Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 januari 2005, nr. WJZ 5001052, houdende regels inzake tariefstructuren en voorwaarden voor gas (Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 12 van de Gaswet;

Besluit:

§ 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: de Gaswet;

b. verbruiksprofiel: het gemiddeld afnamepatroon dat behoort bij aansluitingen met dezelfde kenmerken;

c. voorziene onderbreking: een onderbreking van het transport van gas die ten minste drie werkdagen tevoren bij de afnemer is aangekondigd.

§ 2

Tariefstructuren

Artikel 2

1. De tariefstructuren, bedoeld in artikel 12a van de wet, van het tarief voor het transport van gas door de netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bevatten:

a. de kostensoorten;

b. de tariefdragers;

c. de verschillende categorieën afnemers en de toerekening van de kosten aan die categorieën.

2. In de tariefstructuren wordt onderscheid gemaakt tussen:

a. transportafhankelijke en transportonafhankelijke tariefelementen;

b. verbruiksafhankelijke tariefelementen en capaciteitsafhankelijke tariefelementen.

3. De tariefstructuren geven, indien noodzakelijk, de berekeningswijze aan van de tarieven voor de verschillende capaciteitscategorieën.

Artikel 3

1. De tariefstructuren, bedoeld in artikel 12a van de wet, van het tarief voor het transport van gas door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bevatten:

a. de kostensoorten;

b. de tariefdragers.

2. Bij de wijze van berekening van de tarieven wordt uitgegaan van een gestandaardiseerde activa waarde van het landelijk gastransportnet, welke wordt bepaald op basis van netto geïndexeerde historische kosten, dan wel op basis van de vervangingswaarde onder aftrek van afschrijvingen.

Artikel 4

De tariefstructuren, bedoeld in artikel 12a van de wet, geven aan welk deel van de kosten voor de dienst, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, van de wet, aan alle netgebruikers wordt berekend, onafhankelijk van de vraag of zij de dienst hebben afgenomen.

Artikel 5

De tariefstructuren, bedoeld in artikel 12a van de wet, van het tarief voor flexibiliteitsdiensten, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, van de wet, geven aan:

a. het onderscheid tussen de verschillende categorieën van netgebruikers ten behoeve van de kostentoerekening;

b. op welke wijze de inkoopkosten van de dienst zijn opgenomen in de tariefstructuur.

§ 3

Voorwaarden

§ 3.1

Voorwaarden met betrekking tot de aansluiting

Artikel 6

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten met betrekking tot de aansluiting:

a. de technische specificaties waaraan de aansluiting moet voldoen;

b. de taken, rechten en plichten van de netbeheerders en afnemers met betrekking tot de aanleg, het beheer en onderhoud van de aansluiting;

c. de termijn waarbinnen een aansluiting gerealiseerd wordt.

2. De voorwaarden bevatten de bepaling dat een netbeheerder een weigering om een aanbod te doen een aansluiting te realiseren toelicht.

3. De voorwaarden kunnen verschillen per aard van de aansluiting en per aard en drukniveau van het net waarop de aansluiting gerealiseerd wordt.

4. De voorwaarden bevatten aanvullende regels met betrekking tot aansluitingen als bedoeld in de aanhef van artikel 2a, eerste lid, van de wet.

Artikel 7

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten een methode voor de administratie van de aansluitingen. Daarbij wordt aangegeven welke gegevens de administratie zal bevatten.

2. De voorwaarden bepalen dat in de administratie een gestandaardiseerde identificatie van aansluitingen is opgenomen.

3. De voorwaarden bevatten procedures voor wijziging van de in de administratie vastgelegde gegevens.

4. De voorwaarden bepalen dat gegevens in geval van wisseling van leverancier, als bedoeld in artikel 17a van de wet, binnen vijf werkdagen worden uitgewisseld.

5. De voorwaarden bevatten bepalingen met betrekking tot de inzage van de administratie.

Artikel 8

De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten met betrekking tot het koppelen van gastransportnetten regels over de beveiliging van gekoppelde gastransportnetten.

§ 3.2

Voorwaarden met betrekking tot het transport en het in werking hebben van de gastransportnetten

Artikel 9

De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten met betrekking tot het transport van gas:

a. het aanbod het transport met verschillende looptijden te verrichten;

b. het aanbod van afschakelbaar transport;

c. een regeling over de informatievoorziening aan netbeheerders of afnemers bij dreigende schaarste in het gastransportnet.

Artikel 10

De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten met betrekking tot het transport van gas:

a. regels over de vaststelling en actualisering van de verschillende verbruiksprofielen en de wijze waarop afnemers in deze profielen worden ingedeeld;

b. een procedure voor het toewijzen van gas aan afnemers;

c. een procedure voor de verrekening van het verschil tussen het met behulp van de verbruiksprofielen berekende verbruik van gas en het vastgestelde verbruik over een bepaalde periode.

Artikel 11

De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel c, van de wet, bevatten met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening:

a. de eisen inzake de chemische samenstelling en ruikbaarheid van het te transporteren gas;

b. een afspraak over de controle van de in onderdeel a bedoelde eisen;

c. de termijnen waarbinnen de netbeheerder reparaties aan het gastransportnet verricht.

Artikel 12

De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, derde lid, onderdeel d, van de wet, bevatten met betrekking tot de compensatie de volgende uitgangspunten:

a. de afnemer heeft recht op financiële compensatie bij storingen die tot een onderbreking van het transport van gas leiden, met uitzondering van een voorziene onderbreking;

b. de aanvangstijd van de onderbreking is het moment van ontvangst van de eerste melding van een onderbreking door een afnemer of, indien dat eerder is, het moment van vaststelling van de onderbreking door de netbeheerder;

c. er is een compensatievrije hersteltijd;

d. de compensatie is een forfaitair bedrag;

e. de regeling bevordert dat de onderbreking zo snel mogelijk wordt hersteld met inachtneming van de veiligheid van het transport;

f. er is geen recht op compensatie bij onderbrekingen die het gevolg zijn van afschakeling op verzoek van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet;

g. de compensatie komt voor rekening van de netbeheerder in wiens net de onderbreking is ontstaan blijkens de registratie van storingen op basis van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.

Artikel 13

De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel c, van de wet bevatten bepalingen inzake de wijze van registratie van kwaliteitsindicatoren, welke ten doel hebben de vergelijkbaarheid van de registraties van de netbeheerders te waarborgen.

§ 3.3

Aanvullende voorwaarden met betrekking tot het transport verricht door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet

Artikel 14

In de voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel d, van de wet, wordt met betrekking tot de taak van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel b, van de wet, opgenomen dat indien de hoeveelheid gas die een netgebruiker op het transportnet invoedt niet overeenkomt met de hoeveelheid gas die hij afneemt, de netgebruiker een bedrag betaalt dat de kosten die de netbeheerder van het landelijk gastransportnet heeft gemaakt voor het balanceren weerspiegelt.

Artikel 15

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel d, van de wet, bevatten met betrekking tot flexibiliteitsdiensten als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, van de wet een opsomming van de aangeboden diensten.

2. In de voorwaarden wordt in elk geval een dienst opgenomen:

a. waarmee de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de voor de transportdienst geldende marge tussen invoeding en afname verruimt;

b. die voor een periode in de toekomst wordt afgesloten; en

c. die voor de geboden flexibiliteit een bereik heeft van ten hoogste een week en waarbij binnen dat bereik per saldo geen sprake is van gaslevering door of aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.

Artikel 16

De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten regels over het aanbieden van gecontracteerde transportcapaciteit die niet zal worden gebruikt.

§ 3.4

Voorwaarden met betrekking tot het meten

Artikel 17

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel b, van de wet, geven ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van gas aan wie verantwoordelijk is voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van de meetinrichting.

2. De voorwaarden bevatten de technische specificaties waaraan de meetinrichting voldoet.

Artikel 18

De voorwaarden, bedoeld in artikel 12b, eerste lid, onderdeel b, van de wet, geven ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van gas, aan:

a. de rechten en plichten van de netbeheerder en de afnemer met betrekking tot het uit- of aflezen van de meter;

b. de rechten en plichten van de netbeheerder en de afnemer met betrekking tot de uitwisseling van de meetgegevens, waarbij termijnen worden gesteld waarbinnen die uitwisseling plaatsvindt;

c. welke gegevens verzameld, vastgesteld en verwerkt worden, door wie dat wordt gedaan, op welke wijze en met welke frequentie dat geschiedt;

d. wie de meetgegevens valideert, wanneer dat plaatsvindt en op basis van welke criteria dat gebeurt;

e. de handelswijze bij storingen in de verzameling van meetgegevens bij dagelijks op afstand afleesbare meetinrichtingen en de handelswijze bij het repareren van die meetgegevens.

§ 4

Slotbepalingen

Artikel 19

Deze regeling treedt in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 20

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 januari 2005.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Op 14 juli 2004 is de Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer in werking getreden (hierna: I&I-wet). Als gevolg hiervan geeft artikel 12 van de Gaswet (hierna: de wet) aan de Minister van Economische Zaken de bevoegdheid om regels te stellen over tariefstructuren en voorwaarden die de netbeheerders hanteren voor het transport van gas, de ondersteunende diensten en voor de uitvoering van wettelijke taken door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet. Deze regeling geeft invulling aan die bevoegdheid. Het doel van deze regeling is om het beleidskader voor de tariefstructuren en voorwaarden te stellen.

De systematiek waarmee de tariefstructuren en voorwaarden tot stand komen is als volgt. De artikelen 12a en 12b van de wet leggen aan de gezamenlijke netbeheerders de plicht op een voorstel te doen voor de tariefstructuren en voorwaarden. De netbeheerders dienen in het voorstel rekening te houden met het beleidskader dat in deze regeling is vastgelegd. De rechten en plichten van netbeheerders, netgebruikers en afnemers worden vervolgens in het voorstel uitgewerkt. Overigens kunnen de gezamenlijke netbeheerders een pragmatische aanpak kiezen voor de wijze waarop hun voorstel tot stand komt. Zo zijn netbeheerders niet verplicht te overleggen over voorwaarden die hen niet betreffen.

De onderhavige regeling is geformuleerd op hoofdlijnen en in termen van doelen. Op die manier ontstaat ruimte voor de netbeheerders om zelf invulling te geven aan die doelen en dit vast te leggen in de tariefstructuren en voorwaarden. Dat komt tevens de flexibiliteit van het systeem ten goede.

De regeling heeft geen limitatief karakter. Het staat de gezamenlijke netbeheerders vrij om in het voorstel bepalingen op te nemen die niet direct door deze regeling worden geadresseerd, voor zover deze in overeenstemming zijn met de wet.

In oktober 2004 heeft het Ministerie van Economische Zaken de betrokken marktpartijen geraadpleegd over de concept-regeling. De reacties zijn verwerkt in de onderhavige regeling.

Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wordt door de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie (hierna: DTe) getoetst en vastgesteld. Daartoe beschikt de directeur over het toetsingskader zoals opgenomen in artikel 12f van de wet. Daaronder valt onder meer het belang van een betrouwbare gasvoorziening, het belang van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de gasmarkt, het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers en het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening van netbeheerders. Tevens dienen de voorwaarden en tariefstructuren redelijk, objectief, transparant en non-discriminatoir te zijn.

In het onderstaande worden verschillende aspecten van de regeling toegelicht. Paragraaf 2 gaat kort in op de tariefstructuren en op onderdelen van de voorwaarden, namelijk de aansluiting, het transport en het meten. Paragraaf 3 gaat in op de handhaving van en het toezicht op deze regeling. Paragraaf 4 gaat in op de administratieve lasten en de keuzes die in dit kader zijn gemaakt; paragraaf 5 betreft notificatie.

2. Tariefstructuren en voorwaarden

2.1. Tariefstructuren

Op grond van artikel 12a van de wet dienen de gezamenlijke netbeheerders een voorstel in met betrekking tot de door hen jegens netgebruikers te hanteren tariefstructuren. Hierbij gaat het om de tarieven voor de transportdienst en de ondersteunende diensten alsmede om de tarieven voor de wettelijke taken van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet. Bij het bepalen van de tariefstructuren wordt onder meer uitgegaan van het zogenaamde kostenveroorzakingsprincipe. Dit principe houdt in dat degene die de kosten veroorzaakt, deze ook dient te dragen. Een ander uitgangspunt is, ter bevordering van de marktwerking, dat de wijze waarop tarieven worden berekend transparant en objectief bepaalbaar is. In deze regeling wordt aangegeven welke elementen de tariefstructuren in ieder geval moeten bevatten.

2.2. De aansluiting, de transportdienst en ondersteunende diensten

In tegenstelling tot de elektriciteitsmarkt kent de gasmarkt geen wettelijk vastgelegd monopolie op het leggen van gasleidingen en op het maken van aansluitingen. Toch heeft ook op de gasmarkt de transportmarkt een monopoloïde structuur. In de regeling worden dan ook eisen gesteld aan de doelmatige, veilige en betrouwbare uitvoering van wettelijk opgedragen taken, welke tevens het ontstaan van ongelijke concurrentiecondities voor gebruikers van het net beogen te voorkomen.

2.3. Meten

Gegeven de belangrijke rol van de meetdienst in een vrije gasmarkt, is het van belang dat voorwaarden worden gesteld over de aanleg, het beheer en het onderhoud van meetinrichtingen. Daarbij dient een heldere verantwoordelijkheidsverdeling te worden opgenomen. Aangezien de meetinrichting is verbonden met het openbare net, bevat de regeling ook de verplichting om voorwaarden te stellen ten aanzien van de veiligheid.

Voorts dienen er in verband met een efficiënt meetproces duidelijke regels te gelden met betrekking tot het uit- of aflezen, verzamelen, vaststellen, verwerken en valideren van meetgegevens. In de regeling worden met oog daarop regels gesteld waaraan de voorwaarden moeten voldoen. Ook zijn regels opgenomen ten aanzien van de uitwisseling van meetgegevens. Een tijdige beschikbaarheid van betrouwbare gegevens is immers essentieel voor de facturatie en voor het wisselen van leverancier (het zogenaamde switchen, artikel 17a van de wet), hetgeen de marktwerking kan bevorderen.

3. Handhaving en toezicht

De directeur DTe heeft op 21 december 2004 een advies uitgebracht in het kader van een uitvoerings- en handhavingstoets van de regeling. Daarin wordt gesteld dat hij de uitvoering en de handhaving van de regeling positief tegemoet ziet na doorvoering van enkele aanpassingen en verduidelijkingen.

Naar aanleiding van het advies is een aantal artikelen aangepast. Zo is het derde lid van artikel 3 geschrapt. De desbetreffende bepaling had tot doel dat bij de vaststelling van de transporttarieven van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet rekening wordt gehouden met de tarieven in de ons omringende landen. Dit strekte ertoe te voorkomen dat vanwege grote verschillen in de transporttarieven een verlegging van transitstromen plaatsvindt, waardoor de leveringszekerheid aan Nederlandse afnemers in gevaar kan komen. Bij nader inzien is gebleken dat deze regeling niet het geschikte instrument is om dat publieke belang te borgen. Hierover zullen nadere afspraken worden gemaakt met de directeur DTe. Verder is de termijn waarbinnen gegevens dienen te worden uitgewisseld bij het wisselen van leverancier naar aanleiding van het advies aangescherpt (artikel 7, vierde lid). Ook is de toelichting op een aantal punten verduidelijkt, zoals op het gebied van de tariefstructuren, flexibiliteit en verbruiksprofielen.

Het advies om in de regeling de eisen van objectiviteit, non-discriminatie en waarborging van de systeemintegriteit op te nemen, is niet overgenomen, omdat deze eisen reeds gelden op basis van de wet. Ook is in de wet reeds opgenomen dat in de voorwaarden van de netbeheerders een aantal essentiële taken van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet worden uitgewerkt. Het gaat hierbij om de toewijzing van transportcapaciteit, het aanbieden van flexibiliteitsdiensten, de import en export van gas en de toewijzing van kwaliteitsconversiecapaciteit (artikel 12b, eerste lid, onder d, in combinatie met artikel 10a, eerste lid, van de wet). Tenslotte adviseert DTe om in artikel 16 meer beleidsruimte te scheppen. Ik heb daarvan afgezien omdat deze regeling geen limitatief karakter heeft.

4. Administratieve lasten

4.1. Algemeen

In deze paragraaf wordt ingegaan op de administratieve lasten die voortvloeien uit deze regeling. Zoals aangegeven, stelt de regeling het beleidskader vast voor de tariefstructuren en de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders. De bepalingen in de regeling bevatten dan ook geen rechtstreekse administratieve lasten. Deze zullen pas tot uiting komen als gevolg van de vastgestelde tariefstructuren en voorwaarden. De netbeheerders en de representatieve organisaties hebben derhalve zelf invloed op de vorm en hoogte van de administratieve lasten. Hieronder wordt daarom slechts een indicatie gegeven van de lasten die uit de tariefstructuren en voorwaarden kunnen voortvloeien.

4.2. Berekening administratieve lasten

In 2002 heeft EIM ten behoeve van de kabinetsdoelstelling om de administratieve lasten te verlagen, een nulmeting gemaakt van de lasten voortvloeiend uit de Elektriciteitswet 1998 en de wet. In de nulmeting zijn de structurele administratieve lasten van de (toenmalige) tariefstructuren en voorwaarden voor elektriciteit ingeschat op € 3.586.895. Voor gas bestonden er op moment van meting wel vergelijkbare privaatrechtelijke afspraken, maar deze waren nog niet publiekrechtelijk verankerd. Derhalve werden de afspraken niet aangemerkt als administratieve lasten. Bij de I&I-wet is de publiekrechtelijke verplichting ontstaan om tariefstructuren en voorwaarden te maken. Hierdoor worden de bestaande privaatrechtelijke afspraken omgezet in publiekrechtelijke verplichtingen die kunnen leiden tot administratieve lasten.

Door de hoge mate van vergelijkbaarheid van de tariefstructuren en voorwaarden voor elektriciteit en gas heeft EIM aan de hand van de nulmeting voor elektriciteit bezien welke lasten er naar verwachting zullen voortvloeien uit de tariefstructuren en voorwaarden voor gas en een indicatie gegeven van de hoogte van deze lasten.

De schatting is dat de lasten voor gas zullen toenemen met ongeveer € 3.996.000. Dat betekent een gemiddelde toename van € 148.000 per netbeheerder. De lasten zullen met name voortvloeien uit de verplichting een administratie te hebben van de afnemers en uit de verplichting tot uitwisseling van meetgegevens. Hierbij wordt opgemerkt dat netbeheerders die zowel gas als elektriciteit transporteren met betrekking tot de administratie van de afnemers een efficiency-voordeel kunnen behalen door beide administraties te integreren.

Wanneer de tariefstructuren en voorwaarden zijn vastgesteld zullen de administratieve lasten nogmaals worden gemeten.

4.3. Advies van het Adviescollege toetsing administratieve lasten

De concept-regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Actal constateert dat het onderzoek van EIM naar de administratieve lasten voldoende inzicht geeft in de omvang van deze lasten. Daarnaast besteedt Actal aandacht aan de gekozen opzet van de regeling, die een kader schept waarbinnen netbeheerders zelf invulling kunnen geven aan de wijze waarop tariefstructuren en voorwaarden worden ingevuld. Actal adviseert aandacht te besteden aan alternatieven, zoals het voor langere tijd laten gelden van tariefstructuren en voorwaarden na vaststelling door de DTe, of het voorschrijven van bepaalde informatieverplichtingen.

Op zich gelden de tariefstructuren en voorwaarden voor onbepaalde tijd na vaststelling door de directeur DTe (artikel 12i van de wet). De zorg van Actal dat netbeheerders gehouden zouden zijn jaarlijks opnieuw een gezamenlijk voorstel te verstrekken, kan dus worden weggenomen. Een alternatief voor een andere opzet van de regeling is er echter niet, aangezien het systeem (regeling als kaderscheppend voor de inhoud van de voorwaarden) in de wet is vastgelegd (artikel 12 van de wet). Dat brengt ook met zich mee dat in de regeling geen rechtstreekse informatieverplichtingen kunnen worden opgenomen; wel kan worden bepaald dat de voorwaarden van de netbeheerders bepaalde informatieverplichtingen dienen te bevatten. Zo bevat artikel 7 van de regeling de verplichting om in de voorwaarden een methode voor de administratie van aansluitingen op te nemen, die aan bepaalde eisen voldoet. Het is dan aan de netbeheerders zelf om hieraan nadere invulling te geven. Daarmee hebben de netbeheerders zelf greep op de hoogte van de administratieve lasten die uit deze administratie voortvloeien.

5. Notificatie

Aangezien de regeling geen technische eisen bevat ten aanzien van producten en ook geen bepalingen met betrekking tot het elektronisch handelsverkeer kent, behoeft de regeling niet te worden genotificeerd bij de Europese Commissie op basis van richtlijn 1998/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998, betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L217). Het is waarschijnlijk dat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat op basis van deze regeling wordt gemaakt wel technische voorschriften bevat. Voorzover er sprake is van technische voorschriften die nog niet zijn genotificeerd, zal het concept-voorstel genotificeerd worden door de directeur DTe. Verwezen wordt naar artikel 12f, tweede lid, van de wet.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In onderdeel b is een definitie opgenomen van verbruiksprofiel. Verbruiksprofielen worden gemaakt ten behoeve van afnemers die niet over een dagelijks op afstand leesbare meetinrichting beschikken. Het begrip speelt een rol bij de regeling omtrent het toewijzen van gas en de berekening van het verbruik (artikel 10). De definitie bevat de term ‘dezelfde kenmerken’. Daarbij kan worden gedacht aan het standaard jaarverbruik, de bedrijfstijd of de nominale capaciteit van de meter.

In onderdeel c is een voorziene onderbreking gedefinieerd. De definitie is van belang in verband met de regeling omtrent compensatie bij storingen (artikel 12, onderdeel a). Bij een voorziene onderbreking in het transport van gas valt te denken aan onderbrekingen ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden aan het gastransportnet.

Artikel 2

Artikel 2 geeft aan waar de opbouw van de transporttarieven voor de regionale netten aan moet voldoen. Hierbij worden verschillende kostensoorten onderscheiden (zie het eerste lid, onderdeel a). Deze kunnen ingevolge het tweede lid, onderdeel a, worden onderverdeeld in transportonafhankelijke en transportafhankelijke tariefelementen. Transportonafhankelijke elementen zijn niet afhankelijk van de grootte van het regionale gasnet van een netbeheerder. Hierbij valt te denken aan de kosten voor het hoofdkantoor van de netbeheerder en de administratiekosten. Voor kleinverbruikers (met een verwachte jaarlijkse gasafname van minder dan 170.000 kubieke meter) verschijnen deze kosten veelal onder de titel ‘vastrecht’ op de rekening. Anderzijds zijn er tariefelementen die afhankelijk zijn van de totale hoeveelheid gas die wordt getransporteerd (energievolume) en de hoeveelheid gas per tijdseenheid (capaciteit ofwel de benodigde ‘leidingdikte’). Deze elementen worden voor iedere afnemer bepaald aan de hand van zijn vraag naar energie (gasvolume) en vermogen (gascapaciteit). Energie en vermogen zijn hiermee de tariefdragers (eerste lid, onderdeel b). Deze worden natuurkundig gesproken gemeten in energie-eenheden (zoals Joule of kiloWattuur) en vermogenseenheden (zoals paardenkrachten of kiloWatt). In de praktijk wordt gewerkt met een standaardkubieke meter aardgas (35,17 MJ/ m3) en een tarief dat geldt voor één jaar, zodat gasvolume in m3 en capaciteit in m3/uur/jaar wordt berekend. De grootste kostenpost per gebruiker is vrijwel altijd de gevraagde capaciteit (vermogen).

Omdat kleinverbruikers normaal gesproken een gasmeter hebben die wel volume maar geen capaciteit meet, is voor hen een berekening noodzakelijk om de gevraagde capaciteit de bepalen. Dit is de in artikel 2, derde lid, genoemde berekeningswijze.

Artikel 3

Dit artikel betreft de tariefstructuren voor het transport van gas door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet. De kostensoorten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, verschillen van die van de regionale netten: de netbeheerder van het landelijk transportnet heeft immers kostensoorten die samenhangen met zijn specifieke wettelijke taken, zoals balancering, kwaliteitsconversie en flexibiliteitsdiensten (artikel 10a van de wet).

Voor een omschrijving van de tariefdragers (eerste lid, onderdeel b) wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2.

In het tweede lid is bepaald dat bij de wijze van berekening van de tarieven wordt uitgegaan van de gestandaardiseerde activa waarde of regulatory asset base (RAB). Met de in het tweede lid genoemde methoden ter berekening van deze waarde wordt aangesloten bij internationaal gangbare methodieken. De term ‘netto geïndexeerde historische kosten’ doelt op de geïndexeerde historische aanschafwaarde van het landelijk gastransportnet, verminderd met afschrijvingen op basis van de geïndexeerde aanschafwaarde van de vaste activa, uitgaande van een afschrijvingstermijn die gebaseerd is op een reële technische en economische levensduur.

Bij de methodiek van de vervangingswaarde wordt uitgegaan van de nieuwprijs van het landelijk gastransportnet, verminderd met afschrijvingen die de levensduur van het net weerspiegelen. Hiermee wordt de lijn, zoals neergelegd in de Richtlijnen Gastransport 2005 met betrekking tot het transporttarief van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, voortgezet.

Artikel 4

Niet al het aardgas heeft dezelfde energie-inhoud per kubieke meter. Het gas voor kleinverbruikers heeft een lagere energieinhoud per kubieke meter ofwel een lagere calorische waarde (L-gas). L-gas is afkomstig uit het Groninger-veld. Het gas dat uit de kleine velden wordt gewonnen en het gas dat uit het buitenland afkomstig is, bevat daarentegen een hoog-calorisch gehalte (H-gas). Het is mogelijk om hoog-calorisch gas te converteren naar laag-calorisch gas door middel van kwaliteitsconversie. Kwaliteitsconversie behoort tot de taken van de beheerder van het landelijk gastransportnet (artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, van de wet). Volgens het basisprincipe van kostenveroorzaking zouden alleen marktpartijen die gebruik maken van de conversiedienst hiervoor moeten betalen. Echter, dit kan disproportionele handelsbelemmeringen opwerpen voor importeurs van gas, omdat in het buitenland alleen H-gas beschikbaar is. Daarom wordt in de regeling de mogelijkheid gecreëerd om (een deel van) de kosten van kwaliteitsconversie aan alle netgebruikers in rekening te brengen (in andere woorden: te socialiseren), en daarmee af te wijken van het kostenveroorzakingsbeginsel. De in de Richtlijnen Gastransport 2005 van de DTe ingezette lijn met betrekking tot de tariefstructuur van kwaliteitsconversie wordt hiermee voortgezet.

Artikel 5

Op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, van de wet heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tot taak flexibiliteitsdiensten aan te bieden, voorzover de N.V. Nederlandse Gasunie een economische machtspositie heeft op de markt voor flexibiliteitsdiensten. In de toelichting bij artikel 15 wordt uitgelegd wat onder deze dienst wordt verstaan.

Ingevolge artikel 5, onderdeel a, wordt in de tariefstructuren van flexibiliteitsdiensten onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën netgebruikers om de gemaakte kosten zo juist mogelijk door te berekenen.

Bovendien is van belang dat de netbeheerder van het landelijk transportnet in de tariefstructuren aangeeft hoe hoog de inkoopkosten van de dienst zijn (onderdeel b). Daarmee worden de kosten van de flexibiliteitsdiensten transparant gemaakt.

Artikel 6

De aansluiting vormt een belangrijk element in het gastransportnet. Op dit punt wordt de fysieke verbinding tussen het net en de installatie van de afnemer tot stand gebracht en worden voorzieningen geïnstalleerd die het net van de desbetreffende netbeheerder beveiligen. In verband met de veiligheid en de integriteit van het net is het van belang dat technische eisen worden gesteld aan de aansluiting (onderdeel a).

Om de veiligheid, doelmatigheid en netwerkintegriteit te waarborgen is het tevens van belang dat duidelijk is welke taken, rechten en plichten netbeheerders en afnemers hebben met betrekking tot de aanleg, het beheer en het onderhoud van de aansluiting. Ingevolge het eerste lid, onderdeel b, moet deze verantwoordelijkheidsverdeling daarom in de voorwaarden worden opgenomen. Daarbij wordt aangetekend dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van een aansluiting geen exclusieve wettelijke taak is van de netbeheerder. In de praktijk wordt de aansluiting echter in de meeste gevallen door de netbeheerder verzorgd.

Ingevolge onderdeel c dienen de voorwaarden van de netbeheerders tevens inzicht te geven in de aansluittermijnen die worden gehanteerd. De termijn kan verschillen per aard van de aansluiting en per aard en drukniveau van het net waarop de aansluiting gerealiseerd wordt. Het ligt niet in de bedoeling dat uniforme termijnen worden gehanteerd.

Aangezien een afnemer in de praktijk veelal is aangewezen op de netbeheerder voor het realiseren van zijn aansluiting, bepaalt het tweede lid dat de netbeheerder een weigering om een aansluiting te realiseren toelicht. Daarmee wordt bereikt dat de netbeheerder valide argumenten moet aandragen voor een weigering, zoals technische omstandigheden die het maken van een aansluiting bemoeilijken.

Ingevolge het derde lid kunnen de voorwaarden verschillen per aard van de aansluiting. De technische uitvoering van het aansluiten van bijvoorbeeld een Vinex-locatie verschilt immers aanzienlijk van het aansluiten van een bestaande particuliere woning wegens verhuizing. Voorts wijkt de technische uitvoering van een aansluiting op het gastransportnet af van een aansluiting op het distributienet, zodat er ook onderscheid kan worden gemaakt naar gelang de aard van het net waarop de aansluiting gerealiseerd wordt.

Het vierde lid ziet op zogenaamde particuliere netten. Voor aansluitingen op deze netten kunnen specifieke voorwaarden worden opgenomen, bijvoorbeeld ten aanzien van de rechten of plichten van de beheerder ervan.

Artikel 7

Het eerste lid bepaalt dat de voorwaarden een methode bevatten voor de administratie van de aansluitingen. Een goede werking van de markt wordt bevorderd door eenduidige afspraken over de verwerking en de tijdige uitwisseling van informatie over aangeslotenen. De wijze van administreren is er mede op gericht om de processen die het functioneren van de markt beïnvloeden, zoals het wisselen van leverancier en de facturatie, te vergemakkelijken. De netbeheerders hebben zelf de vrijheid om het systeem van administratie te kiezen. Bij de op te nemen gegevens kan worden gedacht aan naam-, adres- en woonplaatsgegevens, het actuele bij de netaansluiting behorende standaard jaarverbruik en gegevens betreffende het gecontracteerde transportvermogen.

Ingevolge het tweede lid dient de administratie in ieder geval de zogenaamde EAN-code van de aansluitingen te bevatten.

Het derde en vierde lid hebben betrekking op procedures voor en termijnen waarbinnen gegevens worden gewijzigd en uitgewisseld in het administratieve systeem. Dit is van belang met het oog op het wisselen van leverancier (het zogenaamde switchen). Ingevolge de artikelen 8 en 9 van de Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet dient een netbeheerder een verzoek tot wisseling binnen vijf werkdagen uit te voeren. Het is dus van belang dat gegevens binnen die termijn worden uitgewisseld en gewijzigd.

Het vijfde lid betreft de inzage van de administratie. Het is essentieel dat degenen die toegang moeten hebben tot het administratieve systeem voor de uitoefening van wettelijke taken of voor het nakomen van hun verplichtingen, die toegang ook krijgen. Dit is vooral in het belang van het soepel verlopen van de switch- en verhuisprocessen en het factureren.

Artikel 8

De gastransportnetten zijn onderling aan elkaar gekoppeld om het gas van het ene net naar het andere te kunnen transporteren. Hierbij dient de veiligheid en integriteit van het gehele net te worden gewaarborgd. Het realiseren van koppelingen tussen netten en de reparatie van netten is primair een zaak van de netbeheerders onderling. Wel is noodzakelijk dat in de voorwaarden aandacht wordt besteed aan de wijze van beveiliging van gekoppelde netten.

Artikel 9

In artikel 14 van de wet is geregeld dat een netbeheerder verplicht is om op verzoek een aanbod te doen transport van gas uit te voeren. Onderdeel a bepaalt dat de netbeheerder het gastransport zoveel mogelijk aanbiedt met verschillende aan de marktbehoeften aangepaste looptijden, uiteraard binnen de grenzen van wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht.

Onderdeel b verplicht tot het aanbieden van afschakelbare transportdiensten. Dit zijn diensten waarbij vooraf wordt overeengekomen dat de netbeheerder het transport van gas naar de afnemer onder bepaalde voorwaarden kan onderbreken. Afschakelbare transportdiensten bevorderen het efficiënte gebruik van het transportnet, waardoor een hogere benuttinggraad van het net kan worden bereikt en mogelijke capaciteitstekorten kunnen worden voorkomen.

Tenslotte bepaalt onderdeel c dat de voorwaarden voorzien in informatievoorziening door de netbeheerder aan de afnemers bij dreigende schaarste in het net. Deze informatie is voor de afnemers van belang bij het al dan niet contracteren voor de langere termijn en kan de secundaire markt voor transportcapaciteit (de markt waarop netgebruikers onderling transportcapaciteit verhandelen) gunstig beïnvloeden.

Artikel 10

Artikel 10, onderdeel a, heeft betrekking op de verbruiksprofielen. Een verbruiksprofiel geeft het gemiddeld afnamepatroon weer dat behoort bij aansluitingen met dezelfde kenmerken. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 1, onderdeel b. Met verbruiksprofielen en het standaard jaarverbruik kan een inschatting worden gemaakt van de afname op uurbasis over het jaar. Hiertoe wordt op grond van het profiel een uurfractie berekend. Deze uurfractie vermenigvuldigd met het standaard jaarverbruik levert de geschatte afname per uur. Verbruiksprofielen zijn relevant ten behoeve van afnemersdie niet over een dagelijks op afstand afleesbare meetinrichting beschikken. In de praktijk gaat het vooral om afnemers die per jaar minder dan 170.000 m3 gas verbruiken. Verbruiksprofielen kunnen worden opgevat als substituut voor continue meting en kunnen worden gebruikt voor verschillende doeleinden. Het belangrijkste doel betreft de toepassing bij het toewijzen van gas aan afnemers op uurbasis (zie onderdeel b). Daarnaast kunnen profielen worden gebruikt bij de bepaling van de meterstand bij de uitvoering van een switch (het wisselen van leverancier) en het berekenen van tussenstanden bij het doorvoeren van tariefwijzigingen.

Onderdeel b betreft de toewijzing van een hoeveelheid gas aan de afnemers. In de praktijk wordt dit aangeduid met de term allocatie. Het alloceren van gas is nodig om ervoor te zorgen dat het steeds duidelijk is hoeveel gas voor elke afnemer het net ingaat en uitgaat. Thans wordt gealloceerd op de entrypunten, de exitpunten, op de aansluiting en op de Title Transfer Facility (TTF). Het TTF is een fictief punt waarop gas dat zich in het landelijk gastransportnet bevindt wordt overgedragen aan een andere partij. Het toewijzen van gas wordt in de praktijk niet aan elke afnemer afzonderlijk gedaan, maar aan degenen die het transport namens de afnemers uitvoeren, de netgebruikers. Door allocatieregels op te stellen wordt bereikt dat al het gas dat de allocatiepunten passeert, kan worden toegewezen aan een netgebruiker. Voor afnemers die niet over een meter beschikken waarmee elk uur de verbruikte hoeveelheid gas kan worden vastgesteld, worden voor de toewijzing van het gas de verbruiksprofielen gehanteerd.

In onderdeel c zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de verrekening van het verschil tussen het met behulp van verbruiksprofielen berekende verbruik en het daadwerkelijke vastgestelde verbruik over een bepaalde periode. In de praktijk wordt dit proces aangeduid met de term reconciliatie. Reconciliatie is nodig omdat het standaard jaarverbruik niet het exacte verbruik aangeeft, maar slechts een benadering daarvan. Deze benadering zal altijd afwijken van de werkelijkheid. Het werkelijke verbruik kan pas achteraf bepaald worden uit de vastgestelde meterstanden van de profielklanten. Derhalve is het van belang om achteraf het verschil te verrekenen.

Artikel 11

In het belang van de veiligheid en betrouwbaarheid van het gastransport is het van belang dat in de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders eisen worden gesteld aan de chemische samenstelling en ruikbaarheid van gas.

Artikel 12

In artikel 12b, derde lid, onderdeel d, van de wet is bepaald dat de voorwaarden van de netbeheerders mede betrekking hebben op het voorzien in compensatie bij storingen. Dit artikel geeft de uitgangspunten weer waaraan deze compensatieregeling dient te voldoen.

Uit onderdeel a volgt ten eerste dat de compensatie financieel dient te zijn. De compensatie mag dus niet in natura worden gegeven. Bovendien volgt uit dit onderdeel dat niet alle storingen tot een compensatie behoeven te leiden. Het gaat alleen om storingen die leiden tot een onderbreking die niet voorzien is, dat wil zeggen dat de onderbreking niet ten minste drie werkdagen tevoren is aangekondigd (zie de toelichting bij artikel 1, onderdeel c). De bedoeling daarvan is dat de netbeheerder niet verplicht wordt compensatie te betalen bij onderbrekingen in het transport die nodig zijn voor onderhoudswerkzaamheden. Als in dat geval wel compensatieverplichting zou bestaan, zou de netbeheerder immers geneigd kunnen zijn noodzakelijk onderhoud uit te stellen.

Onderdelen b en g: deze bepalingen zijn opgenomen om de consistentie met andere regelgeving te behouden. In de ministeriële regeling Kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas zijn regels opgenomen met betrekking tot de registratie van kwaliteitsindicatoren. Daarin is het aanvangstijdstip van een onderbreking gedefinieerd. Onderdeel b bevat een gelijke definitie. Tevens bevat die regeling de bepaling dat het aantal door een onderbreking getroffen afnemers wordt bepaald door de sommatie van de getroffen afnemers die zijn aangesloten op het net van de netbeheerder in wiens net de onderbreking is veroorzaakt en alle getroffen afnemers op onderliggende netten. Onderdeel g sluit daar op aan.

Onderdelen c en e: onderdeel c bepaalt dat er een compensatievrije hersteltijd voor onderbrekingen is. Immers, de netbeheerder moet een redelijk tijdsbestek hebben om het transport van gas te herstellen zonder onmiddellijk verplicht te zijn een compensatie te betalen aan de getroffen afnemers. De regeling dient de netbeheerders echter tegelijkertijd te stimuleren om het transport te herstellen. Dit uitgangspunt is vertaald naar de eis dat de onderbreking zo snel mogelijk wordt hersteld met inachtneming van de veiligheid.

Ingevolge onderdeel d is de compensatie een forfaitair bedrag en dus niet gerelateerd aan de werkelijk geleden schade.

Onderdeel f bevat tot slot een geval waarin geen recht is op een compensatie. Indien de onderbreking het gevolg is van een afschakeling op verzoek van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, dan prevaleert het belang van de systeemintegriteit boven het individueel belang van de afnemers.

Artikel 13

Op grond van artikel 35a van de wet dienen de netbeheerders een registratie bij te houden van kwaliteitsindicatoren van het transport van gas. Het betreft de registratie van storingen in het net en onderbrekingen in de levering van gas, zoals bepaald in de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas. In verband met de beoogde toepassing van deze gegevens in de tariefregulering is het van belang dat alle netbeheerders dezelfde registratieregels hanteren. Voor een deel wordt dat bereikt door de regels die zijn opgenomen in genoemde regeling. In aanvulling hierop is het met het oog op de vergelijkbaarheid van de registraties van de verschillende netbeheerders van belang dat de netbeheerders onderling nadere afspraken maken over de precieze registratiewijze. Artikel 13 beoogt dat te bereiken. Thans wordt door de sector het systeem Nestor gebruikt om de gegevens te registreren. In de voorwaarden kan daar bijvoorbeeld naar worden verwezen.

Artikel 14

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet heeft tot taak het gastransportnet in evenwicht te houden (artikel 10a, eerste lid, onderdeel b, van de wet). Dit wordt balanceren genoemd. Als een netgebruiker in onbalans is, dat wil zeggen dat de hoeveelheid door hem ingevoed gas niet overeenkomt met de hoeveelheid afgenomen gas, dient hij een boete te betalen. Artikel 14 bepaalt dat deze boete de kosten die de netbeheerder van het landelijk gastransportnet heeft gemaakt voor het balanceren dient te weerspiegelen. Dit is in overeenstemming met de Europese regelgeving ten aanzien van balanceren. Verwezen wordt naar artikel 8, tweede lid, van richtlijn nr. 2003/55/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn nr. 98/30/EG (PbEG L176). Dit is geïmplementeerd in artikel 12f, eerste lid, onderdeel f, van de wet. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in de concept-verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten ook een regeling is opgenomen met betrekking tot balancering en de prijs van onbalans. Indien zou blijken dat de tekst van artikel 14 van deze regeling niet in overeenstemming is met de definitieve tekst van de verordening, zal artikel 14 worden aangepast.

Artikel 15

Dit artikel betreft de flexibiliteitsdiensten en vormt een uitwerking van artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, van de wet. Flexibiliteitsdiensten zijn diensten die ten doel hebben de invoeding en afname van gas van een netgebruiker binnen een bepaalde periode op elkaar af te stemmen.

De dienst die de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in ieder geval dient aan te bieden is het verruimen van de voor de transportdienst geldende marge tussen invoeding en afname (zie tweede lid, onderdeel a). Dit begrip staat ook bekend als de bij het transport inbegrepen tolerantie. Deze dienst heeft betrekking op een periode in de toekomst, van ten hoogste een week en dient volume-neutraal te zijn (zie tweede lid, onderdelen b en c).

De bepaling laat de ruimte om naast de genoemde dienst ook andere diensten aan te bieden waarmee de flexibiliteit op de gasmarkt wordt vergroot. Daarbij valt te denken aan een flexibiliteitsdienst in combinatie met een balanceringsdienst ter verbetering van de flexibiliteit op uurbasis.

Artikel 16

De in artikel 16 neergelegde regeling wordt in de praktijk ook aangeduid als het ‘use it or lose it’ principe. Dat wil zeggen dat transportcapaciteit die gecontracteerd is, maar niet gebruikt wordt, door de beheerder van het landelijk gastransportnet opnieuw op de markt aangeboden kan worden. Hierdoor wordt het net zo goed mogelijk benut.

Artikel 17

Dit artikel betreft de meetinrichting. Het eerste lid bepaalt dat regels worden gesteld inzake de verantwoordelijkheidsverdeling met betrekking tot de aanleg, het beheer en het onderhoud van de meetinrichting. Daarbij behoort ook een omschrijving van de daarbij behorende taken. Ook dient geregeld te zijn hoe te handelen als er een overdracht plaatsvindt van de verantwoordelijkheid voor de meetinrichting.

Het tweede lid: op basis van de IJkwet worden in het belang van een nauwkeurige meting eisen gesteld aan meetinrichtingen. Verwezen wordt naar de op de IJkwet gebaseerde IJkregeling gasmeters van 25 april 1989 (Stcrt. 1989, 81). Bovendien dient met ingang van 30 oktober 2006 voldaan te worden aan richtlijn nr. 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PbEG L135). Er zijn evenwel onderwerpen waarop deze metrologische regelgeving niet ziet, zoals het belang van de veiligheid van meetinrichtingen. In de voorwaarden dienen met oog daarop eisen te worden gesteld, uiteraard voorzover er geen andere regelgeving van toepassing is.

Artikel 18

Dit artikel strekt ertoe dat de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders duidelijkheid scheppen over de verantwoordelijkheid voor het meten van gegevens en het uitwisselen van de gegevens. Daarbij dient ook te worden aangegeven welke taken de verschillende partijen in het meetproces vervullen. Onderdeel a heeft betrekking op het uit- of aflezen van de meter, waarbij gedacht kan worden aan het op afstand of ter plaatse uit- of aflezen van de meter.

Onderdeel b ziet op de verantwoordelijkheid voor de uitwisseling van de meetgegevens.

De uitwisseling van meetgegevens speelt een belangrijke rol in de vrije energiemarkt. Afnemers en leveranciers zijn voor het aangaan en in werking laten treden van een leveringscontract afhankelijk van een heldere procedure voor de afhandeling van meetgegevens. Bovendien zijn deze gegevens onontbeerlijk voor een correcte facturering van het transport en de levering. Vanwege de centrale rol van de netbeheerder in dit proces is het concurrentiemechanisme onvoldoende aanwezig. Daarom is het noodzakelijk dat er regels worden gesteld als prikkel voor verbetering van dienstverlening. Tot die regels behoren ook de termijnen waarbinnen de uitwisseling van meetgegevens dient plaats te vinden. Deze termijnen worden zo bepaald dat deze de termijnen die gelden voor het wisselen van leverancier (artikel 17a van de wet) ondersteunen. In dit verband wordt tevens verwezen naar artikel 7, vierde lid.

Onderdeel c betreft de meetgegevens zelf, zoals de hoeveelheid uitgewisselde energie en de tellerstanden. Daarbij moet worden aangegeven wie de meetgegevens verzamelt en de termijn waarbinnen deze worden vastgesteld en verwerkt en op welke wijze dat gebeurt.

Onderdeel d ziet op de validering van meetgegevens, dat wil zeggen het controleren en geldig verklaren van verstrekte meetgegevens. Het is immers van belang dat de meetgegevens nauwkeurig zijn om een juiste facturering mogelijk te maken. In de praktijk gebeurt validering veelal door de netbeheerder of het meetbedrijf.

Onderdeel e ziet op de handelswijze bij storingen. Storingen aan de meetinrichtingen dienen snel en adequaat te worden verholpen. Het is daarom noodzakelijk dat in de voorwaarden daarover regels worden gesteld.

Artikel 19

Artikel 12, derde lid, van de wet bepaalt dat de regeling in werking treedt op een bij koninklijk besluit vastgesteld tijdstip. In artikel 19 wordt daar uitvoering aangegeven. Daarbij wordt de mogelijkheid opengelaten om bepaalde artikelen, of onderdelen daarvan, op een later tijdstip in werking te laten treden.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven