Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 januari 2005, nr. WJZ 5001015, houdende regels inzake tariefstructuren en voorwaarden voor elektriciteit (Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 26b van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

§ 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: de Elektriciteitswet 1998;

b. voorziene onderbreking: een onderbreking van het transport van elektriciteit die ten minste drie werkdagen tevoren bij de afnemer is aangekondigd;

c. blindenergie: de niet-werkzame component van energie;

d. verbruiksprofiel: het gemiddeld afnamepatroon dat behoort bij aansluitingenmet dezelfde kenmerken;

e. belastingprofiel: het afnamepatroon per tijdseenheid van een onbemeten aansluiting.

§ 2

Tariefstructuren

Artikel 2

1. In de tariefstructuren van het tarief voor aansluiting op een net, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, wordt:

a. onderscheid gemaakt tussen de initiële en periodieke kosten van de aansluiting;

b. onderscheid gemaakt naar de grootte van de aansluitcapaciteit;

c. indien van toepassing, rekening gehouden met het tijdelijke karakter van een aansluiting;

d. aangegeven welke kosten zijn verbonden aan eindigen, wijzigen of verlengen van het aansluitcontract;

e. aangegeven welke kosten zijn verbonden aan een afwijking van de door de netbeheerder aangeboden standaardaansluiting op verzoek van de afnemer.

2. In de tariefstructuren worden regels opgenomen over de vergoeding van de afnemer voor het geval bedoeld in artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de wet, waarbij een termijn wordt opgenomen waarop de vergoeding betrekking heeft.

Artikel 3

In de tariefstructuren van het tarief waarvoor het transport van elektriciteit wordt verricht, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, wordt:

a. aangegeven uit welke kosten het tarief is opgebouwd, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen transportonafhankelijke kosten en transportafhankelijke kosten;

b. onderscheid gemaakt naar transportonafhankelijke tarieven en transportafhankelijke tarieven;

c. onderscheid gemaakt naar energierichting, waarbij in gevallen als bedoeld in artikel 31c, tweede lid, van de wet het transporttarief wordt berekend over de hoeveelheid afgenomen elektriciteit verminderd met de hoeveelheid ingevoede elektriciteit;

d. aangegeven in welke gevallen en voor welke categorieën afnemers een transporttarief voor blindenergie in rekening wordt gebracht;

e. onderscheid gemaakt in de kostentoerekening naar verschillende categorieën afnemers;

f. aangegeven dat de kostentoerekening op grond van gemeten waarden plaatsvindt indien het bemeten verbruikscategorieën betreft, en aangegeven op welke wijze kosten worden toegerekend indien het onbemeten verbruikscategorieën betreft.

Artikel 4

Bij de tariefstructuren van het tarief waarvoor systeemdiensten worden verricht, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, worden regels opgenomen ten aanzien van de wijze waarop het totale verbruik van elektriciteit per afnemer wordt bepaald.

§ 3

Voorwaarden

§ 3.1

Voorwaarden met betrekking tot de aansluiting

Artikel 5

In de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de wet, geldt met betrekking tot de aansluiting dat:

a. indien onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende categorieën afnemers, aangegeven wordt welke categorieën dat zijn;

b. aanvullende regels worden opgenomen met betrekking tot de netten, bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet.

Artikel 6

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten met betrekking tot de aansluiting:

a. de aangeboden standaardaansluitingen, waarbij de aansluitcapaciteit wordt gerelateerd aan de standaard gebruikte nominale aansluitspanning;

b. de procedure indien een afnemer verzoekt om een aansluiting die afwijkt van de standaardaansluitingen;

c. de termijn waarbinnen een aansluiting wordt gerealiseerd;

d. de bepaling dat de netbeheerder bij afwijking van de in onderdeel c bedoelde termijn de redenen daarvan toelicht.

Artikel 7

1. In de voorwaarden, bedoeld artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de wet, is opgenomen welke taken, rechten en plichten netbeheerders en afnemers hebben met betrekking tot de aansluiting. Daarbij is de verantwoordelijkheidsverdeling beschreven voor de comptabele meting van de aansluiting, de elektrische installatie en de onderdelen daarvan en de beveiliging van de installatie.

2. In de voorwaarden is opgenomen wie verantwoordelijk is voor de verbinding van de elektrische installatie met de aansluiting en met het primaire gedeelte van de meetinrichting.

Artikel 8

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten een methode voor de administratie van de aansluitingen. Daarbij wordt aangegeven welke gegevens de administratie zal bevatten.

2. De voorwaarden bepalen dat in de administratie een gestandaardiseerde identificatie van aansluitingen is opgenomen.

3. De voorwaarden bevatten procedures voor wijziging van de in de administratie vastgelegde gegevens.

4. De voorwaarden bepalen dat gegevens in geval van wisseling van leverancier, als bedoeld in artikel 24a van de wet, binnen vijf werkdagen worden uitgewisseld.

5. De voorwaarden bevatten bepalingen met betrekking tot de inzage van de administratie.

Artikel 9

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen a en j, van de wet, bevatten met betrekking tot het koppelen van netten regels over de beveiliging van gekoppelde netten.

Artikel 10

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de wet, die gesteld worden aan een bedrijf dat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 16c, eerste lid, uitvoert, zijn van technische of beheersmatige aard.

§ 3.2

Voorwaarden met betrekking tot het transport en het in werking hebben van de netten

Artikel 11

In de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen a en f, van de wet, is met betrekking tot het transport van elektriciteit opgenomen:

a. wat het recht op transport behelst;

b. welke vormen van transportcapaciteit ter beschikking worden gesteld op een aansluiting;

c. aan welke kwaliteitscriteria het transport voldoet;

d. de termijnen waarbinnen de netbeheerder reparaties aan het net verricht.

Artikel 12

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten met betrekking tot het transport van elektriciteit regels met betrekking tot:

a. de bedrijfsvoering ten aanzien van de netten;

b. het aanleveren van transportprognoses en de wijze van aanlevering van deze gegevens;

c. de voorkoming van transportproblemen en te nemen maatregelen en te volgen procedures bij transportproblemen;

d. de werkwijze van netbeheerders onderling en de technische eisen ten behoeve van de interoperabiliteit van de netten.

2. De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen verschillen per spanningsniveau.

Artikel 13

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen a, f en g, van de wet, bepalen dat netten met een spanningsniveau van 220 kV of hoger zodanig zijn ontworpen of in werking zijn dat het transport van elektriciteit, ook indien zich een enkelvoudige storing voordoet, verzekerd is.

2. Het eerste lid geldt tevens voor netten met een spanningsniveau van 110 kV tot 220 kV, met dien verstande dat hiervan kan worden afgeweken indien de baten niet opwegen tegen de kosten.

Artikel 14

In de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de wet, is met betrekking tot het in werking hebben van de netten opgenomen:

a. welke gegevens de netbeheerders van gekoppelde netten elkaar jaarlijks verstrekken;

b. dat de netbeheerders elkaar informatie verstrekken over investeringen ten behoeve van een doelmatige en betrouwbare verbinding van de netten;

c. dat de netbeheerders van netten van 110 kV of meer en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet elkaar informeren omtrent de inhoud van de capaciteitsplannen, bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel c, van de wet;

d. op basis van welke criteria het ontwerp van het net door de netbeheerders onderling wordt getoetst, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen de verschillende spanningsniveaus.

Artikel 15

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel g, van de wet, bepalen dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bevoegd is een net van een netbeheerder los te koppelen van het landelijk hoogspanningsnet, indien zich een transportbeperking in het net van die netbeheerder voordoet die de levering van transportdiensten in andere netten in gevaar brengt.

Artikel 16

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bevatten regels met betrekking tot:

a. de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te hanteren berekeningsmethode ter bepaling van de omvang van beschikbare capaciteit voor het transport van elektriciteit op het landsgrensoverschrijdende net;

b. de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te hanteren methode voor het toewijzen van de beschikbare capaciteit voor het transport van elektriciteit op het landsgrensoverschrijdende net en het toewijzen van capaciteit die een afnemer niet gebruikt en de wijze waarop deze methode wordt uitgevoerd;

c. de procedure voor de aanvraag van beschikbare capaciteit voor het transport van elektriciteit op het landsgrensoverschrijdende net;

d. de wijze waarop de hoeveelheid te reserveren capaciteit in het kader van onderlinge hulp en bijstand tussen de landsgrensoverschrijdende netten als bedoeld in artikel 31, vijfde lid, onderdeel a, van de wet wordt bepaald;

e. de procedure voor het handelen van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in geval van onvoorziene transportbeperkingen.

Artikel 17

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de wet, bevatten met betrekking tot de compensatie de volgende uitgangspunten:

a. de afnemer heeft recht op financiële compensatie bij storingen die tot een onderbreking van het transport van elektriciteit leiden, met uitzondering van een voorziene onderbreking;

b. de aanvangstijd van de onderbreking is het moment van ontvangst van de eerste melding van een onderbreking door een afnemer of, indien dat eerder is, het moment van vaststelling van de onderbreking door de netbeheerder;

c. er is een compensatievrije hersteltijd;

d. de duur van de compensatievrije hersteltijd verschilt per spanningsniveau en hangt af van de technische mogelijkheden die er zijn om de onderbreking op veilige wijze op te heffen;

e. de compensatie is een forfaitair bedrag en is gerelateerd aan de vervangingswaarde van de niet geleverde elektriciteit;

f. de compensatie neemt stapsgewijs toe naarmate de onderbreking langer duurt;

g. de compensatie voor afnemers die zijn aangesloten op een net met een spanningsniveau van 20kV of lager kan per aansluitwaarde verschillen;

h. de compensatie voor afnemers die zijn aangesloten op een net met een spanningsniveau hoger dan 20 kV wordt berekend op basis van de door hen gecontracteerde transportcapaciteit;

i. er is geen recht op compensatie bij onderbrekingen die het gevolg zijn van afschakeling op verzoek van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet;

j. er is geen recht op compensatie voor aansluitingen van 1 × 6 Ampère of kleiner;

k. de compensatie komt voor rekening van de netbeheerder in wiens net de onderbreking is ontstaan blijkens de registratie van storingen op basis van de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.

Artikel 18

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de wet, bevatten bepalingen inzake de wijze van registratie van kwaliteitsindicatoren, welke ten doel hebben de vergelijkbaarheid van de registraties van de netbeheerders te waarborgen.

§ 3.3

Voorwaarden met betrekking tot systeemdiensten

Artikel 19

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel i, van de wet, bevatten de maatregelen die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet neemt ter handhaving van de energiebalans. Daarbij wordt de volgende volgorde in acht genomen:

a. inzet van regelvermogen;

b. inzet van reservevermogen;

c. inzet van noodvermogen;

d. oproep aan producenten nog niet beschikbaar gesteld vermogen in te zetten;

e. inzet van gedoogvermogen;

f. afschakelen van afnemers.

2. De voorwaarden bevatten de procedures voor het nemen van de maatregelen.

3. De voorwaarden bevatten een omschrijving van taken en verdeling van verantwoordelijkheden ten behoeve van de handhaving van de energiebalans, waaronder de energiebalans met het buitenland.

Artikel 20

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel i, van de wet, bepalen dat het afschakelen van elektriciteit, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel f, geschiedt op basis van een door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vast te stellen percentage van de maximale jaarbelasting van het net van de betreffende netbeheerder of op basis van tevoren vastgestelde percentages, onafhankelijk van de maximale jaarbelasting van het net.

2. De voorwaarden bepalen dat bij het afschakelen van elektriciteit geen onderscheid wordt gemaakt tussen Nederlandse en buitenlandse afnemers en dat bij het afschakelen uitsluitend technische criteria worden toegepast.

Artikel 21

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel g, van de wet, bepalen dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in geval van dreigende ernstige storingen voorrang heeft boven de overige netbeheerders bij het aanspreken van producenten ten behoeve van productieverschuiving of ten behoeve van de inzet van andere beschikbare middelen als bedoeld in artikel 19, eerste lid.

Artikel 22

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen a, g en i, van de wet, bepalen dat de netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, afschakel- en herstelplannen opstellen met het oog op storingen of dreigende storingen in de elektriciteitsvoorziening.

2. De voorwaarden bepalen dat de afschakel- en herstelplannen gericht zijn op het instandhouden van de elektriciteitsvoorziening, het voorkomen van ernstige schade aan het net of de elektrotechnische infrastructuur en het voorkomen van uitbreiding van een stroomstoring.

3. De voorwaarden bepalen dat in de afschakel- en herstelplannen de volgende prioriteitsvolgorde is opgenomen:

a. openbare orde en veiligheid, volksgezondheid;

b. kritische processen industrie, nuts- en basisvoorzieningen;

c. overige industrie, openbare gebouwen, bedrijven en consumenten.

d. De voorwaarden bepalen dat deze volgorde in geval van storingen of dreigende storingen wordt gehanteerd voor zover dat technisch mogelijk is.

4. De voorwaarden bepalen dat de afschakel- en herstelplannen zijn toegespitst op regionale omstandigheden.

5. De voorwaarden bepalen dat de afnemers in staat worden gesteld kennis te nemen van de afschakel- en herstelplannen.

Artikel 23

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen c en g, van de wet, bevatten regels ter voorkoming van uitbreiding van storingen bij het transport van elektriciteit en ter voorkoming van een storingssituatie waarbij één of meerdere netten geheel of ten dele spanningsloos zijn.

2. De voorwaarden bevatten regels ten aanzien van de wijze waarop netten na storingen in werking worden gesteld, waarbij een omschrijving van taken en verdeling van verantwoordelijkheden wordt gegeven.

Artikel 24

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen c en i, van de wet, bevatten regels met betrekking tot de beschikbaarheid van productievermogen van afnemers die producent zijn ten behoeve van de handhaving van de energiebalans. In deze regels is opgenomen:

a. welke gegevens deze afnemers verstrekken aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet;

b. welke procedure geldt voor het verstrekken van deze gegevens en op welke wijze deze gegevens worden bekendgemaakt.

Artikel 25

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel c, van de wet, bevatten met betrekking tot programma-verantwoordelijkheid:

a. de taken, rechten en plichten van degene die programma-verantwoordelijkheid draagt;

b. de regels bij wijziging of overdracht van programma-verantwoordelijkheid;

c. de procedure indien over degene die programma-verantwoordelijkheid draagt een wettelijke schuldsaneringsregeling, surséance van betaling of faillissement is uitgesproken, of indien hij anderszins niet aan zijn verplichtingen kan voldoen;

d. de bepaling dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zorg draagt voor een register waarin degenen die programma-verantwoordelijkheid dragen zijn opgenomen.

Artikel 26

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel c, van de wet, bevatten met betrekking tot de programma’s, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel o, van de wet:

a. de gegevens die de programma’s bevatten;

b. de procedures bij het indienen en het goedkeuren van de programma’s;

c. de regels ter uitvoering van de programma’s.

2. De voorwaarden bevatten regels met betrekking tot de prijs die degene die programma-verantwoordelijkheid draagt betaalt indien de verbruikte hoeveelheid elektriciteit niet overeenkomt met de door hem geraamde hoeveelheid, zoals opgenomen in het programma, bedoeld in het eerste lid.

§ 3.4

Voorwaarden met betrekking tot het meten

Artikel 27

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, van de wet, geven ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit aan:

a. wie verantwoordelijk is voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van de meetinrichting;

b. de technische specificaties waaraan de meetinrichting voldoet;

c. de handelswijze bij storingen in de meetinrichting.

Artikel 28

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bepalen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit dat de meting van de hoeveelheid uitgewisselde elektriciteit plaatsvindt op het overdrachtspunt. Indien de meetinrichting elders geplaatst is, wordt de gemeten hoeveelheid teruggerekend naar de uitwisseling op het overdrachtspunt.

Artikel 29

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bevatten ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit:

a. de rechten en plichten van de netbeheerder en de afnemer met betrekking tot het uit- of aflezen van de meter;

b. de rechten en plichten van de netbeheerder en de afnemer met betrekking tot de uitwisseling van de meetgegevens, waarbij termijnen worden gesteld waarbinnen die uitwisseling plaatsvindt;

c. welke meetgegevens verzameld en vastgesteld worden, door wie dat wordt gedaan en op welke wijze en met welke frequentie dit geschiedt, waarbij specifieke regels kunnen worden gesteld ten aanzien van de meting van blindenergie;

d. wie de meetgegevens valideert, wanneer dit plaatsvindt en op basis van welke criteria dat gebeurt;

e. wie verantwoordelijk is voor de overdracht van de meetgegevens aan de netbeheerder en op welke wijze dit geschiedt;

f. de verantwoordelijkheden van de netbeheerder met betrekking tot de verwerking van meetgegevens en de wijze waarop deze verantwoordelijkheden worden uitgevoerd;

g. de procedures met betrekking tot de uitwisseling van meetgegevens in het kader van programmaverantwoordelijkheid en in het kader van de transport- en systeemdiensten;

h. de handelswijze bij storingen in de verzameling van meetgegevens bij dagelijks op afstand afleesbare meetinrichtingen en de handelswijze bij het repareren van die meetgegevens.

Artikel 30

De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bepalen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit dat een afnemer, die beschikt over een meter als bedoeld in artikel 31c, eerste lid, van de wet, de meetgegevens van de aan het net onttrokken en ingevoede hoeveelheden elektriciteit afzonderlijk aan de netbeheerder verstrekt.

Artikel 31

1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bevatten ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit:

a. een regeling met betrekking tot de vaststelling en actualisering van verschillende verbruiksprofielen van afnemers met niet dagelijks op afstand afleesbare meetinrichtingen;

b. een regeling met betrekking tot de vaststelling en actualisering van belastingprofielen;

c. een procedure voor de verrekening van het verschil tussen het met behulp van de verbruiksprofielen geschatte verbruik van elektriciteit en het vastgestelde verbruik over een bepaalde periode.

2. De voorwaarden bevatten een omschrijving van het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde verbruiksprofiel en van de wijze waarop afnemers in deze profielen worden ingedeeld, en een omschrijving van de systematiek volgens welke het belastingprofiel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, tot stand komt.

§ 4

Slotbepalingen

Artikel 32

Deze regeling treedt in werking zes weken na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 33

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 januari 2005.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Op 14 juli 2004 is de Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer in werking getreden. Als gevolg hiervan geeft artikel 26b van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: de wet) aan de Minister van Economische Zaken de bevoegdheid om regels te stellen over tariefstructuren en voorwaarden die de netbeheerders hanteren voor de toegang tot het net en het transport van elektriciteit. Deze regeling geeft invulling aan die bevoegdheid. Het doel van deze regeling is om het beleidskader voor de tariefstructuren en voorwaarden te stellen. De systematiek waarmee de tariefstructuren en voorwaarden tot stand komen is als volgt. De artikelen 27 en 31 van de wet leggen aan de gezamenlijke netbeheerders de plicht op een voorstel te doen voor de tariefstructuren en voorwaarden. In dat voorstel dienen zij rekening te houden met het beleidskader dat in deze regeling is vastgelegd. In het voorstel voor de tariefstructuren en voorwaarden worden de rechten en plichten van netbeheerders en afnemers ter zake van de toegang tot het net en het elektriciteitstransport uitgewerkt. Vanwege deze systematiek is de onderhavige regeling geformuleerd op hoofdlijnen en in termen van doelen. Op die manier ontstaat ruimte voor de netbeheerders om invulling te geven aan die doelen en dit vast te leggen in de tariefstructuren en voorwaarden. Dat komt tevens de flexibiliteit van het systeem ten goede.

Met deze werkwijze is aansluiting gezocht bij de bestaande tariefstructuren en voorwaarden, zoals vastgesteld door de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie (DTe). Dit systeem functioneert reeds meerdere jaren tot tevredenheid. Met de onderhavige regeling wordt niet beoogd de bestaande tariefstructuren en voorwaarden structureel aan te passen. Doel is vooral het borgen van publieke belangen. Aanvulling of wijziging van de voorwaarden zal op enkele punten noodzakelijk zijn. Daarbij gaat het onder meer om voorwaarden met betrekking tot het realiseren van een aansluiting van 1 MW of hoger door een derde partij na een openbare aanbesteding, de enkelvoudige storingsreserve, de methode voor afschakeling van afnemers, de compensatie bij storingen, de registratie van kwaliteitsindicatoren en tenslotte de meter die zowel de aan het net onttrokken en ingevoede hoeveelheden elektriciteit meet.

De regeling heeft geen limitatief karakter. Het staat de gezamenlijke netbeheerders vrij om in hun voorstel bepalingen op te nemen die niet direct door deze regeling worden geadresseerd, voor zover deze in overeenstemming zijn met de wet.

In oktober 2004 heeft het Ministerie van Economische Zaken de betrokken marktpartijen geraadpleegd over de concept-regeling. De reacties zijn verwerkt in de onderhavige regeling.

Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wordt door de directeur DTe getoetst en vastgesteld. Daartoe beschikt de directeur over het toetsingskader zoals opgenomen in artikel 36 van de wet. Daaronder valt onder meer het belang van een betrouwbare elektriciteitsvoorziening, het belang van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt, het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers en het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening van netbeheerders.

2. Tariefstructuren

Op grond van artikel 27 van de wet dienen de gezamenlijke netbeheerders een voorstel in met betrekking tot de door hen jegens afnemers te hanteren tariefstructuren. Hierbij gaat het onder andere om de tarieven voor de aansluitdienst, de transportdienst en de systeemdienst. Bij het bepalen van de tariefstructuren wordt onder meer uitgegaan van het zogenaamde kostenveroorzakingsprincipe. Dit principe houdt in dat degene die de kosten veroorzaakt, deze ook dient te dragen. Een ander uitgangspunt is, gegeven het exclusieve karakter van de wettelijk aan de netbeheerders opgedragen taken, dat ter bevordering van de marktwerking en het waarborgen van de kwaliteit van de wettelijke taken en de administratieve dienstverlening, de wijze waarop tarieven worden berekend transparant en objectief bepaalbaar is. Tot slot geldt als uitgangspunt dat de tarieven non-discriminatoir moeten zijn. In deze regeling wordt aangegeven welke elementen de tariefstructuren in ieder geval moeten bevatten.

3. Voorwaarden

3.1. Aansluiting

De aansluiting valt als onderdeel van het net onder het monopolie van de netbeheerder, met uitzondering van een aansluiting met een vermogensniveau boven 1 MW. De netbeheerder is op grond van de wet verplicht een ieder die daarom verzoekt aan te sluiten op het door hem beheerde elektriciteitsnet (artikel 16, eerste lid, onderdeel e, en artikel 23 van de wet). Daarvoor worden door de netbeheerder aansluitvoorwaarden gehanteerd. Mede gelet op deze monopoliepositie worden in de regeling eisen aan de voorwaarden gesteld, die het ontstaan van ongelijke concurrentiecondities voor gebruikers van het net beogen te voorkomen. Omdat bij een aansluiting een fysieke verbinding wordt gelegd met het openbare net, is voorts van belang dat de doelmatige, veilige en betrouwbare uitvoering van taken met betrekking tot de aansluiting is verzekerd. In de regeling zijn ten behoeve daarvan bepalingen opgenomen. Tenslotte bevat de regeling bepalingen met betrekking tot de verantwoordelijkheidsverdeling voor diverse aspecten van het beheer van de aansluiting en eisen ten aanzien van de administratieve procedures.

3.2. Transportdiensten

Om een adequaat voorzieningenniveau te garanderen is het onbelemmerde transport van elektriciteit van groot belang voor alle gebruikers van het net. Evenals bij de aansluiting het geval is, kent de transportmarkt een monopoloïde structuur. De wet legt daarom de plicht op aan de netbeheerder om transport van elektriciteit uit te voeren onder bepaalde transportvoorwaarden (artikel 16, eerste lid, onderdeel f, en artikel 24). De onderhavige regeling stelt eisen met betrekking tot deze voorwaarden met oog op de veiligheid van het transport, de leveringszekerheid en een gelijke concurrentiepositie van afnemers.

Verder bevat de regeling bepalingen die gericht zijn op de samenwerking tussen netbeheerders in het belang van de (onderlinge) werking van de netten, het uitvoeren van transportdiensten en het waarborgen van transport in buitengewone omstandigheden. Bovendien moeten netbeheerders kunnen beschikken over alle informatie die verband houdt met het kunnen bepalen waar en wanneer uitbreidingen en wijzigingen van het netwerk noodzakelijk zijn, alsmede met het voorkomen en wegnemen van transportbelemmeringen. Ook daartoe bevat de regeling bepalingen.

Omdat het Nederlandse elektriciteitsnet verbonden is met het net van omringende landen, gelden bepaalde eisen zowel voor het Nederlandse net als voor landsgrensoverschrijdende netten. De netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet vervult bij het landsgrensoverschrijdende transport een essentiële rol. De regeling bevat een aantal bepalingen op dit terrein.

3.3. Systeemdiensten

Systeemdiensten zijn diensten die worden uitgevoerd om het transport over de netten op een veilige, betrouwbare en doelmatige wijze te waarborgen. Systeemdiensten zijn tevens van belang voor de interoperabiliteit van de netten. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet heeft tot taak deze systeemdiensten uit te voeren. In de praktijk betekent dit onder andere dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de energiebalans op het transportnet handhaaft en indien nodig herstelt. Ook vervult hij een regierol bij het oplossen en voorkomen van grootschalige onderbrekingen in het transport en black-outs. Om de stabiliteit van het systeem te waarborgen, kan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bij een verstoring van die stabiliteit verschillende maatregelen nemen. Deze maatregelen variëren in zwaarte en worden naar gelang de ernst van de situatie ingezet. Zo kan hij voor het handhaven van de energiebalans in een normale situatie regel- en reservevermogen inzetten. Bij een ernstige storing is dit mogelijk onvoldoende en kan in het uiterste geval worden overgegaan tot het afschakelen van netten en/of categorieën afnemers. Het is de beslissing van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet welke maatregelen worden genomen. Bij de uitvoering van de maatregelen zullen vaak ook andere partijen worden betrokken. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het beschikbaar stellen van productievermogen of de verantwoordelijkheid van regionale netbeheerders om afschakelplannen uit te werken en uit te voeren. Voor een goede uitvoering van de systeemdiensten is het dus noodzakelijk dat er voldoende transparantie bestaat over de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden en de te volgen procedures. In de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders zullen hier regels over worden opgenomen waarbij de bepalingen in deze regeling in acht moeten worden genomen. Daarnaast dienen de voorwaarden in overeenstemming te zijn met de internationale en nationale technische en veiligheidsnormen.

3.4. Meten

In de wet is vastgelegd dat een netbeheerder desgevraagd de afnemer een meter ter beschikking stelt (artikel 16, eerste lid, onderdeel e). Een afnemer kan ook zelf voor een meter zorgen, die desgewenst wordt aangeschaft of gehuurd van een andere dienstverlener. Gegeven de belangrijke rol van de meetdienst, onder meer in het kader van facturering, is het noodzakelijk dat de voorwaarden regels bevatten over de aanleg, het beheer, het onderhoud en het aflezen van meetinrichtingen. Daarbij dient een heldere verantwoordelijkheidsverdeling te worden opgenomen. Aangezien de meetinstallatie is verbonden met het openbare net, bevat de regeling ook de verplichting om voorwaarden te stellen ten aanzien van de veiligheid van de meetinstallatie.

Voorts dienen er in verband met een efficiënt meetproces duidelijke regels te gelden met betrekking tot het verzamelen, vaststellen, valideren en verwerken van meetgegevens. In de regeling worden met oog daarop regels gesteld waaraan de voorwaarden moeten voldoen. Ook zijn regels opgenomen ten aanzien van de uitwisseling van meetgegevens. Een tijdige beschikbaarheid van betrouwbare gegevens is immers essentieel voor de facturatie en voor het wisselen van leverancier (het zogenaamde switchen, artikel 24a van de wet), hetgeen de marktwerking kan bevorderen.

4. Advies DTe

Op 23 december 2004 heeft de directeur DTe een advies uitgebracht in het kader van een uitvoerings- en handhavingstoets van de regeling. Daarin wordt gesteld dat de regeling goed uitvoerbaar is. Naar aanleiding van suggesties ter verbetering van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid zijn tekst en toelichting van de artikelen 12 en 14 gewijzigd en is een aantal redactionele opmerkingen in de regeling overgenomen.

5. Administratieve lasten

5.1. Algemeen

In deze paragraaf wordt ingegaan op de administratieve lasten die voortvloeien uit deze regeling. Zoals aangegeven, stelt de regeling het beleidskader vast voor de tariefstructuren en de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders. De bepalingen in de regeling bevatten dan ook geen rechtstreekse administratieve lasten. Deze zullen pas tot uiting komen in de tariefstructuren en voorwaarden. De netbeheerders en de representatieve organisaties hebben derhalve zelf invloed op de vorm en hoogte van de administratieve lasten. Hieronder wordt een indicatie gegeven van de lasten die uit de tariefstructuren en voorwaarden kunnen voortvloeien.

5.2. Berekening administratieve lasten

In 2002 heeft EIM ten behoeve van de kabinetsdoelstelling om de administratieve lasten te verlagen een nulmeting gemaakt van de lasten voortvloeiend uit de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. In de nulmeting zijn de structurele administratieve lasten van de (toenmalige) tariefstructuren en voorwaarden voor elektriciteit geschat op € 3.586.895. Dit betekent een administratieve last van € 163.041 per netbeheerder per jaar. Zoals hiervoor gesteld, worden de voorwaarden door deze regeling op enkele onderwerpen gewijzigd of aangevuld (zie onder punt 1). EIM is van oordeel dat het hierbij met name om inhoudelijke verplichtingen gaat en dat er zeer weinig tot geen nieuwe administratieve lasten mee gemoeid zullen zijn. Wel zullen de gezamenlijke netbeheerders overleg moeten voeren over deze nieuwe onderwerpen. De verwachting is dat dit overleg een eenmalige last oplevert van € 17.600,–. Dit betekent per bedrijf een eenmalige last van € 800. Wanneer de tariefstructuren en voorwaarden zijn vastgesteld zullen de administratieve lasten nogmaals worden gemeten, zodat de hoogte ervan nauwkeuriger kan worden vastgesteld.

5.3. Advies van het Adviescollege toetsing administratieve lasten

De concept-regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Actal constateert dat het onderzoek van EIM naar de administratieve lasten voldoende inzicht geeft in de omvang van deze lasten. Daarnaast besteedt Actal aandacht aan de gekozen opzet van de regeling, die een kader schept waarbinnen netbeheerders zelf invulling kunnen geven aan de wijze waarop de tariefstructuren en voorwaarden worden ingevuld. Actal adviseert aandacht te besteden aan alternatieven, zoals het voor langere tijd laten gelden van de tariefstructuren en voorwaarden na vaststelling door de DTe, of het direct voorschrijven van bepaalde informatieverplichtingen.

Op zich gelden de tariefstructuren en voorwaarden voor onbepaalde tijd na vaststelling door de directeur DTe (artikel 38 van de wet). De zorg van Actal dat netbeheerders gehouden zouden zijn jaarlijks opnieuw een gezamenlijk voorstel te verstrekken, kan dus worden weggenomen. Een alternatief voor een andere opzet van de regeling is er echter niet, aangezien het systeem (regeling als kaderscheppend voor de inhoud van de voorwaarden) in de wet is vastgelegd (artikelen 26b en 27 van de wet). Dat brengt ook met zich mee dat in de regeling geen rechtstreekse informatieverplichtingen kunnen worden opgenomen; wel kan worden bepaald dat de voorwaarden van de netbeheerders bepaalde informatieverplichtingen dienen te bevatten. Zo bevat artikel 8 van de regeling de verplichting om in de voorwaarden een methode voor de administratie van aansluitingen op te nemen, die aan bepaalde eisen voldoet. Het is dan aan de netbeheerders zelf om hieraan nadere invulling te geven. Daarmee hebben de netbeheerders zelf greep op de hoogte van de administratieve lasten die uit deze administratie voortvloeien.

6. Notificatie

Aangezien de regeling geen technische eisen bevat ten aanzien van producten en ook geen bepalingen met betrekking tot het elektronisch handelsverkeer kent, behoeft de regeling niet te worden genotificeerd op basis van richtlijn nr. 1998/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998, betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L217). Het is waarschijnlijk dat het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat op basis van deze regeling wordt gemaakt wel technische voorschriften bevat. Voorzover er sprake is van technische voorschriften die nog niet zijn genotificeerd, zal het concept-voorstel genotificeerd worden door de directeur DTe. Verwezen wordt naar artikel 36, tweede lid, van de wet.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In onderdeel b is een voorziene onderbreking gedefinieerd. De definitie is van belang in verband met de regeling omtrent compensatie bij storingen (artikel 17, onderdeel a). Bij een voorziene onderbreking in het transport van elektriciteit valt te denken aan onderbrekingen ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden aan het transportnet.

Onderdeel c omschrijft blindenergie als de niet werkzame component van energie. Daarmee wordt gedoeld op de energie die nodig is om apparatuur te laten functioneren ten behoeve van het transport van elektriciteit. Bij de tariefstructuren wordt deze soort energie apart benoemd (artikel 3, onderdeel d) evenals bij de voorwaarden inzake meetgegevens (artikel 29, onderdeel c).

De definities van verbruiksprofiel (onderdeel d) en belastingprofiel (onderdeel e) zijn van belang bij de regeling omtrent het meten van de hoeveelheid getransporteerde en verbruikte elektriciteit (artikel 31). Verbruiksprofielen worden gemaakt voor aansluitingen die over een meter beschikken; belastingprofielen voor aansluitingen zonder meter, zoals lantaarnpalen. De definitie van het verbruiksprofiel bevat de term ‘dezelfde kenmerken’. Bij deze kenmerken valt te denken aan de aansluitwaarde, het standaard jaarverbruik en de bedrijfstijd.

Artikel 2

In het eerste lid van dit artikel zijn enkele algemene bepalingen opgenomen met betrekking tot de tariefstructuren van de aansluitdienst.

Onderdeel a maakt onderscheid tussen de initiële aansluitkosten kosten en de periodieke aansluitkosten. Initiële kosten zijn de kosten die rechtstreeks verbonden zijn aan het maken van de fysieke aansluiting. Periodieke aansluitkosten zijn de kosten die worden gemaakt voor het in stand houden van de aansluiting. Te denken valt aan kosten van onderhoud van de aansluiting en van de voorzieningen om het net te beveiligen.

Verder is van belang dat bij het aansluittarief rekening wordt gehouden met de grootte van de aansluiting (onderdeel b) en voor zover relevant met het tijdelijke karakter ervan, zoals bij een bouwlocatie of kermis (onderdeel c).

Onderdeel d heeft betrekking op de kosten die verbonden zijn aan beëindiging, wijziging of verlenging van het aansluitcontract. Onder wijziging van het contract valt ook een wijziging van het contract als gevolg van een wijziging van de aansluiting zelf. Daarnaast is van belang dat er voor afnemer en netbeheerder vooraf duidelijkheid bestaat over kosten die worden berekend als de aansluiting op verzoek van de afnemer afwijkt van de door de netbeheerder aangeboden standaardaansluiting (onderdeel e). In dit verband wordt verwezen naar artikel 6.

Het tweede lid heeft betrekking op het recht van een afnemer op een vergoeding indien op zijn aansluiting een aansluiting ten behoeve van een derde wordt gemaakt (artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de wet). Dit wordt in de praktijk aangeduid als de ‘first-mover’problematiek. Er dient zekerheid te bestaan over de termijn waarbinnen de afnemer recht heeft op een vergoeding (ook wel restitutie genoemd) en over de wijze waarop deze vergoeding wordt berekend. Voordat een nieuwe aansluiting op een reeds bestaande wordt gerealiseerd, kunnen immers al enkele jaren zijn verstreken. In de voorwaarden moet daarom de berekeningswijze van de vergoeding tot uitdrukking komen en dient te worden aangegeven tot hoeveel jaar na dato het recht op vergoeding geldt.

Er kunnen echter ook andere voorwaarden worden gesteld die verband houden met het recht op een vergoeding. Zo kan de grootte of het tijdelijke karakter van een aansluiting van invloed zijn op de hoogte van de vergoeding. Ook kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de wijze waarop de vergoeding wordt berekend.

Artikel 3

Onderdeel a van dit artikel bepaalt dat in de tariefstructuren tot uitdrukking wordt gebracht welke kosten in het tarief van de transportdienst zijn verdisconteerd. Hierbij moet in elk geval een onderscheid worden gemaakt tussen de zogenaamde transportonafhankelijke kosten en de transportafhankelijke kosten.

Transportonafhankelijke kosten zijn kosten die geen directe relatie hebben met de benodigde transportcapaciteit of het transportvolume. Voorbeelden daarvan zijn de kosten die worden gemaakt ten behoeve van de gegevensverwerking door de netbeheerder in het kader van programma-verantwoordelijkheid of in het kader van de uitvoering van transport- en systeemdiensten en de operationele kosten in verband met gegevensverwerking.

Transportafhankelijke kosten zijn alle kosten die een directe relatie hebben met de benodigde transportcapaciteit of het transportvolume. De kosten die verbonden zijn aan het transport van elektriciteit zijn bijvoorbeeld de kosten die worden gemaakt in verband met de aanleg en instandhouding van de netinfrastructuur, de kosten die zijn gemoeid met de inkoop van energie ter dekking van de netverliezen, het oplossen van transportbeperkingen of de handhaving van de spannings- en blindvermogenshuishouding. Bij de transportafhankelijke kosten kan een indeling naar verschillende spanningsniveaus (netvlakken) worden gemaakt.

Het onderscheid transportonafhankelijk en transportafhankelijk werkt ook door bij het transporttarief (onderdeel b).

Ingevolge onderdeel c dient bij het bepalen van het transportafhankelijke tarief bovendien rekening te worden gehouden met de energierichting. Dit wil zeggen dat transportkosten worden betaald over zowel de hoeveelheid elektriciteit die van het net is onttrokken als over de hoeveelheid elektriciteit die op het net is ingevoed. Een uitzondering op deze regel is de situatie waarop artikel 31c van de wet ziet. De netbeheerders dienen ingevolge dat artikel de transportkosten van kleinverbruikers die per jaar 3000 kWh of minder duurzame elektriciteit produceren te baseren op de hoeveelheid onttrokken elektriciteit minus de hoeveelheid ingevoede elektriciteit. Aldus zal de netbeheerder voor de bepaling van de hoeveelheid elektriciteit waarover de transportkosten in rekening mogen worden gebracht de van het net afgenomen elektriciteit met de ingevoede elektriciteit moeten salderen.

Onderdeel d heeft betrekking op het tarief voor blindenergie (zie toelichting bij artikel 1, onderdeel c). De invloed van blindenergie speelt vooral bij grote afnemers. Het net wordt hierdoor belast. Deze belasting dient in een apart transporttarief te worden verdisconteerd.

Blindenergie speelt daarmee een rol bij de instandhouding van de stabiliteit van het net. In de voorwaarden moet worden aangegeven voor welke categorie afnemers en in welke gevallen dit tarief in rekening wordt gebracht. Of een afnemer een apart transporttarief moet betalen voor blindenergie kan afhankelijk zijn van het spanningsniveau waarop hij is aangesloten of van de vraag of de afnemer een productie-installatie heeft.

Onderdeel e heeft betrekking op de kostentoerekening naar verschillende categorieën afnemers, zoals afnemers die alleen elektriciteit afnemen (verbruikers) en afnemers die (ook) elektriciteit produceren (producenten). Bovendien kan bij de kostentoerekening onderscheid worden gemaakt naar afnemers op netten op verschillende spanningsniveaus.

Onderdeel f bepaalt dat het in de praktijk geldende uitgangspunt dient te worden vastgelegd dat de kostentoerekening op basis van gemeten waarden plaatsvindt als het verbruik gemeten kan worden. Dit is niet mogelijk indien het ongemeten verbruikerscategorieën betreft, zoals verkeersregelinstallaties en telefooncellen. In de voorwaarden zal daarom specifiek voor deze categorie moeten worden aangegeven op welke wijze de kostentoerekening plaatsvindt.

Artikel 4

In aanvulling op artikel 30 van de wet dient in de tariefstructuren te worden aangegeven op welke wijze wordt bepaald wat de totale hoeveelheid verbruik van elektriciteit, in kWh, is waarover het tarief voor systeemdiensten in rekening wordt gebracht. Daarvoor wordt in de praktijk een formule gehanteerd, die in de voorwaarden dient te worden opgenomen.

Artikel 5

In onderdeel a is geregeld dat met betrekking tot de aansluiting voorwaarden kunnen worden opgelegd aan verschillende categorieën afnemers. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan op laagspanningsnetten aangeslotenen, op hoogspanningsnetten aangeslotenen, op hoogspanningsnetten aangesloten productie-eenheden en aan netbeheerders onderling.

Onderdeel b heeft betrekking op zogenaamde particuliere netten. Daarvoor kunnen specifieke voorwaarden met betrekking tot de aansluiting worden gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van plichten of rechten van de beheerder van het particuliere net.

Artikel 6

Op basis van artikel 23, eerste lid, van de wet heeft de afnemer recht op een aansluiting. Ingevolge artikel 27, tweede lid, onderdeel f, van de wet heeft een persoon die een aansluiting wenst tot 10 MVA bovendien recht op een standaardaansluiting. Artikel 6 van deze regeling vormt daarvan een uitwerking. Onderdeel a bepaalt dat de netbeheerder een aantal standaardaansluitingen dient aan te bieden waarbij de door de afnemer gewenste aansluitcapaciteit wordt gerelateerd aan de nominale aansluitspanning van het netwerk. Het is mogelijk dat een afnemer zelf verzoekt om afwijking van een standaardaansluiting. Onderdeel b bepaalt dat in de voorwaarden duidelijk moet zijn welke procedure dan door de netbeheerder wordt gevolgd.

Onderdeel c betreft de termijn waarbinnen een aansluiting wordt gerealiseerd. Krachtens het derde lid van artikel 23 van de wet dient een aansluiting binnen een redelijke termijn door de netbeheerder te zijn gerealiseerd. Deze redelijke termijn wordt overschreden als 18 weken na de aanvraag zijn verstreken (met uitzondering van aansluitingen van 10 MVA of hoger). De termijn is mede afhankelijk van het soort aansluiting en de technische en operationele randvoorwaarden waarmee de netbeheerder rekening dient te houden. Het is van belang dat de afnemer wordt ingelicht over de gang van zaken tijdens dit proces. Onderdeel c bepaalt daarom dat binnen de voornoemde termijn van 18 weken een nadere differentiëring van verschillende aansluitingstermijnen dient te worden gegeven. Indien van een geldende aansluitingstermijn wordt afgeweken, zal de netbeheerder hiervan gemotiveerd melding moeten doen aan de afnemer (onderdeel d).

Artikel 7

De aansluiting vormt een belangrijk element in het elektriciteitsnet. Op dit punt wordt de fysieke verbinding tussen het regionale net en de installatie van de afnemer tot stand gebracht en worden voorzieningen geïnstalleerd die het net van de desbetreffende netbeheerder beveiligen. Om de veiligheid, doelmatigheid en netwerkintegriteit te waarborgen is het van belang dat duidelijk is welke taken, rechten en plichten netbeheerders en afnemers hebben met betrekking tot de aansluiting. Ingevolge het eerste lid moet deze verantwoordelijkheidsverdeling daarom in de voorwaarden worden opgenomen. Bij de in het eerste lid genoemde comptabele meting van de aansluiting valt onder andere te denken aan de sterpuntsbehandeling, bedrijfsmetingen, de spanningsregeling handeling, kortsluitvermogen, de uitvoering van een installatie en aan standmeldingen en vergrendeling.

Het tweede lid is een nadere specificatie van het eerste lid en ziet, vanuit dezelfde belangen als hierboven genoemd, op een verantwoordelijkheidsverdeling betreffende de verbinding tussen elektrische installatie met de aansluiting en met het primaire gedeelte van de installatie (de spannings- en stroommeettransformatoren waarop het secundaire gedeelte van de meetinrichting is aangesloten).

Artikel 8

Het eerste lid bepaalt dat de voorwaarden een methode bevatten voor de administratie van de aansluitingen. Een goede werking van de markt wordt namelijk bevorderd door eenduidige afspraken over de verwerking en de tijdige uitwisseling van informatie over aangeslotenen. De wijze van administreren is er mede op gericht om de processen die het functioneren van de markt beïnvloeden, zoals het switchproces en de facturatie, te vergemakkelijken. De netbeheerders hebben zelf de vrijheid om het systeem van administratie te kiezen. Bij de op te nemen gegevens kan worden gedacht aan naam-, adres- en woonplaatsgegevens, het actuele bij de netaansluiting behorende standaard jaarverbruik en gegevens betreffende het gecontracteerde transportvermogen.

Ingevolge het tweede lid dient de administratie in ieder geval de zogenaamde EAN-code van de aansluitingen te bevatten.

Het derde en vierde lid hebben betrekking op procedures voor en termijnen waarbinnen gegevens worden gewijzigd en uitgewisseld in het administratieve systeem. Dit is van belang met het oog op het wisselen van leverancier. Ingevolge de artikelen 8 en 9 van de Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet dient een netbeheerder een verzoek tot wisseling binnen vijf werkdagen uit te voeren. Het is dus van belang dat gegevens binnen die termijn kunnen worden uitgewisseld en gewijzigd.

Het vijfde lid betreft de inzage van de administratie. Het is essentieel dat degenen die toegang moeten hebben tot het administratieve systeem voor de uitoefening van wettelijke taken of voor het nakomen van hun verplichtingen, die toegang ook krijgen. Dit is vooral in het belang van het soepel verlopen van de switch- en verhuisprocessen en het factureren. De programma-verantwoordelijke dient bijvoorbeeld inzage te hebben in de betreffende administratie.

Artikel 9

De netten zijn onderling aan elkaar gekoppeld om de elektriciteit van het ene net naar het andere te kunnen transporteren. Hierbij dient de veiligheid en integriteit van het gehele net te worden gewaarborgd. Het realiseren van koppelingen tussen netten en de reparatie van netten is primair een zaak van de netbeheerders onderling. Wel is noodzakelijk dat in de voorwaarden aandacht wordt besteed aan de wijze van beveiliging van gekoppelde netten.

Artikel 10

Op basis van artikel 16c, eerste en vijfde lid, van de wet kan een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 1 MW de aansluitingswerkzaamheden openbaar aanbesteden. Op grond van artikel 31, derde lid, van de wet kunnen netbeheerders in hun voorwaarden eisen stellen waaraan een bedrijf dat deze aansluitwerkzaamheden uitvoert moet voldoen. Artikel 10 bepaalt dat deze eisen van technische of beheersmatige aard zijn. Te denken valt aan bepaalde NEN-normen, veiligheidsvoorschriften en procedurele regels met betrekking tot planning en regie in verband met de uitvoering van werkzaamheden. Ook de netbeheerder zelf dient, indien hij degene is die deze werkzaamheden uitvoert, aan de gestelde eisen te voldoen. Deze eisen mogen de openbare aanbesteding van een aansluiting niet onnodig belemmeren of anderszins de goede werking van de markt onredelijk beïnvloeden. De voorwaarden die door de netbeheerders kunnen worden gesteld vinden hun beperking in onder andere de Mededingingswet. Overigens laat het voorgaande de toepasselijkheid van overige wetgeving, zoals op het gebied van arbeidsomstandigheden, onverlet.

Artikel 11

In artikel 24 van de wet is geregeld dat een netbeheerder verplicht is om op verzoek het transport van elektriciteit uit te voeren. Ingevolge onderdeel a dient te worden aangegeven welke diensten de netbeheerder daarbij aanbiedt. Onderdeel b bepaalt dat de netbeheerders van tevoren bekend maken welke vormen van transportcapaciteit ter beschikking worden gesteld. Het gaat daarbij om soorten wisselstroom en spanningsniveaus.

Onderdeel c heeft betrekking op de kwaliteit van de transportdienst. Gedacht kan worden aan criteria in verband met de frequentie, langzame en snelle spanningsvariatie en asymmetrie van het transport. Daarnaast valt te denken aan de norm NEN-EN 50160:1995 ‘spanningskarakteristieken in openbare elektriciteitsnetten’ en de wijzigingen daarop. Deze bepalingen zijn van belang voor de interoperabiliteit van de netten en voor de landelijke leveringszekerheid.

Artikel 12

Dit artikel bevat bepalingen met het oog op de bedrijfsvoering van de netten. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ten algemene geregeld dat de netbeheerder bepaalde eisen kan stellen met betrekking tot de bedrijfsvoering. Dit is bedoeld om de netbeheerder in staat te stellen de integriteit van het transportnet te waarborgen.

In onderdeel b wordt geregeld dat afnemers opgaaf doen van de hoeveelheden elektriciteit die zij verwachten nodig te hebben. De netbeheerder kan daar zijn korte termijn planning op baseren.

Onderdeel c heeft betrekking op transportproblemen of transportbeperkingen. Netbeheerders kunnen in dat kader diverse maatregelen nemen. Om de interoperabiliteit en systeemintegriteit te waarborgen is het essentieel dat vooraf duidelijk is welke maatregelen dit zijn en welk proces wordt gevolgd bij de toepassing daarvan. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat in geval van dreigende grootschalige storingen de netbeheerder bevoegd is om belasting af te schakelen, om opdracht te geven om meer of minder te produceren of om een aangesloten netbeheerder te verplichten de transportvraag te verminderen. In de voorwaarden dient te worden geregeld hoe de betrokken partijen op de hoogte worden gesteld van de uitvoering van deze maatregelen.

Onderdeel d heeft betrekking op regels ten behoeve de bedrijfsvoering van netbeheerders onderling. Die bedrijfsvoering dient op elkaar te zijn afgestemd gezien de koppeling tussen de netten. Te denken valt aan regels met betrekking tot grootschalige storingen, bij gekoppelde netten uit te wisselen gegevens ten behoeve van operationele taken en bepalingen met betrekking tot het handhaven van de spannings- en blindvermogenshuishouding op de netkoppelingen.

Artikel 13

Artikel 16, tweede lid, onder d, van de wet draagt de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet op om voorzieningen te treffen in verband met de leveringszekerheid. Daartoe behoren in ieder geval de hoofdaders van het Nederlandse elektriciteitsnet zo te zijn ingericht dat ook bij storingen het transport op dit net probleemloos doorgang kan vinden (dit wordt ook wel het N-1 principe genoemd). Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door het dubbel uitvoeren van netten, zodat altijd een alternatieve route aanwezig is. Het eerste lid van artikel 13 ziet hierop. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat zich op de hoofdroutes waar al het elektriciteitsverkeer samenkomt vrijwel geen onderbrekingen voordoen. Fysieke onderbrekingen van het transport zouden op dit netwerkniveau immers majeure economische en maatschappelijke gevolgen hebben.

Het waarborgen van leveringszekerheid is ook van belang bij aftakkingen van de hoofdaders. De gevolgen van een onderbreking daar zijn over het algemeen echter minder verstrekkend, omdat een kleinere regio wordt getroffen. Vandaar dat in het tweede lid voor deze netten een proportionaliteitsvereiste is opgenomen, waarbij het bij ‘baten’ gaat om maatschappelijke baten. Netbeheerders dienen een afweging te maken of de maatschappelijke baten van de extra voorzieningen opwegen tegen de kosten van extra investeringen. Bij het maken van deze afweging is tevens van belang dat een strikte toepassing van het N-1 principe er niet toe moet leiden dat de betrouwbaarheid van het transport vermindert. Dit artikel beoogt ruimte te bieden voor het realiseren van een zo groot mogelijke betrouwbaarheid door intelligente en innovatieve inzet van netwerkcomponenten (bijvoorbeeld rekening houdend met faalkansen, afschrijvingstermijnen en technische mogelijkheden), het zogeheten asset-management.

Artikel 14

Dit artikel bevat bepalingen die ertoe strekken planning op de langere termijn van de nodige werkzaamheden aan het netwerk mogelijk te maken. Ingevolge onderdeel a dient in de voorwaarden te worden opgenomen welke gegevens netbeheerders elkaar onderling dienen te verstrekken. Daarbij kan gedacht worden aan de belasting-, productie- en netgegevens. Daarmee kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of tot een uitbreiding van de netten over moet worden gegaan.

Ook de onderdelen b en c zien op planning van investeringen ten behoeve van het netwerk.

Onderdeel d heeft betrekking op het ontwerp van het net. Aangezien de netten onderling gekoppeld zijn, is van belang dat netbeheerders weten over welke technische kenmerken de verschillende netten beschikken.

Artikel 15

Op basis van zijn wettelijke taken vervult de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet een regiefunctie bij het nemen van maatregelen in geval van (dreigende) ernstige storingen. Met het oog op de bescherming van aangeslotenen in overige netten, bepaalt dit artikel dat de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet bevoegd is tot het loskoppelen van een regionaal net van het landelijk hoogspanningsnet. Dit artikel ziet uitsluitend op de situatie dat zich in het regionale net een transportbeperking voordoet die het transport van elektriciteit in de andere netten in gevaar brengt. Het is aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet om dit te beoordelen.

Artikel 16

Dit artikel heeft betrekking op het transport over het landsgrensoverschrijdende net. Het vormt een uitwerking van de regels gesteld in artikel 31, vierde lid, van de wet.

Onderdeel a bepaalt dat in de voorwaarden wordt aangegeven welke berekeningsmethode de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet hanteert om de omvang van de beschikbare capaciteit te bepalen. Bij de elementen voor de methode van berekening kan gedacht worden aan vaststelling van de beschikbare capaciteit op uurbasis, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen in- en uitvoer of seizoenen en aan de beschikbaarheid van productie-eenheden.

Onderdeel b heeft betrekking op de toewijzingsmethode van beschikbare capaciteit en van niet gebruikte capaciteit. Voorbeelden daarvan zijn het veilen van capaciteit of de zogeheten marktkoppeling, waarbij grensoverschrijdende capaciteit niet expliciet wordt geveild onder marktpartijen, maar impliciet tussen de stroombeurzen aan weerszijden van de grens (dit model wordt daarom ook wel ‘implicit auctioning’ genoemd).

Bij onderdeel d valt te denken aan vaststelling van capaciteit op uurbasis, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen in- en uitvoer of seizoenen, en de omvang van de netten waarvoor de totale netberekening geldt.

Onderdeel e betreft de te volgen procedure bij onvoorziene transportbeperkingen waardoor de beschikbare transportcapaciteit vermindert. Hierin wordt vastgelegd op welke wijze de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet garandeert dat de op de APX verhandelbare transportcapaciteit beschikbaar is.

Artikel 17

In artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de wet is bepaald dat de voorwaarden van de netbeheerders mede betrekking hebben op het voorzien in compensatie bij ernstige storingen. Dit artikel geeft de uitgangspunten weer waaraan deze compensatieregeling dient te voldoen. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op twee doelstellingen, zoals verwoord in de nota naar aanleiding van het nader verslag bij de Wet tot wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer (Kamerstukken II 2003–2004, 29 372, nr. 45):

1. het stimuleren van netbeheerders om onderbrekingen zo snel mogelijk te herstellen; en

2. afnemers die geconfronteerd worden met een onderbreking van het transport het recht geven op een standaard compensatie.

Uit onderdeel a volgt ten eerste dat de compensatie financieel dient te zijn. De compensatie mag dus niet in natura worden gegeven. Bovendien volgt uit dit onderdeel dat niet alle storingen tot een compensatie behoeven te leiden. Het gaat alleen om storingen die leiden tot een onderbreking die niet voorzien is, dat wil zeggen dat de onderbreking niet ten minste drie werkdagen tevoren is aangekondigd (zie de toelichting bij artikel 1, onderdeel b). De bedoeling daarvan is dat de netbeheerder niet verplicht wordt compensatie te betalen bij onderbrekingen in het transport die nodig zijn voor onderhoudswerkzaamheden. Als in dat geval wel compensatieverplichting zou bestaan, zou de netbeheerder immers geneigd kunnen zijn noodzakelijk onderhoud uit te stellen.

Onderdelen b en k: deze bepalingen zijn opgenomen om de consistentie met andere regelgeving te behouden. In de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas zijn regels opgenomen met betrekking tot de registratie van kwaliteitsindicatoren. Daarin is het aanvangstijdstip van een onderbreking gedefinieerd. Onderdeel b bevat een gelijke definitie. Tevens bevat die regeling de bepaling dat het aantal door een onderbreking getroffen afnemers wordt bepaald door de sommatie van de getroffen afnemers die zijn aangesloten op het net van de netbeheerder in wiens net de onderbreking is veroorzaakt en alle getroffen afnemers op onderliggende netten. Onderdeel k sluit daar op aan.

Onderdelen c en d: onderdeel c bepaalt dat er een compensatievrije hersteltijd voor onderbrekingen is. Immers, de netbeheerder moet een redelijk tijdsbestek hebben om het transport van elektriciteit te herstellen zonder onmiddellijk verplicht te zijn een compensatie te betalen aan de getroffen afnemers. De regeling dient de netbeheerders echter tegelijkertijd te stimuleren om het transport te herstellen. Dit uitgangspunt is vertaald naar de eis dat compensatievrije hersteltijden gerelateerd worden aan de technische mogelijkheden om onderbrekingen in de onderscheiden spanningsniveaus op te heffen. Een onderbreking die is veroorzaakt in het hoogspanningsnet is in het algemeen sneller op te heffen dan een onderbreking in het laagspanningsnet. Dat betekent dat voor het hoogspanningsnet een kortere compensatievrije hersteltijd kan worden toegestaan dan voor laagspanningnetten.

Ingevolge onderdeel e is de compensatie een forfaitair bedrag en dus niet gerelateerd aan de werkelijk geleden schade. Bepaald wordt dat de hoogte van de compensatie berekend wordt op basis van de vervangingswaarde van de niet geleverde elektriciteit. Bij de term vervangingswaarde moet worden gedacht aan een combinatie van elementen1 , zoals de gepercipieerde kwaliteit van elektriciteitslevering, de maatschappelijke kosten van een onderbreking en de waarde van verloren gegane elektriciteit (verlies van vrije tijd).

Onderdeel f is erop gericht de netbeheerder te stimuleren de onderbreking zo snel mogelijk te herstellen. De bepaling geldt voor alle afnemers.

Onderdeel g bepaalt dat afnemers die zijn aangesloten op een net met een spanningsniveau lager dan 20 kV kunnen worden ingedeeld in verschillende categorieën op basis van aansluitwaarde. Per categorie kan een ander compensatiebedrag gelden. Hiermee wordt netbeheerders de mogelijkheid gegeven de hoogte van de compensatie te relateren aan het soort afnemer (kleinverbruiker, midden- en kleinbedrijf).

Onderdeel h bepaalt dat afnemers die zijn aangesloten op een net met een spanningsniveau hoger dan 20 kV een compensatie ontvangen die afhangt van de transportcapaciteit die zij gecontracteerd hebben. Deze compensatie is een vast bedrag per kWh. Voor deze afnemers ligt het, vanwege de verscheidenheid in grootte, niet voor de hand extra categorieën te maken. Daarom wordt aangesloten bij de gecontracteerde transportcapaciteit.

De onderdelen i en j bevatten gevallen waarin geen recht is op een compensatie. Indien de onderbreking het gevolg is van een afschakeling op verzoek van de landelijke netbeheerder, dan prevaleert het belang van de systeemintegriteit boven het individueel belang van de afnemers (onderdeel h). Ook indien een aansluiting 1 × 6 Ampère of kleiner is, zoals openbare verlichting of verkeersregelinstallaties, kan bij een onderbreking worden afgezien van compensatie.

Artikel 18

Op grond van artikel 19a van de wet dienen de netbeheerders een registratie bij te houden van kwaliteitsindicatoren van het transport van elektriciteit. Het betreft de registratie van storingen in het net en onderbrekingen in de levering van elektriciteit, zoals bepaald in de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas. In verband met de beoogde toepassing van deze gegevens in de tariefregulering is het van belang dat alle netbeheerders dezelfde registratieregels hanteren. Voor een deel wordt dat bereikt door de regels die zijn opgenomen in genoemde regeling. In aanvulling hierop is het met het oog op de vergelijkbaarheid van de registraties van de verschillende netbeheerders van belang dat de netbeheerders onderling nadere afspraken maken over de precieze registratiewijze. Artikel 18 beoogt dat te bereiken. Thans wordt door de sector het systeem Nestor gebruikt om de gegevens te registreren. In de voorwaarden kan daar bijvoorbeeld naar worden verwezen.

Artikel 19

Dit artikel geeft een opsomming van de maatregelen die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet kan nemen ter handhaving van de energiebalans. Deze maatregelen variëren in zwaarte en worden al naar gelang de ernst van de situatie ingezet.

Onderdeel a: in een normale situatie is er in feite continu een lichte onbalans op het elektriciteitsnet die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bijstelt door inzet van regelvermogen. De onbalans wordt veroorzaakt doordat aanbod van en vraag naar elektriciteit met zoveel spelers op de markt nooit helemaal op elkaar afgestemd kunnen worden. Het regelvermogen wordt door de netbeheerder gecontracteerd en dient ook daadwerkelijk als regelvermogen beschikbaar te zijn. Het regelvermogen komt veelal uit draaiende centrales die vernemen of zij meer of minder moeten produceren.

Onderdeel b: indien niet kan worden volstaan met het regelvermogen wordt reservevermogen ingezet. Door middel van het aanbieden van regelvermogen geven programma-verantwoordelijken de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het recht om tegen een bepaalde prijs hun onbalans in een bepaald kwartier te wijzigen. Reservevermogen wordt door de beheerder gebruikt voor het vrijmaken van regelvermogen.

Onderdeel c: als inzet van regel- en reservevermogen niet tot herstel van de balans leidt, kan de netbeheerder noodvermogen inzetten. Noodvermogen is door de netbeheerder gecontracteerd vermogen, dat binnen 15 minuten beschikbaar dient te zijn en veelal bestaat uit afschakelbare vraag.

Onderdeel d: indien de inzet van regel-, reserve- en noodvermogen niet tot herstel van de balans leidt, kan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de producenten oproepen om nog niet beschikbaar gesteld vermogen in te zetten.

Onderdeel e: wanneer de problemen met de balanshandhaving mede veroorzaakt worden door de beperkingen die de vergunningen op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren aan de centrales stellen, kan de betreffende waterbeheerder door middel van een gedoogbeschikking tijdelijk een hogere maximum lozingstemperatuur voor koelwater dan 30 °C toestaan. Het vermogen dat hierdoor vrijkomt wordt door de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet pas ingezet na inzet van regel-, reserve- en noodvermogen en vermogen dat eventueel bij de oproep beschikbaar is gesteld.

Onderdeel f: tenslotte kan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet overgaan tot het afschakelen van afnemers, waaronder ook de netbeheerders. Ook het annuleren van de export valt onder het afschakelen van afnemers.

Artikel 20

Zoals bij de toelichting op artikel 19, eerste lid, onderdeel f, geschetst, is de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in bepaalde situaties genoodzaakt over te gaan tot het afschakelen van regionale netbeheerders. Dit kan gebeuren vanwege technische oorzaken, maar ook vanwege een capaciteitstekort.

In tegenstelling tot de regionale netbeheerders past de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen maatschappelijke criteria toe bij het afschakelen van de regionale netbeheerders. De technisch dwingende grootschaligheid waarmee binnen het landelijk hoogspanningsnet moet worden afgeschakeld leent zich slecht voor het toepassen van maatschappelijke criteria en zou bovendien leiden tot een concentratie van problemen in bepaalde landsdelen. De regionale netbeheerders worden volgens een nader uit te werken mechanisme gekort door de landelijke netbeheerder, dat al dan niet gerelateerd is aan de maximale jaarbelasting van het net van de regionale netbeheerder (eerste lid).

Het tweede lid heeft betrekking op het afschakelen van buitenlandse afnemers. Tot nu toe was het zo dat het annuleren van export een plaats had in de zogenaamde ‘afschakelvolgorde’ vóór het oproepen van producenten om hun beschikbaar gesteld vermogen in te zetten en vóór het afschakelen van binnenlandse afnemers. Met het oog op de geliberaliseerde Europese markt, het beginsel van goed nabuurschap en het risico dat andere landen een dergelijke maatregel ook tegen Nederland in zullen zetten, wordt de afschakelvolgorde gewijzigd, zoals aangekondigd in de brief van de Minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer van 16 juni 2004 (kamerstukken II 2003/04, 29 023, nr. 5). Annuleren van export wordt gelijkgesteld met afschakelen van binnenlandse gebruikers en zal als laatste stap in de volgorde van de te nemen maatregelen een plaats krijgen.

Artikel 21

In dit artikel wordt de onderlinge verhouding tussen de landelijke netbeheerder en de overige netbeheerders geregeld. Op basis van zijn wettelijke taken vervult de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet een regiefunctie bij het nemen van maatregelen in geval van (dreigende) ernstige storingen. Daar waar deze maatregelen betrekking hebben op producenten, hebben de afspraken die de beheerder van het landelijke hoogspanningsnet maakt met producenten voorrang boven die van regionale netbeheerders met producenten.

Artikel 22

Het eerste lid van dit artikel verplicht de regionale netbeheerders tot het opstellen van afschakel- en herstelplannen voor het geval de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet belasting moet afschakelen voor het handhaven van de balans of voor het geval van plotselinge stroomstoringen. Deze plannen kunnen zowel technische als maatschappelijke criteria bevatten. Zoals gemeld in de genoemde brief aan de Tweede Kamer van 16 juni 2004, is het gewenst dat de maatschappelijke criteria die de regionale netbeheerders toepassen in deze afschakel- en herstelplannen meer worden geharmoniseerd. Het tweede en derde lid voorzien daarin.

Het toepassen van maatschappelijke criteria is mogelijk in de voorprogrammering van geautomatiseerde afschakeling of bij een langzaam oplopend capaciteitstekort, bijvoorbeeld als gevolg van een gebrek aan koelwater. Ook bij het herstellen van de stroomvoorziening is het toepassen van maatschappelijke criteria in principe mogelijk. In alle gevallen geldt echter dat de technische randvoorwaarden leidend zijn om grootschalige stroomuitval en schade aan energie-installaties en -⁠infrastructuur te voorkomen (zie slotzin derde lid).

De hoogste prioriteit wordt in het derde lid gegeven aan openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Dit betekent dat deze categorie in beginsel als laatste wordt afgeschakeld en bij het herstel als eerste weer wordt voorzien van elektriciteit. Hierbij valt te denken aan ziekenhuizen, zorginstellingen, politiebureaus en gevangenissen. De tweede categorie betreft kritische processen in de industrie. Het gaat hier bijvoorbeeld om processen waarbij een stroomonderbreking grote risico’s met zich meebrengt ten aanzien van het milieu of mogelijk (andere) onherstelbare schade veroorzaakt. Ook vallen nuts- en basisvoorzieningen hieronder, zoals drinkwater, waterhuishouding, riolering, communicatie en openbaar vervoer. Onder de derde categorie vallen de overige afnemers, zoals kleinverbruikers, openbare gebouwen en bedrijven. Binnen de categorieën wordt eventuele prioritering overgelaten aan de netbeheerders zelf.

Gezien de technische factoren die van invloed zijn en de sterk verschillende lokale en regionale situatie, zijn de maatschappelijke criteria in het derde lid algemeen geformuleerd. Het is de verantwoordelijkheid van de netbeheerders om deze criteria in samenwerking met de decentrale overheden, primair de Commissarissen van de Koningin, nader in te vullen en toe te spitsen op de regionale omstandigheden en vast te leggen in de afschakel- en herstelplannen (zie het vierde lid).

Artikel 23

Naast het handhaven van de energiebalans heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de taak om grootschalige onderbrekingen van het transport van elektriciteit op te lossen en te voorkomen dat er een storingssituatie ontstaat waarbij één of meerdere netten geheel of ten dele spanningsloos zijn. Het eerste lid bepaalt dat in de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders regels worden opgenomen die betrekking hebben op het voorkomen en het oplossen van dergelijke storingen. Hierbij valt te denken aan technische eisen waar productie-eenheden aan moeten voldoen en welke handelingen moeten worden verricht om een storing te verhelpen.

Wanneer een storing is opgelost, dient het net volgens een bepaald procédé weer in werking te worden gesteld. Ingevolge het tweede lid worden daarover regels gesteld in de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders.

Artikel 24

Voor de handhaving van de energiebalans is het van belang dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op de hoogte is van het beschikbare productievermogen. In de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders moet worden opgenomen om welke gegevens het gaat en welke procedure geldt voor het aanleveren en bekendmaken van de gegevens.

Artikel 25

Dit artikel heeft betrekking op programma-verantwoordelijkheid. In artikel 1, eerste lid, onderdeel o, van de wet is dat begrip gedefinieerd. Het betreft kort gezegd de verantwoordelijkheid van alle afnemers van het Nederlandse elektriciteitsnet om dagelijks de productie, het transport en het verbruik van elektriciteit te plannen en deze planning in de vorm van energieprogramma’s in te dienen bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Elke afnemer heeft zelf programma-verantwoordelijkheid, omdat hij in theorie het beste kan beoordelen hoeveel elektriciteit hij op een bepaald moment wil invoeden, transporteren of afnemen. In de praktijk echter wordt de programma-verantwoordelijkheid in de meeste gevallen overgedragen aan een andere partij. In de voorwaarden van de netbeheerders moet worden aangegeven welke taken, rechten en plichten een programma-verantwoordelijke heeft (onderdeel a). Hierbij valt te denken aan de plicht om energieprogramma’s in te dienen bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Omdat de programma-verantwoordelijkheid in de meeste gevallen wordt overgedragen, dienen daarover ingevolge onderdeel b in de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders regels te worden opgenomen. Daarnaast wordt in onderdeel c voorgeschreven dat in de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders een regeling wordt opgenomen voor het geval een programma-verantwoordelijke niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen doordat bijvoorbeeld een wettelijke schuldsaneringsregeling, surseance van betaling of faillissement over hem is uitgesproken. In verband met de leveringszekerheid en de balanshandhaving is het van belang dat in die situatie duidelijk is welke partij de verplichtingen van de programma-verantwoordelijke overneemt en welke procedures daarbij worden gevolgd.

In onderdeel d wordt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verplicht een register bij te houden van de programma-verantwoordelijken. Op basis van zijn centrale regiefunctie is het van groot belang dat hij het overzicht heeft van alle partijen met programma-verantwoordelijkheid. Handelingen van een programma-verantwoordelijke hebben namelijk rechtstreeks consequenties voor de geplande transportcapaciteit.

Artikel 26

Voor het handhaven van de energiebalans heeft de landelijk netbeheerder informatie nodig over de verwachte invoeding en afname van elektriciteit. Deze informatie ontvangt hij van de programma-verantwoordelijke die de energieprogramma’s opstelt met betrekking tot de productie, het transport en het verbruik van elektriciteit. In de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders dient te worden aangegeven welke gegevens in de energieprogramma’s moeten worden opgenomen, welke procedures gelden voor het indienen en goedkeuren van de programma’s en welke regels gelden bij de uitvoering van de programma’s.

Het tweede lid heeft betrekking op de zogenaamde prijs van onbalans. Een programma-verantwoordelijke is verantwoordelijk voor het naleven van het door hem ingediende energieprogramma. Indien hij afwijkt van het door hem opgegeven programma en daardoor onbalans creëert, dan dient hij de daardoor bij de netbeheerder van het landelijke transportnet veroorzaakte kosten te vergoeden. Deze kosten dienen als prikkel voor programma-verantwoordelijken om zich te gedragen overeenkomstig de door hen opgestelde energieprogramma’s. In de voorwaarden wordt opgenomen welke regels gelden met betrekking tot het vaststellen van de prijs die betaald moet worden.

Artikel 27

Dit artikel betreft de meetinrichting. De afnemer is zelf verantwoordelijk voor zijn meetinrichting. In de praktijk heeft de afnemer werkzaamheden in het kader van de aanleg, het beheer en het onderhoud van de meetinrichting meestal uit handen gegeven en de verantwoordelijkheid voor zijn meetinrichting overgedragen aan de netbeheerder of een meetbedrijf. Onderdeel a bepaalt dat regels worden gesteld inzake deze verantwoordelijkheidsverdeling. Daarbij dient ook een taakomschrijving te worden gegeven. Ook dient geregeld te zijn hoe te handelen als de afnemer overgaat naar een ander meetbedrijf en er dus een overdracht plaatsvindt van de verantwoordelijkheid voor de meetinrichting.

Onderdeel b: op basis van de IJkwet worden in het belang van een nauwkeurige meting eisen gesteld aan meetinrichtingen. Verwezen wordt naar het op de IJkwet gebaseerde besluit van 5 februari 1970 ten aanzien van kilowattuurmeters (Stb. 1970, 33) en de IJkregeling kilowattuurmeters van 25 april 1989 (Stcrt. 1989, 81). Bovendien dient met ingang van 30 oktober 2006 voldaan te worden aan richtlijn nr. 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PbEG L135). Er zijn evenwel onderwerpen waarop deze metrologische regelgeving niet ziet, zoals het belang van de veiligheid van meetinrichtingen. In de voorwaarden dienen met oog daarop eisen te worden gesteld, uiteraard voorzover er geen andere regelgeving van toepassing is.

Onderdeel c heeft betrekking op storingen aan meetinrichtingen. Het is belangrijk dat storingen snel worden opgelost. Tegen die achtergrond is het noodzakelijk dat in de voorwaarden regels worden gesteld omtrent de handelswijze van de verantwoordelijke partijen bij storingen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan regels over een tijdige melding van de storing en de termijn waarop een storing verholpen moet zijn.

Artikel 28

In dit artikel wordt geregeld dat ten behoeve van een eenduidige wijze van meten de meting dient plaats te vinden op een specifieke plaats: het overdrachtspunt. Voorzover de meting op een ander punt geschiedt, dient de meting ten behoeve van de facturering te worden teruggerekend naar het overdrachtspunt. Daarbij kan worden aangegeven op welke wijze dat geschiedt.

Artikel 29

Dit artikel strekt ertoe dat de voorwaarden van de gezamenlijke netbeheerders duidelijkheid scheppen over de verantwoordelijkheid voor het meten van gegevens en het uitwisselen van de gegevens. Daarbij dient ook te worden aangegeven welke taken de verschillende partijen in het meetproces vervullen. Onderdeel a heeft betrekking op het uit- of aflezen van de meter, waarbij gedacht kan worden aan het op afstand of ter plaatse uit- of aflezen van de meter. In beginsel draagt de afnemer daar zelf verantwoordelijkheid voor, maar in de praktijk wordt deze verantwoordelijkheid vaak overgedragen aan de netbeheerder of een meetbedrijf.

Onderdeel b ziet op de verantwoordelijkheid voor de uitwisseling van de meetgegevens, waarbij mede in het belang van het wisselen van leverancier (artikel 24a van de wet) en de facturatie dient te worden aangegeven binnen welke termijnen die uitwisseling plaatsvindt. In dit verband wordt tevens verwezen naar artikel 8, vierde lid.

Onderdeel c betreft de meetgegevens zelf, zoals de hoeveelheid uitgewisselde energie en de tellerstanden. Daarbij moet worden aangegeven wie de meetgegevens verzamelt en de termijn waarbinnen deze worden vastgesteld en op welke wijze dat gebeurt. Daarbij kunnen aparte regels worden opgenomen ten aanzien van de meting van blindenergie. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 1, onderdeel c, en artikel 3, onderdeel d.

Onderdeel d ziet op de validering van meetgegevens, dat wil zeggen het controleren en geldig verklaren van verstrekte meetgegevens. Het is immers van belang dat de meetgegevens nauwkeurig zijn om een juiste facturering mogelijk te maken. In de praktijk gebeurt validering veelal door de netbeheerder of het meetbedrijf.

Onderdeel e heeft betrekking op de overdracht van de meetgegevens aan de netbeheerder. Uiteindelijk dient de netbeheerder immers over deze gegevens te beschikken om te kunnen factureren en het wisselen van leverancier te faciliteren.

Onderdeel f strekt ertoe de rol van de netbeheerder vast te leggen ten aanzien van de verwerking van de meetgegevens.

Onderdeel g ziet tenslotte op de handelswijze bij storingen, zoals de signalering ervan en de wijze waarop de gegevens worden gerepareerd.

Artikel 30

Op grond van artikel 31c, eerste lid, van de wet dient op verzoek van een kleinverbruiker een meetinrichting ter beschikking te worden gesteld die zowel de aan het net onttrokken als de op het net ingevoede elektriciteit meet. Ingevolge het tweede lid van dat artikel wordt de stand van de meter berekend over de hoeveelheid onttrokken elektriciteit minus de hoeveelheid ingevoede elektriciteit, indien deze afnemer minder dan 3000kWh duurzame elektriciteit produceert. Voor deze saldering is het van belang dat de afnemer afzonderlijk de meterstanden van de onttrokken en ingevoede elektriciteit verstrekt.

Artikel 31

De meeste kleinverbruikers beschikken niet over een dagelijks op afstand leesbare meter. In dat geval wordt gebruik gemaakt van verbruiksprofielen. Het verbruiksprofiel geeft het gemiddelde afnamepatroon weer dat behoort bij aansluitingen met dezelfde kenmerken. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 1, onderdeel d. Met verbruiksprofielen kan een redelijk nauwkeurige schatting worden gemaakt van het verbruik van een grote groep afnemers over een korte periode op basis van een bekend verbruik over een langere periode, bijvoorbeeld een jaar. Het gebruik van verbruiksprofielen is vooral van belang bij het toerekenen van geschat elektriciteitsverbruik aan de afnemer. Ingevolge onderdeel a dienen in de voorwaarden daarom regels te worden gesteld ten aanzien van de vaststelling van de verbruiksprofielen. De gezamenlijke netbeheerders alsmede de programma-verantwoordelijken kunnen bij deze vaststelling worden betrokken. De verbruiksprofielen kunnen in de loop der tijd ook wijzigen. Het actueel houden van de verbruiksprofielen is daarom van groot belang. Ook hierover moeten in de voorwaarden regels worden gesteld.

Onderdeel b betreft belastingprofielen (zie artikel 1, onderdeel e). Deze profielen hebben betrekking op het verbruik van aansluitingen die niet gemeten kunnen worden, zoals lantaarnpalen en dergelijke.

Tot slot wordt in onderdeel c aangegeven dat de voorwaarden een procedure bevatten betreffende de verrekening van het verschil tussen het op basis van de verbruiksprofielen geschatte verbruik en het daadwerkelijk gemeten verbruik bij een afnemer. Deze verrekening (de zogenoemde reconciliatie) is nodig omdat de verbruiksprofielen een schatting van het verbruik geven. Deze schatting zal meestal afwijken van de werkelijke hoeveelheid verbruikte elektriciteit. Het werkelijke verbruik wordt immers pas achteraf bepaald op basis van de meterstanden van de profielklanten.

Op grond van het tweede lid bevatten de voorwaarden een omschrijving van de gehanteerde verbruiksprofielen en dient te worden aangegeven hoe een verbruiksprofiel is opgebouwd (specifieke profielfracties), volgens welke rekenregels een verbruiksprofiel wordt vastgesteld en hoe categorieën afnemers daarin worden ingedeeld.

Voorts is het van belang om te voorzien in een berekeningssystematiek om een belastingprofiel te kunnen opstellen. Hiermee kan een nauwkeurige berekening van het energieverbruik per tijdseenheid van een individuele onbemeten aansluiting worden gemaakt. Een belastingprofiel kan worden vastgesteld op grond van gegevens over het nominale vermogen van de betreffende installatie of de tijdstippen waarop de installatie wordt ingeschakeld of uitgeschakeld.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven