Wijziging Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Vervoer & Ondersteuning 2004

Besluit van de Minister van Justitie van 2 mei 2005, nr. 5350446/505, houdende de wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Vervoer & Ondersteuning 2004

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, eerste, derde en zevende lid, van de Politiewet 1993 en artikel 3a, derde lid, van de Wet wapens en munitie;

Besluit:

Artikel I

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Vervoer & Ondersteuning 20041 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn uitgerust met:

a. handboeien van een door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type;

b. een korte wapenstok van een door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type;

c. pepperspray van een door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurd merk en type;

d. een semi-automatisch pistool van het merk Walther, type P5, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter.

B

Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2009.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH te Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 2 mei 2005.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofdBureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden, R.R. Joesoef Djamil.

Toelichting

Bij nota van 7 april 2005 heeft de directeur van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) van het Ministerie van Justitie verzocht om de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst bij DV&O de bevoegdheid te verlenen tot het gebruik van de pepperspray.

Bij besluit van 19 februari 2005 (wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar, hierna te noemen: Ambtsinstructie) is de mogelijkheid geschapen buitengewoon opsporingsambtenaren uit te rusten met pepperspray. Alvorens een buitengewoon opsporingsambtenaar kan worden uitgerust met pepperspray dient de noodzaak hiertoe vast te staan, dient de buitengewoon opsporingsambtenaar te voldoen aan de bekwaamheidseisen ingevolge de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar. Voorts gelden voor de buitengewoon opsporingsambtenaar de eisen als gesteld in de artikelen 12a, 12b en 12c van de Ambtsinstructie.

DV&O heeft voldoende aannemelijk gemaakt te voldoen aan bovengenoemde criteria. Het werk binnen DV&O kan op het terrein van veiligheid van personeel bijzondere situaties met zich meebrengen. Om de taak adequaat uit te voeren, zijn de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van DV&O reeds uitgerust met het vuurwapen. Gelet op de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in het gebruik van geweldsmiddelen, is het wenselijk en noodzakelijk voornoemde buitengewoon opsporingsambtenaren uit te rusten met pepperspray.

Voorts wordt in artikel 7 als toezichthouder aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket. Door het Openbaar Ministerie is besloten het toezichthouderschap over de buitengewoon opsporingsambtenaren, in dienst bij DV&O over te dragen van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te Utrecht aan de hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket. De buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst bij DV&O voeren hun opsporingstaken niet alleen in het arrondissementsparket Utrecht uit, maar op het grondgebied van geheel Nederland. Het is om redenen van efficiency en helderheid wenselijk dat derhalve het Landelijk Parket als centraal aanspreekpunt en toezichthouder wordt aangewezen.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofdBureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,

R.R. Joesoef Djamil

  • 1

    Stcrt. 2002, 162.

Naar boven