Wijziging Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002

Regeling van 11 april 2006 houdende enkele wijzigingen op de Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002

De Autoriteit Financiële Markten,

Gelet op de artikelen 17, 17a, 24, 24a, 24b, 24c, 25, 34, 35, 35a, 36 van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995;

Besluit:

De Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 2002 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I

A

Aan artikel 13 wordt na onderdeel c een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. onder schriftelijk in sub c wordt mede verstaan langs elektronische weg als bedoeld in artikel 6:15d, derde lid, Burgerlijk Wetboek indien de overeenkomst:

- raadpleegbaar is door partijen;

- de authenticiteit van de overeenkomst in voldoende mate is gewaarborgd;

- het moment van totstandkoming van de overeenkomst met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld en

- de identiteit van partijen met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld.

B

In artikel 26a, eerste lid, vervalt de zinsnede: ‘, dat ten minste voldoet aan de in dit artikel bedoelde normen, waaronder het maken van onderscheid in risico’s, die betrekking hebben op de identiteit, aard en risico’s die afgenomen producten of diensten met zich brengen.’

C

Aan artikel 27, onder vernummering van het huidige tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Onder schriftelijk in het eerste lid wordt mede verstaan langs elektronische weg als bedoeld in artikel 6:15d, derde lid, Burgerlijk Wetboek indien de overeenkomst:

- raadpleegbaar is door partijen;

- de authenticiteit van de overeenkomst in voldoende mate is gewaarborgd;

- het moment van totstandkoming van de overeenkomst met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld en

- de identiteit van partijen met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld.

D

In artikel 39, eerste lid, vervalt de zinsnede: ‘Het beleid omvat ten minste:

a. de administratieve vastlegging van incidenten;

b. de wijze van afhandeling van incidenten;

c. de informatieverstrekking over incidenten.’

E

In artikel 39, derde lid, vervalt de zinsnede: ‘die ten minste omvat de kenmerken van het incident, gegevens over degene of degenen die het incident heeft of hebben bewerkstelligd, en de maatregelen die naar aanleiding van het incident zijn genomen.’

F

In artikel 39, vierde lid, vervalt de zinsnede: ‘Deze maatregelen zijn ten minste gericht op:

a. beheersing van het optredende risico;

b. bevestiging van de geldende normen;

c. beperking van negatieve interne en externe effecten van het incident.’

G

In artikel 39 komen het zesde en zevende lid te vervallen.

H

In artikel 42a, eerste lid, vervalt de zinsnede: ‘Het beleid omvat ten minste de kwalificatie van functies die een wezenlijk risico bevatten voor de integere bedrijfsvoering van de effecteninstelling.’

I

In artikel 42a, tweede lid, vervalt de zinsnede: ‘Het beleid omvat ten minste:

a. de beoordeling van betrouwbaarheid van een personeelslid dat de effecteninstelling, niet zijnde een kredietinstelling, voornemens is te benoemen;

b. de beoordeling van de betrouwbaarheid van een personeelslid dat reeds in dienst is van de effecteninstelling, niet zijnde een kredietinstelling, en dat de effecteninstelling, niet zijnde een kredietinstelling, voornemens is te benoemen in een integriteitsgevoelige functie.’

J

Artikel 42a, vijfde lid, vervalt.

Onder vernummering van zesde tot vijfde lid, vervalt in artikel 42a, vijfde lid, de zinsnede: ‘De organisatorische en administratieve procedures en maatregelen omvatten ten minste:

a. het controleren van de identiteit van betrokkene;

b. het controleren van de door betrokkene verstrekte gegevens en referenties op juistheid en volledigheid;

c. het maken van een onderbouwde inschatting van de betrouwbaarheid van betrokkene en een beoordeling daarvan in relatie tot de integriteitsgevoelige functie.’

K

Artikel 42a, zevende lid, vervalt.

L

In Bijlage 3 vervalt artikel 3.1, sub a, onder iv: ‘medewerkers werkzaam bij de effecteninstelling die activiteiten verrichten die in hoofdzaak bestaan uit het aanbieden of verrichten van, het afwikkelen van of het controleren van diensten ter zake van effectenbemiddeling en/of vermogensbeheer.’

De huidige onderdelen v en vi worden vernummerd tot iv en v.

M

In Bijlage 3 wordt in artikel 3.5, derde lid, onder i, ‘onverwijld’ vervangen door: per kalenderkwartaal.

N

In Bijlage 3 komt artikel 3.5, derde lid, onder ii, als volgt te luiden:

‘de effectentransacties worden verricht in een beleggingsinstelling die rechten van deelneming op verzoek van deelnemers ten laste van de activa direct of indirect inkoopt of terugbetaalt, en de insider geen bestuurs- of beheerfunctie vervult in deze beleggingsinstelling, de daaraan verbonden beheerder of bewaarder.’

O

In Bijlage 3a wordt in artikel 3a.5, eerste 1id, ‘onverwijld’ vervangen door: per kalenderkwartaal.

P

In Bijlage 3a komt artikel 3a.5, tweede lid, sub a, als volgt te luiden:

‘de privé-effectentransacties worden verricht in een beleggingsinstelling die rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect inkoopt of terugbetaalt, en de insider geen bestuurs- of beheerfunctie vervult in deze beleggingsinstelling, de daaraan verbonden beheerder of bewaarder.’

Q

In artikel 7.4 van Bijlage 7 wordt ‘Stichting Toezicht Effectenverkeer’ vervangen door: Autoriteit Financiële Markten.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam,11 april 2006.
A.W.H. Docters van Leeuwen,
voorzitter van het bestuur.
A.W. Kist, lid van het bestuur.

Toelichting

Algemeen

De wijzigingen van de Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 komen voort uit de wens van de effectenbranche tot vermindering van de nalevingslasten. De desbetreffende wijzigingen bevatten dan ook steeds voorstellen om de nalevingslasten te reduceren.

Voorts worden een aantal wijzigingen van technische aard ingevoerd die voortvloeien uit gewijzigde begrippen in de Wet toezicht beleggingsinstellingen 2005 en het Burgerlijk Wetboek.

A en C

Op 8 juni 2000 is de Richtlijn inzake Elektronische handel (nr. 2000/31/EG) tot stand gekomen. Daarin wordt onder meer bepaald dat lidstaten ervoor zorgen dat hun rechtstelsel het sluiten van contracten langs elektronische weg mogelijk maakt. Deze richtlijn is op 30 juni 2004 door middel van de Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd (Staatsblad 2004, nr. 210).

In het Burgerlijk Wetboek heeft bovengenoemde wet geleid tot de invoering van de artikelen 227a tot en met 227c in boek 6. Deze artikelen geven enkele voorwaarden waaronder een overeenkomst langs elektronische weg tot stand kan komen. Teneinde het sluiten van cliëntenovereenkomsten als bedoeld in artikel 27 van deze regeling langs elektronische weg mogelijk te maken, is voorzien in onderhavige aanpassing.

Dit betekent dat met name internetbrokers hun effectencliënten volledig, zowel bij de intake als doorlopend, langs elektronische weg kunnen bedienen, mits aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Deze voorwaarden zijn:

- de overeenkomst dient raadpleegbaar te zijn door partijen;

- de authenticiteit van de overeenkomst dient in voldoende mate te zijn gewaarborgd;

- het moment van totstandkoming van de overeenkomst dient met voldoende zekerheid te kunnen worden vastgesteld en

- de identiteit van partijen dient met voldoende zekerheid te kunnen worden vastgesteld.

Indachtig het bovenstaande en de wens van effecteninstellingen om volmachten en cliëntenovereenkomsten langs elektronische weg tot stand te laten komen, heeft de AFM besloten om dit onder de genoemde voorwaarden toe te staan. Hiermee loopt de AFM vooruit op het wetsvoorstel ‘Wet op het financieel toezicht’ (Wetsvoorstel 29708), dat zal bepalen dat cliëntenovereenkomsten naast schriftelijk ook op elektronische wijze tot stand mogen komen.

Als gevolg van deze aanpassing van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 2002 wordt het voor effecteninstellingen mogelijk om het totale berichtenverkeer met cliënten langs elektronische weg te laten geschieden.

De AFM wijst erop dat artikel 4.12 van Bijlage 4 inzake ‘cliëntenadministratie’ onverminderd van toepassing blijft op de volmachten en cliëntenovereenkomsten die langs elektronische weg tot stand komen.

Wat betreft de identificatie van nieuwe cliënten gelden onverkort de verplichtingen die voor instellingen voortvloeien uit de Wet van 16 december 1993, houdende nieuwe bepalingen inzake identificatie van cliënten bij financiële dienstverlening.

B en D t/m K

Het schrappen van de vele ‘ten minste’-bepalingen is onderdeel van de reductievoorstellen nalevingskosten integere bedrijfsvoering zoals die is overeengekomen tussen de AFM en de brancheorganisaties.

In de Nadere Regeling gedragstoezicht beleggingsinstellingen 2005 zijn dergelijke bepalingen reeds geschrapt, zodat nu een gelijk speelveld ontstaat voor zowel effecten- als beleggingsinstellingen.

L

Op verzoek van de effecteninstellingen wordt de categorie van medewerkers die werkzaam zijn bij de effecteninstelling die activiteiten verrichten die in hoofdzaak bestaan uit het aanbieden of verrichten van, het afwikkelen van of het controleren van diensten ter zake van effectenbemiddeling en/of vermogensbeheer onder het begrip ‘insiders’ geschrapt. Juist ten aanzien van deze categorie stelden de effecteninstellingen dat veel medewerkers als insider werden aangewezen die weliswaar werkzaam zijn op een effectenafdeling, maar geen toegang hebben tot koersgevoelige informatie. Doordat een grote groep van medewerkers daardoor onnodig onder de insiderregeling valt brengt dat extra nalevingslasten voor de effecteninstelling met zich.

Met het schrappen van dit onderdeel komt de AFM tegemoet aan de wens van de branche om zelf insiders aan te kunnen wijzen en zelf het intern het toezicht daarop te kunnen bepalen.

M en O

Volgens dit artikel dient een insider van een financiële marktpartij die privé-effectentransacties heeft uitgevoerd aan degene die voor hem of ten behoeve van hem een privé-effectentransactie heeft uitgevoerd de opdracht te geven om de interne toezichthouder daaromtrent ‘onverwijld’ in te lichten door middel van het toezenden van een afschrift van de desbetreffende privé-transactie.

In het kader van het verlichten van de nalevingslasten wordt in lid 3 van artikel 3.5 van Bijlage 3 van deze regeling onderhavige plicht tot het onverwijld inlichten omgezet in een meldingsplicht per kalenderkwartaal.

Dit geeft tevens uitvoering aan het uitgangspunt het toezicht op financiële instellingen meer ‘principle based’ te laten zijn. Het door de AFM gedetailleerd voorschrijven hoe instellingen hun interne toezicht dienen te regelen past niet langer in deze benadering.

De insider dient op grond van artikel 3.a.7 van Bijlage 3a ook zelf de desbetreffende privé-effectentransacties onverwijld aan de interne toezichthouder te melden. Ten aanzien van insiders werkzaam bij effectenstellingen die de desbetreffende transactie niet kunnen uitvoeren of bij kleine instellingen is derhalve zelfs sprake van een dubbele melding. Door deze dubbele melding heeft de interne toezichthouder al een compleet beeld van de door de insider verrichte transacties voor zover de insider die transacties correct en tijdig meldt. De interne toezichthouder kan nu per kalenderkwartaal de door de insider rechtstreeks gemelde transacties vergelijken met de uit onafhankelijke bron afkomstige lijst transacties en daarmee adequaat controle uitoefenen. De administratieve lasten voor de markt kunnen hiermee worden verlaagd zonder dat het een adequate uitvoering van de insiderregelingen in gevaar komt.

N en P

Deze wijziging vloeit voort uit de gewijzigde begrippen in de Wet toezicht beleggingsinstellingen 2005.

Q

De naamswijziging, per 1 maart 2002, van de Stichting Toezicht Effectenverkeer in Stichting Autoriteit Financiële Markten dwingt tot aanpassing in bovengenoemde zin.

Naar boven