Regeling militaire steunverlening in het openbaar belang 2004

5 april 2005

Nr. C2005005832

De Minister van Defensie,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad;

Gelet op aanwijzing 24 van de Aanwijzingen voor het verrichten van marktactiviteiten door de Rijksoverheid;

Besluit:

Artikel 1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. ‘Militaire steunverlening in het openbaar belang’ (steunverlening)

Steunverlening door het ministerie van Defensie aan een bestuursorgaan in situaties op het openbaar belang betrekking hebbend, niet zijnde militaire bijstand in de zin van artikel 58 of 59 van de Politiewet 1993 of artikel 18 van de Wet rampen en zware ongevallen.

b. ‘Openbaar belang’

Een belang van een bestuursorgaan, dat samenhangt met de wettelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden van dat orgaan.

c. ‘Bestuursorgaan’

Minister, commissaris van de Koningin, burgemeester of dijkgraaf.

d. ‘Operationeel bevel’

De bevoegdheid om aan militairen die deel uitmaken van de steunverlenende eenheid ter zake opdrachten te geven.

e. ‘De minister’

De minister van Defensie.

f. ‘NCC’

Nationaal Coördinatiecentrum van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

g. ‘DOPS’

Directie Operaties van het ministerie van Defensie.

h. ‘CDS’

Chef Defensiestaf.

i. ‘Additionele uitgaven’

Alle noodzakelijke extra uitgaven die een directe relatie hebben met een project of activiteit en derhalve niet zouden zijn gemaakt als de militaire steunverlening niet zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 2

Dit voorschrift is uitsluitend van toepassing op steunverlening door onderdelen van Defensie in Nederland. Dit hoofdstuk is derhalve niet van toepassing op steunverlening door onderdelen van Defensie in de Nederlandse Antillen en Aruba of buiten het Koninkrijk.

Artikel 3

1. Aanvragen om steunverlening kunnen uitsluitend worden ingediend door bestuursorganen.

2. Onder bestuursorganen wordt uitsluitend verstaan een minister, commissaris van de Koningin, burgemeester of dijkgraaf.

3. Steun aan bestuursorganen kan worden verleend in situaties op het openbaar belang betrekking hebbend waarin in de gevraagde steun niet, niet tijdig of niet afdoende door het aanvragende bestuursorgaan zelf kan worden voorzien. Het bestuursorgaan dient te motiveren in de aanvraag waarom niet zelf in de gevraagde steunverlening kan worden voorzien.

4. Bij aanvragen van bestuursorganen dient in de aanvraag tevens gemotiveerd te worden waarom geen opdracht aan civiele marktpartijen kan worden gegund dan wel dient een verklaring van geen bezwaar van de betreffende branchevereniging te worden toegevoegd.

5. Het gestelde in het vorige lid is niet van toepassing indien de aanvraag om steunverlening door een minister is ingediend.

Artikel 4

1. Een bestuursorgaan richt zijn aanvraag om steunverlening schriftelijk tot de minister, die de aanvraag ter informatie in afschrift aan het NCC doorstuurt.

2. Op de aanvraag beslist de minister.

3. Van de beslissing van de minister, wordt het aanvragende bestuursorgaan schriftelijk op de hoogte gesteld.

4. In spoedeisende gevallen kan, vooruitlopend op de schriftelijke afhandeling, de aanvraag om steunverlening telefonisch worden behandeld.

5. Voor zover het verzoek het ter beschikking stellen van onroerende zaken betreft, geldt, in afwijking van het bovenstaande, dat de Dienst der Domeinen van het ministerie van Financiën exclusief de bevoegdheid heeft om medegebruikovereenkomsten voor onroerende zaken te sluiten en de voorwaarden daarvoor vast te stellen. Een dergelijk verzoek zal door de minister, met advies aan de Dienst der Domeinen worden voorgelegd.

Artikel 5

Militaire steunverlening door Defensie is naar zijn aard tijdelijk. De duur van de militaire steunverlening hangt mede af van de te verlenen steun.

Artikel 6

Het operationeel bevel over de eenheden belast met de uitvoering van de steunverlening berust bij een door de minister aan te wijzen commandant. De commandant handelt op aanwijzing van en onder verantwoordelijkheid van of namens het aanvragende bestuursorgaan.

Artikel 7

Indien de door het aanvragende bestuursorgaan verstrekte opdrachten naar het oordeel van de commandant onduidelijk, onvolledig of in strijd met de geldende voorschriften zijn, dient de commandant zijn bezwaren aan dat bestuursorgaan dan wel de vertegenwoordiger van het bestuursorgaan en zo nodig ook aan zijn directe commandant kenbaar te maken. Indien in het overleg tussen de commandant van de steunverlenende eenheid en het betreffende bestuursorgaan dan wel een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan de bezwaren niet kunnen worden weggenomen, zal de commandant van de steunverlenende eenheid zijn bezwaren voorleggen aan de minister. De minister neemt ter zake een beslissing. Indien het aanvragende bestuursorgaan een minister is, neemt de minister een beslissing na overleg met de aanvragende minister.

Artikel 8

Met inachtneming van de verstrekte opdrachten bepaalt de commandant de wijze van uitvoering. Hij voert overleg ter zake met het aanvragende bestuursorgaan dan wel een vertegenwoordiger van het bestuursorgaan.

Artikel 9

1. De verrekening van de uitgaven van het ministerie van Defensie voor de steunverlening vindt plaats conform de Regeling uitgavenverrekening militaire bijstand en steunverlening 2004. Als de minister een aanvraag om steunverlening honoreert, zal in het bericht van de minister aan het aanvragende bestuursorgaan worden gemeld dat de additionele uitgaven verrekend worden conform de uitgavenverrekeningsregeling militaire bijstand en steunverlening Defensie.

2. Voor zover het verzoeken betreft, als bedoeld in artikel 4 lid 5, wordt de vergoeding vastgesteld door de Dienst der Domeinen.

Artikel 10

Dit voorschrift zal met toelichting in de Ministeriële Publicatieserie 11-10 worden geplaatst. Alle voorgaande publicaties met betrekking tot ‘militaire steunverlening in het openbaar belang’ in de Ministeriële Publicatieserie worden vervallen verklaard.

Artikel 11

Dit voorschrift zal in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling zal worden aangehaald als de Regeling militaire steunverlening in het openbaar belang 2004.

Den Haag, 5 april 2005.
De Minister van Defensie, H.G.J. Kamp.

Toelichting

Algemeen

Het hoofdstuk ‘Militaire steunverlening in het openbaar belang (steunverlening)’ bevat richtlijnen voor al die instanties binnen de defensieorganisatie, die betrokken (kunnen) zijn bij de be- en afhandeling van aanvragen van bestuursorganen binnen en buiten de rijksdienst om militaire steunverlening door Defensie.

Deze vorm van steunverlening is niet op een wettelijk voorschrift gebaseerd. Dit hoofdstuk van het voorschrift heeft derhalve geen betrekking op de verschillende vormen van militaire bijstand, gebaseerd op bepalingen in de Politiewet 1993. Volgens bepalingen in de Politiewet 1993 wordt militaire bijstand geleverd door de Koninklijke Marechaussee of andere onderdelen van de krijgsmacht ter handhaving van de openbare orde, ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel voor het verrichten van taken ten dienste van de justitie.

Het voorschrift heeft evenmin betrekking op militaire bijstand die wordt geleverd in het geval van een ramp of zwaar ongeval op basis van de Wet rampen en zware ongevallen. Met het verlenen van militaire steun conform dit hoofdstuk is daarentegen een openbaar belang van een bestuursorgaan gediend, dat samenhangt met de wettelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden (niet zijnde de handhaving van de openbare orde dan wel de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde).

Bij militaire steunverlening in het openbaar belang kan onder meer worden gedacht aan de inzet van militairen ten behoeve van het houden van toezicht op het vervoersverbod bij uitbraak van een besmettelijke dierziekte of het leggen van een noodbrug.

Steunverlening in het openbaar belang aangevraagd door andere ministers (en derhalve binnen de Rijksoverheid) valt formeel niet onder het bereik van de Aanwijzingen. Teneinde een éénvormige regeling te bewerkstelligen is deze vorm van steunverlening wel opgenomen in het voorschrift.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Bij de begripsbepalingen in paragraaf I wordt onder meer het begrip militaire steunverlening in het openbaar belang nader gedefinieerd. Van militaire steunverlening kan sprake zijn indien openbare belangen van bestuursorganen aan de orde zijn. Als voorbeeld kan hier worden genoemd het eerdergenoemde voorbeeld van het leggen van een noodbrug naar aanleiding van een acuut probleem met grote maatschappelijke gevolgen.

Artikel 3

Hoewel onder de term bestuursorgaan ook andere bestuursorganen zouden kunnen vallen, is de kring van aanvragers onder deze regeling uitsluitend beperkt tot ministers, commissarissen van de Koningin, burgemeesters en dijkgraven.

Artikel 4

Een aanvraag om militaire steunverlening wordt in ieder geval schriftelijk door een bestuursorgaan ingediend bij het DOPS. De aanvraag wordt voor advies over juridische en bestuurlijke aspecten per fax doorgeleid naar de Directeur Juridische Zaken (DJZ) van het ministerie van Defensie en tevens ter informatie doorgeleid aan het NCC.

Indien NCC/BZK op basis van het Nationaal Handboek Crisisbeheersing, van oordeel is dat de aanvraag de coördinerende rol van de minister van BZK op het gebied van crisisbeheersing raakt, kan het NCC het ministerie van Defensie alsmede het aanvragende ministerie uitnodigen voor overleg teneinde de coördinatie en de besluitvorming geïntegreerd te laten plaatsvinden.

De CDS beslist, na overleg met de DJZ, op de aanvraag. Het DOPS stelt de aanvrager per fax op de hoogte van de beslissing op de aanvraag. Een afschrift van deze fax wordt gezonden aan DJZ en het NCC.

In voorkomend geval kan, om spoedeisende redenen en vooruitlopend op de schriftelijke afhandeling de aanvraag om steunverlening telefonisch worden behandeld.

Artikel 5

Militaire steunverlening kan slechts van tijdelijke aard zijn. De duur van de steunverlening is afhankelijk van het incident waarvoor de steun wordt verleend. Het voorgaande laat onverlet dat een convenant kan worden gesloten waarin voorwaarden en procedures worden neergelegd voor de te verlenen steunverlening.

Artikel 6

Het operationeel bevel over de eenheden belast met de uitvoering van de steunverlening berust bij een door de minister aan te wijzen commandant. Hoewel de betreffende eenheden vervolgens bij de uitvoering van de steunverlening onder bevel van een bestuurlijke autoriteit staan, blijft het werkgeverschap in de zin van de Arbo-wet berusten bij het betreffende krijgsmachtdeel.

De Minister van Defensie,

H.G.J. Kamp

Naar boven