Wijziging Uitvoeringsregeling Besluit drukapparatuur

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 13 mei 2005, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/P&G/2005/28546, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Besluit drukapparatuur alsmede wijziging van een aantal andere regelingen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 16 van de Warenwet en de artikelen 12b, zevende lid, 12c, eerste, zevende en twaalfde lid, 12d achtste lid, 14a, tweede lid, 18a en 19a, vijfde lid, van het Warenwetbesluit drukapparatuur;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling Besluit Drukapparatuur wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Er wordt een opschrift ingevoegd, luidende: Definities

2. In onderdeel b wordt na ‘maximaal toelaatbare druk’ ingevoegd: nominale maat,.

3. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d en e tot c en d.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, worden na onderdeel d acht onderdelen toegevoegd, luidende:

e. parallel werkende drukapparatuur: drukapparatuur die als kenmerk heeft dat ze van dezelfde constructie is, uit dezelfde soort materialen is vervaardigd, onder vergelijkbare bedrijfsomstandigheden wordt bedreven en op dezelfde toe- en afvoerleidingen is aangesloten;

f. termijn: de toegestane tijdsduur tussen de eerste keuring voor ingebruikneming onderscheidenlijk intredekeuring en de eerste herkeuring of de toegestane tijdsduur tussen twee opeenvolgende herkeuringen;

g. flessen voor ademhalingstoestellen: flessen voor ademhalingstoestellen die onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen;

h. huurketel: brandstof of anderszins verwarmde drukapparatuur waarbij gevaar voor oververhitting bestaat, bestemd voor de productie van stoom of oververhit water met een temperatuur hoger dan 110 °C met een volume van meer dan 2 liter, die regelmatig van plaats van opstelling wisselt en geen eigendom is van de gebruiker;

i. BRZO: Besluit risico’s zware ongevallen;

j. RISA-schema drukapparatuur: Richtlijn Specifieke Accreditatie Schema voor het Warenwet besluit drukapparatuur (versie 01 Stcrt. 2001, nr. 15);

k. WESA-schema drukapparatuur: Wet Specifieke Accreditatie Schema voor het Warenwetbesluit drukapparatuur (versie 01 Stcrt. 2005, nr. 81);

l. Inspectieafdeling van de gebruiker: een organisatorische eenheid die door de gebruiker van drukapparatuur is belast met de voorbereiding en uitvoering van inspecties.

B

Artikel 4a wordt vernummerd tot artikel 2 en wordt als volgt gewijzigd:

1. Er wordt een opschrift ingevoegd, luidende: Grenzen en uitvoering van de keuring voor ingebruikneming.

2. Het eerste lid komt te luiden:

1. Drukvaten en installatieleidingen, alsmede de bijbehorende veiligheidsappendages waardoor zij beveiligd worden en bijbehorende onder druk staande appendages, worden aan een keuring voor ingebruikneming als bedoeld in artikel 12b, eerste lid, van het besluit, onderworpen voorzover het betreft:

a. de in artikel 3, punt 1.1. onder a) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover ingedeeld in categorie I, II, III of IV volgens tabel 1 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 1 voorzover die zeer vergiftig of ontplofbaar zijn;

b. de in artikel 3, punt 1.1. onder a) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover ingedeeld in categorie III of IV volgens tabel 1 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 1 voorzover niet bedoeld in onderdeel a, waarbij voor onstabiele gassen de indeling in categorie I of II ongewijzigd blijft, voor zuurstof- en distikstofoxyde-opslagreservoirs het volume groter is dan 25000 liter, voor stationaire bovengrondse propaan- en butaanopslagreservoirs met gasafname het volume groter is dan 5000 liter, en voor propaanopslagreservoirs met gasafname op een bouwterrein het volume groter is dan 8000 liter;

c. de in artikel 3, punt 1.1. onder a) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover ingedeeld in categorie II, III of IV volgens tabel 2 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 als bedoeld in het BRZO, bijlage I, deel 2, kolom 1 onder 9 en 10;

d. de in artikel 3, punt 1.1. onder a) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover ingedeeld in categorie III of IV volgens tabel 2 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 voorzover niet bedoeld in onderdeel c, waarbij voor drukvaten met lucht het volume groter is dan 2500 liter en de maximaal toelaatbare druk PS hoger is dan 30 bar, en voor stikstof-, argon-, helium- en koolzuur-opslagreservoirs het volume groter is dan 40000 liter;

e. de in artikel 3, punt 1.1. onder b) van de richtlijn bedoelde drukvaten met een volume groter dan 1 liter, voorzover ingedeeld in categorie I, II of III volgens tabel 3 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 1 die zeer vergiftig of ontplofbaar zijn;

f. de in artikel 3, punt 1.1. onder b) van de richtlijn bedoelde drukvaten met een volume groter dan 1 liter, voorzover ingedeeld in categorie II of III volgens tabel 3 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 1 voorzover niet bedoeld in onderdeel e;

g. de in artikel 3, punt 1.1. onder b) van de richtlijn bedoelde drukvaten met een volume groter dan 10 liter, voorzover ingedeeld in categorie I of II volgens tabel 4 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 als bedoeld in het BRZO, bijlage I, deel 2, kolom 1 onder 9 en 10;

h. de in artikel 3, punt 1.1. onder b) van de richtlijn bedoelde drukvaten, voorzover ingedeeld in categorie II volgens tabel 4 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 voorzover niet bedoeld in onderdeel g;

i. de in artikel 3, punt 1.2. bedoelde drukapparatuur voorzover ingedeeld in categorie III of IV volgens tabel 5 van bijlage II bij de richtlijn;

j. de in artikel 3, punt 1.3. onder a) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen, voorzover ingedeeld in categorie I, II of III volgens tabel 6 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 1 voorzover die zeer vergiftig of ontplofbaar zijn;

k. de in artikel 3, punt 1.3. onder a) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen, voorzover ingedeeld in categorie II of III volgens tabel 6 van bijlage II bij de richtlijn, indien de waarde van DN groter is dan 65, voor stoffen in groep 1 voorzover niet bedoeld in onderdeel j;

l. de in artikel 3, punt 1.3. onder a) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen, voorzover ingedeeld in categorie II of III volgens tabel 7 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 als bedoeld in het BRZO, bijlage I, deel 2, kolom 1 onder 9 en 10;

m. de in artikel 3, punt 1.3. onder a) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen, voorzover ingedeeld in categorie III volgens tabel 7 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 voorzover niet bedoeld in onderdeel l;

n. de in artikel 3, punt 1.3. onder b) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen, voorzover ingedeeld in categorie I, II of III volgens tabel 8 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 1 die zeer vergiftig of ontplofbaar zijn;

o. de in artikel 3, punt 1.3. onder b) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen, voorzover ingedeeld in categorie I, II of III volgens tabel 8 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 1 voorzover niet bedoeld in onderdeel n en waarbij de waarde van DN groter is dan 65;

p. de in artikel 3, punt 1.3. onder b) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen, voorzover ingedeeld in categorie I of II volgens tabel 9 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 als bedoeld in het BRZO, bijlage I, deel 2, kolom 1 onder 9 en 10;

q. de in artikel 3, punt 1.3. onder b) van de richtlijn bedoelde installatieleidingen, voorzover ingedeeld in categorie II volgens tabel 9 van bijlage II bij de richtlijn, voor stoffen in groep 2 voorzover niet bedoeld in onderdeel p.

3. Het tweede lid komt te luiden:

2. In afwijking van het eerste lid worden flessen voor ademhalingstoestellen niet onderworpen aan een keuring voor ingebruikneming.

4. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De keuring voor ingebruikneming op basis van artikel 12b, zesde lid, van het besluit, wordt uitgevoerd overeenkomstig het WESA-schema drukapparatuur.

C

Na artikel 2 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 3

Grenzen en uitvoering van de herkeuring

1. Drukvaten en installatieleidingen, alsmede de daarbij behorende veiligheidsappendages waardoor ze worden beveiligd en de bijbehorende onder druk staande appendages, worden aan een herkeuring als bedoeld in artikel 12c, eerste lid, van het besluit, onderworpen voorzover het betreft:

a. de drukvaten en installatieleidingen, genoemd in artikel 2, eerste lid, waarbij voor de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, genoemde propaan- en butaanopslagreservoirs en zuurstof- en distikstofoxyde-opslagreservoirs en voor de in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, genoemde stikstof-, argon-, helium- en koolzuur-opslagreservoirs, de vermelde grenzen niet van toepassing zijn;

b. flessen voor ademhalingstoestellen.

2. De onderzoeken, bedoeld in artikel 12c, zesde lid, van het besluit, worden overeenkomstig het WESA-schema drukapparatuur uitgevoerd.

3. De gebruiker van drukapparatuur is bevoegd om ten aanzien van de drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid, de onderzoeken, bedoeld in artikel 12c, zesde lid, van het besluit, zelf uit te voeren onder toezicht van een aangewezen keuringsinstelling, onder de volgende voorwaarden:

a. de gebruiker hanteert een door een aangewezen keuringsinstelling gecertificeerd kwaliteitssysteem, dat betrekking heeft op zijn inspectieafdeling, overeenkomstig het WESA-schema drukapparatuur;

b. de instelling houdt overeenkomstig het WESA-schema drukapparatuur toezicht op de voorbereiding, uitvoering en eindbeoordeling van herkeuring van de drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid.

D

Artikel 4b wordt vernummerd tot artikel 4 en wordt als volgt gewijzigd:

1. Er wordt een opschrift ingevoegd, luidende: Verklaringen

2. In het eerste lid, onderdeel f, wordt ‘instantie of dienst’ vervangen door: aangewezen keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers.

3. In de aanhef van het tweede lid wordt: ‘tiende lid’ vervangen door: twaalfde lid.

4. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘tiende lid’ vervangen door: twaalfde lid.

5. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. het kenmerk of registratienummer van de drukapparatuur;

6. In het tweede lid, onderdeel j wordt ‘instantie of dienst’ vervangen door: aangewezen keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers.

7. In het tweede lid, onderdeel k wordt ‘instantie of dienst’ vervangen door: aangewezen keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers.

8. In het derde lid wordt ‘achtste lid’ vervangen door: tiende lid.

9. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:

4. Indien bij verplaatsing van een huurketel op een nieuwe plaats van opstelling geen bezwaar bestaat tegen de ingebruikneming van de ketel, wordt hiervan aantekening gemaakt op het aantekenblad, bedoeld in artikel 12e van het besluit.

5. In de verklaring van herkeuring, bedoeld in artikel 12c, tweede onderscheidenlijk negende lid, van het besluit, worden de volgende gegevens opgenomen:

a. een verwijzing naar artikel 12c, tweede en negende lid, van het besluit;

b. het kenmerk of registratienummer van het drukapparaat;

c. de naam en het adres van de gebruiker van de drukapparatuur;

d. het adres en plaats waar de drukapparatuur is opgesteld;

e. in voorkomend geval, een verwijzing naar de verklaring van ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b, tweede lid, van het besluit, of de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming, bedoeld in artikel 12d, tweede lid, van het besluit;

f. de gegevens die nodig zijn met betrekking tot de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de apparatuur mag worden gebruikt;

g. de datum van de herkeuring;

h. het jaar van de volgende herkeuring;

i. de naam en het adres van de aangewezen keuringsinstelling of de keuringsdienst van gebruikers die de herkeuring heeft verricht;

j. de identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is de verklaring voor de aangewezen keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers te ondertekenen;

k. de ondertekening en de datum.

6. In geval van toekenning van een termijnverlenging of termijnflexibilisering wordt het herkeurjaar door de aangewezen keuringsinstelling vermeld op de verklaring van herkeuring.

7. In de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming, bedoeld in artikel 12d, tweede onderscheidenlijk negende lid van het besluit, worden de volgende gegevens opgenomen:

a. een verwijzing naar artikel 12d, tweede en negende lid, van het besluit;

b. het kenmerk of het registratienummer van de drukapparatuur;

c. de naam en het adres van de gebruiker van de drukapparatuur;

d. het adres en de plaats waar de drukapparatuur is opgesteld;

e. gegevens van de veiligheidsappendages;

f. de gegevens die nodig zijn met betrekking tot de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de apparatuur mag worden gebruikt;

g. de datum van de intredekeuring en ingebruikneming;

h. het jaar van de herkeuring van de eerst in aanmerking komende apparatuur dat deel uitmaakt van het samenstel, druksysteem of groep installatieleidingen;

i. de naam en het adres van de aangewezen keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers die de beoordelingen en keuringen heeft verricht;

j. de identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is de verklaring voor de aangewezen keuringsinstelling of keuringsdienst van gebruikers te ondertekenen;

k. de ondertekening en de datum.

E

Artikel 4c wordt vernummerd tot artikel 5 en wordt een opschrift ingevoegd, luidende: Jaarverslag.

F

Onder vernummering van artikel 7a tot artikel 16 en artikel 9a tot artikel 18, worden na artikel 5 tien artikelen met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 6

Herkeurtermijnen

1. De vaste herkeurtermijnen voor de drukapparatuur, bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn:

a. 4 jaar voor drukvaten, ingedeeld in tabel 1 tot en met 4 van bijlage II bij de richtlijn, met uitzondering van de drukapparatuur, bedoeld in onderdeel b. Wanneer geen nieuwe of verdere inwendige of uitwendige aantasting van de drukapparatuur is vastgesteld gedurende de voorafgaande herkeurtermijn en tevens niet in de komende herkeurtermijn wordt verwacht, wordt de vaste termijn gesteld op 6 jaar;

b. 2 jaar voor de in tabel 1 tot en met 5 van bijlage II bij de richtlijn ingedeelde brandstof gestookte of anderszins verwarmde drukapparatuur waarbij gevaar voor oververhitting bestaat;

c. 4 jaar voor installatieleidingen, ingedeeld in tabel 6 tot en met 9 van bijlage II bij de richtlijn. Wanneer geen nieuwe of verdere inwendige of uitwendige aantasting van de drukapparatuur is vastgesteld gedurende de voorafgaande herkeurtermijn en tevens niet in de komende herkeurtermijn wordt verwacht, wordt de vaste termijn gesteld op 6 jaar;

d. 5 jaar voor flessen voor ademhalingstoestellen.

2. Voor veiligheidsappendages geldt dat de herkeurtermijn gelijk is aan de vaste termijn van het te beveiligen drukapparaat.

3. In afwijking van het eerste lid kan door de aangewezen keuringsinstelling of de aangewezen keuringsdienst van gebruikers voor een drukapparaat in een groep parallel werkende drukapparaten een afwijkende herkeurtermijn worden vastgesteld.

Artikel 7

Kalenderjaar van herkeuring

a. Bij de bepaling van het kalenderjaar waarin de eerste herkeuring moet plaatsvinden, wordt uitgegaan van de datum waarop een verklaring van ingebruikneming of een verklaring van intredekeuring en ingebruikneming is afgegeven.

b. Bij de bepaling van het kalenderjaar van de volgende herkeuring wordt uitgegaan van het kalenderjaar waarin de voorgaande herkeuring heeft plaatsgevonden, waarbij geen rekening wordt gehouden met een toegestane overschrijding van de herkeurtermijn overeenkomstig artikel 10.

c. Een verklaring van ingebruikneming, afgegeven door een fabrikant verenigd in de branchevereniging ‘Vereniging van fabrikanten van industriële gassen’ met betrekking tot de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedoelde zuurstof- en distikstofoxide-opslagreservoirs met een volume kleiner of gelijk aan 25.000 liter en de in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, bedoelde opslagreservoirs voor stikstof, argon, helium en koolzuur met een volume kleiner of gelijk aan 40.000 liter, wordt voor de bepaling van de herkeurdatum gelijkgesteld met de verklaringen, bedoeld in onderdeel a.

d. Indien een verklaring als bedoeld in onderdeel a niet is vereist, wordt voor de bepaling van het tijdstip waarop de eerste herkeuring moet plaatsvinden de datum van afgifte van de EG-verklaring van overeenstemming, bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, en 12, eerste lid, van het besluit, onderscheidenlijk de verklaring van overeenstemming, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van het besluit, als uitgangsdatum genomen.

Artikel 8

Termijnverlenging en uitvoering

1. Termijnverlenging kan worden verleend voor de drukapparatuur, genoemd in artikel 6, met uitzondering van de in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, genoemde flessen voor ademhalingstoestellen en de in artikel 6, tweede lid, genoemde veiligheidsappendages, met een vaste herkeurtermijn langer dan 2 jaar.

2. De termijnverlenging kan maximaal een verdubbeling zijn van de vaste termijnen, genoemd in artikel 6.

3. De termijnverlenging kan voor het eerst worden verleend na afloop van de tweede vaste herkeurtermijn, met uitzondering van drukapparatuur met een vaste herkeurtermijn van 2 jaar waarvoor termijnverlenging na afloop van de derde vaste termijn kan worden verleend.

4. Termijnverlenging wordt uitsluitend verleend voor het inwendig onderzoek.

5. Termijnverlenging kan slechts worden verleend indien ten aanzien van het betreffende drukapparaat:

a. er geen materiaal met verhoogde scheurgevoeligheid is toegepast;

b. er aanvullend passend onderzoek wordt uitgevoerd;

c. reparaties, wijzigingen of geconstateerde afwijkingen geen beletselen vormen voor de verlenging.

6. De termijnverlenging kan door een aangewezen keuringsinstelling worden verleend onder de voorwaarden dat de inspectieafdeling van de gebruiker:

a. beschikt over een door de instelling gecertificeerd kwaliteitssysteem als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel a;

b. beschikt over voldoende deskundig personeel.

7. De aanvraag voor een termijnverlenging wordt gedaan door de gebruiker en omvat de documentatie, bedoeld in artikel 12c, vierde lid, van het besluit, en een verklaring van de gebruiker dat de aangevraagde termijnverlenging verantwoord is.

8. De instelling, bedoeld in het zesde lid, voert een uitwendig onderzoek uit op het drukapparaat waarvoor termijnverlenging wordt aangevraagd.

9. Het uitwendig onderzoek kan worden uitgevoerd door een voor de herkeuring aangewezen keuringsdienst van gebruikers, die daartoe rapport uitbrengt aan de gebruiker. Dit rapport vormt een onderdeel van de aan de aangewezen keuringsinstelling gerichte aanvraag voor termijnverlenging.

10. Het uitwendig onderzoek van de drukapparatuur, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, kan door de gebruiker onder toezicht van een aangewezen keuringsinstelling worden uitgevoerd, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 3, derde lid.

11. Een toegekende termijnverlenging wordt door de instelling, bedoeld in het zesde lid, vastgelegd in een verklaring van herkeuring, waarbij als geldigheidstermijn als bedoeld in artikel 12c, negende lid, onderdeel a, van het besluit, het kalenderjaar van herkeuring wordt vermeld gebaseerd op de verlengde termijn.

12. De instelling, bedoeld in het zesde lid, houdt toezicht op de uitvoering van de overeengekomen inspecties tijdens de verlengde periode.

13. De instelling, bedoeld in het zesde lid, vermeldt de bevindingen van de beoordeling van de termijnverlenging op het aantekenblad, bedoeld in artikel 12e van het besluit.

Artikel 9

Termijnflexibilisering en uitvoering.

1. Termijnflexibilisering kan worden verleend voor de drukapparatuur, genoemd in artikel 8, eerste lid.

2. De termijnflexibilisering kan maximaal een verviervoudiging zijn van de vaste termijnen, genoemd in artikel 6, met een maximum van 18 jaar, waarbij voor veiligheidsappendages met een vaste herkeurtermijn van 2 jaar een maximum geldt van 4 jaar.

3. De termijnflexibilisering kan voor het eerst worden verleend na afloop van de tweede vaste herkeurtermijn van het betreffende drukapparaat, met uitzondering van drukapparatuur met een vaste herkeurtermijn van 2 jaar waarvoor termijnflexibilisering na afloop van de derde vaste herkeurtermijn kan worden verleend.

4. Termijnflexibilisering wordt uitsluitend verleend voor het inwendig onderzoek.

5. De termijnflexibilisering kan door een aangewezen keuringsinstelling worden verleend onder de voorwaarden dat de gebruiker:

a. een door een aangewezen keuringsinstelling gecertificeerd kwaliteitssysteem hanteert, dat zowel betrekking heeft op zijn inspectieafdeling, als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel a, als op overige afdelingen in het kader van termijnflexibilisering overeenkomstig het WESA-schema drukapparatuur;

b. een gevalideerde methodiek van risicobeheersing toepast;

c. beschikt over een vastgelegd jaarprogramma voor inspectie- en onderhoudswerkzaamheden;

d. alle factoren registreert die bepalend zijn voor de integriteit van de installatie;

e. beschikt over een overzicht van de installatie, de eventueel uitgevoerde wijzigingen en reparaties, de eventueel plaatsgevonden incidenten en de resultaten van uitgevoerde inspecties.

6. De aanvraag voor de termijnflexibilisering wordt gedaan door de gebruiker en omvat de documentatie, bedoeld in artikel 12c, vierde lid, van het besluit, en een verklaring van de gebruiker dat de aangevraagde termijnflexibilisering verantwoord is.

7. Een toegekende termijnflexibilisering wordt door de instelling, bedoeld in het vijfde lid, vastgelegd in een verklaring van herkeuring, waarbij als geldigheidstermijn als bedoeld in artikel 12c, negende lid, onderdeel a, van het besluit, het kalenderjaar van herkeuring wordt vermeld op basis van de geflexibiliseerde termijn.

8. De instelling, bedoeld in het vijfde lid, houdt toezicht op de uitvoering van de in het jaarprogramma, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, overeengekomen inspecties tijdens de geflexibiliseerde periode.

9. De instelling, bedoeld in het vijfde lid, vermeldt de bevindingen van de beoordeling van de termijnflexibilisering op het aantekenblad, bedoeld in artikel 12e van het besluit.

Artikel 10

Overschrijding herkeurtermijn

De aangewezen keuringsinstelling of aangewezen keuringsdienst van gebruikers kan, indien dat om bijzondere redenen nodig is, toestaan dat na afloop van een herkeurtermijn het jaar van herkeuring met maximaal 6 maanden wordt overschreden. Voor de vaststelling van het eerstvolgende kalenderjaar van herkeuring wordt geen rekening gehouden met de toegestane maximale overschrijding van 6 maanden.

Artikel 11

Verkorting herkeurtermijn

De aangewezen keuringsinstelling of aangewezen keuringsdienst van gebruikers kan een kortere termijn vaststellen dan de vaste termijnen, genoemd in artikel 6, of het tijdstip nader aanduiden waarop de herkeuring in het betreffende kalenderjaar moet plaatsvinden. Bepalend daarvoor kunnen zijn:

a. de staat waarin de drukapparatuur zich bevindt;

b. de invloed van de in de drukapparatuur aanwezige stoffen;

c. de invloed van specifieke bedrijfsomstandigheden;

d. de constructieve uitvoering van het drukapparaat.

Artikel 12

Merktekens

Op flessen voor ademhalingstoestellen worden de datum van herkeuring en het identificatiemerk van de aangewezen keuringsinstelling of de aangewezen keuringsdienst van gebruikers goed leesbaar en onuitwisbaar aangebracht.

Artikel 13

Intredekeuring

De aangewezen keuringsinstelling of de aangewezen keuringsdienst van gebruikers hanteert bij de beoordelingen en onderzoeken, bedoeld in artikel 12d, zesde en achtste lid, van het besluit, als basis de actuele versie van de oorspronkelijk toegepaste normen.

Artikel 14

Wijzigingen en reparaties

1. Bij de uitvoering van wijzigingen of reparaties aan drukapparatuur, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, van het besluit, beoordeelt de aangewezen keuringsinstelling of de aangewezen keuringsdienst van gebruikers het ontwerp en houdt toezicht op de fabricage en eindcontrole van de wijziging of reparatie.

2. Indien de drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig bijlage II bij de richtlijn naar categorie wordt ingedeeld, wordt bij de toepassing van de essentiële veiligheidseisen, bedoeld in bijlage I bij de richtlijn, de vastgestelde categorie gehanteerd. Indien de drukapparatuur, bedoeld in het eerste lid, niet overeenkomstig bijlage II bij de richtlijn wordt ingedeeld, wordt bij de toepassing van de essentiële veiligheidseisen categorie IV gehanteerd.

Artikel 15

Criteria voor aanwijzing van instellingen en diensten

1. Als een aangewezen aangemelde keuringsinstelling en een aangewezen aangemelde keuringsdienst van gebruikers kunnen worden aangewezen een instelling of dienst die overigens voldoet aan de criteria, bedoeld in het RISA-schema drukapparatuur.

2. Als een aangewezen keuringsinstelling en een aangewezen keuringsdienst van gebruikers kunnen worden aangewezen een instelling of dienst die overigens voldoet aan de criteria, bedoeld in het WESA-schema drukapparatuur.

G

Het tot artikel 16 vernummerde artikel wordt als volgt gewijzigd:

1. Er wordt een opschrift ingevoegd, luidende: Drukapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek.

2. Het zesde lid komt te luiden:

6. In afwijking van artikel 2, eerste lid, wordt drukapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek niet onderworpen aan een keuring voor ingebruikneming.

3. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd luidende:

7. In afwijking van artikel 3, eerste lid, wordt drukapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek niet onderworpen aan een herkeuring indien het gebruik plaatsvindt onder deskundig toezicht en van dat gebruik aantekening wordt gehouden.

8. De gebruiker houdt aantekening van wijzigingen en reparaties aan drukapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek en bij wijzigingen aan deze drukapparatuur, ingedeeld in categorie III of IV volgens bijlage II bij de richtlijn, wordt door een aangewezen keuringsinstelling het ontwerp daarvan beoordeeld en een aanvulling op de verklaring van ontwerponderzoek afgegeven.

H

Na artikel 16 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 17

Overgangsrecht

De artikelen 3, derde lid, en 14, eerste lid, zijn tot uiterlijk 12 maanden na de inwerkingtreding van deze regeling niet van toepassing indien op het moment van de inwerkingtreding van deze regeling op grond van een bestaande overeenkomst tussen de gebruiker en een aangewezen keuringsinstelling, die bevoegd was op grond van de regelgeving die gold op de dag voor de inwerkingtreding van het besluit tot wijziging van het Warenwetbesluit drukapparatuur houdende regels inzake het gebruik van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en enige andere maatregelen van bestuur (Stb. 2004, 387), de gebruiker bevoegd was de betreffende onderzoeken zelf uit te voeren met inachtneming van de voorwaarden in die overeenkomst.

I

Het tot artikel 18 vernummerde artikel komt te luiden:

Artikel 18

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling drukapparatuur.

Artikel II

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 april 1967, nr. 5340, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit schiethamers (Stcrt. 81) wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 7 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 8

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling schiethamers.

B

Artikel 13 vervalt.

Artikel III

Artikel 19 van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. Kappeyne van de Copello, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Economische Zaken, P.H. van Zeil, van 28 januari 1985, nr. 84/15 335, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit containers (Stcrt. 23) komt te luiden:

Artikel 19

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling containers.

Artikel IV

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 september 1992, nr. 92/12 679, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm (Stcrt. 209) wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling drukvaten van eenvoudige vorm.

B

Artikel 7 vervalt.

Artikel V

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 22 juni 1993, nr. 93/3055, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, het Besluit machines, de Warenwet en het Warenwetbesluit machines (Stcrt. 127), wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2a, tweede lid, wordt ‘tweede lid’ vervangen door: eerste lid.

B

Na artikel 4 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling machines.

C

Artikel 8 vervalt.

Artikel VI

De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 7 september 1993, nr. 93/08764, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen en de Warenwet (Stcrt. 186), wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling persoonlijke beschermingsmiddelen.

B

De artikel 7 en 8 vervallen.

Artikel VII

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 maart 1996, nr. 96/0292, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit explosieveilig materieel (Stcrt. 57) wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling explosieveilig materieel.

B

Artikel 7 vervalt.

Artikel VIII

De regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 1996, nr. 96/02 732, houdende nadere regels ten aanzien van liften (Stcrt. 243) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling liften.

B

De artikelen 10 tot en met 12 vervallen.

Artikel IX

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I dat in werking treedt met ingang van 1 augustus 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 mei 2005.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

1. Algemeen

De onderhavige regeling is gebaseerd op de Warenwet en het Warenwetbesluit drukapparatuur. Bij Besluit van 22 juli 2004 (Stb. 387) is het Warenwetbesluit drukapparatuur gewijzigd. Het laatstgenoemde wijzigingsbesluit strekt ertoe regels te stellen voor het gebruik van drukapparatuur.

De onderhavige (wijzigings)regeling vormt het sluitstuk van de derde en tevens laatste fase van de totale herziening van de regelgeving op het gebied van drukapparatuur.

De eerste fase betrof de implementatie van de Europese richtlijn 97/23/EG in het Besluit drukapparatuur van 1999 (Stb.1999, 311) en bevat uitsluitend de eisen voor de nieuwbouw van drukapparatuur zoals stoomketels propaantanks, reactorvaten enz. Met de tweede fase, die in 2002 is gerealiseerd (Stb. 2001, 339) en derde fase zijn de bestaande nationale regimes voor de keuring voor ingebruikneming en de keuring in de gebruiksfase in lijn gebracht met de uitgangspunten van de genoemde Europese richtlijn. De derde fase wordt gevormd door het wijzigingsbesluit voor de gebruiksfase van drukapparatuur (Besluit van 22 juli 2004, Stb. 387). De inwerkingtreding van de derde fase is voorzien op 1 augustus 2005.

In paragraaf 2.4 en in de toelichting op artikel 12c van het laatste wijzigingsbesluit is vermeld dat voor de aard en wijze van het herkeuringsonderzoek criteria zullen worden vastgesteld, waarbij zal worden aangesloten bij de huidige mede op het Stoombesluit gebaseerde beleidsregels, de zogenoemde Regels voor Toestellen onder Druk. De onderhavige wijzigingsregeling geeft hier uitvoering aan. De wijzigingsregeling bevat voorts een aantal nieuwe onderdelen, waardoor het voor de gebruiker mogelijk wordt de bij hem aanwezige vaak specialistische kennis in te zetten bij het uitvoeren van wettelijk voorgeschreven keuringen. Dit kan zowel in de vorm van een door de minister aangewezen keuringsdienst van de gebruiker als in de vorm van een eigen inspectiedienst van de gebruiker die onder toezicht van een door de minister aangewezen keuringsinstelling keuringen mag verrichten.

Naast de hiervoor genoemde mogelijkheden voor de gebruiker om zelf keuringen aan drukapparatuur uit te voeren, dragen ook de in de regeling geboden mogelijkheden tot termijnverlenging en termijnflexibilisering bij keuringen bij om te komen tot een efficiëntere bedrijfsvoering.

De algehele herziening van de regelgeving voor drukapparatuur heeft een impuls gegeven aan het proces van vereenvoudiging van regelgeving en het terugdringen van de administratieve lasten door de tot dan toe bestaande versnipperde regelgeving binnen Nederland onder te brengen in één besluit. Ook de introductie van meer marktwerking draagt bij tot het terugdringen van de administratieve lasten.

In verband met de omschakeling van de huidige situatie voor de keuringen in de gebruiksfase, waarbij één instelling (in monopolie positie) deze uitvoert naar een situatie waarin meerdere keuringsinstellingen op hetzelfde werkveld hun diensten mogen aanbieden, is een uniforme werkwijze van deze instellingen van groot belang. De onderhavige regeling geeft daar inhoud aan.

De gebruiker heeft een belangrijke verantwoordelijkheid om de bij hem in gebruik zijnde drukapparatuur op een veilige manier te gebruiken en te onderhouden. De voorschriften in de regeling zijn alleen van toepassing op de meest risicovolle drukapparatuur. Voor de drukapparatuur die hier niet onder vallen is de totale zorg voor de drukapparatuur in handen gelegd van de gebruiker zelf.

Een belangrijke rol binnen de nieuwe regelgeving is weggelegd voor de keuringsinstellingen en keuringsdiensten van gebruikers. De criteria waaraan deze instellingen en diensten moeten voldoen om als zodanig te kunnen worden aangewezen en de wijze waarop de keuringen moeten worden uitgevoerd zijn vastgelegd in het zogenoemde WESA-schema. Dit schema is onder verantwoordelijkheid van SZW met belanghebbende partijen opgesteld. Het beheer en de verdere ontwikkeling van dit schema zal worden overgedragen aan het nog op te richten Centraal College van Deskundigen voor Drukapparatuur. In dit college zijn de keuringsinstellingen, fabrikanten en gebruikers van drukapparatuur vertegenwoordigd. Zodra de overdracht is gerealiseerd, zal statisch naar het schema worden verwezen, dat wil zeggen dat wordt verwezen naar een document van een bepaalde datum eventueel met een identificatienummer. Een statische verwijzing brengt met zich mee dat wanneer de van oorsprong private RISA- en WESA-certificatieschema’s later worden gewijzigd door private partijen, dit niet zonder meer een publiekrechtelijk rechtsgevolg met zich meebrengt. Hiervoor is nodig dat ook de verwijzing naar deze schema’s in de Warenwetregeling drukapparatuur dient te worden gewijzigd.

Met de nieuwe regelgeving moet de komende tijd ervaring worden opgedaan. De werking ervan zal na 3 jaar worden geëvalueerd, waarbij mogelijkheden om te komen tot verdere vereenvoudigingen van de regelgeving belangrijke aandachtspunten zullen zijn. In het bijzonder zal hierbij de mogelijkheid worden bezien om onderdelen van deze Warenwetregeling onder te brengen in het WESA-schema.

2. Artikelsgewijs

Artikel I (onderdeel A, artikel 1)

Aan artikel 1 is een aantal definities toegevoegd.

De in onderdelen j en k genoemde RISA- en WESA-schema’s bevatten de uitwerking van de criteria waaraan aan te wijzen keuringsinstellingen en keuringdiensten van gebruikers moeten voldoen. Voorts zijn in deze schema’s nader uitgewerkt op welke wijze de keuringen en beoordelingen moeten worden uitgevoerd.

Artikel I (onderdeel B, artikel 2)

Op grond van artikel 12b, eerste lid, van het besluit was in het oorspronkelijke artikel 4a van de Uitvoeringsregeling Besluit drukapparatuur, drukapparatuur aangewezen, die een keuring voor ingebruikneming moet ondergaan. De grenzen die in dat artikel waren vastgelegd bleken in de praktijk moeilijk hanteerbaar. Met name gold dit voor het criterium ingesloten volume. Bovendien is gebleken dat de stofgroep indeling, zoals overgenomen uit de Richtlijn drukapparatuur 97/23/EG, in het kader van de aanwijzing van drukapparatuur voor de keuring voor ingebruikneming te grof was. Met de belanghebbende partijen is daarom gezocht naar een meer risico afhankelijke aanwijzing van drukapparatuur. Dit heeft geleid tot de onderhavige wijziging. Een belangrijk verschil met de oude indeling vormt een verdere opsplitsing naar risico binnen de beide stofgroepen. Voor stofgroep 1 heeft dit geleid tot het onderscheid tussen zeer vergiftig voor de mens of ontplofbaar en de rest van stofgroep 1. En voor stofgroep 2 heeft dit geleid tot het onderscheid tussen stoffen bedoeld in het BRZO; bijlage I, deel 2, kolom 1 onder 9 en 10 en de rest van stofgroep 2. De verwijzing naar het BRZO heeft betrekking op bepaalde milieugevaarlijke stoffen en stoffen die in contact met water heftig reageren of een voor het milieu vergiftig gas vormen.

Hoewel in de aanhef van artikel 2 genoemde veiligheidsappendages en onder druk staande appendages niet apart worden aangewezen voor een keuring voor ingebruikneming, dienen deze,voorzover ze behoren tot de onder het keuringsregime vallende drukvaten en installatieleidingen, wel bij de keuring voor ingebruikneming ervan te worden betrokken (zie in dit verband ook artikel 12b, zesde lid, onderdeel c, van het besluit).

Bij de indeling van drukapparatuur wordt gebruikt gemaakt van de PS waarde die door de fabrikant is opgegeven. Wanneer een drukapparaat in een samenstel of druksysteem wordt gebruikt, is het toegestaan voor de indeling van het drukapparaat de PS waarde van het samenstel of druksysteem te hanteren. Zie ook de toelichting op artikel 4, vijfde lid.

De uitzonderingen opgenomen in het oorspronkelijke artikel 4a zijn in dit gewijzigde artikel 2 overgenomen met uitzondering van luchtvaten, waarvan, in verband met het uitgangspunt van een meer risico afhankelijke aanwijzing van drukapparatuur, het volume waarboven een keuring voor ingebruikneming is voorgeschreven van 5000 liter is teruggebracht naar 2500 liter. Het tweede lid van artikel 2 (het oorspronkelijke artikel 4a, tweede lid) is om de volgende drie redenen opnieuw geformuleerd. Ten eerste wordt in artikel 2, eerste lid, uitsluitend individuele drukvaten en installatieleidingen met de bijbehorende veiligheidsappendages en onder druk staande appendages aangewezen voor de keuring voor ingebruikneming en geen samenstellen of druksystemen als geheel. Ten tweede werd voortzetting van de uitsluiting van de keuring voor ingebruikneming voor koel- en vriesinstallaties met chemische koelmiddelen door de belanghebbende partijen niet zinvol gevonden. Ten derde is de uitzondering van drukapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de keuring voor ingebruikneming verplaatst naar artikel 16.

De hoofdlijnen van de keuring voor ingebruikneming zijn geregeld in artikel 12b, zesde lid, van het besluit. In het derde lid wordt voor een nadere uitwerking van de hoofdlijnen verwezen naar het WESA-schema drukapparatuur waarin tevens nadere aanwijzingen zijn opgenomen met betrekking tot de inhoud van de rapportage en de af te geven verklaringen.

Artikel I (onderdeel C, artikel 3)

Op grond van artikel 12c, eerste lid, van het besluit is in artikel 3 drukapparatuur aangewezen die moet worden herkeurd. Hierbij is enerzijds aangesloten op de grenzen voor de keuring voor ingebruikneming volgens artikel 2, eerste lid, en anderzijds is zoveel mogelijk aangesloten bij de grenzen die al vele jaren binnen de bestaande regelgeving worden gehanteerd.

Hiermee is tevens invulling gegeven aan het SER-advies zoals aangehaald in de toelichting van het besluit. De vaststelling van de grenzen voor de herkeuring heeft plaatsgevonden in nauw overleg met de belanghebbende partijen.

In artikel 2 zijn voor drukvaten, bestemd voor bepaalde stoffen of toepassingen met betrekking tot de keuring voor ingebruikneming bepaalde volumegrenzen aangegeven waar beneden geen keuring voor ingebruikneming plaatsvindt. Deze grenzen zijn echter niet van toepassing bij de aanwijzing van deze specifieke drukvaten voor de herkeuring.

Hoewel in de aanhef van artikel 3 genoemde onder druk staande appendages niet apart worden aangewezen voor een herkeuring dienen deze, voorzover zij deel uitmaken van onder het keuringsregime vallende drukvaten en installatieleidingen, wel bij de herkeuring ervan te worden betrokken. Het gaat hier met name om het beoordelen van de goede staat van onderhoud van de onder druk staande appendages.

Op grond van artikel 12c, zevende lid, van het besluit wordt in het derde lid van artikel 3 de gebruiker de mogelijkheid aangereikt om, onder toezicht van een aangewezen keuringsinstelling, zelf keuringen uit te voeren. Deze mogelijkheid van het zelf keuren door de gebruiker komt tegemoet aan de in de praktijk reeds vele jaren bestaande situatie bij met name een aantal grote bedrijven. Met het continueren van deze mogelijkheid blijft optimaal gebruik gemaakt worden van de bij de gebruiker aanwezige kennis op dit vakgebied.

In dit lid zijn de voorwaarden gegeven, waaronder de keuringen door een inspectieafdeling van de gebruiker mogen plaatsvinden. De voorwaarde onder a heeft betrekking op het beoordelen van het kwaliteitssysteem van de gebruiker door de instelling. Als basis dient het kwaliteitssysteem gecertificeerd te zijn overeenkomstig ISO 9001. Daarnaast dient een specifieke beoordeling plaats te vinden van de aanwezige deskundigheid en te hanteren procedures voor de uitvoering van de herkeuring alsmede van de onafhankelijkheid van de inspectieafdeling. Deze aspecten zijn opgenomen in het WESA-schema.

De invulling van het toezicht, bedoeld in onderdeel b, is gericht op het beoordelen van het functioneren van de inspectieafdeling en bestaat uit het toetsen van herbeoordelingsplannen, het bijwonen of herhalen van herkeuringen en het toetsen van rapportages van de herkeuring. Op basis van de rapportages van de uitgevoerde herkeuringen maakt de keuringsinstelling aantekening op het aantekenblad en geeft de verklaring van herkeuring af. De keuringsinstelling is verantwoordelijk voor het op juiste wijze uitoefenen van het toezicht en het daarop gebaseerde eindoordeel met betrekking tot het verdere gebruik van de drukapparatuur.

In dit verband wordt aanbevolen om in de verklaring van herkeuring te vermelden of de herkeuring door de gebruiker onder toezicht van een keuringsinstelling heeft plaatsgevonden of dat de herkeuring geheel door de keuringsinstelling is uitgevoerd. Voor een nadere uitwerking van het uit te voeren toezicht wordt verwezen naar het WESA-schema.

Artikel I (onderdeel D, artikel 4)

In het nieuwe vierde lid van artikel 4 is een afwijkende werkwijze voor de keuring voor ingebruikneming van huurketels opgenomen. Zoals in de definitie omschreven gaat het om ketels die regelmatig van plaats van opstelling wisselen. Bij de eerste ingebruikneming vindt de keuring plaats conform de bepalingen van artikel 12b van het besluit. Bij verplaatsing van de huurketel naar een nieuwe plaats van opstelling worden eveneens de bepalingen van artikel 12b van het besluit gevolgd, maar er behoeft na verplaatsing geen nieuwe verklaring van ingebruikneming te worden opgesteld en kan om praktische redenen worden volstaan met een aantekening op het aantekenblad.

In artikel 4, vijfde lid, onderdeel f, wordt gesproken over gegevens omtrent de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de apparatuur mag worden gebruikt.

In de meeste gevallen zal in dit verband de maximaal/minimaal toelaatbare druk en temperatuur worden aangegeven, welke in installatieverband kan optreden. Dit zijn de toelaatbare waarden voor de drukapparaten in relatie met het samenstel of druksysteem waarvan het deel uitmaakt en is tevens die waarde die gebruikt wordt voor de bepaling of er sprake is van een verplichting tot keuring voor ingebruikneming en/of herkeuring. Deze waarde kan lager zijn dan de PS/TS waarde die de fabrikant van het afzonderlijke drukapparaat of samenstel op de gegevensplaat, ook wel stempelplaat genoemd, vermeld heeft. De fabrikant van het drukapparaat, samenstel of druksysteem in installatieverband dient in de daarover af te geven verklaring van overeenstemming de betreffende waarden voor PS en TS aan te geven. Een aanpassing van de waarden van PS/TS als vermeld op de gegevensplaat, geldend voor het afzonderlijke drukapparaat of samenstel, is daarbij niet noodzakelijk.

Met de gegevens bedoeld in artikel 4, zevende lid, onder e, wordt begrepen het soort beveiliging en de kenmerkende gegevens met betrekking tot de werking ervan.

Artikel I (onderdeel F, artikel 6)

Op grond van artikel 18a van het besluit zijn in artikel 6 van de regeling de termijnen vastgesteld waarbinnen de verschillende soorten drukapparatuur een herkeuring moeten ondergaan. Hierbij is eveneens aangesloten op bestaande regelgeving en op de in de praktijk gebezigde termijnen, zoals neergelegd in de Regels voor Toestellen onder Druk (RToD: zie ook de toelichting op artikel 12c, zevende lid, van het besluit). Ook hiermee is invulling gegeven aan het eerder vermelde SER-advies.

Als bij de drukapparatuur, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a en c, wel inwendige of uitwendige aantasting is vastgesteld of verwacht wordt, geldt, ook als reeds eerder een herkeurtermijn van 6 jaar is toegekend, weer een herkeurtermijn van 4 jaar of kan er zelfs sprake zijn van een verkorte termijn op basis van artikel 11.

Artikel 6, eerste lid, onderdeel b, heeft zowel betrekking op drukapparatuur, welke gevuld is met stoom of heet water waarbij kans op oververhitting bestaat, als op dergelijke apparatuur gevuld met andere stoffen. Hiermee wordt voor dit soort drukapparatuur de huidige praktijk met betrekking tot de herkeurtermijnen voortgezet.

Voor een nadere uitwerking van de mogelijkheid om een afwijkende herkeurtermijn vast te stellen voor drukapparatuur, bedoeld in artikel 6, derde lid, wordt verwezen naar de betreffende beleidsregel in blad T0102 van de RToD.

Artikel I (onderdeel F, artikel 7)

In artikel 7, onderdeel c, wordt onder fabrikant verstaan, een fabrikant, die is verenigd in de branchevereniging ‘Vereniging van fabrikanten van Industriële Gassen’. De fabrikanten van deze branchevereniging hanteren een door deze vereniging opgesteld protocol bij de keuring van ingebruikneming voor de betreffende (kleinere) opslagtanks. Zie ook de toelichting op de ministeriële regeling van 9 november 2001, Stcrt. 224, tot wijziging van de ministeriële regeling van 23 november 1999, nr. ARBO/APM/99/71647, houdende uitvoeringsbepalingen van het Besluit drukapparatuur, Stcrt. 232.

Onderdeel d is van toepassing op drukapparatuur waarvoor geen keuring voor ingebruikneming is vereist. Dit is ondermeer van toepassing op ademhalingstoestellen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, en propaan- en butaanopslagreservoirs als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, met een kleiner volume dan in dat onderdeel is aangegeven. In deze gevallen wordt het kalenderjaar van herkeuring bepaald op grond van de datum waarop de (EG-)verklaring van overeenstemming door de fabrikant is afgegeven.

Artikel I (onderdeel F, artikel 8)

In artikel 8 is de sinds meerdere jaren bestaande praktijk voor termijnverlenging opgenomen. De toepassing van termijnverlenging is er mede op gericht om het onnodig openen van drukapparatuur te voorkomen. Naast het voordeel van een langere ononderbroken gebruiksperiode van de drukapparatuur wordt met het gebruik van termijnverlenging ook het aantal momenten van uit gebruik en daarna weer in gebruik nemen verminderd. De ervaring heeft geleerd dat deze momenten als risicovol moeten worden beschouwd.

Uiteraard komen vanwege aard en gebruiksomstandigheden niet alle drukapparaten in aanmerking voor termijnverlenging. Afhankelijk van de soort drukapparatuur kan een aanvraag voor een termijnverlenging pas aan de orde zijn op het moment van afloop van de in het derde lid genoemde aantal vaste herkeurtermijnen.

De in het vijfde lid gegeven voorwaarden waaraan drukapparatuur moet voldoen om voor termijnverlenging in aanmerking te komen geven de keuringsinstellingen de basis om te beoordelen of termijnverlenging aan de orde kan zijn. De ervaring opgedaan bij de voorafgaande herkeuring(en) wordt hierbij betrokken. Voor een nadere uitwerking van de hiervoor genoemde voorwaarden wordt verwezen naar de beleidsregels in bladen T0102 en G0205 van de RToD.

Bij de certificering van het kwaliteitssysteem van de inspectieafdeling van de gebruiker, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, wordt als basis uitgegaan van een ISO 9001 certificatie. Deze certificatie wordt door de keuringsinstelling aangevuld met een beoordeling van de geschiktheid voor het beheersen van de inspecties en de onderzoeken in het kader van de termijnverlenging en een beoordeling van de onafhankelijkheid van de inspectieafdeling. Deze aspecten zijn opgenomen in het WESA-schema. Bij de beoordeling van het kwaliteitssysteem kan rekening worden gehouden met een reeds aanwezig kwaliteitssysteem van de gebruiker.

Artikel I (onderdeel F, artikel 9)

In artikel 9 is de mogelijkheid van termijnflexibilisering opgenomen. Termijnflexibilisering kan worden verleend wanneer sprake is van een systematische analyse van de beheersbaarheid (ofwel de kans op falen) van de integriteit van een installatie waarbij gebruik wordt gemaakt van een gevalideerde methodiek, gecombineerd met inzicht in de feitelijke bedrijfsvoering bij uit te voeren inspecties en de beschikbaarheid van multidisciplinaire deskundigheid.

In het vijfde lid, onderdeel a is bepaald dat het kwaliteitssysteem van de gebruiker zowel betrekking moet hebben op zijn inspectieafdeling zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel a, als op andere afdelingen die ook werkzaamheden verrichten in het kader van termijnflexibilisering. Doorgaans zijn dit de afdelingen voor inkoop, engineering en onderhoud. De eisen die aan het kwaliteitssysteem worden gesteld zijn opgenomen in het WESA-schema.

De genoemde gevalideerde methodiek wordt ook wel Risk Based Inspection (RBI) genoemd. De al wat langer bestaande RBI-methodieken zijn in opdracht van de industrie in een proefproject, begeleid door het onafhankelijk Projectbureau voor onderzoek aan Materialen en Producten te Apeldoorn, in de praktijk getoetst en waar nodig aangepast. Het resultaat ervan is voorgelegd aan de Technische Commissie voor Toestellen onder Druk en door hen als referentiekader aanvaard, waarna dit kader als modelmethodiek voor RBI in de Regels voor Toestellen onder Druk (RToD) is opgenomen. Een aantal bedrijven heeft er de afgelopen jaren binnen hun inspectiesysteem mee gewerkt. Hiermee is goede ervaring opgedaan en wordt door de belanghebbende partijen als werkmethode zeer waardevol geacht om binnen het herkeurregime op te nemen.

De invulling van het toezicht, bedoeld in het achtste lid, is gericht op het beoordelen van het functioneren van de inspectieafdeling en bestaat uit het toetsen van het jaarprogramma, het bijwonen of herhalen van daarin genoemde inspecties en het toetsen van rapportages van de inspecties. Op basis van de rapportages van de uitgevoerde inspecties en analyses maakt de keuringsinstelling aantekening op het aantekenblad. De keuringsinstelling is verantwoordelijk voor het op juiste wijze uitoefenen van het toezicht en het daarop gebaseerde eindoordeel voor het verdere gebruik van de drukapparatuur gedurende de geflexibiliseerde termijn.

Artikel I (onderdeel F, artikel 10)

In artikel 10 is de mogelijkheid opgenomen om de jaargrens met maximaal 6 maanden te overschrijden. De overschrijding van de herkeurtermijn kan van toepassing zijn bij de afloop van vaste, verlengde en geflexibiliseerde termijnen. De toegestane overschrijding is ook van toepassing op de bij het drukvat of installatieleiding behorende veiligheidsappendages en onder druk staande appendages indien het veilig gebruik is gewaarborgd.

Overschrijding van de jaargrens heeft een incidenteel karakter en dient tijdig gemotiveerd door de gebruiker te worden aangevraagd bij de keuringsinstelling of keuringsdienst van de gebruiker, waarbij een concrete datum overeengekomen dient te worden waarop de herkeuring uiterlijk zal plaatsvinden.

Omdat het toestaan van een overschrijding niet is bedoeld om de vastgestelde termijn ‘op te rekken’ wordt bij het vaststellen van het volgende kalenderjaar van herkeuring geen rekening gehouden met de toegestane overschrijding van de jaargrens.

Artikel I (onderdeel F, artikel 11)

Naast de mogelijkheden gegeven in artikel 8 en 9 om vaste termijnen te verlengen is in artikel 11 de keuringsinstelling of keuringsdienst van de gebruiker de mogelijkheid gegeven het tijdstip nader aan te duiden waarop de herkeuring moet plaatsvinden. Een nadere aanduiding van het tijdstip van (een volgende) herkeuring zou aan de orde kunnen zijn als bij de onderzoeken tijdens de herkeuring zich zaken openbaren die niet waren voorzien en direct van invloed zijn of kunnen zijn op de technische integriteit van de drukapparatuur. Ook kan voortschrijdend technisch inzicht met betrekking tot de constructieve uitvoering reden zijn de termijn te verkorten. Ingeval van veiligheidsappendages kan de constructieve uitvoering reden zijn om de herkeuring of de beproeving van de functionaliteit op verkorte termijnen te laten plaatsvinden. De motivatie van een verkorting van een vaste termijn of een nadere aanduiding van het tijdstip van herkeuring wordt door de instelling of dienst in zijn rapportage vermeld. Daarnaast kan door de instelling of dienst ook op grond van artikel 12c, negende lid, onderdeel b, van het besluit gebruiksvoorwaarden worden gesteld.

Artikel I (onderdeel F, artikel 12)

Voor flessen voor ademhalingstoestellen wordt geen verklaring van herkeuring opgesteld.

Als bewijs dat de voorgeschreven herkeuring heeft plaatsgevonden worden de in artikel 12 aangegeven merktekens op de flessen aangebracht en worden de resultaten van de herkeuring in de praktijk doorgaans op verzamelstaten vastgelegd. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige praktijk zoals deze al vele jaren bestaat voor het herkeuren van gasflessen.

Artikel I (onderdeel F, artikel 13)

Via een intredekeuring is het mogelijk om tweedehands drukapparatuur afkomstig uit het buitenland (zie toelichting op artikel 12d van het besluit) op de Nederlandse markt te brengen.

De intredekeuring omvat zowel een beoordeling van het ontwerp van de apparatuur als een keuring voor ingebruikneming. Na de afgifte van de verklaring van intredekeuring en ingebruikneming kan de apparatuur in gebruik worden genomen. De hier bedoelde apparatuur is vaak tot stand gekomen met gebruikmaking van buitenlandse normering. Een beoordeling aan de hand van de essentiële veiligheidseisen van de richtlijn zal in de meeste gevallen niet mogelijk zijn. Dit is de reden dat wordt toegestaan de oorspronkelijke normering te gebruiken met dien verstande dat dan wel de actuele versie wordt gebruik.

Artikel I (onderdeel F, artikel 14)

Het uitgangspunt bij het uitvoeren van wijzigingen en reparaties is dat de essentiële veiligheidseisen van de richtlijn worden gehanteerd. De in artikel 14a van het besluit omschreven werkzaamheden van de keuringsinstelling of keuringsdienst van de gebruiker hebben grote verwantschap met de werkzaamheden welke moeten worden uitgevoerd bij nieuwbouw onder module G van bijlage III bij de richtlijn. Er bestaat geen verplichting om bij bestaande apparatuur, gefabriceerd in overeenstemming met de regelgeving die van toepassing was voor de ingangsdatum van het besluit (Stb. 1999, 311) alsnog een categorie-indeling uit te voeren. Wanneer deze apparatuur niet is ingedeeld dan betekent dit ondermeer dat dit van invloed kan zijn op de goedkeuring van methoden van permanente verbindingen en personeel voor de uitvoering van permanente verbindingen en het niet-destructief onderzoek.

Artikel I (onderdeel F, artikel 15)

In artikel 19a van het besluit zijn de algemene criteria gegeven voor de aanwijzing van keuringsinstellingen en keuringsdiensten van gebruikers.

Het RISA-schema bevat de criteria voor instellingen en diensten als het gaat om keuringen in de nieuwbouwfase van drukapparatuur en samenstellen op basis van de Richtlijn drukapparatuur.

Het WESA-schema bevat de criteria voor instellingen en diensten als het gaat om keuringen in de nieuwbouwfase van druksystemen, keuringen voor ingebruikneming en de keuringen in de gebruiksfase. Een belangrijk onderdeel van het WESA-schema vormt het onderscheid in de uit te voeren taken tussen een keuringsinstelling en een keuringsdienst van gebruikers. Voor een keuringsinstelling betreft dit het uitvoeren van inspecties en uitoefenen van toezicht op de door een inspectieafdeling van de gebruiker uitgevoerde taken. Dit in tegenstelling tot de taak van de keuringsdienst die alleen aangewezen wordt voor het uitvoeren van inspecties.

De schema’s zijn opgesteld door de belanghebbende partijen betrokken in het werkveld drukapparatuur.

Artikel I (onderdeel G, artikel 16)

In het tot artikel 16 vernummerde artikel, achtste lid, wordt drukapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek van de herkeuring uitgezonderd. Hieraan zijn echter wel voorwaarden verbonden. Het gebruik moet onder deskundig toezicht plaatsvinden en van het gebruik moet aantekening worden gehouden. Deze registratie kan bijvoorbeeld plaatsvinden in een logboek. Onder deskundig toezicht wordt in dit verband verstaan iemand die tenminste beschikt over een technische MBO-opleiding en over 4 jaar relevante ervaring in engineering en/of onderhoud en/of inspectie van drukhoudende apparatuur. Met deze uitzondering wordt aangesloten op de bestaande praktijk met betrekking tot deze apparatuur. Dit laat de algemene keuringsverplichting voor gevaarlijke arbeidsmiddelen op grond van artikel 7.4a van het Arbeidsomstandighedenbesluit onverlet. Voor een algemene toelichting ten aanzien van het begrip wetenschappelijk onderzoek wordt verwezen naar de toelichting op de ministeriële regeling van 9 november 2001, Stcrt. 224, tot wijziging van de ministeriële regeling van 23 november 1999, nr. ARBO/APM/99/71647, houdende uitvoeringsbepalingen van het Besluit drukapparatuur, Stcrt. 232.

Artikel I (onderdeel H, artikel 17)

In dit artikel is de inwerkingtreding van een aantal leden van artikel 3 en 14 met uiterlijk 12 maanden uitgesteld. Het gaat hierbij om uitstel voor bedrijven die nu werken met een samenwerkingscontract met de instelling die is aangewezen voor het toezicht op het gebruiksregime voor drukapparatuur. Het betreft bedrijven met een eigen inspectieafdeling die betrokken is bij zowel de herkeuringen als bij wijzigingen en reparaties van de apparatuur binnen het bedrijf. Zo’n bedrijf staat bij invoering van het nieuwe regime voor de gebruiksfase als gebruiker van drukapparatuur voor de keuze om een aanvraag voor keuringsdienst van gebruikers in te dienen of keuringen uit te laten voeren door zijn inspectieafdeling onder toezicht van een keuringsinstelling. Deze keuze heeft uiteraard gevolgen voor de organisatie bij de gebruiker. Met de tijdsruimte die deze gebruikers geboden wordt kunnen zij hun bestaande organisatie daarop aanpassen.

Artikelen II tot en met VIII

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal op diverse warenwetbesluiten gebaseerde uitvoeringsregelingen van een citeertitel te voorzien en voorst is een aantal uitgewerkte bepalingen van die regelingen geschrapt. Bij artikel V is een onjuiste verwijzing in artikel 2a, tweede lid, van Warenwetregeling machines gecorrigeerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

Naar boven