verkregen over de geregistreerde.

Tweede lid

Ook deze verstrekkingsmogelijkheden staan vermeld in artikel 13b, tweede lid, onder b van de Wet. Uit het stelsel van de wet vloeit voort dat verstrekt kan worden aan een ander voorlopig register en het register zware criminaliteit. Vanuit het oogpunt van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn tegen de verstrekkingsmogelijkheden aan het tijdelijk register en het MOT-register geen zwaarwegende bezwaren aanwezig omdat op deze registers een vrijwel even beperkt verstrekkingsregime van toepassing is.

Derde lid

Deze mogelijkheden tot verstrekking volgen uit de artikelen 13b, tweede lid, en artikel 13d, tweede lid, van de Wet.

Artikel 14

Koppeling van het voorlopig register met een ander register is slechts toegestaan voor zover die koppeling in overeenstemming is met het doel van het voorlopig register en het een bijzonder politieregister betreft. Deze regeling hangt samen met het feit dat koppeling juridisch gezien verstrekkingen met zich mee brengt. Een koppeling voor een ander doel zou dus in strijd zijn met de algemene regel dat uit het register slechts gegevens mogen worden verstrekt ten behoeve van het doel van het register. Daarnaast kan slechts koppeling plaats vinden voor zover dit in overeenstemming is met het stringente verstrekkingsregime dat wettelijk van toepassing is op het voorlopig register. In de praktijk zal dat betekenen dat slechts koppeling kan plaatsvinden met andere voorlopige registers en registers zware criminaliteit.

Naar boven