Warenwetregeling taakverdeling toezichthouders Warenwet voor levensmiddelen

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 december 2005, nr. VGP/VL 2642637, houdende de Warenwetregeling taakverdeling toezichthouders Warenwet voor levensmiddelen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Financiën;

Gelet op artikel 25, derde lid, en artikel 25a, vierde lid, van de Warenwet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. verordening (EG) 852/2004: verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PbEU L 139 en L 226);

b. verordening (EG) 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226);

c. VWA: de Voedsel en Waren Autoriteit;

d. AID: de Algemene Inspectiedienst;

e. het COKZ: de stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel;

f. het CPE: de stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten;

g. primaire bedrijven: inrichtingen waarop bijlage I van verordening (EG) 852/2004 van toepassing is en waar geen eieren, eiproducten, rauwe melk of zuivelproducten worden geproduceerd, bereid, verpakt of geëtiketteerd;

h. zuivelinrichtingen: inrichtingen waar rauwe melk of zuivelproducten worden geproduceerd, bereid, verpakt of geëtiketteerd, bedoeld in bijlage III, sectie IX, van verordening (EG) 853/2004;

i. ei- en eiproducteninrichtingen: inrichtingen waar eieren of eiproducten worden geproduceerd, bereid, verpakt of geëtiketteerd, bedoeld in bijlage III, sectie X, van verordening (EG) 853/2004;

j. gemengde bedrijven: een combinatie van onder g, h, of i bedoelde bedrijven.

Artikel 2

1. Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Warenwet gestelde regels inzake eet- en drinkwaren wordt uitgeoefend door controleambtenaren van de VWA.

2. Onverminderd het eerste lid wordt het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Warenwet gestelde regels inzake eet- en drinkwaren tevens uitgeoefend door:

a. controleurs van de AID bij uitsluitend primaire bedrijven;

b. controleurs van het COKZ bij uitsluitend zuivelinrichtingen;

c. controleurs van het CPE bij uitsluitend ei- en eiproducteninrichtingen;

d. controleurs van hetzij de AID, hetzij het COKZ, hetzij het CPE, bij gemengde bedrijven;

e. ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, bij het vanuit derde landen binnen Nederlands grondgebied brengen van eet- en drinkwaren.

3. De inspecteur-generaal van de VWA stelt na overleg met de directeuren van de AID, het COKZ en het CPE, de taakverdeling vast voor het toezicht op gemengde bedrijven, bedoeld in het tweede lid, onder d.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling taakverdeling toezichthouders Warenwet voor levensmiddelen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Bij aparte regelgeving krachtens artikel 25, eerste lid, en artikel 25a, eerste lid, van de Warenwet zijn controleurs van de volgende instanties en private rechtspersonen reeds belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften:

a. de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA);

b. de Algemene Inspectiedienst (AID);

c. de stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (het COKZ);

d. de stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (het CPE);

e. de douane.

De verordeningen (EG) 852/2004 en 853/20041 bevatten regels voor de productie, bereiding en verhandeling van levensmiddelen. Handelen in strijd met deze verordeningen is verboden bij het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen (WBHL). De (verbods)bepalingen in het WBHL, in relatie tot de desbetreffende bepalingen in deze verordeningen, zijn krachtens de Warenwet gestelde voorschriften op de naleving waarvan kan worden toegezien door controleurs van alle bovengenoemde diensten en private rechtspersonen.

De VWA is bij artikel 3 van het WBHL aangewezen als bevoegde autoriteit voor de verordeningen (EG) 852/2004 en 853/2004. Voor bijlage I van verordening (EG) 852/2004 is ook de AID aangewezen als bevoegde autoriteit. In de nota van toelichting bij het WBHL is uiteengezet dat de taakverdeling tussen deze reeds aangewezen instanties en private rechtspersonen zal worden geregeld bij regeling van de Minister van VWS. Dat gebeurt bij deze regeling. Bij het vaststellen van de taakverdeling als vermeld in dit artikel, houdt de VWA rekening met de specifieke aansturende rol van LNV ten opzichte van de AID.

Uitgangspunt van deze regeling is het realiseren van efficiënt toezicht dat zo weinig mogelijk administratieve lasten voor het bedrijfsleven veroorzaakt. Uiteindelijk dient dit ertoe te leiden dat levensmiddelenbedrijven bij het toezicht op de naleving van de Warenwettelijke regels waar mogelijk slechts door controleurs van één instantie onderscheidenlijk één private rechtspersoon worden gecontroleerd.

De bij deze regeling bepaalde taakverdeling is tot stand gekomen op basis van de specifieke deskundigheden van de verschillende controleurs. Controleurs van de AID, het COKZ en het CPE zijn specifiek deskundig op het terrein van de primaire productie (bijlage I van verordening (EG) 852/2004), onderscheidenlijk de zuivel (bijlage III, sectie IX, van verordening (EG) 853/2004) en de (ei)producten (bijlage III, sectie X, van verordening (EG) 853/2004) en dienen hun controlewerkzaamheden daarom te concentreren op de desbetreffende categorie bedrijven en regels. De uit te voeren controles zijn in de eerste plaats gericht op de van toepassing zijnde hiervoor vermelde specifieke voorschriften, maar daarbij dienen ook zoveel mogelijk andere Warenwettelijke voorschriften te worden meegenomen.

In het kader van het WBHL en verordening (EG) 853/2004 dienen zuivelinrichtingen en ei(producten)inrichtingen een erkenning van de Minister van VWS te hebben. De minister heeft de VWA gemandateerd deze erkenningen namens hem te verlenen, met de bevoegdheid ter zake ondermandaat te verlenen aan het COKZ en het CPE. Uiteindelijk zullen de desbetreffende erkenningen dus namens de minister verleend worden door het COKZ onderscheidenlijk het CPE.

Bij een bedrijf dat namens de minister erkend is door het COKZ of het CPE, zal uiteraard ook het toezicht op de naleving van de Warenwettelijke voorschriften worden uitgeoefend door controleurs van het COKZ onderscheidenlijk het CPE.

Voor het toezicht op de naleving van de Warenwettelijke voorschriften bij bedrijven die zowel primair bedrijf als zuivelinrichting of inrichting voor eieren of eiproducten zijn (gemengde bedrijven), zullen onder leiding van de inspecteur-generaal van de VWA (IG-VWA) nadere afspraken worden gemaakt tussen VWA, AID, COKZ en CPE. Gemengde bedrijven zullen voor zover daar rauwe melk of eieren worden geproduceerd, in ieder geval onder toezicht staan van de AID in het kader van de Gezondheids- en welzijnwet voor dieren. De IG-VWA dient een besluit de nemen over de vraag of het toezicht op de naleving van de Warenwettelijke voorschriften bij die bedrijven zal worden overgelaten aan de controleurs van de AID, of dat de desbetreffende Warenwettelijke controles zullen worden uitgeoefend door het COKZ of het CPE.

Uitgangspunt van ook deze taakverdeling zal in de eerste plaats de specifieke deskundigheid van de desbetreffende controleurs zijn. Bij zijn besluit dient de IG-VWA voorts rekening te houden met de hoeveelheden rauwe melk of eieren die door het gemengde bedrijf worden geproduceerd, en – voor zover van toepassing – de hoeveelheden zuivelproducten of eiproducten die door dat bedrijf worden bereid, verpakt of geëtiketteerd. Hoe groter die hoeveelheden, hoe eerder de IG-VWA zal besluiten het toezicht te laten uitoefenen door controleurs van het COKZ of het CPE. Een gemengd bedrijf dat weinig rauwe melk produceert en weinig zuivelproducten bereidt, verpakt of etiketteert, zou bijvoorbeeld onder toezicht kunnen worden geplaatst van primair de AID. Een gemengd bedrijf dat grote hoeveelheden rauwe melk produceert, dient evenwel onder toezicht te staan van zowel de AID (controle diergezondheid) als het COKZ (controle Warenwettelijke voorschriften).

Het toezicht op de naleving van de Warenwettelijke regels voor levensmiddelen – dus inclusief bepalingen met een verbod in strijd te handelen met verordeningen van de Europese Unie – is kort samengevat als gevolg van deze regeling in handen van:

a. de AID bij primaire bedrijven, bedoeld in artikel 1, onder g;

b. het COKZ bij zuivelinrichtingen, bedoeld in artikel 1, onder h;

c. het CPE bij inrichtingen voor eieren of eiproducten, bedoeld in artikel 1, onder i;

d. hetzij de AID, hetzij het COKZ, hetzij het CPE bij gemengde bedrijven, bedoeld in artikel 1, onder j;

e. de VWA bij hiervoor niet genoemde inrichtingen én de gehele detailhandel als gedefinieerd bij artikel 3, zevende lid, van verordening (EG) 178/20022 ;

f. de douane en de VWA bij het uit derde landen binnen Nederlands grondgebied brengen van levensmiddelen.

Van belang hierbij is dat verordening (EG) 853/2004 in principe niet van toepassing is op de detailhandel. Het toezicht op de naleving van de Warenwettelijke voorschriften in de detailhandel wordt derhalve uitsluitend uitgeoefend door controleurs van de VWA.

Voor zover noodzakelijk voor een goede uitvoering van deze regeling, zullen tussen de desbetreffende instanties en private rechtspersonen nog aanvullende werkafspraken worden gemaakt.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven