Wijziging Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006

Regeling van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 12 mei 2006, nr. DDS 5403988, tot wijziging van de Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Besluit:

Artikel I

De Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel j, wordt ‘als bedoeld in artikel 3’ vervangen door: ten behoeve van de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006.

B

In de titel van Hoofdstuk 2 wordt ‘voorschot’ vervangen door: voorschotten.

C

1. Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:

2. De Minister beoordeelt alle ingediende aanvragen gezamenlijk en stelt per aanvraag voorschotten op de bijdrage vast. Het voorschot met betrekking tot de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 bestaat uit een bijdrage voor de vaste kosten en een bijdrage voor de variabele kosten en wordt vastgesteld aan de hand van het bepaalde in het derde tot en met het vijfde lid. Het voorschot met betrekking tot de periode van 1 juli tot en met 31 december 2006 wordt ambtshalve vastgesteld.

2. Artikel 3, derde lid, komt te luiden:

3. De hoogte van het voorschot met betrekking tot de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 voor de bijdrage voor de vaste kosten bedraagt € 1.200, vermenigvuldigd met de prognose(s). De hoogte van dit voorschot is ten minste € 6.000 en ten hoogste € 24.000. Indien de aanvraag is ingediend door een samenwerkingsverband is de hoogte van dit voorschot ten minste € 6.000, vermenigvuldigd met het aantal deelnemende gemeenten, en ten hoogste € 24.000, vermenigvuldigd met het aantal deelnemende gemeenten.

3. In artikel 3, vierde, vijfde en zesde lid, wordt na ‘voorschot’ telkens ingevoegd: met betrekking tot de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006.

4. Onder vernummering van het zevende tot achtste lid wordt aan artikel 3 een lid toegevoegd, luidende:

7. Het voorschot met betrekking tot de periode van 1 juli tot en met 31 december 2006 bestaat uit een bijdrage voor de vaste kosten en een bijdrage voor de variabele kosten en wordt voor 1 juli 2006 vastgesteld en aan het college bekend gemaakt.

5. In artikel 3, achtste lid, wordt ‘Het voorschot wordt’ vervangen door: De voorschotten worden.

D

In artikel 4, tweede lid, wordt ‘de periode van 1 januari tot en met 30 juni’ geschrapt.

E

1. In artikel 7, eerste lid, wordt ‘een voorschot als bedoeld in artikel 3 is verleend’ vervangen door: voorschotten als bedoeld in artikel 3 zijn verleend.

2. In artikel 7, tweede lid, onder a, wordt ‘de periode van 1 januari tot en met 30 juni’ geschrapt.

F

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt in artikel 8 een lid ingevoegd, luidende:

2. De hoogte van de bijdrage voor de vaste kosten voor een gemeente of samenwerkingsverband wordt als volgt vastgesteld: € 1.200 voor iedere oudkomer met wie in 2006 een overeenkomst als bedoeld in artikel 5 is gesloten, tot ten hoogste het bedrag van de verleende voorschoten voor de vaste kosten.

2. De aanhef van het derde lid van artikel 8 komt te luiden:

3. De hoogte van de bijdrage voor de variabele kosten voor een gemeente of samenwerkingsverband wordt als volgt vastgesteld:.

3. In artikel 8, derde lid, onder a, wordt ‘de periode van 1 januari tot en met 30 juni’ geschrapt.

4. In artikel 8, vierde lid, wordt ‘het voorschot’ vervangen door: de voorschotten.

G

1. In artikel 9, tweede lid, wordt ‘het verleende voorschot’ vervangen door: de verleende voorschotten.

2. In artikel 9, derde lid, wordt ‘Indien het verleende voorschot hoger is’ vervangen door: Indien de verleende voorschotten hoger zijn.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Algemeen

Ten tijde van de inwerkingtreding van de Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006 werd er van uit gegaan dat de nieuwe Wet inburgering op 1 juli 2006 in werking zou kunnen treden en dat de inburgering van oudkomers vanaf dat tijdstip deel zou uitmaken van het nieuwe inburgeringsstelsel. Bij brief van 23 maart 2006 is aan de Voorzitter van de Tweede Kamer medegedeeld dat de voortgang van het wetgevingsproces vertraging heeft opgelopen en dat invoering van het nieuwe stelsel niet langer voorzien wordt per medio 2006. Invoering van het nieuwe stelsel wordt thans verwacht op 1 januari 2007.

Onderhavige wijziging van de Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006 stelt de betrokken gemeenten en samenwerkingsverbanden in staat om ook in de tweede helft van 2006 oudkomers te laten beginnen met een inburgeringsprogramma. Voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2006 is een aanvullend budget van € 9.009.600 beschikbaar. Daarnaast wordt het gemeenten en samenwerkingsverbanden mogelijk gemaakt om de voor de eerste helft van 2006 beschikbaar gestelde voorschotten in te zetten voor inburgeringsprogramma’s die in de tweede helft van 2006 aanvangen.

Onderhavige regeling herstelt voorts een tweetal gebreken in de Regeling inburgering oudkomers niet-G56 2006.

In artikel 3 van de regeling wordt onderscheid gemaakt tussen de verlening van een voorschot voor de bijdrage voor de vaste kosten en de verlening van een voorschot voor de bijdrage voor de variabele kosten. In artikel 8, dat beschrijft op welke wijze de uiteindelijke bijdrage wordt vastgesteld, is dit onderscheid tussen vaste en variabele kosten echter abusievelijk niet gehanteerd. Deze fout wordt hersteld.

Voorts worden de minimum- en maximumbedragen van het voorschot voor de vaste kosten nu ook toegesneden op de situatie dat een samenwerkingsverband een aanvraag indient: de bedragen worden per deelnemende gemeente berekend.

Artikelsgewijs

Onderdelen A en C

In het nieuwe artikel 3, tweede lid, – dat de wijze van aanvragen en vaststelling van de voorschotten regelt – wordt een onderscheid gemaakt tussen het voorschot met betrekking tot de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 en het voorschot met betrekking tot de periode van 1 juli tot en met 31 december 2006. Er is namelijk voor gekozen om voor laatstgenoemde periode niet opnieuw een aanvraag en een prognose door gemeenten en samenwerkingsverbanden te laten indienen. In plaats daarvan wordt het voorschot voor de tweede helft van 2006 ambtshalve vastgesteld. De voor de tweede helft van 2006 toe te kennen voorschotten zijn gelijk aan de voorschotten die voor de eerste helft van 2006 zijn verleend.

Dit is tevens de reden dat de begripsomschrijving van ‘budget’ beperkt dient te blijven tot het voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2006 beschikbare macro-bedrag. Het begrip heeft in de regeling enkel een functie in relatie tot de eerste helft van 2006.

Hierboven is aangegeven dat ingeval van indiening van een aanvraag door een samenwerkingsverband de minimum- en maximumbedragen van het voorschot per deelnemende gemeente worden berekend. Hiertoe strekt het nieuwe artikel 3, derde lid. Zoals op de inburgeringsconferenties in december 2005 en in de brief d.d. 29 december 2005 aan de colleges van burgemeester en wethouders van de niet-G56 gemeenten aan de orde is gesteld, dient het aantal per gemeente uit te voeren inburgeringsprogramma’s echter wel ten minste vijf te zijn. Dit geldt eveneens voor gemeenten die aan een samenwerkingsverband deelnemen; gemeenten die een lagere prognose hebben ingediend worden niet bij de verdeling van het budget betrokken.

Onderdelen B, D, E, F en G

Deze onderdelen brengen in de eerste plaats tot uitdrukking dat er sprake is van twee verschillende voorschotten en dat een inburgeringsprogramma kan aanvangen in geheel 2006.

Daarnaast wordt in artikel 8 – dat handelt over de vaststelling van de bijdrage – een onderscheid tussen vaste en variabele kosten aangebracht. Het nieuwe tweede lid van artikel 8 bepaalt dat de hoogte van de bijdrage voor de vaste kosten voor een gemeente of samenwerkingsverband wordt vastgesteld overeenkomstig het aantal oudkomers met wie een overeenkomst is gesloten. De bijdrage voor de vaste kosten kan echter niet hoger zijn dan het verleende voorschot. Zodoende wordt verzekerd dat de bijdrage voor de vaste kosten enkel wordt verleend indien daadwerkelijk oudkomers zijn ingeburgerd.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Naar boven