Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 maart 2006, nr. HO/BL/2006/8594, houdende de introductie van het Huygens Scholarship Programme (Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4, tweede en derde lid, en 5 van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 10.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Paragraaf 1

Inleidende bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. opleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

c. buitenlandse instelling: instelling voor hoger onderwijs in een ander land dan Nederland;

d. hoger onderwijs: onderwijs op het niveau van het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs in de Bachelor- of Masterfase;

e. student: natuurlijk persoon die hoger onderwijs volgt en niet ouder is dan 35 jaar bij de start van het studiejaar;

f. promovendus: natuurlijk persoon die:

1°. bezig is met een proefschrift;

2°. afkomstig uit Kroatië, Turkije, Roemenië of Bulgarije; en

3°. niet ouder is dan 35 jaar bij de start van het studiejaar;

g. studiejaar: tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar;

h. promotor: hoogleraar die in Nederland een leerstoel bekleedt en als begeleider van een promovendus optreedt;

i. gedragscode: door de Nederlandse instellingen gezamenlijk overeen te komen ‘code of conduct’ over de werving van buitenlandse studenten, bedoeld in de internationaliseringbrief hoger onderwijs ‘Koers op Kwaliteit’ (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 800 VIII, nr. 72, p. 15);

j. Nuffic: Stichting Nuffic, Nederlandse Organisatie voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs, gevestigd te ’s-Gravenhage;

k. leges: kosten die verband houden met een aanvraag van een:

1°. machtiging voorlopig verblijf; en

2°. verblijfsvergunning.

Artikel 2

Doelomschrijving

1. De minister kan projectsubsidie verstrekken aan:

a. studenten uit de gehele wereld met een niet-Nederlandse vooropleiding, voor het volgen van een opleiding;

b. studenten, die een opleiding volgen of aan studenten die aan een opleiding de graad Bachelor of de graad Master hebben verworven, voor het volgen van hoger onderwijs aan een buitenlandse instelling; of

c. promovendi voor het onder begeleiding van een promotor verrichten van promotieonderzoek in Nederland.

2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover:

a. de deelname aan de opleiding, de studie aan een buitenlandse instelling of het promotieonderzoek een tijdvak van tenminste 6 maanden en ten hoogste 24 maanden beslaat; en

b. de gedragscode is ondertekend door de Nederlandse instelling waar:

1°. de student, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gaat studeren;

2°. de student, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is ingeschreven, dan wel de graad Bachelor of de graad Master heeft verworven; of

3°. de promotor aan is verbonden.

3. Verstrekking van subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b, geschiedt onder de voorwaarde dat, voor zover het betreft een opleiding die op grond van overgangsrecht is geaccrediteerd, de kwaliteit eerder op basis van artikel 1.18 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld.

4. Verstrekking van subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geschiedt onder de voorwaarde dat de student een verblijfsvergunning verkrijgt.

Artikel 3

Vaststelling subsidieplafond

1. Het subsidieplafond voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling bedraagt maximaal € 5.000.000 per kalenderjaar.

2. Het subsidieplafond voor subsidieverstrekking aan studenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt, met betrekking tot de studie Neerlandistiek, € 130.000 per kalenderjaar.

3. Het subsidieplafond voor subsidieverstrekking aan studenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt € 1.000.000 per kalenderjaar.

4. Het subsidieplafond voor subsidieverstrekking aan promovendi bedraagt € 500.000 per kalenderjaar.

5. Indien een van de subsidieplafonds, genoemd in het tweede, derde en vierde lid, niet wordt bereikt, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan de overige subsidieplafonds.

Paragraaf 2

Subsidieverstrekking

Artikel 4

Subsidieaanvraag

1. Subsidie wordt op aanvraag verstrekt.

2. De subsidieaanvraag wordt ingediend op een formulier, waarvan het model als bijlage bij deze regeling is gevoegd.

3. De subsidieaanvraag van een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, gaat vergezeld van een:

a. opgave van het bedrag dat de ontvangende Nederlandse instelling de student in rekening brengt als collegegeld;

b. aanbevelingsbrief van de ontvangende Nederlandse instelling;

c. overzicht van het voorgenomen studieprogramma; en

d. verklaring van de ontvangende Nederlandse instelling dat deze:

1°. het subsidiebedrag, verminderd met het door de student verschuldigde collegegeld, aan de student overmaakt, nadat de instelling het subsidiebedrag heeft ontvangen van de Nuffic, met dien verstande dat overmaking van het gedeelte van het bedrag dat ziet op de tegemoetkomingen in de kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c en e, in maandelijkse gedeelten geschiedt;

2°. na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet, aan de Nuffic een overzicht van alle de door de student behaalde studieresultaten verstrekt; en

3°. de Nuffic onverwijld schriftelijk informeert, indien de activiteiten, waarvoor op grond van deze regeling subsidie kan worden verstrekt, niet of niet geheel zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig zijn beëindigd.

4. De subsidieaanvraag van een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, gaat vergezeld van een:

a. opgave van het bedrag dat de buitenlandse instelling de student in rekening brengt als collegegeld;

b. afschrift van een ingevuld en ondertekend inschrijvingsformulier van de buitenlandse instelling;

c. aanbevelingsbrief van de Nederlandse instelling waar de student is ingeschreven, dan wel de graad Bachelor of de graad Master heeft verworven; en

d. overzicht van het voorgenomen studieprogramma.

5. De subsidieaanvraag van een promovendus gaat vergezeld van een:

a. aanbevelingsbrief van de promotor, waarbij is gevoegd een door de:

1°. promovendus en promotor ondertekend Opleidings- en Begeleidingsplan; of

2°. promotor blijkens ondertekening goedgekeurd onderzoeksvoorstel; en

b. verklaring van de instelling waaraan de promotor is verbonden, dat deze:

1°. het subsidiebedrag aan de promovendus overmaakt, nadat de instelling het subsidiebedrag heeft ontvangen van de Nuffic, met dien verstande dat overmaking van het gedeelte van bedrag dat ziet op de tegemoetkomingen in de kosten, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b en d, in maandelijkse gedeelten geschiedt;

2°. na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet, een door de promotor en de promovendus ondertekende evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, opstelt en op verzoek van de minister aan de Nuffic verstrekt; en

3°. de Nuffic onverwijld schriftelijk informeert, indien de activiteiten, waarvoor op grond van deze regeling subsidie kan worden verstrekt, niet of niet geheel zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig zijn beëindigd.

6. De subsidieaanvraag gaat in alle gevallen vergezeld van een door de subsidieaanvrager opgestelde begroting. De begroting bevat een opgave van het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd.

Artikel 5

Subsidiebedrag per student of promovendus

1. Het subsidiebedrag voor de student, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt de som van een door de minister te bepalen bedrag als tegemoetkoming in:

a. het collegegeld dat de student aan de instelling verschuldigd is;

b. de eenmalige reiskosten van en naar het land van herkomst;

c. de kosten voor levensonderhoud;

d. de leges die de student verschuldigd is; en

e. de kosten voor de ziektekostenverzekering die de student moet afsluiten.

2. Het subsidiebedrag voor de student, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt de som van een door de minister te bepalen bedrag als tegemoetkoming in:

a. het collegegeld dat de student aan de buitenlandse instelling verschuldigd is;

b. de eenmalige reiskosten van en naar het land van vestiging van de buitenlandse instelling;

c. de kosten voor levensonderhoud; en

d. de leges die de student verschuldigd is.

3. Het subsidiebedrag voor een promovendus bedraagt de som van een door de minister te bepalen bedrag als tegemoetkoming in de:

a. eenmalige reiskosten van en naar het land van herkomst;

b. kosten voor levensonderhoud;

c. leges die de promovendus verschuldigd is;

d. kosten voor de ziektekostenverzekering die de promovendus moet afsluiten; en

e. in het onderzoeksvoorstel geraamde kosten voor het uitvoeren van het promotieonderzoek.

Artikel 6

Indiening subsidieaanvraag

1. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend tot en met 31 januari voorafgaand aan het studiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

2. Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij de Nuffic.

Artikel 7

Beslissing op subsidieaanvraag

1. De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op de subsidieaanvragen op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.

2. De minister beslist uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het studiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft, op de subsidieaanvraag.

Artikel 8

Beoordelingscommissie

1. Er is een beoordelingscommissie die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

2. De commissie bestaat uit een voorzitter en zestien andere leden, die deskundig zijn op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

3. De voorzitter en de andere leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste twee jaar benoemd. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.

4. De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.

5. In het secretariaat van de commissie wordt door de minister voorzien.

Artikel 9

Uitbetaling van de subsidie

a. Indien de minister positief beslist op de subsidieaanvraag van een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, of op de subsidieaanvraag van een promovendus, betaalt de Nuffic de subsidie aan de instelling, die de verklaring, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel d, onderscheidenlijk artikel 4, vijfde lid, onderdeel b, heeft afgegeven.

b. Indien de minister positief beslist op de subsidieaanvraag van een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, betaalt de Nuffic de subsidie aan de student.

Artikel 10

Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

1. Subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

2. In geval van het niet vervullen van de in het eerste lid bedoelde voorwaarde worden de op grond van deze regeling verstrekte subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verstrekt en van de hoogte van de verstrekte subsidiebedragen.

Paragraaf 3

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 11

Informatieplicht

1. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop zijn gericht de minister inlichtingen te verschaffen voor de ontwikkeling en monitoring van het beleid dat tot doel heeft het binnenhalen, behouden, uitzenden en ontwikkelen van toptalent.

2. De subsidieontvanger informeert de Nuffic onverwijld schriftelijk, indien de activiteiten niet of niet geheel worden gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig worden beëindigd.

3. Een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, dient binnen drie maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet een gewaarmerkte cijferlijst van de buitenlandse instelling in bij de Nuffic.

4. Een promovendus dient binnen drie maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet een evaluatie van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel b, onder 2°, in bij de Nuffic.

Paragraaf 4

Uitvoering door de Nuffic

Artikel 12

Mandaatverlening

Aan de Nuffic wordt in het kader van deze regeling mandaat verleend om:

a. de subsidiegelden te beheren en uit te betalen;

b. besluiten te nemen over subsidieverstrekking op grond van deze regeling; en

c. het onderzoek, bedoeld in artikel 11, eerste lid, te verrichten.

Artikel 13

Onkostenvergoeding Nuffic

1. Voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 12, ontvangt de Nuffic jaarlijks een vergoeding.

2. De minister stelt jaarlijks vóór 15 november de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, vast voor het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 14

Voorwaarden uitvoering door de Nuffic

De Nuffic voert een dusdanige administratie dat op basis van een accountantscontrole snelle, eenduidige uitspraken kunnen worden gedaan over de rechtmatigheid van de ten laste van deze subsidie gebrachte uitgaven.

Artikel 15

Informatieplicht Nuffic

1. De Nuffic verschaft de minister desgevraagd en uit eigen beweging informatie betreffende de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 12.

2. De Nuffic verleent de minister volledige inzage in boeken en bescheiden, voor zover deze met de uitvoering van de regeling te maken hebben.

3. De minister kan aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop de informatieverstrekking, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt.

Artikel 16

Rekening en verantwoording Nuffic

1. De Nuffic legt aan de minister jaarlijks rekening en verantwoording af over de uitgaven en inkomsten die aan de taken, bedoeld in artikel 12, zijn verbonden.

2. Het afleggen van rekening en verantwoording geschiedt in de vorm van een inhoudelijk en een financieel verslag. Het financiële verslag wordt voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de accountant tevens een uitspraak doet over de rechtmatigheid van de gemaakte uitgaven.

3. Het inhoudelijke verslag over het studiejaar ontvangt de minister van de Nuffic jaarlijks vóór 1 april volgend op het studiejaar waarin subsidieverstrekking heeft plaatsgevonden. Hierbij zal ook het financiële verslag over het kalenderjaar worden opgenomen.

4. De minister ontvangt uiterlijk op 1 april 2009 een verslag van de Nuffic omtrent de uitvoering en de werking van deze regeling.

Paragraaf 5

Subsidieverstrekking in het studiejaar dat in 2006 aanvangt

Artikel 17

Afwijkend subsidieplafond en afwijkende termijnen

In afwijking van:

a. artikel 3, eerste lid, bedraagt het subsidieplafond € 4.650.000 voor het kalenderjaar 2006;

b. artikel 6, eerste lid, kan een subsidieaanvraag die betrekking heeft op het studiejaar dat in 2006 aanvangt, worden ingediend tot en met 28 februari 2006; en

c. artikel 7, tweede lid, beslist de minister uiterlijk op 1 juni 2006 op een subsidieaanvraag die betrekking heeft op het studiejaar dat in 2006 aanvangt.

Paragraaf 6

Slotbepalingen

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 februari 2006.

Artikel 19

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag en die bekend wordt gemaakt op de internetsite www.nuffic.nl.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Rutte.

Toelichting

Algemeen

Achtergrond

Een krachtig beleid om de internationalisering van het Nederlandse hoger onderwijs in brede zin te bevorderen is van belang om een bijdrage te leveren aan de uitbouw van de kennissamenleving in ons land. Mobiliteit van studenten en onderzoekers speelt hierbij een belangrijke rol. De uitgaande mobiliteit is nodig om excellente Nederlandse studenten voor te bereiden op het functioneren in de geïnternationaliseerde kennismaatschappij en om bij de Nederlandse studenten binnen het hoger onderwijs voldoende internationale oriëntering te behouden en verder te ontwikkelen.

Zoals in de Internationaliseringsbrief hoger onderwijs Koers op Kwaliteit (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 800 VIII, nr. 72) is aangegeven, is het nodig hierbij vooral de kwaliteit voorop te stellen. De overheid zet daarvoor een nieuw beurzenprogramma in, genaamd het Huygens Scholarship Programme, waarvoor vijf miljoen euro wordt uitgetrokken op jaarbasis. Met het Huygens Scholarship Programme wordt er vormgegeven aan een geïntegreerd kaderprogramma van beurzen voor inkomende en uitgaande studenten, dat in de plaats komt van de huidige Nederlandse mobiliteitsprogramma’s van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, te weten het Huygensprogramma, het Talentenprogramma en DELTA. (De Overgangsregeling beurzenprogramma DELTA geldt overigens nog tot september 2007).

Binnen het Huygens Scholarship Programme zal voor de verstrekking van subsidie aan uitstromende en instromende studenten de naam ‘HSP Talentenprogramma’ onderscheidenlijk ‘HSP Huygensprogramma’ worden gehanteerd. Subsidieverstrekking aan inkomende promovendi valt eveneens onder de naam ‘HSP Huygensprogramma’. De reden voor de verwijzing naar het Huygensprogramma en het Talentenprogramma is gelegen in de status en de goede naamsbekendheid, die beide programma’s in de loop der tijd hebben verkregen. De naam ‘Huygens’ in het overkoepelende naam Huygens Scholarship Programme staat symbool voor de Nederlandse wetenschappelijke traditie, de historische rol van Nederland op het gebied van toonaangevende uitvindingen en internationaal academisch aanzien. Het Huygens Scholarship Programme is zodanig gestructureerd dat eventuele toekomstige veranderingen in het beleid flexibel binnen de kaderstellende opzet aangepast kunnen worden, zonder dat het hele stelsel ingrijpend gewijzigd hoeft te worden. Het programma treedt per ingang van het academisch jaar 2006/2007 in werking.

Doel

Het doel van deze regeling is het aantrekken van topstudenten uit het buitenland voor het volgen van hoger onderwijs in Nederland en het tijdelijk uitzenden van topstudenten uit Nederland voor het volgen van hoger onderwijs in het buitenland. Het Huygens Scholarship Programme is mondiaal gericht en toegankelijk voor studenten uit alle landen van de wereld. Het gaat om talentvolle kandidaten op het niveau van Bachelor- en Masteropleidingen. Daarnaast kent het een gedeelte voor promovendi, dat openstaat voor onderdanen van de vier kandidaat-lidstaten van de Europese Unie (Roemenië, Kroatië, Roemenië en Turkije). Het Huygens Scholarship Programme is er voor alle opleidingen die in het Croho zijn opgenomen, voor zover zij zijn geaccrediteerd, op basis van de toets nieuwe opleiding, accreditatie door de NVAO, of een overgangsrechtelijke accreditatie, mist is voldaan aan art. 1.18 WHW. Summerschools en vergelijkbare opleidingen, die niet zijn opgenomen in het Croho, vallen buiten het bereik van het Huygens Scholarship Programme.

Beoogd wordt om met de beurzen daadwerkelijk concurrerend te zijn op de wereldmarkt voor hoger onderwijs, om te voorkomen dat geselecteerde kandidaten afhaken vanwege de geboden beurshoogte en vervolgens elders gaan studeren. Subsidieverstrekking aan buitenlandse studenten in het kader van deze regeling is in principe gericht op het behalen van een graad aan een Nederlandse instelling voor hoger onderwijs, waarbij het doen van onderzoek of het verrichten van een stage als een onderdeel van de studie is toegestaan.

Een beurs kan voor maximaal 24 maanden worden aangevraagd. Voor de bachelorstudenten betekent dit, dat voor hen in beginsel alleen de laatste fase van het onderwijs in aanmerking komt voor subsidieverstrekking. Voor promovendi betekent dit, dat zij aanvullende financiering zullen moeten zoeken, indien zij het gehele promotietraject in Nederland willen afleggen. Voor het doen van een vervolgstudie in het kader van het Huygens Scholarship Programme dient een nieuwe aanvraag gedaan te worden. Het is uitdrukkelijk de bedoeling het volume van de (toegewezen) vervolgaanvragen te monitoren.

Procedure

Aanvragen in het kader van de Regeling Huygens Scholarship Programme dienen uiterlijk 31 januari voorafgaand aan het studiejaar waar de aanvraag betrekking op heeft, bij de Nuffic te worden ingediend. Voor het studiejaar 2006/2007 geldt een aangepaste termijn. Het adres van de Nuffic is:

Kortenaerkade 11, 2518 AX Den Haag

PO box 29777, 2502 LT The Hague, the Netherlands

Tel: +31 (0)70 – 426 02 60

Fax: +31 (0)70 – 426 03 99

E-mail: nuffic@nuffic.nl

WWW: http://www.nuffic.nl

Een buitenlandse student die in Nederland wil studeren en die in aanmerking wil komen voor een beurs dient daartoe een aanvraag in, die onder meer vergezeld gaat van een aanbevelingsbrief (of ‘instellingsakkoord’) van de instelling die de opleiding aanbiedt. De instelling verklaart in deze brief tevens dat zij het van de Nuffic te verkrijgen subsidiebedrag, verminderd met het collegegeld, aan de student over zal maken. Daarnaast verklaart de instelling zich bereid om na afloop van de periode waarop de beurs betrekking heeft, een overzicht van de door de student behaalde resultaten aan de Nuffic te sturen.

Een subsidieaanvraag van een buitenlandse promovendus gaat onder meer vergezeld van een aanbevelingsbrief van de beoogde promotor, waarbij tevens is gevoegd een Opleidings- en Begeleidingsplan of en onderzoeksvoorstel. Ook hier geldt, dat instelling schriftelijk dient te verklaren, dat zij als ontvanger van het subsidiebedrag de betreffende gelden aan de promovendus over zal maken.

Voor studenten die ingeschreven staan bij een Nederlandse instelling en die in het buitenland willen studeren, geldt dat zij onder meer een inschrijvingsformulier van de ontvangende instelling in het buitenland en een aanbevelingsbrief van de Nederlandse instelling moeten overleggen. Wat dit laatste betreft geldt, dat aanvragers die niet meer ingeschreven te staan bij een Nederlandse instelling een aanbevelingsbrief overleggen van de instelling waaraan zij in het verleden de graad Bachelor of Master hebben behaald.

Academische kwaliteit van de aanvragende student of promovendus is het belangrijkste criterium voor toekenning van de beurzen. Over deze kwaliteit adviseert een onafhankelijke commissie de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze commissie bestaat uit een voorzitter en 16 overige leden. Binnen deze commissie houden vier leden zich bezig met de aanvragen van studenten die in Nederland willen studeren. Vier andere leden buigen zich over aanvragen van buitenlandse studenten die in Nederland Neerlandistiek willen studeren. Nog eens vier andere leden richten zich op aanvragen van studenten uit Nederland die in het buitenland willen studeren. De overige vier leden tot slot, adviseren over de academische kwaliteit van de promovendi. De commissie dient alle algemene regels voor advisering in acht te nemen. Zo behoren de adviezen bijvoorbeeld vergezeld te gaan van een deugdelijke motivering en neemt een lid van de commissie niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.

Grondvorm subsidieproces

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormt de basis van het subsidieregime van deze regeling. Daarnaast zijn de bepalingen van de Wet overige OCenW-subsidies (WOOS) relevant. Laatstgenoemde wettelijke regeling vormt een uitwerking van en een aanvulling op de subsidietitel van de Awb. Dat betekent dat zowel de WOOS, als de subsidietitel van de Awb van toepassing zijn op de subsidieverhoudingen die op grond van deze regeling tot stand komen.

Los van deze regeling is het proces van subsidieverstrekking is in beginsel de volgende: eerst wordt een aanvraag tot subsidieverlening ingediend door degene die voor subsidie in aanmerking wil komen. Leidt deze aanvraag tot subsidieverlening, dan wordt een geldbedrag als voorschot beschikbaar gesteld en kunnen de te subsidiëren activiteiten worden verricht – uiteraard binnen het kader van de verplichtingen die bij de subsidieverlening zijn opgelegd. Zijn de activiteiten verricht, dan dient degene aan wie subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Als is vastgesteld dat de activiteit waarvoor de subsidie is bestemd, daadwerkelijk en naar behoren heeft plaatsgevonden, vindt, na een aanvraag daartoe, de formele subsidievaststelling plaats.

De subsidievaststelling is in algemene zin geregeld in de Algemene wet bestuursrecht en de WOOS. Ook bij de subsidievaststelling is dus sprake van een zogenaamde gelaagde uitwerking: de hoofdregels liggen vast in de formele wet (de Awb en de WOOS), terwijl daarnaast in een subsidieregeling (slechts) nadere regels zijn opgenomen.

Onderhavig subsidieregime

Op de hierboven aangegeven grondvorm van het subsidieproces zijn variaties mogelijk. Zo kan subsidievaststelling onder bepaalde omstandigheden ook ambtshalve of vóór het verrichten van de te subsidiëren activiteiten plaatsvinden. In deze regeling is gekozen voor de laatstgenoemde constructie: indien de minister positief beslist op een aanvraag, valt het moment van verlening en vaststelling van de subsidie samen en kan de subsidie zodoende in een en dezelfde beschikking worden verstrekt. Om die reden wordt in deze regeling, daar waar het gaat om het gelijktijdige proces van verlening en vaststelling, telkens gesproken over verstrekking van subsidie. De keuze voor dit regime is in de eerste plaats ingegeven door de behoefte om het proces van subsidievertrekking voor de aanvrager zo eenvoudig mogelijk te houden en deze met zo min mogelijk administratieve lasten te confronteren. Gelet ook op de aard van subsidieverstrekking op grond van deze regeling, kan van de doelgroep immers redelijkerwijs niet worden gevergd dat deze de bescheiden opstelt, die bij een (reguliere) aanvraag tot vaststelling moeten worden ingediend. Zo volgt uit de WOOS, in samenhang bezien met de Awb, dat een aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval een financiële verantwoording en een activiteitenverslag omvat. Het activiteitenverslag dient bovendien de aard en omvang te beschrijven van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend alsmede een vergelijking te bevatten tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op eventuele verschillen daartussen.

Een tweede overweging bij de keuze om verlening en vaststelling te laten samenvallen, ziet op de uitvoering van de regeling. Als alternatief was denkbaar geweest om de vaststelling van de subsidie ambtshalve te laten plaatsvinden. Ook op die manier zou de aanvrager immers administratief niet worden belast. Gelet op de mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte van de minister tot het beslissen over subsidieverstrekking, heeft het echter de voorkeur om het aantal momenten waarop er besluiten worden genomen zo veel mogelijk te beperken.

De systematiek van voorafgaande vaststelling waar deze regeling in voorziet, laat overigens onverlet dat aan de subsidieverstrekking een aantal verantwoordingsvoorwaarden is verbonden. Leeft de subsidieontvanger deze niet na, dan kan de minister besluiten om reeds uitbetaalde subsidiegelden op grond van de subsidiebepalingen in de Awb terug te vorderen. Tot slot zij opgemerkt dat deze regeling geheel los staat van het stelsel van studiefinanciering in het algemeen en van de zogenaamde meeneembare studiefinanciering in het bijzonder.

Artikelsgewijs

Artikel 4

Tweede lid

Het model van het aanvraagformulier ligt ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het is tevens verkrijgbaar via de Nuffic: http://www.nuffic.nl en Afdeling Internationalisering, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, telefoonnummer: 070 – 426 02 60.

Artikel 5

Algemeen

De hoogte van de subsidie wordt vastgesteld voor de gehele subsidieperiode, dus uitdrukkelijk niet per kalender- of studiejaar. Dit betekent dat, indien subsidie voor meer dan een studiejaar wordt verstrekt, de hoogte van het bedrag als tegemoetkoming in, voor zover van toepassing, het collegegeld, de kosten voor levensonderhoud, de kosten voor de ziektekostenverzekering, de leges of de kosten voor het promotieonderzoek dan ook wordt bepaald voor meer dan één studiejaar. De minister kan, indien de begroting die bij de aanvraag vergezeld gaat, daartoe aanleiding geeft, de subsidie overigens op een lager bedrag bepalen dan door de aanvrager is aangevraagd.

Eerste lid, onderdeel c, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, onderdeel b

Kosten voor huisvesting vallen onder de kosten voor levensonderhoud.

Artikel 7

Gelet op artikel 4:43 van de Algemene wet bestuursrecht en het subsidieregime waar deze regeling in voorziet, bevat de beschikking tot subsidievaststelling – in het kader van deze regeling gaat het dan om subsidieverstrekking – een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Artikel 9

Eerste lid

De instellingen treden in het kader van deze regeling niet als subsidieaanvrager. Nadat aan een inkomende student of promovendus subsidie is verstrekt, zal het daarmee gemoeide bedrag echter wel via de instelling aan de aanvrager worden betaald. Voor de subsidieverstrekker vormt dit een redelijke waarborg dat de middelen worden aangewend voor het doel waarvoor deze zijn bestemd. De betalingsverhouding tussen de aanvrager en de instelling wordt daarnaast geregeld door de ten behoeve van de aanvraag opgestelde verklaring van de ontvangende instelling.

Artikel 10

Het begrotingsvoorbehoud houdt in dat op de subsidieverstrekking wijzigingen moeten worden aangebracht als de begrotingswetgever onvoldoende gelden ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 12

De taken in het kader van deze regeling voert de Nuffic uit in de hoedanigheid van uitvoeringsorganisatie. Onder het nemen van besluiten over subsidieverstrekking wordt verstaan het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen (op grond van artikel 4:5 Awb) en de verstrekking, weigering, intrekking en terugvordering van subsidie.

Artikel 17

Onderdeel a

Voor het kalenderjaar 2006 is een lager bedrag beschikbaar in verband met de afwikkeling van nog bestaande beurzenprogramma’s die ten laste gaan van het voor dit programma beschikbare bedrag.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven