Organisatieregeling Ministerie van Justitie 2005

Regeling van de Minister van Justitie van 12 mei 2005, nr. 5295095/04/DP&O, houdende vaststelling van de organisatie van het Ministerie van Justitie (Organisatieregeling Ministerie van Justitie 2005)

De Minister van Justitie,

In overeenstemming met de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Coördinatiebesluit inrichting organisatie en formatie rijksdienst;

Besluit:

Hoofdstuk I

Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. ministerie: het Ministerie van Justitie;

b. minister: de Minister van Justitie of de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;

c. departementsleiding: de ministers alsmede de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal en de directeuren-generaal gezamenlijk;

d. bestuursdepartement: de departementsleiding alsmede de beleids-, staf- en bedrijfsvoeringsonderdelen ter ondersteuning van de departementsleiding;

e. bestuursraad: de bestuursraad, bedoeld in artikel 3, vierde lid.

Artikel 2

Het ministerie bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

a. de hierna genoemde dienstonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de secretaris-generaal:

1°. de directie Algemene Justitiële Strategie (DAJS);

2°. het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC);

3°. het bureau Secretaris-Generaal (BSG);

4°. de directie Voorlichting (DV);

5°. de directie Financieel-Economische Zaken (DFEZ);

6°. de directie Personeel en Organisatie (DP&O);

7°. de directie Informatisering (DI);

8°. de Departementale Auditdienst (DAD);

9°. de directie Bedrijfsvoering en Ondersteuning Bestuursdepartement (DBOB);

10°. de Gemeenschappelijke Beheerorganisatie (GBO);

11°. de projectdirectie Inkoop, Huisvesting en Milieu (DIHM);

12°. de programmaorganisatie Vernieuwing HRM Justitie;

b. het directoraat-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (DGIAV), dat bestaat uit een stafondersteuning en de volgende dienstonderdelen:

1°. het stafbureau Internationale Zaken (SIZ);

2°. de stafdirectie Coördinatie Vreemdelingenketen (SCV);

3°. de directie Vreemdelingenbeleid (DVB);

4°. de directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden (DCIM);

5°. de directie Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid (DISAD);

6°. het secretariaat van de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken (secretariaat ACV);

7°. de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND);

c. het directoraat-generaal Preventie, Jeugd en Sancties (DGPJS), dat bestaat uit een stafondersteuning en de volgende dienstonderdelen:

1°. de directie Sanctie- en Preventiebeleid (DSP);

2°. de directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ);

3°. de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt);

4°. de baten-lastendienst Dienst JUSTIS;

5°. de dienst Justitiële Inrichtingen (DJI);

6°. de raad voor de kinderbescherming (RvdK);

d. het directoraat-generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand (DGWRR), dat bestaat uit een stafondersteuning en de volgende dienstonderdelen:

1°. de directie Wetgeving (DW);

2°. de directie Strategie Rechtspleging (DSR);

3°. de directie Toegang Rechtsbestel (DTR);

e. het directoraat-generaal Rechtshandhaving (DGRh), dat bestaat uit de volgende dienstonderdelen:

1°. het stafbureau (Sb) Directeur-Generaal;

2°. het bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden (BJBA);

3°. het bureau Operationele Zaken (BOZ);

4°. de directie Opsporingsbeleid (DOB);

5°. de directie Handhaving (DH);

6°. het Nederlands Forensisch Instituut (NFI);

7°. het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB);

8°. het Programmabureau Veiligheid;

f. de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb), bestaande uit de volgende dienstonderdelen:

1°. het bureau NCTb;

2°. de afdeling Communicatie;

3°. de directie Beleid en Strategie (DBS);

4°. de directie Regie (DR);

5°. de directie Kennis & Analyse (DKA);

6°. de directie Beveiliging Burgerluchtvaart (DBB);

7°. de Inspectie Beveiliging Burgerluchtvaart (IBBLV);

8°. de eenheid Bewaking en Beveiliging (EBB).

Artikel 3

1. De secretaris-generaal is ambtelijk eindverantwoordelijk voor de leiding van de in artikel 2 genoemde dienstonderdelen.

2. De secretaris-generaal wordt bij afwezigheid volledig vervangen door de plaatsvervangend secretaris-generaal. Daarnaast treedt de plaatsvervangend secretaris-generaal ten aanzien van door de secretaris-generaal vast te stellen taken in de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de secretaris-generaal.

3. De directeuren-generaal zijn belast met de beleids- en bedrijfsvoering van de tot hun directoraat-generaal behorende onderdelen. Eén van de binnen het directoraat-generaal vallende directeuren van onderdelen wordt op voordracht van de betreffende directeur-generaal namens de minister door de secretaris-generaal aangewezen als plaatsvervangend directeur-generaal. De eerste en tweede volzin zijn van overeenkomstige toepassing op de Nationaal Coördinator Terreurbestrijding.

4. De secretaris-generaal (voorzitter), de plaatsvervangend secretaris-generaal en de directeuren-generaal vormen samen de bestuursraad. De bestuursraad formuleert de Justitiebrede en gemeenschappelijke kaders en bewaakt dat de activiteiten en het beleid van de onderscheiden directoraten-generaal daarbinnen blijven. De voorzitter van het College van procureurs-generaal neemt als toehoorder deel aan de bestuursraad.

Hoofdstuk II

De onder de secretaris-generaal (SG) en de plaatsvervangend secretaris-generaal (pSG) ressorterende dienstonderdelen

Artikel 4

1. Onverminderd artikel 3 is de secretaris-generaal integraal verantwoordelijk voor de beleids- en bedrijfsvoering van de rechtstreeks onder hem ressorterende dienstonderdelen.

2. Ten aanzien van door hem aan te wijzen dienstonderdelen kan de secretaris-generaal taken opdragen aan de plaatsvervangend secretaris-generaal.

Artikel 5

De directie Algemene Justitiële Strategie (DAJS) is belast met het ondersteunen van de departementsleiding bij het ontwikkelen en vormgeven van justitiebrede strategie. Dit bewerkstelligt zij in het bijzonder door het uitvoeren van toekomst- en omgevingsgerichte verkenningen en het op basis daarvan signaleren van strategische thema’s alsmede het bevorderen van de doorwerking daarvan, dit in goed samenspel met partners binnen en buiten het ministerie.

Artikel 6

1. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is belast met het verrichten van onderzoek en het doen verrichten van onderzoek, het adviseren over voorgenomen beleidsprogramma’s en te voeren beleid en te verrichten onderzoek alsmede het verspreiden van binnen het WODC aanwezige kennis op het terrein van Justitie en met de documentatie van (sociaal-)wetenschappelijke publicaties;

2. Het WODC bestaat uit:

a. de onderzoeksafdeling Asiel & Migratie;

b. de onderzoeksafdeling Criminaliteitspreventie, Slachtofferzorg, Jeugdbescherming en Sanctietoepassing;

c. de onderzoeksafdeling Regelgeving, Rechtspleging & Rechtsbijstand;

d. de onderzoeksafdeling Rechtshandhaving;

e. de afdeling Externe Wetenschappelijke Betrekkingen;

f. de afdeling Statistische lnformatievoorziening en Beleidsanalyse;

g. de afdeling Documentaire lnformatievoorziening;

h. het bedrijfsbureau.

Artikel 7

Het bureau Secretaris-Generaal (BSG) is belast met algemene staftaken en de secretariële, administratieve en organisatorische ondersteuning van de ministers, de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal. Het is voorts belast met de protocolaire ondersteuning van de departementsleiding van het ministerie en vervult daarbij een coördinerende rol. Deze taken worden gekenmerkt door een representatief of vertrouwelijk karakter.

Artikel 8

1. De directie Voorlichting (DV) is belast met het geven van informatie van en over de Justitieorganisatie. Hierbij wordt gezocht naar een goede balans tussen het belang van het ministerie en dat van de ontvangers. Ook heeft de directie een belangrijke functie om politieke en maatschappelijke signalen op te vangen en terug te koppelen binnen de Justitieorganisatie.

2. De directie bestaat uit:

a. de afdeling Communicatieadvies;

b. de afdeling Persvoorlichting en beleidspresentatie;

c. de afdeling Off- en online media;

d. de afdeling Publieksvoorlichting;

e. het bureau Managementondersteuning.

Artikel 9

1. De directie Financieel-Economische Zaken (DFEZ) is belast met de advisering van de departementsleiding over financiële en macro-economische aspecten van beleid, bedrijfsvoering en uitvoering als bedoeld in artikel 27, eerste en tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 en de daaruit voortvloeiende regelgeving.

2. De directie bestaat uit:

a. de afdeling Begroting en Strategie;

b. de afdeling Financiële Infrastructuur & Administratie;

c. de afdeling Financieel-Economische Advisering & Control;

d. het bureau Managementondersteuning.

Artikel 10

1. De directie Personeel en Organisatie (DP&O) is belast met advisering van de departementsleiding over en de ontwikkeling en coördinatie van justitiebreed organisatie- en personeelsbeleid.

2. De directie bestaat uit:

a. het cluster Human Resource Development;

b. het cluster Arbeidsvoorwaarden, Rechtspositie en Juridische Aangelegenheden;

c. het cluster Organisatieontwikkeling en -advies;

d. het cluster Loopbaan/Mobiliteit;

e. het cluster Innovatie;

f. het cluster Informatiemanagement;

g. het cluster Kwaliteitszorg;

h. het cluster Personeelszaken;

i. de dienst Salarisadministratie en Financiële Rechtspositietoepassing (SAFIR);

j. het bedrijfsbureau.

Artikel 11

1. De directie Informatisering (DI) is belast met de advisering van de departementsleiding over, de coördinatie van departementale vraagstukken en projectleiding van sectoroverstijgende projecten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie.

2. De directie bestaat uit:

a. de sectie ICT-advies;

b. de sectie Programmamanagement;

c. het projectenbureau.

Artikel 12

1. De Departementale Auditdienst (DAD) is belast met:

a. het uitvoeren van de wettelijke controletaak, bedoeld in artikel 66 van de Comptabiliteitswet 2001;

b. het verrichten van overig periodiek onderzoek naar de bedrijfs- en de beleidsvoering op basis van de artikelen 20 en 21 van de Comptabiliteitswet 2001.

2. De DAD bestaat uit:

a. de accountgroep I DGIAV;

b. de accountgroep II DGPJS;

c. de accountgroep III DGWRR, DGRh;

d. de accountgroep IV SG en PSG-blok;

e. het bureau Bedrijfsvoering en Managementondersteuning.

Artikel 13

1. De directie Bedrijfsvoering en Ondersteuning Bestuursdepartement (DBOB) is voor de departementsleiding en directies in de sector bestuursdepartement dé dienstverlener op het gebied van huisvesting, werkplekservices, documentaire informatievoorziening, ICT en inkoopondersteuning binnen het bestuursdepartement.

2. De directie bestaat uit:

a. de hoofdafdeling Facilitaire Zaken;

b. de hoofdafdeling Informatie & Communicatie Technologie;

c. de hoofdafdeling Documentaire Informatievoorziening;

d. de hoofdafdeling Commerciële Zaken;

e. het bedrijfsbureau.

Artikel 14

1. De Gemeenschappelijke Beheerorganisatie (GBO) is belast met het beheer van geautomatiseerde personeelsinformatie- en financiële systemen ter ondersteuning van de bedrijfsvoering, en van andere gemeenschappelijk gebruikte systemen, zoals het intranet.

2. De GBO bestaat uit:

a. de afdeling Front Office;

b. de afdeling Back Office;

c. de afdeling Bedrijfsvoering.

Artikel 15

De projectdirectie Inkoop, Huisvesting en Milieu (DIHM) is belast met het realiseren van beleid, kaders en richtlijnen op het bedrijfsvoeringterrein van inkoop, huisvesting en milieu.

Artikel 16

De programmaorganisatie Vernieuwing HRM Justitie is belast met de taak om uitvoering te geven aan het kabinetsbesluit van 31 januari 2003 ter zake van de vernieuwing van de HRM functie binnen de sector Rijk en het kabinetsbesluit van 4 juli 2003 tot oprichting van een Shared Service Center HRM voor Personeelsregistratie en Salarisadministratie (Kamerstukken II 2002/03, 28 610, nr. 2) genaamd ‘P-Direkt’. De programmaorganisatie is belast met het vernieuwen van de personeelsfunctie, de Justitiebrede reorganisatie van de P&O-kolom en het invoeren van zelfbediening voor medewerkers en managers om een verbetering van de kwaliteit en efficiency te bereiken. De programmaorganisatie zorgt dat Justitiebreed wordt aangesloten op de diensten van het Shared Service Center HRM. Zij faciliteert daartoe de lijnorganisatie, die uiteindelijk verantwoordelijk blijft.

Hoofdstuk III

Directoraat-Generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (DGIAV)

Artikel 17

1. Onverminderd artikel 3 is de directeur-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken integraal verantwoordelijk voor de beleids- en bedrijfsvoering van de binnen het directoraat-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken ondergebrachte dienstonderdelen. De directeur-generaal is daarnaast verantwoordelijk voor de coördinatie van de internationale aspecten van het beleid van het ministerie.

2. De directeur-generaal wordt hierbij secretarieel, organisatorisch en administratief ondersteund door de stafondersteuning.

Artikel 18

Het stafbureau Internationale Zaken (SIZ) is belast met de coördinatie van de internationale aspecten van het beleid van het ministerie.

Artikel 19

1. De stafdirectie Coördinatie Vreemdelingenketen (SCV) maakt het mogelijk dat uitvoeringsinstanties in de vreemdelingenketen hun primaire processen zodanig inrichten dat een optimaal resultaat in de keten wordt bereikt en beleidsdoelstellingen worden gerealiseerd.

2. De stafdirectie bestaat uit:

a. het cluster Keteninformatie;

b. het cluster Ketenorganisatie;

c. het projectbureau van het project Terugkeer;

d. het bedrijfsbureau.

Artikel 20

1. De directie Vreemdelingenbeleid (DVB) is belast met de zorg voor de nationale en internationale beleidsontwikkeling op het asiel- en immigratieterrein, alsmede op het terrein van opvang van asielzoekers. Het aandachtsveld van de directie bestaat aldus uit toelating, verblijf, toezicht, terugkeer, grensbewaking, visumbeleid, opvang en de coördinatie van het beleid tot het tegengaan van illegaal verblijf.

2. De directie coördineert het interdepartementaal overleg ter voorbereiding van het regeringsbeleid inzake asiel en migratie.

3. De directie adviseert de departementsleiding over het nationale en internationale vreemdelingenbeleid en ondersteunt de departementsleiding ten behoeve van en bij overleggen.

4. De directie heeft verder tot taak het Centraal Orgaan opvang asielzoekers binnen de door de directeur-generaal gestelde kaders beheersmatig en financieel aan te sturen.

5. De directie bestaat uit:

a. het cluster Toelating en verblijf;

b. het cluster Toezicht en terugkeer;

c. het cluster Opvang en Financiën;

d. de managementondersteuning.

Artikel 21

1. De directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden (DCIM) is belast met de verantwoordelijkheid voor het inburgeringsbeleid.

2. De directie is belast met het ontwikkelen en uitvoeren van het remigratiebeleid.

3. De directie heeft een coördinerende taak ten aanzien van:

a. het integratiebeleid waaronder, onderwijs, jeugd, arbeidsmarkt en diversiteitsbeleid;

b. het antidiscriminatie- en remigratiebeleid;

c. het strategisch beleid ten aanzien van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

d. het initiëren van beleidsvoornemens van de directie op Europees en internationaal niveau.

4. De directie bestaat uit:

a. de afdeling Inburgering, Onderwijs en Werk;

b. de afdeling Antiracisme, Huisvesting en Participatie;

c. de afdeling Strategie, Onderzoek en Communicatie;

d. het bureau Ondersteuning.

Artikel 22

1. De directie Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid (DISAD) is belast met de ontwikkeling en coördinatie van en overleg over het nationaal en internationaal justitieel drugsbeleid, het verzorgen van de samenhang bij de inbreng van Justitie in internationale gremia op het gebied van justitiële en politiële samenwerking en met de ontwikkeling, coördinatie en uitvoering van taken op het terrein van de internationale rechtshulp in strafzaken en met de advisering van de departementsleiding over en de ontwikkeling van beleid op het gebied van de internationale strafrechtelijke samenwerking.

2. De directie is belast met de samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba voor zover dat raakt aan het werkterrein van Justitie.

3. De directie bestaat uit:

a. het bureau Coördinatie Drugsbeleid;

b. het bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken;

c. het bureau Internationale Strafrechtelijke Samenwerking;

d. het bureau Managementondersteuning.

Artikel 23

1. Het secretariaat van de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken (secretariaat ACV) is belast met de ambtelijke ondersteuning van die commissie.

2. Het secretariaat bestaat uit:

a. procescluster Advisering;

b. procescluster Informatie en Documentatie;

c. procescluster Bedrijfsvoering.

Artikel 24

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is belast met de uitvoering van de Vreemdelingenwetgeving en van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Hoofdstuk IV

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties (DGPJS)

Artikel 25

1. Onverminderd artikel 3 is de directeur-generaal Preventie, Jeugd en Sancties integraal verantwoordelijk voor de beleids- en bedrijfsvoering van de binnen het directoraat-generaal Preventie, Jeugd en Sancties ondergebrachte dienstonderdelen.

2. De directeur-generaal wordt hierbij secretarieel, organisatorisch en administratief ondersteund door de stafondersteuning.

3. Bij de directeur-generaal kunnen programma’s worden ondergebracht, al dan niet van tijdelijke aard.

Artikel 26

1. De directie Sanctie- en Preventiebeleid (DSP) is belast met de verantwoordelijkheid voor de advisering van de departementsleiding over en de coördinatie, ontwikkeling en evaluatie van beleid dat gericht is op het bevorderen van de veiligheid van de maatschappij door:

a. de consequente en effectieve tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende en vrijheidsbeperkende straffen en maatregelen bij volwassenen;

b. de vermindering van de recidive door gedragsinterventies en goede aansluiting op maatschappelijke opvang;

c. het aanbieden van dienstverlening aan slachtoffers van criminaliteit;

d. het voorkomen van criminaliteit door inzet van preventieve maatregelen met het oog op een veilige en rechtvaardige samenleving.

2. Tevens is de directie belast met de advisering van de departementsleiding over en de ontwikkeling, coördinatie en evaluatie van beleid dat gericht is op het reguleren en beheersen van kansspelen met bijzondere aandacht voor het beschermen van de consument, het tegengaan van gokverslaving en het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit.

3. De directie heeft op haar terrein een coördinerende taak in de advisering van de directeur-generaal Preventie, Jeugd en Sancties omtrent de besturing en beleidsvoering van de baten-lastendienst Dienst JUSTIS en de dienst Justitiële Inrichtingen, voorzover het haar beleidsterrein betreft.

4. De directie is namens de directeur-generaal belast met het toezicht op en het sturen van de door de directie gesubsidieerde organisaties en instellingen.

gestelde kaders aan te sturen.

5. De directie bestaat uit:

a. de afdeling Informatievoorziening, Besturing en Begroting;

b. de afdeling Sanctiebeleid;

c. de afdeling Preventie en Slachtofferbeleid;

d. het tijdelijke Programma kansspelen;

e. de afdeling Reclassering;

f. het bureau Managementondersteuning;

g. het secretariaat van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM);

h. het secretariaat van de Raad voor strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (secretariaat RSJ);

i. het bureau van het College van toezicht op de kansspelen (bureau CvtK).

6. De in het vijfde lid onder g, h en i, genoemde dienstonderdelen zijn belast met de bedrijfsvoering en ondersteuning van de in die onderdelen genoemde zelfstandige bestuursorganen.

Artikel 27

1. De directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) is belast met de advisering van de departementsleiding over en de coördinatie, ontwikkeling en evaluatie van beleid dat zich richt op:

a. het met justitiële instrumenten voorkomen en aanpakken van jeugdcriminaliteit en van bedreigende situaties voor kinderen en gezinnen;

b. de bevordering van een samenhangende strafrechtelijke en pedagogische aanpak van de jeugdige nadat deze zich schuldig heeft gemaakt aan strafwaardig gedrag.

2. De directie heeft een coördinerende taak in de advisering van de directeur-generaal Preventie, Jeugd en Sancties omtrent de besturing en beleidsvoering van de raad voor de kinderbescherming en de dienst Justitiële Inrichtingen, voorzover het haar beleidsterrein betreft.

3. De directie is namens de directeur-generaal belast met het toezicht op en het sturen van de door de directie gesubsidieerde organisaties en instellingen en onderhoudt de besturingsrelatie omtrent de doeluitkeringen aan de provincies en grootstedelijke regio’s ten aanzien van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering.

4. De directie heeft verder tot taak het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen binnen de door de directeur-generaal gestelde kaders beheersmatig en financieel aan te sturen.

5. De directie bestaat uit:

a. de afdeling Toezicht en Financiën;

b. de afdeling Besturing;

c. de afdeling Ontwikkeling;

d. de afdeling Juridische en Internationale Zaken, die tevens werkzaamheden verricht voor de directeur-generaal en diens stafondersteuning en de directie Sanctie- en Preventiebeleid;

e. het directiesecretariaat.

Artikel 28

1. De Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) ziet toe op de sanctietoepassing met het oog op zichtbare verbetering van de effectiviteit en kwaliteit van de sanctietoepassing.

2. De Inspectie voor de Sanctietoepassing adviseert de departementsleiding ten behoeve van borging van behoorlijke sanctietoepassing.

Artikel 29

De baten-lastendienst Dienst JUSTIS is belast met het namens de minister nemen van besluiten en verwerken van informatie ter bevordering van een betrouwbare, veilige en rechtvaardige samenleving in sectoren met kwetsbare belangen.

Artikel 30

De dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is belast met het leveren van een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving door tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen en door de aan de zorg van het Ministerie toevertrouwde personen de kans te bieden een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan op te bouwen.

Artikel 31

De raad voor de kinderbescherming (RvdK) is belast met het waarborgen van het fundamentele recht van het kind op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en uitgroei naar volwassenheid. De raad voert de volgende taken uit: beschermingszaken, scheiding en omgang, adoptie en strafzaken.

Hoofdstuk V

Directoraat-Generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand (DGWRR)

Artikel 32

1. Onverminderd artikel 3 is de directeur-generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand integraal verantwoordelijk voor de beleids- en bedrijfsvoering van de binnen het directoraat-generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand ondergebrachte dienstonderdelen.

2. De directeur-generaal wordt hierbij secretarieel, organisatorisch en administratief ondersteund door de stafondersteuning.

Artikel 33

1. De directie Wetgeving (DW) is belast met de ontwikkeling, totstandkoming, het beheer en onderhoud van Justitiewetgeving, alsmede met het ontwikkelen en uitdragen van het wetgevingskwaliteitsbeleid en de toetsing van ontwerpwetgeving van de ministeries op rechtsstatelijke en bestuurlijke kwaliteit, met inbegrip van de constitutionele, Europeesrechtelijke en internationaalrechtelijke toetsing van wetgeving. Voorts worden juridische adviestaken uitgevoerd betreffende: de coördinatie van contacten met de landsadvocaat, het geven van juridisch advies in gecompliceerde aangelegenheden en het uitvoeren van bijzondere opdrachten van de departementsleiding.

2. De directie bestaat uit:

a. de sector Straf- en sanctierecht;

b. de sector Staats- en bestuursrecht;

c. de sector Privaatrecht;

d. de sector Wetgevingskwaliteitsbeleid;

e. de Juridisch Adviseur;

f. het bureau Managementondersteuning.

Artikel 34

1. De directie Strategie Rechtspleging (DSR) is binnen het kader van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtspleging belast met de beleidsadvisering van de departementsleiding over het stelsel van de rechterlijke organisatie en behartigt de relatie tussen de rechterlijke macht en de Minister van Justitie. De directie draagt zorg voor de bekostiging van de Raad voor de rechtspraak en beoordeelt de verantwoording van de raad. De directie is voorts belast met het beheer van de Hoge Raad, het College bescherming persoonsgegevens, de Commissie gelijke behandeling, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Centrale Justitiële Documentatie.

2. De directie bestaat uit:

a. de sector Strategie en Ontwikkeling;

b. de sector Instrumentatie, Begroting en Verantwoording;

c. het bureau Managementondersteuning.

Artikel 35

1. De directie Toegang Rechtsbestel (DTR) is belast met de beleidsadvisering van de departementsleiding over en de uitvoering van de aan de minister opgedragen taken op het terrein van de rechtsbijstand, juridische beroepen, alternatieve geschillenbeslechting (ADR), schuldsanering natuurlijke personen en tolken en vertalers.

2. De directie bestaat uit:

a. de afdeling Rechtsbijstand, Schuldsanering en Conflictbemiddeling;

b. de afdeling Juridische Beroepsgroepen en Tolken;

c. de afdeling Financieel Economische en Bestuurlijke Aangelegenheden;

d. het bureau Managementondersteuning.

Hoofdstuk VI

Directoraat-Generaal Rechtshandhaving (DGRh)

Artikel 36

1. Onverminderd artikel 3 is de directeur-generaal Rechtshandhaving integraal verantwoordelijk voor de beleids- en bedrijfsvoering van de binnen het directoraat-generaal Rechtshandhaving ondergebrachte dienstonderdelen.

2. De directeur-generaal is daarnaast beheersverantwoordelijk voor het openbaar ministerie.

3. De directeur-generaal wordt hierbij secretarieel, organisatorisch en administratief ondersteund door het stafbureau, bedoeld in artikel 40.

Artikel 37

Het stafbureau (Sb) Directeur-Generaal is belast met de ondersteuning en (politiek-bestuurlijke) advisering van de directeur-generaal, beide directeuren en de bureauhoofden. Binnen het stafbureau zijn de directieoverschrijdende staf- en bedrijfsvoeringsondersteuning ondergebracht.

Artikel 38

Het bureau Operationele Zaken (BOZ) is belast met de ondersteuning van de Minister van Justitie en de directeur-generaal Rechtshandhaving bij de uitoefening van een aantal strafvorderlijke bijzondere bevoegdheden, onder meer op het gebied van de opsporing, vervolging en crisisbeheersing en fungeert als aanspreekpunt voor onder meer politie, openbaar ministerie en andere (opsporings)instanties.

Artikel 39

Het bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden (BJBA) is belast met de juridische en beleidsmatige ondersteuning van het directoraat-generaal.

Artikel 40

1. De Directie Opsporingsbeleid (DOb) is belast met het geven van vorm en inhoud aan het justitiële opsporingsbeleid. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar nieuwe en politiek gevoelige verschijningsvormen van criminaliteit en de kwaliteit, organisatie en sturing van de opsporing.

2. De directie bestaat uit:

a. het cluster Criminaliteitsbestrijding;

b. het cluster Kwaliteit, Organisatie en Sturing;

c. het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT);

d. het bureau Platform Interceptie, Decryptie en Signaalanalyse;

e. het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie.

Artikel 41

1. De directie Handhaving is, met inachtneming van de verantwoordelijkheden van het openbaar ministerie, belast met de advisering van de Minister van Justitie over het beleid op het terrein van de rechtshandhaving in het algemeen en op het gebied van de strafrechtelijke handhaving in het bijzonder. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar coördinatie van beleid binnen de strafrechtketen.

2. De directie bestaat uit:

a. het cluster Strafrechtelijk beleid;

b. het cluster Ordeningswetgeving;

c. het expertisecentrum Rechtshandhaving.

Artikel 42

1. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) staat, met het oog op de waarheidsvinding op het terrein van de forensische wetenschap ten dienste van het openbaar ministerie, de politie, overige personen en instanties die zijn belast met de opsporing van strafbare feiten, de zittende magistratuur en het Ministerie van Justitie. Indien de bijzondere deskundigheid van het NFI of gronden aan het algemeen belang daartoe aanleiding geven, kan worden besloten dat het NFI ook diensten verricht in het kader van de ondersteuning bij de daadwerkelijke handhaving van de (inter)nationale rechtsorde of de hulpverleningstaak van de politie dan wel ten behoeve van enig andere zaak.

2. De kerntaken van het NFI zijn:

a. het verrichten van forensisch zaakonderzoek op overwegend technisch, medisch-biologisch en natuurwetenschappelijk gebied en het ter zake uitbrengen van een verslag;

b. het ontwikkelen en implementeren van nieuwe onderzoeksmethoden en technieken zowel ten behoeve van het NFI als politie en justitie;

c. het zijn van (inter)nationaal kennis- en expertisecentrum.

Artikel 43

Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) is ten behoeve van het openbaar ministerie en het ministerie belast met het afhandelen, innen en coördineren van opgelegde straffen, bestuurlijke sancties, transacties en maatregelen.

Artikel 44

Het Programmabureau Veiligheid is een gezamenlijk bureau van en voor de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van de coördinatie van de uitvoering van het Veiligheidsprogramma ‘Naar een veiliger samenleving’ (Kamerstukken II 2002/03, 28 684, nr. 1).

Hoofdstuk VII

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb)

Artikel 45

1. Onverminderd artikel 3 is de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding integraal verantwoordelijk voor de beleids- en bedrijfsvoering van de rechtstreeks onder hem ressorterende dienstonderdelen.

2. De NCTb legt inhoudelijk direct verantwoording af aan de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. De NCTb wordt hierbij secretarieel, organisatorisch en administratief ondersteund door de Staf NCTb.

Artikel 46

1. Het bureau NCTb is belast met de ondersteuning van de NCTb in de dagelijkse aansturing van de Staf NCTb en de ondersteuning van de Staf NCTb in primaire processen.

2. Het bureau coördineert en beheert de inzet van de voor terrorismebestrijding beschikbare middelen, bereidt beslissingen over de aanwending van die middelen voor, brengt hierover advies uit aan de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en waarborgt de informatievoorziening over de inzet van deze middelen.

3. Het bureau adviseert de NCTb over beleidsvoorstellen waaraan financiële of uitvoeringsconsequenties zijn verbonden.

4. Het bureau behandelt juridische vraagstukken, met name op het gebied van de toepassing van wetgeving.

Artikel 47

De afdeling Communicatie is belast met de invulling van de communicatiefilosofie, -concepten en -strategie per fase van terrorismebestrijding alsmede met het maken van draaiboeken en protocollen op het terrein van communicatie per fase ten tijde van crisis.

Artikel 48

1. De directie Beleid en Strategie (DBS) zorgt voor de ontwikkeling van een helder en eenduidig beleid op het vlak van terrorismebestrijding, daaronder begrepen strategische en internationale beleidsontwikkeling.

2. De directie integreert bestaande beleidsactiviteiten van de diverse actoren, regisseert de beleidsmatige inbreng van andere betrokkenen binnen de Ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en draagt zorg voor de noodzakelijke onderzoeksprogrammering.

Artikel 49

De directie Regie (DR) is belast met:

a. het regisseren van de samenwerking van de verschillende partijen op het specifieke terrein van terrorismebestrijding via structurele (procesgerichte) en incidentele (actiegerichte) regie;

b. het realiseren van een hogere samenwerkingsgraad tussen die partijen.

Artikel 50

1. De directie Kennis & Analyse (DKA) vormt het centrale punt in de integratie van inlichtingen en informatie tot concrete analyses en een helder actueel dreigingsbeeld inzake terrorisme.

2. De directie functioneert als het expertise- en informatiecentrum waarin alle andere partners op dit vlak participeren en hun informatie aanleveren. Verder vindt hier de waardering plaats van alle informatie uit bronnen op hoog en laag niveau binnen zeer diverse kringen, waarvoor het noodzakelijk is om informatiestromen te organiseren en te onderhouden.

Artikel 51

1. De directie Beveiliging Burgerluchtvaart (DBB) is belast met de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen terrorisme.

2. Het bureau heeft de volgende hoofdtaken:

a. het in nationaal en internationaal verband opstellen van het beleid op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart;

b. het opstellen van regels en het geven van aanwijzingen aan de Koninklijke Marechaussee en de luchtvaartsector op basis van de Luchtvaartwet en de Politiewet 1993;

c. het aansturen van de Koninklijke Marechaussee, voorzover deze onder het gezag van de Minister van Justitie is belast met het toezicht op de uitvoering van de beveiligingsmaatregelen door de luchtvaartsector;

d. het opstellen en actualiseren van het nationaal beveiligingsplan voor de burgerluchtvaart;

e. het uitvoeren van risicoanalyses op basis waarvan eventuele aanvullende beveiligingsmaatregelen worden genomen;

f. het goedkeuren van beveiligingsplannen van zowel de luchthavens als de luchtvaartmaatschappijen;

g. het onderzoeken van nieuwe beveiligingsconcepten, beveiligingsprocessen en beveiligingsapparatuur;

h. het certificeren van opleidingsorganisaties;

i. het deelnemen aan internationale beveiligingsaudits op luchthavens.

Artikel 52

De Inspectie Beveiliging Burgerluchtvaart (IBBLV) is belast met:

a. het toezicht op de inrichting van de keten van de beveiliging van de burgerluchtvaart;

b. het toezicht op de kwaliteit van de beveiliging van de burgerluchtvaart.

Artikel 53

De Eenheid Bewaking en Beveiliging (EBB) is belast met het onderhouden, uitvoeren en vernieuwen van een gezaghebbend, robuust en transparant nationaal stelsel van bewaken en beveiligen.

Hoofdstuk VIII

Slotbepalingen

Artikel 54

Bij de hoofden van de in artikel 2 genoemde dienstonderdelen ligt voor het daarbij werkzame personeel een exemplaar van deze regeling alsmede het organisatie- en formatierapport van het betreffende dienstonderdeel ter inzage.

Artikel 55

1. Een voornemen tot aanpassing van de organisatie zoals deze is weergegeven in deze regeling, wordt genomen door de secretaris generaal, gehoord de bestuursraad.

2. De directeur Personeel en Organisatie adviseert de secretaris generaal alvorens een beslissing omtrent instemming wordt genomen.

Artikel 56

1. Elk van de in artikel 2 genoemde dienstonderdelen ontwerpt en onderhoudt een organisatierapport en een formatierapport en, voor zover van toepassing, een taakbesluit en een baten-lastendienstregeling.

2. Voor zover een document als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een dienstonderdeel, genoemd in artikel 2, onder a en f, is de secretaris-generaal bevoegd het document namens de minister vast te stellen.

3. Voor zover een document als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een dienstonderdeel, genoemd in artikel 2, onder b tot en met e, is de directeur-generaal onder wie het dienstonderdeel ressorteert, bevoegd het document namens de minister vast te stellen.

4. De secretaris-generaal respectievelijk de directeur-generaal kan de in het tweede respectievelijk derde lid bedoelde bevoegdheid mandateren aan een onder hem ressorterende ambtenaar.

5. Alvorens een document als bedoeld in het eerste lid, kan worden vastgesteld, behoeft dit de instemming van de bestuursraad. De directeur Personeel en Organisatie adviseert de bestuursraad alvorens een beslissing omtrent instemming wordt genomen.

Artikel 57

1. De directeur Personeel en Organisatie is belast met het beheer van deze regeling.

2. De secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal en de directeuren-generaal zijn verantwoordelijk voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering aan de directeur Personeel en Organisatie van de gegevens die een goed beheer van deze regeling mogelijk maken.

Artikel 58

Na inwerkingtreding van deze regeling berust het Taak- en bevoegdheidsbesluit plv. secretaris-generaal Justitie op de artikelen 3, tweede lid, tweede volzin, en 4, tweede lid, van deze regeling.

Artikel 59

De Organisatieregeling Ministerie van Justitie 2002 wordt ingetrokken.

Artikel 60

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 61

Deze regeling wordt aangehaald als Organisatieregeling Ministerie van Justitie 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 mei 2005.
De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Algemeen

1. Aanleiding

De Organisatieregeling Ministerie van Justitie 2005 is qua opzet en systematiek gelijk aan de oude organisatieregeling uit 2002. Er is gekozen voor het vaststellen van een geheel nieuwe regeling vanwege het relatief grote aantal actualiseringen dat inmiddels ten opzichte van de regeling uit 2002 noodzakelijk is gebleken. De belangrijkste wijzigingen vloeien betreffen:

– instelling van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding;

– opheffing van het bureau Kwaliteitszorg als zelfstandige eenheid;

– instelling van de programmaorganisatie Vernieuwing HRM Justitie;

– reorganisatie van de directies binnen het directoraat-generaal Preventie, Jeugd en Sancties;

– instelling van de inspectie voor de Sanctietoepassing;

– opheffing van de directie Bestuurszaken en instelling van de baten-lastendienst Dienst JUSTIS;

– opheffing van de directie Rechtsbijstand en Juridische Beroepen en instelling van de directie Toegang Rechtsbestel;

– toevoeging van enkele dienstonderdelen aan het directoraat-generaal Rechtshandhaving;

– opheffing van het projectdirectoraat-generaal Vreemdelingenwet 2000.

2. Uitgangspunten

De hieronder vermelde uitgangspunten, die reeds waren opgenomen in de toelichting op de Organisatieregeling Ministerie van Justitie 2002, zijn ongewijzigd gebleven en worden duidelijkheidshalve hieronder nogmaals integraal weergegeven.

De organisatie van het Ministerie van Justitie heeft sinds 1997 een aantal veranderingen doorgemaakt voornamelijk als uitvloeisel van de brede discussie over het functioneren van de rijksdienst. De gewijzigde ontwikkelingen in de maatschappij hebben geleid tot andere eisen die aan het optreden van Justitie worden gesteld. Dit heeft eveneens gevolgen voor de Justitieorganisatie. Tenslotte hebben nieuwe technologieën en instrumenten hun invloed doen gelden op de inrichting van de organisatie.

Centraal in de organisatieontwikkeling van Justitie staat het onderscheid tussen beleidsontwikkeling, uitvoering en wetgeving, waardoor gerichter, doelmatiger en flexibeler kan worden geopereerd, met als belangrijkste randvoorwaarde de politieke verantwoordelijkheid.

Een tweede concept in organisatieontwikkeling is decentralisatie. Bij Justitie is dit uitgewerkt naar een model van integraal management zo laag mogelijk in de organisatie. Met integraal management wordt bedoeld dat binnen de kaders van het hiërarchisch hogere integraal managementniveau er sprake is van een eigen pakket verantwoordelijkheden en managementbevoegdheden op het gebied van beleid en beheer op sectoraal (uitvoeringsorganisaties) en operationeel niveau (diensten/directies). Hierdoor wordt een doelmatiger en flexibeler uitvoering bereikt.

Sturing in de organisatie geschiedt primair via een meerjarenbeleidsprogramma. Dit programma komt tot stand in een wisselwerking tussen de beleidsonderdelen, wetgeving en de dienstonderdelen met uitvoerende taken. Hierdoor is organisatorisch de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van Justitiebeleid beter geborgd.

Binnen de kaders van dit meerjarenbeleid worden (meerjarige) uitvoeringsplannen opgesteld die de meerjaren doelstellingen beleggen met concrete doelstellingen en resultaten.

Per onderdeel wordt vervolgens in de planning en control-cyclus een jaarplan ontwikkeld waarin de meerjarige doelstellingen worden vertaald naar jaardoelen met het daarbij behorende budget.

Deze manier van sturing plaatst het zwaartepunt op de sturingsas ‘directeur-generaal - uitvoeringsorganisatie’, waarbij de (centrale) beleid- en bedrijfsvoeringstaven de DG’s ondersteunen.

Tenslotte kent Justitie een aantal dienstonderdelen dat de departementsleiding ondersteunt en de Justitie-organisatie faciliteert en controleert.

De rechterlijke macht maakt vanwege de bijzondere staatsrechtelijke positie geen onderdeel uit van de organisatieregeling. De positie en de organisatie van de gerechten en de Raad voor de rechtspraak is geregeld in de Wet op de rechterlijke organisatie.

De bijzondere verhouding van het openbaar ministerie ten opzichte van de Minister van Justitie betekent dat voor dit onderdeel een aparte organisatieregeling is opgesteld.

De onderhavige organisatieregeling heeft betrekking op de dienstonderdelen die rechtstreeks vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie. Voor de goede orde wordt daarbij aangetekend dat het Ministerie van Justitie veel van zijn taken uitvoert in samenwerking met een groot aantal zelfstandige bestuursorganen en andere rechtspersonen met een wettelijke taak, die niet rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie vallen.

In deze regeling wordt het hiervoor beschreven organisatiemodel nader geconcretiseerd door voor elk dienstonderdeel aan te geven wat de primaire taken zijn waaruit de werkzaamheden zijn afgeleid. Op grond van artikel 59 ontwerpen en onderhouden de directoraten-generaal en de onderdelen die onder de secretaris-generaal en plaatsvervangend secretaris-generaal vallen, het eigen organisatie- en formatierapport. Deze worden vastgesteld door de directeur-generaal, de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal na goedkeuring door de bestuursraad.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3, eerste lid

Volgens het koninklijk besluit houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499) is de secretaris-generaal met inachtneming van de aanwijzingen van de minister, belast met de ambtelijke leiding van al hetgeen het ministerie betreft.

Artikel 3, tweede lid

Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Organisatieregeling Ministerie van Justitie 2002 heeft de secretaris-generaal het Taak- en bevoegdheidsbesluit plv. secretaris-generaal Justitie vastgesteld ingevolge waarvan een aantal van zijn taken worden uitgeoefend door de plaatsvervangend secretaris-generaal. Krachtens de slotbepaling in artikel 52 blijft dat besluit ook onder de nieuwe organisatieregeling van kracht.

Artikel 4, tweede lid

De taak en functie van de plaatsvervangend secretaris-generaal zijn vastgelegd in het door de secretaris-generaal vastgestelde Taak- en bevoegdheidsbesluit plv. secretaris-generaal Justitie, dat ingevolge artikel 52 van deze regeling van kracht blijft. De secretaris-generaal blijft eindverantwoordelijk.

Artikel 6

Voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum geldt per 1 januari 1994 het protocol inzake de beleidsmatige en beheersmatige positie van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum binnen het Ministerie van Justitie van 9 december 1993.

Artikel 9

De taak van de directie Financieel-Economische Zaken vindt een wettelijke grondslag in artikel 27 van de Comptabiliteitswet 2001. Hierin is het volgende geregeld. De directie FEZ heeft ‘de zorg voor de begrotingszaken en de daarmee samenhangende administraties.’

De taken zijn nader uitgewerkt in het Besluit Taak FEZ (Stb. 1992, 1).

Artikel 12

De taak van de Departementale Auditdienst vindt een wettelijke grondslag in artikel 66 van de Comptabiliteitswet 2001. De taken zijn nader uitgewerkt in het Besluit taak DAD (Stb. 1995, 426).

Artikelen 15, 16 en 48

De projectdirectie Huisvesting, Inkoop en Milieu, de programmaorganisatie Vernieuwing HRM Justitie en het Programmabureau Veiligheid (tot 1 juli 2007) zijn tijdelijke dienstonderdelen. De projectdirectie Huisvesting, Inkoop en Milieu zal naar verwachting vanaf 1 mei 2005 een vaste directie zijn met de naam directie Inkoop, Huisvesting en Milieu.

Artikel 19

Op 1 januari 2004 heeft een herinrichting van het DGIAV zijn beslag gekregen. Daarbij zijn taken op het gebied van vreemdelingenzaken en integratie tussen de verschillende directies en diensten binnen het directoraat-generaal herschikt en is de Stafdirectie Coördinatie Vreemdelingenketen (SCV) opgericht. Bij de herinrichting is besloten tot het herpositioneren van de gezagsrol in de vreemdelingenketen (het gezag over de Koninklijke Marechaussee en de Vreemdelingenpolitie voorzover het de uitvoering van de Vreemdelingenwet betreft). Waar deze tot dan toe namens de minister werd vervuld door de hoofddirecteur van de IND, is deze bij de herinrichting teruggelegd op het niveau van de directeur-generaal IAV. De directeur-generaal wordt hierbij door de SCV ondersteund. De beleidsmatige ondersteuning bij deze gezagsrol vindt plaats door de directie Vreemdelingenbeleid.

Artikel 20, vierde lid

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers is een zelfstandig bestuursorgaan.

Artikel 24

De Immigratie- en Naturalisatiedienst is sinds 1 januari 1994 agentschap (thans baten-lastendienst in de zin van artikel 10 van de Comptabiliteitswet 2001), waarvoor geldt de Regeling van de plaats van de Immigratie- en Naturalisatiedienst binnen het Ministerie van Justitie van november 1993.

Artikel 26

De aansturing van de ambtelijke diensten van het schadefonds geweldsmisdrijven, van het College van toezicht op de kansspelen en van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming wordt met deze regeling onder de verantwoordelijkheid van de directeur Sanctie- en Preventiebeleid gebracht.

Artikel 27, vierde lid

Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen is een zelfstandig bestuursorgaan.

Artikel 28

De Inspectie voor de Sanctietoepassing is met ingang van 1 september 2004 opgericht. Op 1 januari 2005 is dit dienstonderdeel met zijn feitelijke werkzaamheden begonnen.

Artikel 29

De baten-lastendienst Dienst JUSTIS is met ingang van 1 janauri 2005 in de plaats gekomen van de voormalige dienst Bestuurszaken. Verwezen zij naar het Instellingsbesluit baten-lastendienst JUSTIS (regeling van de Ministers van Justitie en van Financiën van 21 juli 2004, Stcrt. 145).

Onderdelen van de Dienst JUSTIS zijn ondermeer het Bureau Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB), het Centraal orgaan verklaring omtrent het gedrag (COVOG) en het Preventief toezicht vennootschappen (PTV).

Artikel 30

De dienst Justitiële Inrichtingen is per 1 januari 1995 agentschap (thans baten-lastendienst in de zin van artikel 10 van de Comptabiliteitswet 2001), waarvoor geldt de Regeling van de plaats van het Agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen binnen het Ministerie van Justitie van november 1994.

Artikel 42, eerste lid

Het Nederlands Forensisch Instituut is een baten-lastendienst in de zin van artikel 10 van de Comptabiliteitswet 2001.

Artikel 43

De instelling van het Centraal Justitieel Incassobureau is geschied bij het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau (Stb. 1994, 408). Het Centraal Justitieel Incassobureau is een agentschap (thans baten-lastendienst in de zin van artikel 10 van de Comptabiliteitswet 2001), waarvoor geldt de Regeling plaats agentschap CJIB van 21 december 1995.

Artikel 45

De onderbrenging van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding bij het Ministerie van Justitie vloeit voort uit de brief van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer van 10 september 2004 inzake terrorismebestrijding (Kamerstukken II 2003/04, 29 754, nr. 1). In de genoemde brief is aangegeven dat de NCTb verantwoordelijk is voor de voorbereiding van het algemene beleid op het gebied van terrorismebestrijding onder de verantwoordelijkheid van de coördinerend minister voor terrorismebestrijding – de Minister van Justitie – en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Omdat de NCTb beheersmatig onder het Ministerie van Justitie valt, is hij als dienstonderdeel van dit ministerie in de organisatieregeling opgenomen.

Artikel 47

Uit dit artikel vloeit voort dat de voorlichting en woordvoering over terrorismegerelateerde onderwerpen onder de verantwoordelijkheid van het NCTb is geplaatst. De afdeling Communicatie verricht haar taken in nauwe samenwerking met de meest belangrijke betrokken actoren (voorlichtingsdirecties van Justitie, BZK, AIVD en OM)

Artikel 51

De taak van de directie Beveiliging Burgerluchtvaart vloeit voort uit de in artikel 37ab van de Luchtvaartwet bij de Minister van Justitie neergelegde verantwoordelijkheid voor de beveiliging van de burgerluchtvaart.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven