Subsidieregeling aanpak milieudrukvermindering 2006

Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 mei 2006, nr. SAS/2006256416, houdende regels met betrekking tot subsidies aan gemeenten om hen te stimuleren tot het verminderen van milieudruk door het bevorderen van preventie en scheiding van huishoudelijke afvalstoffen en het verminderen van zwerfafval (Subsidieregeling aanpak milieudrukvermindering 2006)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. samenwerkingsverband: verband van twee of meer Nederlandse gemeenten die aan de hand van een regeling als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dan wel van een schriftelijke verklaring, kunnen aantonen dat zij samenwerken bij het uitvoeren van projecten als bedoeld in deze regeling;

b. stadsdeel: deel van een Nederlandse gemeente dat bevoegd is tot het zelfstandig voeren van beleid met betrekking tot onderwerpen als bedoeld in deze regeling;

c. afvalpreventie: het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen of het verminderen van de milieuschadelijkheid daarvan door interne nuttige toepassing of reductie aan de bron;

d. afvalscheiding: het scheiden en gescheiden houden van afvalstoffen en het gescheiden afgeven daarvan;

e. sorteeranalyse: onderzoek naar de samenstelling van het huishoudelijk afval uitgevoerd overeenkomstig de handreiking ‘Sorteeranalyses Handreiking voor gemeenten’, opgesteld door SenterNovem, AOO uitgave 2003-15;

f. nulmeting huishoudelijke afvalstoffen: inventarisatie van gegevens over afvalscheiding en afvalpreventie, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft, volgens de opgave in bijlage I bij deze regeling;

g. het plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen: de beschrijving van feitelijk voorgenomen maatregelen met betrekking tot huishoudelijke afvalstoffen ter bereiking van de in artikel 2, onder a, beschreven doelen, waarin in elk geval de volgende onderdelen zijn uitgewerkt en opgenomen:

1°. maatregelen, gericht op het optimaliseren van voorzieningen en werkprocessen ten behoeve van afvalscheiding, en die in elk geval betrekking hebben op twee categorieën huishoudelijke afvalstoffen, waarvan één afvalstoffencategorie groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton of grove huishoudelijke afvalstoffen betreft;

2°. maatregelen, gericht op het realiseren van afvalpreventie;

3°. communicatiemaatregelen, gericht op gedragsbeïnvloeding van burgers ten behoeve van afvalscheiding en afvalpreventie;

4°. monitoring, gericht op het systematisch en gedurig verzamelen, bewerken en presenteren van gegevens over de gemeentelijke situatie ten aanzien van huishoudelijk afval;

h. plusproject huishoudelijke afvalstoffen: samenhangend geheel van maatregelen, inhoudende het uitvoeren van een plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen;

i. nulmeting zwerfafval: inventarisatie van de uitgangssituatie ten aanzien van zwerfafval, volgens de opgave in bijlage II bij deze regeling;

j. het plan van aanpak zwerfafval: de beschrijving van het beleid en de voorgenomen maatregelen ter bereiking van de in artikel 2, onder b, beschreven doelen en is opgesteld volgens de opgave in bijlage III bij deze regeling;

k. basisproject zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen, inhoudende het uitvoeren van een nulmeting zwerfafval en, gebaseerd op de resultaten daarvan, het opstellen en vaststellen van beleid ten aanzien van zwerfafval en een plan van aanpak zwerfafval;

l. plusproject zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen, inhoudende het uitvoeren van een plan van aanpak zwerfafval, waarbij de uit te voeren maatregelen ter invulling zijn van de module monitoring zwerfafval en maximaal drie andere zwerfafvalmodules;

m. module voorzieningen zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen, gericht op de voorbereiding en uitvoering van de geoptimaliseerde plaatsing van afvalbakken in de openbare ruimte van gemeenten overeenkomstig de leidraad ‘Afvalbakken in de openbare ruimte’, opgesteld door de Stichting Nederland Schoon, CROW en de NVRD, uitgave januari 2005;

n. module handhaving zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen, gericht op de voorbereiding en uitvoering van de handhaving van de regels ten aanzien van zwerfafval overeenkomstig de ‘Routeplanner Handhaving op zwerfafval’, opgesteld door SenterNovem, uitgave november 2005;

o. module beheer zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen, gericht op de implementatie van reiniging op basis van het gewenste straatbeeld van zwerfafval in de openbare ruimte uitgedrukt in een vastgestelde norm voor de schoonheid;

p. module organisatie zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen ter verbetering van de aansturing van de bij het beleid en de uitvoering betrokken onderdelen van de organisatie om te komen tot een integrale en structurele aanpak van het zwerfafval;

q. module communicatie zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen, gericht op de voorbereiding en uitvoering van een communicatiebeleid ten behoeve van gedragsbeïnvloeding van de burger ten aanzien van zwerfafval overeenkomstig de ‘Communicatiewijzer zwerfafval’ opgesteld door SenterNovem, uitgave november 2005;

r. module participatie burgers zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen, gericht op de voorbereiding en uitvoering van een structurele aanpak van zwerfafval, waarbij burgers participeren bij de aanpak van zwerfafval;

s. module participatie bedrijven zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen, gericht op de voorbereiding en uitvoering in een structurele aanpak van zwerfafval, waarbij bedrijven of instellingen, anders dan bedrijven actief in het beheer van de openbare ruimte, participeren bij de aanpak van zwerfafval;

t. module monitoring zwerfafval: samenhangend geheel van maatregelen, gericht op de voorbereiding en uitvoering van het vooropgezet, systematisch en gedurig verzamelen, bewerken en presenteren van gegevens over de gemeentelijke zwerfafvalsituatie, bestaande uit minimaal de onderdelen: inventarisatie per type gebied en inventarisatie waardering en suggesties burgers en bedrijven uit bijlage II bij deze regeling;

u. groep: economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden:

1°. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die direct of indirect:

– meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan rechtspersonen of vennootschappen,

– volledig aansprakelijk vennoot is van rechtspersonen of vennootschappen, of

– overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

2°. rechtspersonen of vennootschappen.

2. Deze regeling is van toepassing op de volgende categorieën van huishoudelijke afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval en grove huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 2

Doel

Op grond van deze regeling wordt subsidie verleend aan gemeenten, stadsdelen of samenwerkingsverbanden voor:

a. het voorbereiden en nemen van maatregelen om het niveau van afvalpreventie en afvalscheiding, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft, te verhogen en daarmee de milieudruk, veroorzaakt door het verwijderen van deze afvalstoffen, zo veel mogelijk te verminderen;

b. het voorbereiden, vaststellen en uitvoeren van maatregelen om het ontstaan van zwerfafval te voorkomen en de aanwezigheid daarvan zo veel mogelijk te verminderen.

Artikel 3

Voorwaarden

1. Een plusproject huishoudelijke afvalstoffen kan slechts voor subsidie in aanmerking komen, indien:

a. aan de aanvragende gemeente, het aanvragende stadsdeel of gemeenten die betrokken zijn bij het aanvragende samenwerkingsverband nog geen tweemaal subsidie is verstrekt voor een plusproject huishoudelijke afvalstoffen,

b. de voorgenomen maatregelen nieuw en additioneel zijn ten opzichte van de huidige situatie,

c. het betrekking heeft op het grondgebied of een deel daarvan van de aanvragende gemeente, het aanvragende stadsdeel of op het grondgebied of een deel daarvan van de gemeenten die betrokken zijn bij het samenwerkingsverband,

d. in het project is voorzien in een sorteeranalyse die wordt uitgevoerd aan het einde van het project,

e. de start van het project plaatsvindt uiterlijk drie maanden na de datum van de verlening van de subsidie, en

f. de duur van het project, gerekend vanaf de datum van de verlening van de subsidie, niet meer dan twee jaar bedraagt.

2. Bij de aanvraag tot subsidieverlening voor een plusproject huishoudelijke afvalstoffen worden de volgende gegevens verstrekt:

a. de resultaten van een nulmeting huishoudelijke afvalstoffen, welke niet ouder zijn dan drie jaar, en

b. het plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen waarop het plusproject huishoudelijke afvalstoffen betrekking heeft.

3. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een tweede plusproject huishoudelijke afvalstoffen kan slechts worden ingediend indien het eerste plusproject huishoudelijke afvalstoffen inhoudelijk is afgerond.

4. In het kalenderjaar 2006 wordt per gemeente of stadsdeel voor slechts één plusproject huishoudelijke afvalstoffen subsidie verstrekt.

5. Een basisproject zwerfafval kan slechts voor subsidie in aanmerking komen indien:

a. aan de aanvragende gemeente, het aanvragende stadsdeel of gemeenten die betrokken zijn bij het aanvragende samenwerkingsverband nog niet eerder subsidie is verstrekt voor een basisproject zwerfafval of een zwerfafvalproject als bedoeld in de Subsidieregeling Aanpak Milieudrukvermindering 2004,

b. het betrekking heeft op het grondgebied of een deel daarvan van de aanvragende gemeente, het stadsdeel of het grondgebied of een deel daarvan van de gemeenten die betrokken zijn bij het samenwerkingsverband,

c. de start van het project plaatsvindt uiterlijk drie maanden na de datum van de verlening van subsidie, en

d. de duur van het project, gerekend vanaf de datum van de verlening van de subsidie, niet meer dan één jaar bedraagt.

6. Een plusproject zwerfafval kan slechts voor subsidie in aanmerking komen, indien:

a. de voorgenomen maatregelen nieuw en additioneel zijn ten opzichte van de huidige situatie,

b. het betrekking heeft op het grondgebied of een deel daarvan van de aanvragende gemeente, het aanvragende stadsdeel of het grondgebied of een deel daarvan van de gemeenten die betrokken zijn bij het aanvragende samenwerkingsverband,

c. ten minste de module monitoring zwerfafval en ten hoogste drie van de volgende modules worden uitgevoerd:

1°. module voorzieningen zwerfafval;

2°. module handhaving zwerfafval;

3°. module beheer zwerfafval;

4°. module organisatie zwerfafval;

5°. module communicatie zwerfafval;

6°. module participatie burgers zwerfafval;

7°. module participatie bedrijven zwerfafval,

d. in het project is voorzien in een evaluatie die wordt uitgevoerd aan het einde van het project,

e. de start van het project plaatsvindt uiterlijk drie maanden na de datum van de verlening van de subsidie, en

f. de duur van het project, gerekend vanaf de datum van de verlening van de subsidie, niet meer dan twee jaar bedraagt.

7. Bij de aanvraag tot subsidieverlening voor een plusproject zwerfafval worden verstrekt:

a. de resultaten van een nulmeting zwerfafval, welke niet ouder zijn dan twee jaar,

b. het plan van aanpak zwerfafval waarop het plusproject zwerfafval betrekking heeft.

8. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een plusproject zwerfafval kan slechts worden ingediend indien eerdere plusprojecten zwerfafval inhoudelijk zijn afgerond.

9. In het kalenderjaar 2006 wordt per gemeente of stadsdeel voor slechts één plusproject zwerfafval subsidie verstrekt.

Artikel 4

Beoordelingscriteria

1. Aanvragen tot subsidieverlening worden beoordeeld op de volgende aspecten:

a. of en in welke mate het project bijdraagt aan de in artikel 2 genoemde doelstellingen;

b. de kosten van het project in relatie tot de kwaliteit, de beoogde resultaten ervan en de wijze van monitoring;

c. of de resultaten van het project structurele invloed zullen hebben op de uitvoering van het gemeentelijk beleid.

2. Naast de aspecten, bedoeld in het eerste lid, wordt een plusproject huishoudelijke afvalstoffen beoordeeld op de volgende aspecten:

a. de volledigheid en actualiteit van de gegevens over afvalscheiding en afvalpreventie, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft, waarop het plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen is gebaseerd;

b. de wijze waarop de maatregelen in het plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen aansluiten op de gegevens over afvalscheiding en afvalpreventie, voorzover het huishoudelijke afvalstoffen betreft.

3. Naast de aspecten, bedoeld in het eerste lid, wordt een plusproject zwerfafval beoordeeld op de volgende aspecten:

a. de volledigheid en actualiteit van de gegevens over zwerfafval, waarop het plan van aanpak zwerfafval is gebaseerd;

b. de wijze waarop de maatregelen in het plan van aanpak zwerfafval beleidsmatig zijn onderbouwd en aansluiten op de gegevens over zwerfafval;

c. de aanwezigheid van doublures van maatregelen in modules als bedoeld in artikel 3, zesde lid, onder c.

Artikel 5

Afwijzingsgronden

Een aanvraag tot subsidieverlening wordt afgewezen indien:

a. niet wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3;

b. op grond van de aspecten, genoemd in artikel 4, wordt vastgesteld dat het project een te geringe bijdrage levert aan de in artikel 2 genoemde doelstellingen.

Artikel 6

Subsidiabele kosten

1. Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen:

a. de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan het project toe te rekenen en door de aanvrager tot subsidieverlening gemaakte en betaalde kosten:

1°. loonkosten van het bij de uitvoering van het project direct betrokken personeel, berekend op basis van een totaalbedrag van € 34,– per uur verrichte arbeid;

2°. aan derden verschuldigde kosten terzake van door hen verleende diensten en terzake van de verwerving van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van de bescherming van die rechten, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

3°. een opslag voor algemene kosten, ter grootte van 40% van de loonkosten, bedoeld in onderdeel a, onder 1°;

b. de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winstopslagen binnen een groep.

2. Kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting indien de subsidieaanvrager de omzetbelasting niet kan verrekenen.

3. Kosten die zijn gemaakt vóór de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening en kosten die voortvloeien uit verplichtingen die zijn aangegaan vóór de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

4. Niet subsidiabel zijn de kosten voor de aanschaf en afschrijving van:

a. inzamelmiddelen voor huishoudelijke afvalstoffen;

b. inzamelvoertuigen en overig materieel voor huishoudelijk afvalstoffen en zwerfafval;

c. soft- en hardware van registratiesystemen voor huishoudelijke afvalstoffen en zwerfafval.

Artikel 7

Hoogte van de subsidie

1. De subsidie voor een plusproject huishoudelijke afvalstoffen bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximumbedrag van € 2,– per inwoner van het gebied waarop het project betrekking heeft.

2. De subsidie voor een basisproject zwerfafval bedraagt voor gemeenten 75% van de subsidiabele kosten met een maximumbedrag volgens de opgave in de kolom ‘Subsidie VROM tot een maximum van’ in bijlage IV bij deze regeling.

3. De subsidie voor een basisproject zwerfafval bedraagt voor stadsdelen 75% van de subsidiabele kosten met een maximumbedrag volgens de opgave in de kolom ‘Subsidie VROM tot een maximum van’ in bijlage V bij deze regeling.

4. De subsidie voor een basisproject zwerfafval voor een samenwerkingsverband is per deelnemende gemeente of stadsdeel gelijk aan de subsidie die aan deze gemeente of stadsdeel krachtens het tweede of derde lid zou worden verleend.

5. De subsidie voor een plusproject zwerfafval bedraagt per module voor gemeenten 50% van de subsidiabele kosten met een maximumbedrag zwerfafval volgens de opgave in de kolom ‘Subsidie VROM tot een maximum van’ in bijlage IV bij deze regeling.

6. De subsidie voor een plusproject zwerfafval bedraagt per module voor stadsdelen 50% van de subsidiabele kosten met een maximumbedrag zwerfafval volgens de opgave in de kolom ‘Subsidie met een maximum van Subsidie VROM tot een maximum van’ in bijlage V bij deze regeling.

7. De subsidie voor een plusproject zwerfafval voor een samenwerkingsverband is per deelnemende gemeente of stadsdeel gelijk aan de subsidie die aan deze gemeente of stadsdeel krachtens het vijfde of zesde lid zou worden verleend.

Artikel 8

Verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger is verplicht:

a. het geactualiseerde overzicht van activiteiten als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit milieusubsidies elk jaar aan SenterNovem te verstrekken overeenkomstig een door SenterNovem vastgesteld model;

b. tot een jaar na de inhoudelijke afronding van een project medewerking te verlenen aan activiteiten met het oog op het evalueren van de resultaten van het project of het uitwisselen van kennis en ervaringen die zijn verkregen door het project.

2. Het eerste lid, onder a, is niet van toepassing op de ontvanger van subsidie voor een basisproject zwerfafval;

Artikel 9

Subsidieplafond

1. Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2006 bedraagt € 3.300.000,–.

2. Van het bedrag, genoemd in het eerste lid, is voor de periode tot 15 september 2006 beschikbaar voor plusprojecten huishoudelijke afvalstoffen: € 1.919.047,–.

3. Van het bedrag, genoemd in het eerste lid, is voor de periode tot 15 september 2006 beschikbaar voor basisprojecten zwerfafval en plusprojecten zwerfafval: € 1.380.953,–.

4. Van het bedrag, genoemd in het derde lid, is voor de periode tot 1 augustus 2006 beschikbaar voor:

a. basisprojecten zwerfafval: € 500.000,–;

b. plusprojecten zwerfafval: € 880.953,–.

Artikel 10

Aanvraag tot subsidieverlening en subsidievaststelling

1. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een project als bedoeld in deze regeling wordt ingediend door een Nederlandse gemeente dan wel een stadsdeel of een samenwerkingsverband.

2. Een aanvraag tot subsidieverlening of tot subsidievaststelling wordt ingediend bij SenterNovem, met gebruikmaking van een aldaar verkrijgbaar formulier.

3. Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ontvangen vóór 6 oktober 2006.

4. Bij de subsidieverlening wordt beslist in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met inachtneming van het vijfde lid, met dien verstande dat, wanneer de aanvrager tot subsidieverlening krachtens artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

5. Voorzover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond als vermeld in artikel 9, eerste lid, wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 11

Voorschotten

Voorschotten worden eenmaal per jaar verstrekt op basis van een actueel jaarlijks overzicht van activiteiten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, en de in de aanvraag voor de subsidieverlening vermelde liquiditeitsbehoefte.

Artikel 12

1. De Subsidieregeling aanpak milieudrukvermindering 2005 wordt ingetrokken.

2. De in het eerste lid genoemde regeling, zoals ze luidde voor het tijdstip waarop deze regeling in werking is getreden, blijft van toepassing op subsidies voor projecten die vóór dat tijdstip op grond van die regeling zijn aangevraagd.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling aanpak milieudrukvermindering 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 mei 2006.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.

Bijlage I behorende bij artikel 1, eerste lid, onder f

Specificatie van de onderdelen van een nulmeting huishoudelijke afvalstoffen

Onderdeel

Subonderdelen of methode

Gemeentelijk beleid

Vastgestelde uitgangspunten

 

Geïmplementeerd beleid

Inzamel- en verwerkingstraject per huishoudelijke afvalstof

Inzamelmiddel

 

Inzamellocatie (dichtheid)

 

Inzamelvoertuig + bemensing

 

Inzamelfrequentie

 

Inzamelmoment (dag/tijdstip)

 

Aanbiedings- en acceptatie-eisen

 

Locatie van verwerking

Inzamelrespons per huishoudelijke afvalstof

Ingezamelde hoeveelheid per huishoudelijke afvalstof

 

Samenstelling van de te verwijderen huishoudelijke afvalstoffen, als resultaat van een sorteeranalyse

 

Totaal vrijkomende hoeveelheid per huishoudelijke afvalstof en gescheiden ingezameld deel (inzamelrespons)

Inzamel- en verwerkingskosten en opbrengsten per huishoudelijke afvalstof

Inzamelkosten per huishoudelijke afvalstof

 

Transportkosten

 

Overslagkosten

 

Verwerkingskosten c.q. opbrengsten

 

Overige kosten

Flankerende maatregelen

Motiverende maatregelen voor burgers

 

Communicatie-inspanning voor burgers

 

Tarievenstructuur

 

Regelgeving afvalscheiding

 

Controle/handhaving afvalscheiding

Achtergrondkenmerken

Bebouwingstype, tuingrootte, bevolkingssamenstelling op basis van nationaliteit, gezinssamenstelling

Kennis, houding, gedrag, behoeften en suggesties van burgers met betrekking tot afvalscheiding en afvalpreventie

Bewonersonderzoek, gebaseerd op in elk geval een representatieve schriftelijke of telefonische enquête

Bijlage II behorende bij artikel 1, eerste lid, onder i en t

Specificatie van de onderdelen van een nulmeting zwerfafval

Onderdeel

Subonderdelen of methode

Gemeentelijk beleid en organisatie huidige situatie

Uitgangspunten, doelstellingen en ambitieniveau

 

Geïmplementeerd beleid

 

Huidige organisatie, verantwoordelijkheden en coördinatie

Huidige aanpak inzake voorzieningen, beheer, communicatie, handhaving en monitoring

Voorzieningen in en beheer van de openbare ruimte

 

Werkprocessen

 

Communicatie en educatie

 

Regelgeving, controle en handhaving

 

Monitoring

Kostenoverzicht inclusief kosten van derden

Kosten beheer van de openbare ruimte

 

Kosten seizoensgebonden en incidentele activiteiten

 

Kosten voorzieningen in de openbare ruimte

 

Kosten communicatie

 

Kosten regelgeving en handhaving

Inventarisatie per type gebied

Mate en aard van de vervuiling per gebied, vastgelegd volgens de CROW-publicatie: ‘Afrekenen met zwerfafval’ of in een andere eenduidige norm voor de schoonheid of kwaliteit

Inventarisatie waardering en suggesties burgers en bedrijven

Peiling onder burgers en bedrijven

Klachtenregistratie

Bijlage III behorende bij artikel 1, eerste lid, onder j

Specificatie van de onderdelen van een plan van aanpak zwerfafval

Onderdeel

Subonderdelen of methode

Analyse op basis van de nulmeting

Bronnen en oorzaken

Doelgroepen en aandachtsgebieden

Verbeterpunten in de aanpak

‘Nieuw’ beleid

Uitgangspunten

 

Ambitieniveau en doelstellingen

Uitvoeringsplan

Strategie en maatregelen gebaseerd op de analyse en het geformuleerde nieuwe beleid met betrekking tot:

 

Organisatie

 

Voorzieningen

 

Communicatie

 

Participatie burgers

 

Participatie bedrijven

 

Beheer

 

Handhaving

 

Monitoring

 

Planning (jaarplan van activiteiten)

 

Begrote kosten

 

Samenwerking met derden

 

Wijze en tijdstip van het meten van effecten van uitgevoerde maatregelen.

Bijlage IV behorende bij artikel 7, tweede en vijfde lid

Specificatie van de maximale subsidie en maximale bijdrage van Nederland Schoon voor basisprojecten zwerfafval en plusprojecten zwerfafval (per module) voor gemeenten

Stedelijkheidsklasse

Subsidie VROM, tot een maximum van

Bijdrage Nederland Schoon, tot een maximum van

Maximale

bijdrage

1

€ 17.400,00

€ 12.600,00

€ 30.000,00

2

€ 14.500,00

€ 10.500,00

€ 25.000,00

3

€ 11.600,00

€ 8.400,00

€ 20.000,00

4

€ 8.700,00

€ 6.300,00

€ 15.000,00

5

€ 5.800,00

€ 4.200,00

€ 10.000,00

Bijlage V behorende bij artikel 7, derde en zesde lid

Specificatie van de maximale subsidie en maximale bijdrage van Nederland Schoon voor basisprojecten zwerfafval en plusprojecten zwerfafval (per module) voor stadsdelen

Inwonertal stadsdeel, per 1 januari 2006

Subsidie VROM, tot een maximum van

Bijdrage Nederland Schoon, tot een maximum van:

Maximale bijdrage

> 95.000

€ 17.400,00

€ 12.600,00

€ 30.000,00

55.000–95.000

€ 14.500,00

€ 10.500,00

€ 25.000,00

25.000–55.000

€ 11.600,00

€ 8.400,00

€ 20.000,00

15.000–25.000

€ 8.700,00

€ 6.300,00

€ 15.000,00

< 15.000

€ 5.800,00

€ 4.200,00

€ 10.000,00

Toelichting

§ 1. Algemeen

Als gevolg van de economische groei, is de druk op het milieu in de afgelopen jaren toegenomen. Het aanbod aan afvalstoffen waarvoor geen verbrandingscapaciteit bestaat, is nog steeds aanzienlijk en leidt tot het storten van een forse hoeveelheid afvalstoffen. Preventie en scheiding, van huishoudelijke afvalstoffen, zijn de primaire aangrijpingspunten om het aanbod aan te verwijderen afvalstoffen (verbranden of storten) terug te dringen. In het Landelijk Afvalbeheerplan 2002–2012 is het daarvoor uit te voeren beleid weergegeven.

Zwerfafval is voor vrijwel iedereen een grote bron van ergernis en staat daarom hoog op de politieke agenda. Om een impuls te geven aan het voorkomen en verminderen van zwerfafval is het onderwerp zwerfafval onderdeel van deze regeling. Namens de zijde van het bedrijfsleven heeft de Stichting Nederland Schoon aangegeven zich hierbij aan te sluiten. Gemeenten worden hiermee ook op dit punt ondersteund. Voor 2006 is voor het onderwerp huishoudelijke afvalstoffen € 1.919.047,– beschikbaar. Voor zwerfafval is een bedrag van € 1.380.953,– beschikbaar, waar de Stichting Nederland Schoon € 1.000.000,– aan toevoegt namens de stichting Ecoverpakkingen. Voor gemeenten is voor genoemde onderwerpen derhalve in totaal € 4.300.000,– beschikbaar. Voor huishoudelijke afvalstoffen is de ondersteuning bedoeld om maatregelen te nemen om het niveau van afvalscheiding en afvalpreventie door burgers te verhogen. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het verlagen van de milieudruk, veroorzaakt door het verwijderen (verbranden of storten) van huishoudelijke afvalstoffen. Voor zwerfafval is de ondersteuning bedoeld voor het opstellen en het bestuurlijk vaststellen van een plan van aanpak en de uitvoering van maatregelen tot het voorkomen of zo veel mogelijk verminderen van zwerfafval.

De Subsidieregeling aanpak milieudrukvermindering 2006 (SAM 2006) betreft een voortzetting van de regelingen van 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005. In paragraaf 2 wordt ingegaan op de achtergrond en de inhoud van de regeling. Paragraaf 3 betreft een toelichting per artikel op de verschillende soorten subsidiabele projecten en de procedure voor een aanvraag tot subsidieverlening.

De belangrijkste wijzigingen voor 2006 ten opzichte van de regeling voor 2005 zijn de volgende. In 2006 is het niet meer mogelijk subsidie aan te vragen voor projecten met betrekking tot de verruimde reikwijdte (de in artikel 1.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer genoemde aspecten van de bescherming van het milieu).

Het budget voor het onderdeel huishoudelijke afvalstoffen is van € 2.338.000,– teruggebracht tot € 1,9 miljoen. Verder is de subsidie voor basisprojecten huishoudelijk afval afgeschaft. Er is vijf jaar lang de gelegenheid geboden om beleid en uitvoeringsplannen voor dit onderwerp te formuleren. De focus ligt nu op het daadwerkelijk uitvoeren van maatregelen. Voor zwerfafvalprojecten is het budget verhoogd van € 1 miljoen naar € 1,4 miljoen.

Op basis van de ervaringen in het afgelopen jaar is de maximale looptijd voor plusprojecten huishoudelijk afval teruggebracht van drie naar twee jaar en de maximale looptijd voor basisprojecten zwerfafval is verlengd naar één jaar.

Nieuw zijn de integrale plusprojecten zwerfafval, waarbij maximaal drie modules gekozen kunnen worden uit acht verschillende modules. Het betreft de modules beheer, voorzieningen, handhaving, communicatie, organisatie, participatie burgers, participatie bedrijven en monitoring. De module monitoring is hierbij een verplichte module. Een project kan dus maximaal bestaan uit vier modules. Bij de keuze van de modules is van belang dat de gekozen modules aansluiten bij de analyse van de huidige situatie en het ambitieniveau. In een betreffende module kunnen alle activiteiten worden ondergebracht die betrekking hebben op dat aspect. In de module handhaving kan bijvoorbeeld als onderdeel van de totale invulling ‘communicatie naar de burgers over het handhavingsbeleid’ opgenomen worden. In het project dient verder voorzien te zijn in een evaluatie waarbij minimaal een effectmeting wordt uitgevoerd van de in het project uitgevoerde maatregelen. De maximale looptijd voor plusprojecten zwerfafval is twee jaar.

Ook wanneer er deelgenomen is aan de plusprojecten zwerfafval ‘Afvalbakken’ en ‘Handhaving’ is het mogelijk in 2006 een plusproject zwerfafval aan te vragen. Daarbij dient het nieuwe project wel weer nieuw en additioneel te zijn ten opzichte van de huidige situatie. Ook dienen de eerdere plusprojecten dan inhoudelijk afgerond te zijn. Tevens is het nu voor autonome stadsdelen van gemeenten mogelijk om subsidie voor het aanpakken van zwerfafval aan te vragen.

Bij een aanvraag tot subsidieverlening moeten de desbetreffende bepalingen van hoofdstuk 15 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieusubsidies in acht worden genomen. Op grond van deze wet en dat besluit is een aantal bepalingen rechtstreeks van toepassing op de aanvrager dan wel de verkrijger van subsidie. Dit geldt onder meer ingeval van cumulatie van subsidies, de wijze waarop gemeenten hun administratie moeten inrichten en de voorwaarden waaraan een aanvraag tot subsidievaststelling moet voldoen. SenterNovem is belast met de uitvoering van de regeling.

§ 2. Verband met onderliggende programma’s

Huishoudelijke afvalstoffen

Het Afval Overleg Orgaan (AOO) heeft op 25 januari 2001 het ‘Stimuleringsprogramma afvalscheiding en afvalpreventie van huishoudelijk afval’ vastgesteld. Het programma wordt beheerd door SenterNovem en wordt door middel van het vaststellen van een jaarprogramma elk jaar geactualiseerd. Een belangrijk onderdeel van het programma is de onderhavige regeling, die beoogt gemeenten en samenwerkingsverbanden financieel te ondersteunen bij het bevorderen van afvalscheiding en afvalpreventie van huishoudelijke afvalstoffen voor de componenten groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval en grove huishoudelijke afvalstoffen. De ondersteuning vindt plaats door het beschikbaar stellen van subsidie voor uit te voeren plusprojecten huishoudelijke afvalstoffen.

Zwerfafval

De laatste jaren is het ‘Stimuleringsprogramma afvalscheiding en afvalpreventie van huishoudelijk afval’ uitgebreid met projecten op het gebied van zwerfafval. Het onderdeel zwerfafval is in omvang gegroeid en wordt in 2006 uitgevoerd als het ‘Programma aanpakken zwerfafval’. Hierbij vindt afstemming plaats met de Stichting Nederland Schoon en de NVRD via de ‘Uitvoeringsagenda zwerfafval’. Het programma wordt beheerd door SenterNovem en wordt door middel van het vaststellen van een jaarprogramma elk jaar geactualiseerd. Een belangrijk onderdeel van het programma is de onderhavige regeling, die beoogt gemeenten en samenwerkingsverbanden financieel te ondersteunen bij de aanpak van zwerfafval.

§ 3. Artikelsgewijs

Artikel 1 en bijlagen II en III (Definities)

In artikel 1, eerste lid, onder c, is aangegeven dat onder afvalpreventie onder meer is begrepen ‘interne nuttige toepassing’. Daarmee wordt bedoeld het toepassen van afvalstoffen binnen het huishouden waar zij zijn ontstaan. In het tweede lid zijn de huishoudelijke afvalstoffen benoemd waar de regeling betrekking op heeft. Een daarvan is grove huishoudelijke afvalstoffen. Daaronder worden verstaan grove delen van huishoudelijke afvalstoffen zoals groot wit- en bruingoed (koelkasten, tv’s), meubilair, grof tuinafval en ‘huishoudelijk’ bouw- en sloopafval. Door grove huishoudelijke afvalstoffen terecht te laten komen in een tweedehands circuit dan wel deze te selecteren voor vormen van nuttige toepassing, wordt een bijdrage geleverd aan het verminderen van de hoeveelheid te verwijderen afvalstoffen.

In onderdeel g, de aanhef, is aangegeven dat een plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen betrekking moet hebben op feitelijk voorgenomen maatregelen. Uit de beschrijving van maatregelen moet blijken wat er wordt ondernomen, wie het uitvoert, wanneer en tegen welke kosten dat zal geschieden. Deze eisen gelden voor een plan van aanpak dat behoort bij een plusproject huishoudelijke afvalstoffen.

Onder zwerfafval wordt volgens de Van Dale verstaan: zwerfafval, zwerfvuil (het), rondslingerend afval van particuliere herkomst, achteloos weggegooide verpakkingen, e.d.. In artikel 1 is zwerfafval niet gedefinieerd, met het oog op de uitvoering van deze regeling kan worden volstaan met een verwijzing naar het spraakgebruik. In onderdeel j, de aanhef, is aangegeven dat een plan van aanpak zwerfafval betrekking moet hebben op beleid en feitelijk voorgenomen maatregelen. Uit de beschrijving van de maatregelen moet blijken wat er wordt ondernomen, wie het uitvoert, wanneer en tegen welke kosten dat zal geschieden. Deze eisen gelden voor een plan van aanpak dat behoort bij een plusproject huishoudelijk afval. In onderdeel l wordt verwezen naar het uitvoeren van maatregelen ondergebracht in diverse te onderscheiden modules. De uit te voeren maatregelen in onderdeel m ‘module voorzieningen zwerfafval’ hebben betrekking op de aanschaf en plaatsing van de afvalbakken in de openbare ruimte. Bij de voorbereiding en de daadwerkelijke uitvoering van de maatregelen dient gebruikt te worden gemaakt van de leidraad ‘Afvalbakken in de openbare ruimte’ van CROW en Nederland Schoon. Hierin zijn richtlijnen opgenomen ten aanzien van vormgeving, plaatsing, lediging en onderhoud van de afvalbakken in de openbare ruimte. Ook communicatie over de plaatsing van afvalbakken in de openbare ruimte kan als onderdeel van het project worden opgenomen. De uit te voeren maatregelen in onderdeel n ‘module handhaving zwerfafval’ dienen betrekking te hebben op preventieve en repressieve handhavingsmaatregelen ten behoeve van het voorkomen van zwerfafval. Bij de voorbereiding en de daadwerkelijke uitvoering van de maatregelen dient gebruik te worden gemaakt van de ‘Routeplanner handhaven op zwerfafval’ van SenterNovem. De routeplanner wijst gemeenten de weg bij het ontwikkelen en uitvoeren van een eigen gemeentelijke handhavingsaanpak. Inzet van handhavingsuren voor de aanpak van zwerfafval (bijzondere opsporingsambtenaren of bijvoorbeeld de inzet van derden, zoals de politie) en preventieve activiteiten, voorafgaand aan de repressieve handhaving, zijn subsidiabel. Onder preventieve maatregelen wordt bijvoorbeeld communicatie verstaan over regels en boetes met betrekking tot zwerfafval. De uit te voeren maatregelen in onderdeel o ‘module beheer zwerfafval’ hebben betrekking op de stapsgewijze implementatie van reiniging op basis van het gewenste straatbeeld uitgedrukt in een vastgestelde norm voor de schoonheid. Veel uitvoeringsorganisaties op het gebied van straatreiniging – overwegend gemeenten – hanteren een frequentiemethodiek voor het reinigen van de openbare ruimte. Bij de traditionele frequentie-gestuurde reinigingsmethodiek wordt standaardmatig en tijdsgebonden gereinigd. Een effectiever en flexibeler alternatief voor een frequentiemethodiek is reiniging op basis van het gewenste straatbeeld. Het gewenste straatbeeld is hierbij uitgedrukt in een bepaalde norm voor de schoonheid. Deze methodiek wordt uitgebreid beschreven in de publicatie ‘Afrekenen met zwerfafval’ van CROW en Nederland Schoon. De aanpak van zwerfafval vindt vaak versnipperd plaats binnen gemeenten. Vaak zijn ook de verantwoordelijkheden onvoldoende vastgelegd. Dit geeft problemen in de aansturing van de aanpak van zwerfafval. De uit te voeren maatregelen in onderdeel p module organisatie zwerfafval hebben betrekking op de implementatie van maatregelen om te komen tot verbeterde sturingsmogelijkheden van de bij het beleid en de uitvoering betrokken onderdelen van de organisatie. Het betreft bijvoorbeeld het aanstellen van een aanspreekpunt en verantwoordelijke persoon binnen de gemeente ten behoeve van de aanpak van zwerfafval of het doorvoeren van verbeteringen in de afstemming tussen binnen de gemeente betrokken afdelingen of contractvorming met externe partijen bij de aanpak van zwerfafval. De uit te voeren maatregelen in onderdeel q ‘module communicatie zwerfafval’ hebben betrekking op de uitvoering van communicatiebeleid gericht op gedragsbeïnvloeding van de burger ten aanzien van zwerfafval. Communicatie is een essentieel instrument in de zwerfafvalaanpak en dan vooral met betrekking tot gedragsbeïnvloeding van burgers. Bij de voorbereiding en de daadwerkelijke uitvoering van de maatregelen dient gebruik te worden gemaakt van de ‘Communicatiewijzer zwerfafval’ van SenterNovem.

Burgers kunnen actief participeren in de aanpak van zwerfafval. Dit bevordert het draagvlak voor de gemeentelijke aanpak en stimuleert gedragsverandering bij burgers. De uit te voeren maatregelen in onderdeel r ‘module participatie burgers zwerfafval’ hebben betrekking op het in samenwerking met burgers uitvoeren van gestructureerde en op herhaling gerichte projecten ten behoeve van de aanpak van zwerfafval. Het betreft bijvoorbeeld scholenprojecten, de adoptie van afvalbakken of het schoonhouden van straten door burgers of het gezamenlijk schouwen van de openbare ruimte. Voor de aanpak kan gebruik gemaakt worden van de publicatie ‘Samen met burgers zwerfafval aanpakken’ van SenterNovem. Naast burgers kunnen ook bedrijven of instellingen meewerken bij de aanpak van zwerfafval. De uit de voeren maatregelen in onderdeel s ‘module participatie bedrijven zwerfafval’ hebben betrekking op het in samenwerking met bedrijven uitvoeren van gestructureerde en op herhaling gerichte projecten ten behoeve van de aanpak van zwerfafval. Hierbij kan gedacht worden aan het afsluiten van convenanten met daarin afspraken over de aanpak van zwerfafval en het gezamenlijk met bedrijven opruimen en schoonhouden van bedrijventerreinen. De uit te voeren maatregelen in onderdeel t ‘module monitoring zwerfafval’ hebben betrekking op het uitvoeren van monitoring van zwerfafval en de aanpak daarvan. De monitoring dient minimaal te bestaan een inventarisatie per type gebied en een inventarisatie van de waardering en suggesties van burgers en bedrijven conform bijlage II van de regeling. De implementatie van een nieuw monitoringssysteem op het gebied van zwerfafval valt onder deze module. Deze module is een verplicht onderdeel van een plusproject zwerfafval.

Artikel 3, eerste tot en met vierde lid (Voorwaarden plusproject huishoudelijke afvalstoffen)

Gemeenten, die al een goed inzicht hebben in hun huidige situatie en willen overgaan tot het uitvoeren van activiteiten voor een verdergaande optimalisatie van gescheiden inzameling en preventie, kunnen subsidie aanvragen voor een daarop gericht plusproject. Om daarvoor in aanmerking te komen, dient een aanvragende gemeente, of samenwerkingsverband te beschikken over een plan van aanpak.

Het plan van aanpak dient gebaseerd te zijn op informatie over de situatie in het betreffende gebied, in elk geval de informatie die is verkregen uit een nulmeting huishoudelijke afvalstoffen. Ook dient in het plan aandacht besteed te zijn aan de onderdelen zoals die genoemd zijn in ‘plan van aanpak huishoudelijke afvalstoffen’. Voorop staat dat een kenbare bijdrage wordt geleverd aan het terugdringen van de hoeveelheid te verwijderen afvalstoffen.

Als bijzondere voorwaarde voor een plusproject geldt dat wordt voorzien in een sorteeranalyse aan het einde van het project. Om het succes van de maatregelen te evalueren en te delen met anderen wordt geadviseerd deel te nemen aan de gemeentelijke benchmark afvalscheiding (www.uitvoeringafvalbeheer.nl). Dit instrument biedt steeds meer gemeentes de gelegenheid inzicht te krijgen in hun situatie in vergelijking met andere gemeentes. Met de sorteeranalyse en benchmark wordt inzicht verkregen in de effecten van de uitgevoerde maatregelen per gemeente en gemeentes onderling. Hiermee is tevens aangegeven dat monitoring van resultaten van groot belang wordt geacht.

De activiteiten van een plusproject moeten nieuw en additioneel zijn ten opzichte van wat er plaatsvindt in de bestaande situatie. Er moet sprake zijn van een wezenlijke verandering en geen sprake zijn van een voortzetting van reeds ingevoerde maatregelen.

In het tweede lid, onderdeel a, is bepaald dat de resultaten van een nulmeting huishoudelijke afvalstoffen niet ouder mogen zijn dan drie jaar. Het eerste lid, onder a, beperkt het aantal keren dat subsidie voor een plusproject kan worden toegekend tot twee. Na uitvoering van tweemaal een plusproject wordt verondersteld dat een gemeente de zaak zodanig op orde heeft dat financiële ondersteuning op grond van deze regeling niet meer nodig is.

Artikel 3, vijfde lid (Voorwaarden basisproject zwerfafval)

Gemeenten die nader inzicht wensen in hun huidige situatie en de mogelijkheden die er zijn om zwerfafval te voorkomen of te verminderen, kunnen een aanvraag tot subsidieverlening indienen voor een basisproject. Onderdeel a van het vijfde lid bepaalt dat voor het uitvoeren van een basisproject zwerfafval maar éénmaal subsidie kan worden verstrekt. Het project dient immers tot het vaststellen van een plan, waarmee gedurende langere tijd op een structurele wijze het voorkomen en verminderen van zwerfafval moet gaan plaatsvinden. Een basisproject zwerfafval start met het doen van een nulmeting zwerfafval, op te stellen aan de hand van bijlage II. Op grond daarvan moet aan de hand van het bepaalde in onderdeel k van artikel 1, eerste lid, en bijlage III, en het beleid een plan van aanpak zwerfafval worden opgesteld en bestuurlijk worden vastgesteld. De elementen die in elk geval bij de nulmeting zwerfafval en het plan van aanpak zwerfafval moeten worden beschreven en uitgewerkt, zijn opgenomen in bijlage II en III. De daarin genoemde onderdelen zijn merendeels ontleend aan de door het AOO uitgebrachte handreiking ‘Aanpak zwerfafval; Een schone taak voor gemeenten’ opgesteld door het Afval Overleg Orgaan, AOO, uitgave 2003-20. Deze handreiking vormt dan ook een belangrijk hulpmiddel bij zowel het uitvoeren van de nulmeting zwerfafval als het opstellen van beleid en het plan van aanpak zwerfafval. Voor het vaststellen van de mate en aard van de vervuiling per gebied is van belang de gezamenlijke publicatie van de Stichting CROW en Nederland Schoon, genaamd ‘Afrekenen met zwerfafval; Een werkmethode om zwerfafval te meten en aan te pakken’ (www.crow.nl). Bij het in kaart brengen van de nulsituatie ten aanzien van de samenhang tussen beleid, organisatie en uitvoering wordt geadviseerd om de Quick-scan gemeentelijke zwerfafvalaanpak van SenterNovem te gebruiken. Dit instrument biedt gemeenten de gelegenheid snel inzicht te krijgen in verbeterstrategieën op dat vlak.

Aan de hand van de onderdelen uit de bijlagen moet een feitelijke uitwerking van de stand van zaken en de voorgenomen activiteiten worden gegeven.

Een basisproject zwerfafval kan betrekking hebben op het geheel of een deel van het grondgebied van de gemeente of het samenwerkingsverband. In de regel ligt het voor de hand dat de nulmeting zwerfafval betrekking heeft op het gehele grondgebied, tenzij op voorhand al vaststaat dat bepaalde gebieden als bijvoorbeeld een industrieterrein geen aandacht behoeven. Bij het vaststellen van het plan van aanpak zwerfafval zal uit de benoemde doelgroepen en aandachtsgebieden, in de handreiking van SenterNovem aangeduid als hotspots, blijken waar de activiteiten zich op zullen concentreren. Na toekenning van de subsidie (subsidieverlening) dient binnen drie maanden met het project te worden gestart en een jaar na toekenning te zijn afgerond.

Voorzover gemeenten bij verordening regels inzake zwerfafval willen stellen, biedt artikel 10.25 van de Wet milieubeheer daarvoor de basis. In de model-afvalstoffenverordening vindt u hoe dit vertaald kan worden in de afvalstoffenverordening (paragraaf 5). Voor meer informatie over het onderwerp zwerfafval kunnen de sites van het ministerie van VROM, SenterNovem en Nederland Schoon worden geraadpleegd (www.vrom.nl/zwerfafval, www.uitvoeringafvalbeheer.nl, www.nederlandschoon.nl).

Artikel 3, zesde tot en met negende lid (Voorwaarden plusproject zwerfafval)

Gemeenten, die al een goed inzicht hebben in hun huidige situatie en willen overgaan tot het uitvoeren van activiteiten op het gebied van handhaving ten aanzien van zwerfafval, kunnen subsidie aanvragen voor een plusproject.

Om voor een plusproject zwerfafval in aanmerking te komen, dient een aanvragende gemeente, stadsdeel of samenwerkingsverband te beschikken over een plan van aanpak zwerfafval. Het plan van aanpak dient gebaseerd te zijn op informatie over de situatie in het betreffende gebied, in elk geval de informatie die is verkregen uit een nulmeting zwerfafval. In het zevende lid, onderdeel a, is bepaald dat de resultaten van een nulmeting zwerfafval niet ouder mogen zijn dan twee jaar.

Bij een plusproject zwerfafval kan volgens onderdeel c van het zesde lid gekozen worden voor maximaal vier modules, waarbij monitoring verplicht gekozen dient te worden. De keuzemogelijkheid maakt het mogelijk om een plusproject te formuleren dat goed aansluit op het vastgestelde plan van aanpak. Als bijzondere voorwaarde voor een plusproject zwerfafval geldt dat wordt voorzien in een evaluatie aan het einde van het project. Hierin dienen minimaal de verrichte inspanningen en het effect daarvan afgezet te worden tegen de resultaten van de nulmeting. De activiteiten van een plusproject moeten nieuw en additioneel zijn ten opzichte van de huidige situatie. Er moet sprake zijn van een wezenlijke verandering en geen sprake zijn van een voortzetting van reeds ingevoerde maatregelen. Het project dient binnen drie maanden na toekenning van de subsidie te worden gestart en twee jaar na toekenning te zijn afgerond.

Artikel 4 (Beoordelingscriteria)

Naast een beoordeling over het bijdragen aan de doelstellingen van de regeling en de kosten in relatie tot de kwaliteit, de resultaten en de wijze van monitoring, moeten de resultaten van een project ook van structurele invloed zijn op de uitvoering van het gemeentelijk milieubeleid. Met ‘kwaliteit’ wordt onder meer bedoeld de aanwezigheid van een projectorganisatie, de verdeling van verantwoordelijkheden en de wijze waarop de uitvoering is gewaarborgd. Zie bijvoorbeeld stap 1 van de door SenterNovem uitgebrachte handreiking voor zwerfafval, waarin deze elementen aan de orde komen. Een basisproject zwerfafval wordt dus mede beoordeeld op de aanwezigheid van een projectorganisatie. Voor plusprojecten huishoudelijke afvalstoffen bevat het tweede lid specifieke aspecten waarop wordt beoordeeld. Het betreft de volledigheid en de actualiteit van de overgelegde gegevens over de situatie in het betreffende gebied en de wijze waarop de voorgenomen maatregelen daarop aansluiten. Belangrijk daarbij is dat het project aansluit op de knelpunten en de kansen zoals die zijn gesignaleerd.

Voor plusprojecten zwerfafval bevat het derde lid specifieke aspecten waarop wordt beoordeeld. Het betreft de volledigheid en de actualiteit van de overgelegde gegevens over de situatie in het betreffende gebied en de wijze waarop de voorgenomen maatregelen daarop aansluiten. Belangrijk daarbij is dat het project aansluit op de knelpunten en de kansen zoals die zijn gesignaleerden het beleid dat is geformuleerd. Daarnaast wordt getoetst op de aanwezigheid van overlap van maatregelen in de te onderscheiden modules.

Artikel 5 (Afwijzingsgronden)

In onderdeel b is aangegeven dat de bijdrage van een project aan de doelstelling van de

regeling niet te gering of onevenwichtig moet zijn. Een voorbeeld hiervan is de keuze van maatregelen gericht op bepaalde fracties in een plusproject huishoudelijk afval. Indien de maatregelen zich niet richten op die fracties waarvoor uit de nulmeting blijkt dat ten aanzien van die fracties de grootste verbeteringen te behalen zijn, draagt een desbetreffend project te weinig bij aan de doelstelling van de regeling.

Artikel 6 (Subsidiabele kosten)

Subsidiabel zijn loonkosten van eigen, direct betrokken personeel (inclusief sociale lasten en pensioenvoorzieningen), kosten van derden en aanschafkosten van in het project te verbruiken materialen en hulpmiddelen. Hierbij geldt een strikte relatie tussen het doel van deze regeling en de subsidiabele kosten. Een aanvragende gemeente, stadsdeel of samenwerkingsverband dient een bedrag van € 34,– per uur verrichte arbeid als loonkosten op te voeren. Dit bedrag is het (geïndexeerde) gemiddelde van de uurtarieven die zijn opgevoerd voor projecten die vielen onder de voorgaande regelingen.

Subsidie kan worden toegekend voor subsidiabele kosten die gemaakt worden vanaf de datum van indiening van de aanvraag. Van subsidiëring zijn uitgezonderd de kosten voor aanschaf en afschrijving van inzamelmiddelen voor huishoudelijke afvalstoffen en hard- en software van registratiesystemen, voor huishoudelijke afvalstoffen en zwerfafval en inzamelvoertuigen of ander materieel voor huishoudelijke afvalstoffen en zwerfafval. De aanschaf en plaatsing van afvalbakken in de openbare ruimte voor zwerfafval zijn dus wel subsidiabel in een betreffend plusproject.

Artikel 7, eerste lid (Hoogte van de subsidie huishoudelijk afval)

Voor een plusproject huishoudelijk afval zijn de subsidiabele kosten gerelateerd aan het inwoneraantal van de aanvragende gemeente. Bepalend daarvoor is het aantal inwoners op 1 januari 2006.

Artikel 7, tweede tot en met zevende lid (Hoogte van de subsidie met betrekking tot zwerfafval)

Zoals in paragraaf 1 is aangegeven, draagt Nederland Schoon bij met € 1.000.000,–. In de tussen SenterNovem en Nederland Schoon gesloten overeenkomst is vastgelegd dat bij subsidieverlening door SenterNovem het op grond van deze regeling toe te kennen bedrag wordt aangevuld ten laste van genoemd bedrag. De verdeling is 58% VROM en 42% Nederland Schoon.

De totale bijdrage (VROM en Nederland Schoon) voor gemeenten voor een basisproject zwerfafval behorend tot stedelijkheidsklasse 1, bedraagt maximaal € 30.000,– en voor gemeenten behorend tot klasse 2, 3, 4 en 5 respectievelijk € 25.000,–, € 20.000,–, € 15.000,– en € 10.000,–. Voor stadsdelen is een koppeling gemaakt met het inwonertal van het stadsdeel. Hiermee wordt aangesloten bij de verschillende stedelijkheidsklassen. Stadsdelen met veel inwoners en naar verwachting een grotere bevolkingsdichtheid krijgen meer subsidie dan stadsdelen met minder inwoners.

De totale bijdrage voor een gemeente voor een plusproject zwerfafval behorend tot stedelijkheidsklasse 1 bedraagt per module maximaal € 30.000,–, en voor gemeenten behorend tot klasse 2, 3, 4 en 5 respectievelijk € 25.000,–, € 20.000,–, € 15.000,– en € 10.000,–. Deze verdeling geldt ook voor stadsdelen naar de indeling in inwonertal. De maximale bijdrage voor een plusproject zwerfafval wordt voor een gemeente met stedelijkheidsklasse 3, die in haar project drie modules heeft ingevuld met maatregelen uit een plan van aanpak, 3 נ€ 20.000,00 = € 60.000,–. In de bijlagen IV en V van de regeling is een tabel opgenomen met de maximaal te verkrijgen subsidies en bijdragen.

De hoogte van subsidie hangt dus af van de stedelijkheidsklasse waar een gemeente toebehoort. De ervaring leert dat de aanwezigheid van zwerfafval in belangrijke mate gerelateerd is aan de bebouwingsdichtheid. Om die reden is ervoor gekozen om stedelijkheidsklassen als verdeelsleutel te hanteren. Het Centraal Bureau voor de Statistiek deelt gemeenten in deze klassen in aan de hand van het aantal adressen per vierkante kilometer. Het aantal inwoners in een gemeente heeft dus geen relatie met de stedelijkheidsklasse waar zij toebehoort. In onderstaande tabel is de indeling in klassen weergegeven. Op www.cbs.nl of www.uitvoeringafvalbeheer.nl kan een gemeente nazien in welke klasse zij valt.

CBS-indeling in Stedelijkheidsklassen:

Stedelijkheidsklasse 1:

zeer stedelijk gebied met meer dan 2500 omgevingsadressen per km2

Stedelijkheidsklasse 2:

sterk stedelijk gebied met 1500–2500 omgevingsadressen per km2

Stedelijkheidsklasse 3:

matig stedelijk gebied met 1000–1500 omgevingsadressen per km2

Stedelijkheidsklasse 4:

weinig stedelijk gebied met 500–1000 omgevingsadressen per km2

Stedelijkheidsklasse 5:

niet stedelijk gebied met minder dan 500 omgevingsadressen per km2

Artikel 8 (Verplichtingen van de subsidieontvanger)

Eenmaal per jaar moet worden gerapporteerd aan de hand van een door SenterNovem vastgesteld model. Daarmee wordt bereikt dat op eenduidige wijze wordt gerapporteerd over de voortgang en de resultaten van projecten. Zeker bij projecten met een lange looptijd zal aan de hand van deze rapportages worden bezien of opgedane ervaringen tussentijds reeds kunnen worden benut. Indien door de aanvrager geen voorschot gevraagd wordt, kan voor de tussentijdse voortgangsrapportage worden volstaan met een inhoudelijke rapportage.

In het eerste lid, onderdeel b, is bepaald dat gemeenten altijd een jaar, maar langer mag ook, moeten meewerken aan aldaar omschreven activiteiten. Gemeenten kunnen daartoe, afhankelijk van het type project, benaderd worden door SenterNovem. Voor de projecten met een looptijd van een jaar is bepaald dat van de ontvanger van subsidie geen voortgangsrapportage zal worden gevraagd.

Artikel 10 (Aanvragen)

De uitvoering van deze regeling zal worden gemandateerd aan SenterNovem. Aanvragen kunnen worden ingediend vóór 6 oktober 2006. Zij worden behandeld in volgorde van binnenkomst op basis van de ontvangstdatum. Als het subsidieplafond door toewijzing van de subsidieaanvragen met dezelfde datum van ontvangst zou worden overschreden, dan komt de onderlinge rangschikking tot stand door middel van loting van de aanvragen van de desbetreffende dag. Loting zal in mandaat namens mij geschieden door SenterNovem in het bijzijn van minimaal een lid van de juridische staf van SenterNovem. Na rangschikking zal het project worden getoetst aan de voorwaarden van de voorliggende regeling. Mocht blijken dat het project niet voldoet aan deze regeling, dan komt de aanvraag die de volgende is in de rangorde aan de beurt. Bij elke aanvraag tot subsidieverlening geldt dat SenterNovem extern advies kan inwinnen.

Artikel 11 (Voorschotten)

Voorschotten worden maximaal eenmaal per jaar uitgekeerd. Deze zijn gekoppeld aan een actueel jaarlijks overzicht van activiteiten (artikel 8, eerste lid, onderdeel a). De bevoorschotting gebeurt op basis van het ingediende liquiditeitsoverzicht (een overzicht van de gewenste tijdstippen en hoogtes van voorschotten). SenterNovem kan hiervan afwijken, indien de rapportage of de voortgang daartoe aanleiding geeft.

De tekst van het programma en het aanvraagformulier zijn verkrijgbaar bij:

SenterNovem, Uitvoering Afvalbeheer

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

tel. 030 - 23 93 493

fax 030 - 23 16 491

of via www.SenterNovem.nl

Voor vragen: helpdesk 030 - 23 93 533

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

Naar boven