Besluit ontheffing zelfpromotie publieke omroep

Besluit van het Commissariaat voor de Media van 3 mei 2005 houdende ontheffing van het bepaalde in de eerste volzin van het tweede lid van artikel 52 van de Mediawet in verband met de vermeldingen en vertoningen van namen, (beeld)merken of diensten van publieke omroepinstellingen (Besluit ontheffing zelfpromotie publieke omroep)

Het Commissariaat voor de Media,

Gelet op artikel 52, derde lid, van de Mediawet;

Gelet op artikel 1 van het ministerieel besluit van 17 februari 1988 (Stcrt. 49);

Besluit:

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Europese richtlijn: Richtlijn 97/36/EG van het Europees parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten;

b. de wet: de Mediawet;

c. de richtlijn: Richtlijn neven- en verenigingsactiviteiten publieke omroep 1999;

d. omroepinstelling: instelling die zendtijd heeft verkregen;

e. programma-aankondiging: aankondiging van een omroepinstelling in verband met de eigen programma’s.

Artikel 2

Naam en (beeld)merk

1. Aan omroepinstellingen wordt ontheffing verleend, van het bepaalde in de eerste volzin van het tweede lid van artikel 52 van de Mediawet, voor het vermelden of tonen van:

– de naam of het (beeld)merk van de omroepinstelling,

– de naam of het (beeld)merk van de door deze omroepinstelling uitgezonden of uit te zenden programmaonderdelen, en

– de naam en het (beeld)merk van de 3 televisieprogrammanetten en 5 radioprogrammanetten.

Deze vermelding of vertoning mag niet eveneens een vermijdbare vermelding of vertoning van een naam, (beeld)merk, product, dienst of activiteit van een derde bevatten.

2. In afwijking van het eerste lid mag een vermelding of vertoning een naam, (beeld)merk, product, dienst of activiteit van een derde bevatten, indien de vermelding of vertoning wordt gedaan in een programma-aankondiging van een programmaonderdeel bestaande uit het verslag of de weergave van een evenement.

3. Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op programma-aankondigingen van programmaonderdelen die op één van de andere televisie- en radioprogrammanetten worden uitgezonden, indien en voor zover deze niet de vorm van een reclameboodschap hebben.

Artikel 3

Diensten

1. Aan omroepinstellingen wordt ontheffing verleend, van het bepaalde in de eerste volzin van het tweede lid van artikel 52 van de Mediawet, voor het tonen en vermelden van diensten in het eigen programma van de omroepinstelling onder de voorwaarden dat:

a. de dienst een eigen dienst is van de omroepinstelling;

b. deze dienst rechtstreeks van het programmaonderdeel is afgeleid;

c. deze dienst specifiek tot doel dient om het kijkerspubliek volop van het programmaonderdeel te laten profiteren of interactief erbij te betrekken, en,

d. deze vermelding of vertoning niet eveneens een vermelding of vertoning van een naam, (beeld)merk, product, dienst of activiteit van een derde bevat die is betrokken bij de totstandkoming van de dienst.

Artikel 4

Duur

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2005.

2. Dit besluit geldt voor een periode van twee jaar en vervalt op 1 juli 2007.

Artikel 5

1. Dit besluit wordt aangehaald als Besluit ontheffing zelfpromotie publieke omroep.

2. Dit besluit wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de internetsite van het Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl).

Commissariaat voor de Media,
De voorzitter, J.J. van Cuilenburg.De commissaris, I. Brakman.

Toelichting

In de Europese richtlijn wordt zelfpromotie omschreven als een bijzondere vorm van reclame, waarbij de omroeporganisatie haar eigen producten, diensten, programma’s of netten aanprijst. Aankondigingen door de omroeporganisatie in verband met haar eigen programma’s en met rechtstreeks daarvan afgeleide ondersteunende producten worden als zelfpromotie aangemerkt. Hierbij wordt in de richtlijn overwogen dat, teneinde concurrentievervalsing te vermijden, alleen mededelingen over producten die tegelijk ondersteunend en rechtstreeks van de betrokken programma’s zijn afgeleid als zelfpromotie worden aangemerkt. De term ‘ondersteunend’ heeft betrekking op producten die specifiek bedoeld zijn om het kijkerspubliek volop van die programma’s te laten profiteren of interactief erbij te betrekken.

De wetgever heeft bij het overbrengen van de bepalingen met betrekking tot sponsoring en reclame voor commerciële omroepen van het Mediabesluit naar de Mediawet aangegeven dat het niet voor de hand ligt dat op bepaalde vormen van zelfpromotie, zoals bijvoorbeeld aankondigingen van eigen programma’s of het in beeld brengen van het eigen logo van de omroepinstelling het sluikreclameverbod onverkort van toepassing is. Dat zou immers betekenen dat bijvoorbeeld aankondigingen van eigen programma’s in een reclameblok moeten worden opgenomen. Om die reden is op uitdrukkelijk verzoek van het Commissariaat de mogelijkheid opgenomen om ontheffing te verlenen. Uitgangspunt zal een terughoudend beleid zijn (Kamerstukken II 2001/02, 28 476, nr. 3, blz. 10).

Op grond van artikel 52, derde lid, van de Mediawet kan de Minister aan publieke omroepinstellingen in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 52, tweede lid, eerste volzin van de Mediawet en deze bevoegdheid delegeren aan het Commissariaat. Bij ministerieel besluit van 17 februari 1988 (Stcrt. 49) is deze bevoegdheid gedelegeerd aan het Commissariaat.

Om uitzending van bepaalde vormen van zelfpromotie onder voorwaarden mogelijk te maken heeft het Commissariaat besloten om met betrekking tot dit soort reclame-uitingen een generieke ontheffing te verlenen.

Artikel 2. Naam en (beeld)merk)

Het Commissariaat geeft ontheffing voor het uitzenden van de naam of het (beeld) merk van de omroepinstelling en de door haar uitgezonden programmaonderdelen en de publieke televisienetten en radiozenders, onder de voorwaarde dat deze niet worden gecombineerd met uitingen voor derden. Het is derhalve toegestaan om programma-aankondigingen of het logo van de omroepinstelling buiten het reclameblok uit te zenden, mits deze niet gepaard gaan met vermeldingen of vertoningen voor derden. Reclame-uitingen in programma-aankondigingen hebben immers een groter effect dan dat zij worden uitgezonden in een programmaonderdeel. Alleen niet vermijdbare uitingen voor derden, zoals bijvoorbeeld het noemen van een in de actualiteit staand bedrijf in een aankondiging van een actualiteitenrubriek, is in een buiten een reclameblok uitgezonden programma-aankondiging toegestaan.

Om aankondigingen van sportprogramma’s of andere evenementen niet onmogelijk te maken is het toegestaan om delen van evenementsverslagen, waar vaak reclame-uitingen in voorkomen, in programma-aankondigingen te verwerken.

Een programma-aankondiging in het programma van de omroepinstellingen ten behoeve van een programmaonderdeel op het andere televisie- dan wel radioprogrammanet is toegestaan. Een dergelijke programma-aankondiging dient wel redactioneel van aard te zijn. Verwijzingen naar andere programma’s of netten dan wel zenders die het karakter hebben van een reclameboodschap zijn buiten het reclameblok niet toegestaan.

Indien een programmatitel overeenkomt met de naam van een toegestane nevenactiviteit die bestaat uit een vrijwel onverkorte vastlegging van het programmaonderdeel of kleinschalige zelfpromotie wordt volgens de systematiek de wet artikel 52, tweede lid, van de wet overtreden.Op grond van dit artikel wordt voor deze gevallen ontheffing gegeven een dergelijke programmatitel uit te zenden.

Deze ontheffing laat andere generieke ontheffingen onverlet, zodat het mogelijk is om bijvoorbeeld in een programma-aankondiging de naam van een loterij in de programmatitel te vermelden.

Artikel 3. Diensten

De ontheffing ziet op sms-, telefoon of internetdiensten, voor zover toegestaan, die worden ingezet om een programmaonderdeel te interactiveren. De ontheffing heeft alleen betrekking op eigen diensten van de omroepinstelling. Oproepen in een programmaonderdeel aan kijkers of luisteraars om te bellen om bijvoorbeeld mee te doen aan een spel of te reageren op een discussie in het programmaonderdeel, zijn op basis van deze ontheffing in het programmaonderdeel toegestaan.

Oproepen om gebruik te maken van dit soort diensten mogen echter niet gepaard gaan met uitingen voor derden die zijn betrokken bij de totstandkoming van de dienst. Het vermelden van de namen van de ‘solution providers’ of telecombedrijven is derhalve niet toegestaan. Het is wel mogelijk om bij een vermelding van een telefoonnummer van de omroepinstelling in het kader van een prijsvraag een product van een derde te vermelden of te tonen mits deze vermelding of vertoning conform de reclame- en sponsorregels wordt gedaan.

In artikel 52, vierde lid, van de Mediawet is bepaald dat programma’s van omroepinstellingen geen oproepen in het kader van ledenwerving, verenigingsactiviteiten of nevenactiviteiten bevatten behoudens toestemming van het Commissariaat. In de richtlijn is bepaald onder welke voorwaarden deze toestemming is gegeven.

Artikel 4. Duur

Het is de vraag of de kwalificatie van zelfpromotie als reclame in de richtlijn zal worden gehandhaafd. In overweging 39 van richtlijn 97/36/EG staat dat zelfpromotie een nieuw en relatief onbekend verschijnsel is en dat speciaal de desbetreffende bepalingen daarom bij een latere toetsing van deze richtlijn herzien kunnen worden.

Daarnaast zijn de effecten die de ontheffing zal hebben niet goed te voorzien. Het Commissariaat geeft daarom ontheffing van het bepaalde van artikel 52, tweede lid, van de Mediawet voor de duur van twee jaar.

Naar boven