Aanwijzing instellingen en uitvoerders als bedoeld in de Wet op de jeugdzorg

29 april 2005

nr. DJB/JZ-2543913

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de Minister van Justitie,

Gelet op artikel 104 van de Wet op de jeugdzorg;

Besluiten:

Artikel 1

Als instelling als bedoeld in artikel 104, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg, worden aangewezen:

a. de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, statutair gevestigd te Amsterdam,

b. de Stichting Leger des Heils, Ambulante Jeugdbescherming en Jeugdhulpverlening, statutair gevestigd te Amsterdam,

c. de Stichting Joods Maatschappelijk Werk, statutair gevestigd te Amsterdam, en

d. de Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming, statutair gevestigd te Zwolle,

zulks voor zover deze rechtspersonen de uitoefening van de voogdij, de ondertoezichtstelling of de taken als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c en d van de Wet op de jeugdzorg ten doel hebben.

Artikel 2

Als uitvoerders als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg worden aangewezen:

a. de William Schrikker Stichting Pleegzorg, statutair gevestigd te Amsterdam,

b. de Stichting Leger des Heils, statutair gevestigd te Amsterdam,

c. Stichting Joods Maatschappelijk Werk, statutair gevestigd te Amsterdam,

d. Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn, statutair gevestigd te Utrecht,

e. Stichting de Hoenderloo Groep, statutair gevestigd te Hoenderloo, gemeente Apeldoorn, en

f. Stichting Frentrop Jongerenhuis Harreveld, statutair gevestigd te Sassenheim,

zulks voor zover deze het bieden van jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet op de jeugdzorg ten doel hebben.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,C.I.J.M. Ross-van Dorp.
De Minister van Justitie,J.P.H. Donner.

Toelichting

Ter uitvoering van artikel 104, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg, worden in de eerste plaats in artikel 1 van dit besluit de instellingen, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van de Wet op de jeugdhulpverlening met een landelijk bereik door Onze Ministers aangewezen voor wier subsidiëring aan een provincie een uitkering kan worden verstrekt. Alle instellingen met landelijk bereik die in het jaar voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg als instelling met een landelijk bereik subsidie ontvingen zijn in artikel 1 aangewezen.

Ingevolge het tweede lid van artikel 104 van de Wet op de jeugdzorg kunnen ook uitvoerders van een landelijke voorziening die in het jaar voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg als landelijke voorziening op grond van de Wet op de jeugdhulpverlening subsidie ontvingen, worden aangewezen. Hiervoor geldt dat alle landelijke voorzieningen zijn aangewezen. (zie artikel 2).

Door het aanwijzen van de instellingen met landelijk bereik, wordt het mogelijk gemaakt dat een stichting die een bureau jeugdzorg in stand houdt, ten behoeve van de uitoefening van de voogdij, ondertoezichtstelling en de taken bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder c en d van de Wet op de jeugdzorg die taken laat uitoefenen door een persoon in dienst van deze door Onze Ministers aangewezen instellingen. Via door de stichting, die een bureau jeugdzorg in stand houdt, verleend mandaat aan een persoon in dienst van een in dit besluit aangewezen instelling met landelijk bereik kan de inzet van het personeel zeker worden gesteld.

De aanwijzing van landelijke voorzieningen maakt mogelijk dat een aantal provincies de subsidiëring op zich neemt, ook ten behoeve van cliënten uit andere provincies en grootstedelijke regio's.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-Van Dorp.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner.

Naar boven