Wijziging Aanwijzingen voor de regelgeving

Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 27 april 2005, nr. 05M474365, houdende wijziging van de Aanwijzingen voor de regelgeving in verband met het vervallen van de Tijdelijke referendumwet

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Besluit:

Artikel I

De Aanwijzingen voor de regelgeving1 worden gewijzigd als volgt:

A

In aanwijzing 34a, derde lid, wordt ‘aanwijzing 180, eerste lid, onder G’ vervangen door: aanwijzing 180, onder G.

B

In de toelichting bij aanwijzing 49 wordt ‘, de Algemene wet op het binnentreden en de Tijdelijke referendumwet’ vervangen door: en de Algemene wet op het binnentreden.

C

Het laatste tekstblok van de toelichting bij aanwijzing 172 vervalt.

D

Aanwijzing 178 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt in model B ‘eerste dag van de derde kalendermaand’ vervangen door: eerste dag van de tweede kalendermaand.

2. In het eerste lid wordt een model toegevoegd, luidende:

C. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

3. In het eerste tekstblok van de toelichting wordt de volzin ‘Om een goede invoering mogelijk te maken, is een reële termijn tussen bekendmaking en inwerkingtreding van dergelijke wetten noodzakelijk’ vervangen door: In dat geval is gebruik van model C, genoemd in het eerste lid, of model B, genoemd in het tweede lid, minder aangewezen.

4. In de toelichting bij het eerste lid, model A, vervalt de passage die aanvangt met ‘Indien model A wordt gebruikt’ en eindigt met ‘aanwijzing 180, eerste lid, modellen H tot en met J.’

5. De toelichting bij het eerste lid, model B, vervalt.

E

Aanwijzing 180 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervallen de modellen H, I en J.

2. Het tweede en derde lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

3. De toelichting komt te luiden:

Toelichting

Voor de inwerkingtredingsbepaling van een ministeriële regeling of een overig algemeen verbindend voorschrift kan in bijzondere gevallen een formulering analoog aan die onder A of F worden gebruikt. Zie voor de modellen B en C de toelichting bij aanwijzing 178, eerste lid, model A. Op basis van een inwerkingtredingsbepaling overeenkomstig model C kunnen ook verschillende inwerkingtredingsbesluiten worden vastgesteld.

Mocht in bijzondere gevallen het opnemen van een concrete inwerkingtredingsdatum in een wet onvermijdelijk zijn (bijvoorbeeld bij onlosmakelijke samenhang van de wet met een boekjaar of belastingjaar), dan kan daarvoor model D of E worden gebruikt. Bij gebruik van model E wordt wel hetgeen in aanwijzing 167 is opgemerkt over terugwerkende kracht van regelingen in acht genomen. Zie voor het gebruik van model G ook aanwijzing 34a, derde lid.

Indien een regeling voorziet in (de mogelijkheid van) gefaseerde inwerkingtreding, zoals bij model C, dan kan bij verwijzingen niet een formulering als ‘het tijdstip waarop deze/die wet/dit/dat besluit in werking treedt’ worden gebruikt. In plaats daarvan moeten in dergelijke verwijzingen de desbetreffende artikelen of onderdelen concreet worden aangeduid, door middel van een formulering als ‘het tijdstip waarop artikel x van deze/die wet/dit/dat besluit in werking treedt’.

F

De toelichting bij aanwijzing 186a vervalt.

G

In de toelichting op aanwijzing 252 wordt de zinsnede ‘aanwijzing 180, eerste lid, modellen F en G’ vervangen door: aanwijzing 180, modellen F en G.

H

Aanwijzing 257 vervalt.

I

In aanwijzing 269 wordt de tweede volzin vervangen door: De Raad van State ontvangt daarnaast rechtstreeks van het ministerie per e-mail het door de Koningin bij de raad aanhangig gemaakte voorstel van wet met de bijbehorende memorie van toelichting en één exemplaar van ieder van de bedoelde adviezen (advies@raadvanstate.nl). Indien de adviezen niet elektronisch beschikbaar zijn, ontvangt de Raad 10 schriftelijke exemplaren van de adviezen.

J

In het model in aanwijzing 270 wordt de volzin ‘Hierbij worden u 55 exemplaren aangeboden van het voorstel van (rijks)wet ..... met toelichting (en 10 exemplaren van de daarop betrekking hebbende adviezen)’ vervangen door: Hierbij wordt u aangeboden het voorstel van (rijks)wet ..... met toelichting (en 10 exemplaren van de daarop betrekking hebbende adviezen).

K

Aanwijzing 312 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het model komt artikel 2 (3) te luiden:

Artikel 2 (3)

Deze (rijks)wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

2. Het laatste tekstblok van de toelichting vervalt.

L

Aanwijzing 314 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Met betrekking tot verdragen worden in de ministerraad gelijktijdig aan de orde gesteld de ondertekening of totstandbrenging op andere wijze en de eventuele voorlopige toepassing, alsook de parlementaire goedkeuringsstukken, tenzij het noodzakelijk wordt geacht dat eerst alleen de totstandkoming aan de orde wordt gesteld.

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid vervalt het tweede lid.

3. In de toelichting vervalt de voorlaatste volzin.

M

Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid vervalt het tweede lid van aanwijzing 326.

N

Aanwijzing 327a vervalt.

O

De laatste alinea van de toelichting op aanwijzing 337 vervalt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, J.B. Balkenende.

Toelichting

De Aanwijzingen voor de regelgeving zijn bij regeling van 22 mei 2002 (Stcrt. 97) gewijzigd in verband met de Tijdelijke referendumwet (hierna: Trw). De Trw is met ingang van 1 januari 2005 vervallen. Deze regeling strekt ertoe deze wijzigingen ongedaan te maken.

De wijziging van aanwijzing 168 (artikel I, onderdeel D, van de regeling van 22 mei 2002) behelsde een toevoeging van een model voor het verlenen van terugwerkende kracht en stond los van de totstandkoming van de Trw. Deze wijziging wordt om die reden niet ongedaan gemaakt.

Aanwijzing 311a is weliswaar opgenomen in verband met de totstandkoming van de Trw (artikel I, onderdeel L, van de regeling van 22 mei 2002), maar blijft niettemin gehandhaafd. Ook los van de Trw ligt het niet in de rede de in deze aanwijzing genoemde verdragen bij rijkswet goed te keuren.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele onvolkomenheden in de Aanwijzingen voor de regelgeving recht te zetten.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J.B. Balkenende

  • 1

    Stcrt. 1992, 230; laatstelijk gewijzigd bij regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 14 oktober 2004 (Stcrt. 213).

Naar boven