Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Limburg-Zuid 2006

Besluit van de Minister van Justitie van 18 mei 2006, nr. 5421882/506/CBK, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van politie bij het regionale politiekorps Limburg-Zuid (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Limburg-Zuid 2006)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 8, eerste, derde en zevende lid, en artikel 9, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar van politie bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, van het regionale politiekorps Limburg-Zuid, belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van:

a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;

c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 350 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Limburg-Zuid.

Artikel 6

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt eerst uitgerust met handboeien nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien.

Artikel 7

De korpschef van het regionale politiekorps Limburg-Zuid brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de toezichthouder en de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij het regionale politiekorps Limburg-Zuid;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd

d. het aantal klachten dat tegen buitengewoon opsporingsambtenaren is ingediend en de aard van die klachten.

Artikel 8

De op naam gestelde individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de bij het regionaal politiekorps Limburg-Zuid in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na inwerkingtreding.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Limburg-Zuid 2006.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 mei 2006.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden, R.R. Joesoef Djamil.

Toelichting

Het regionaal politiekorps Limburg-Zuid heeft bij brief van 21 maart 2006, kenmerk 20060324/catboa, verzocht om een categoriale beschikking te verlenen ten behoeve van medewerk(st)ers van dit korps.

Momenteel zijn er bij dit korps reeds buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst. Deze buitengewoon opsporingsambtenaren bekleden diverse functies, zoals medewerker bewaking & transport, medewerker centrale opvang, medewerker centrale verwerking bekeuringen, technisch rechercheur, medewerker vreemdelingendienst etc. In de praktijk is gebleken dat het moeilijk is om de verschillende functies te combineren dan wel personen flexibel in te zetten in meerdere functies. Dientengevolge worden er diverse combinaties van functies gemaakt dan wel functies geconstrueerd onder verschillende benamingen. Hierdoor is er onduidelijkheid ontstaan in de functies en de takenpakketten die bij deze functies behoren.

Het regionale politiekorps Limburg-Zuid heeft derhalve een aanvraag ingediend voor de functie buitengewoon opsporingsambtenaar van politie (politieboa). Alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst bij dit korps worden onder de functie ‘politieboa’ gebracht. Er wordt opsporingsbevoegdheid verleend voor alle strafbare feiten, onder de restrictie dat deze bevoegdheid slechts kan worden uitgeoefend voor de specifieke taak waarvoor de desbetreffende buitengewoon opsporingsambtenaar is aangesteld.

In artikel 6 van het onderhavige besluit wordt de geweldsbevoegdheid ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, aan de buitengewoon opsporingsambtenaren van politie toegekend. Tevens wordt de bevoegdheid tot het dragen van handboeien verleend. De toekenning van geweldmiddelen (wapenstok en vuurwapen) geschiedt door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk op basis van de Bewapeningsregeling Politie. Opgemerkt zij voorts dat personen die zijn uitgerust met handboeien en/of geweldmiddelen dienen te voldoen aan de opleidingseisen als gesteld in de Regeling Toetsing Geweldbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het regionale politiekorps Limburg-Zuid een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 8 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de aktes van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,

R.R. Joesoef Djamil

Naar boven